direct naar inhoud van Regels
Plan: Binnenstad e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0512.2012120-4002

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Binnenstad e.o. met identificatienummer NL.IMRO.0512.2012120-4002 van de gemeente Gorinchem;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 de verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het plan opgenomen digitale ruimtelijk informatie met nummer ID: NL.IMRO.0512.2012120-4002;

1.4 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de bewoner van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.8 aan huis verbonden bedrijf

een bedrijf dat in een (gedeelte van) of bij een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de bewoner van de woning, en dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is;

1.9 afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.10 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.11 andere geluidsgevoelige gebouwen

gebouwen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

1.12 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten;

1.13 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;

1.14 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.15 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van (een deel van) het bouwperceel aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.16 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.17 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.18 bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer c.q. exploitatie;

1.19 bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.20 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.21 belastend evenement

een evenement, waarbij de (leef)omgeving van dat evenement substantieel wordt belast en/of de veiligheid en /of gezondheid van de bezoekers bijzondere maatregelen vereisen. Hiervan is in ieder geval sprake bij:

  • een verwacht bezoekersaantal van meer dan 5.000 personen per dag;
  • het gebruik van één of meer verkeersintensieve wegen t.b.v. het evenement;
  • de noodzaak tot het nemen van omvangrijke verkeersmaatregelen;
  • een voorzienbaar geluidsniveau van meer dan 70 db(A), gemeten op de gevels van omliggende woningen;
  • een of meer eindtijd(en) na 24:00 uur.
1.22 beperkt kwetsbaar object
  • a. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, dienst- en bedrijfswoningen van derden, sporthallen, zwembaden en speeltuinen;
  • b. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder c, vallen;
  • c. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder d, vallen;
  • d. objecten die met de onder a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  • e. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;
1.23 bestaand
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.24 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.25 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.26 bijgebouw

een op zich zelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.27 boerderijkamer s

een (gedeelte van een) agrarisch bedrijfsgebouw met inpandige appartementen, voorzien van een keuken, slaapkamer(s), sanitaire en overige voorzieningen, en dat dient voor het bieden van recreatief nachtverblijf;

1.28 botenwerf

een botenwerf, met daarbij behorende voorzieningen zoals een hellingbaan en een verkooppunt voor motorbrandstoffen voor boten, alsmede voor parkeervoorzieningen;

1.29 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.30 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.31 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.32 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.33 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.34 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.35 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.36 centrumdoeleinden

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op detailhandel (inclusief winkel-ondersteunende horeca als bedoeld in de Staat van Horeca-activiteiten), persoonlijke dienstverlening, wonen (met inbegrip van een aan huis verbonden beroep), (zelfstandige) dag-horeca en middelzware horeca als bedoeld in de Staat van Horeca-activiteiten, maatschappelijke dienstverlening, met inbegrip van parkeergarages;

1.37 cultuur en ontspanning

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op cultuur en ontspanning, zoals bijvoorbeeld een atelier, bioscoop, bowlingbaan, congrescentrum, creativiteitscentrum, dansschool, museum, muziekschool, (muziek)theater, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.38 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.39 dienstverlening

zakelijke en persoonlijke dienstverlening;

  • 1. zakelijke dienstverlening: het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan of ten gerieve van bedrijven, zoals administratie-, advertentie-, advocaten-, makelaars, advies-, en ingenieursbureaus en banken en andere financiële dienstverleners met een beperkte publieksgerichte functie;
  • 2. persoonlijke dienstverleninq: een met een winkel vergelijkbaar bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan of ten gerieve van het publiek zoals een reisbureau, postkantoor, kapsalon, schoonheidssalon, wasserette of bank met in hoofdzaak een publieksgerichte functie;
1.40 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.41 erf

al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.42 erker

een uitbouw van het hoofdgebouw van een woning gelegen in of vóór het verlengde van de voorste bouwgrens van het hoofdgebouw;

1.43 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.44 evenementen

periodieke en/ of incidentele manifestaties zoals beurzen, concerten, markten, sportmanifestaties en dergelijke;

1.45 extensieve (dag)recreatie

recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen,
zwemmen en vissen;

1.46 glastuinbouw

niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het telen van gewassen, waarbij de productie (nagenoeg) volledig plaatsvindt in kassen;

1.47 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.48 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.49 geluidsbelasting vanwege een industrieterrein

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.50 geluidsbelasting vanwege het wegverkeer

de gemiddelde geluidsbelasting over de dag-, avond- en nachtperiode  ( Lden) uitdrukt in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.51 geluidsbelasting vanwege een spoorweg

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke spoorwegverkeer of op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.52 gemeentelijke welstands- en monumentencommissie

een gemeentelijke commissie die adviseert omtrent de redelijke eisen van welstand en cultuurhistorische waarden van bouwwerken;

1.53 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel;

1.54 historisch woonschip

een woonschip met een bouwjaar van voor 1955 met een authentiek casco en een historisch karakter dat zich uit in de bouwkundige waarde, cultuurhistorische waarde, herkenbaarheid, zeldzaamheid, stedenbouwkundige waarde en/of landschappelijke waarde;

1.55 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder;

1.56 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.57 horeca

een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.58 kampeermiddel

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.59 kamerverhuur

het houden van verblijf, het huren en tevens (laten) bewonen van kamers of het gehuisvest zijn in een huis/woning, evenwel met uitzondering van woonvormen met een maatschappelijk karakter met intensieve begeleiding, met dien verstande dat kamerhuur in een pand beperkt is tot maximaal zes personen;

1.60 kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen/het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het afnemers niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.61 kas

een gebouw waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal ten behoeve van het kweken van vruchten, groenten, bloemen en/of planten;

1.62 kleine evenementen

die evenementen die geen belastende evenementen zijn;

1.63 kleinschalig kamperen

het houden van een kampeerterrein voor ten hoogste 10 kampeermiddelen;

1.64 kwetsbaar object
  • a. woningen, niet zijnde woningen als bedoeld bij de definitie voor beperkt kwetsbare objecten, onder 1.22a;
  • b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen;
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  • c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    • 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
    • 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  • d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
1.65 landschapsdeskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen, maar van de gemeente onafhankelijke instelling of onafhankelijk persoon met een aantoonbare specifieke deskundigheid op het gebied van natuur en landschap;

1.66 landschapswaarden

de aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch en/of geomorfologisch opzicht;

1.67 LPG-doorzet

de doorzet van LPG in m3 per jaar;

1.68 maatschappelijke voorzieningen

culturele, educatieve, medische, sociale, religieuze en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening met uitzondering van een ziekenhuis, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.69 maatvoeringsgrens

de grens van een maatvoeringsvlak;

1.70 maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;

1.71 manege

een bedrijf dat op eigen terrein binnen en/of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport;

1.72 mantelzorg

het bieden van zorg in een woning aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.73 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.74 natuurwaarden

de aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden;

1.75 nevenactiviteit

een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m2), omzet (€) als de effecten op het woon- en leefklimaat;

1.76 normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

1.77 onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;

1.78 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.79 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.80 omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3. onder b van de Wet ruimtelijke ordening;

1.81 overkapping

een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;

1.82 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang ten tijde van de vaststelling van het plan;
  • c. indien een drijvend bouwwerk in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
  • d. indien een niet-drijvend bouwwerk in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het gemiddelde waterpeil;
1.83 permanente bewoning

bewoning door een persoon of door groepen van personen van een voor recreatieve bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats;

1.84 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.85 recreatiewoning

een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;

1.86 recreatieve bewoning

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.87 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.88 slopen

het al dan niet geheel afbreken van gebouwen en andere bouwwerken;

1.89 Staat van Bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.90 Staat van Horeca-activiteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van horecabedrijven;

1.91 stacaravan

een kampeermiddel dat mede gelet op de afmetingen en constructie, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen te worden voortbewogen;

1.92 terras

een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt;

1.93 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.94 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.95 uitwerking

een uitwerking als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder b van de Wet ruimtelijke ordening;

1.96 verkoopvloeroppervlak

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.97 vestingwerken

de bemuurde hoofdwal rond de historische stadskern van Naarden, de bastions, de binnenvestinggracht met de zes ravelijnen, de tweede wal (de enveloppe) en de buitenvestinggracht;

1.98 volumineuze goederen

goederen die vanwege hun omvang een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals goederen in bouw- en doe-het-zelf producten, automobielen, motorfietsen., boten, caravans, e.d.;

1.99 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt;

1.100 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.101 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.102 woonschip

een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, gebruikt als of bestemd tot woning;

1.103 zelfstandige afhaalzaak

een zelfstandig bedrijf waar in hoofdzaak kant en klare maaltijden en kleine etenswaren, alsmede alcoholvrije dranken en consumptie-ijs, worden verkocht voor consumptie anders dan ter plaatse;

1.104 zorgwoning

een woning die gekoppeld is aan een zorgfunctie ten behoeve van de bewoner(s) met een zekere zorgbehoefte.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

de horizontale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.2

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de kaart en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 bestemmingsomschrijving
3.1.1

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, ontsluitings-, parkeer- en groenvoorzieningen.

3.1.2

Tevens zijn de gronden bestemd voor:

  • a. extensieve (dag)recreatie;
  • b. watergangen ten behoeve van de waterhuishouding;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

3.2 bouwregels
3.2.1

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

3.2.2

Bouwwerken geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. (sleuf)silo's, windmolens en mestopslagplaatsen mogen niet worden gebouwd;
  • b. bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde is maximaal:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen 1 m;
    • 2. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 2 m.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 bestemmingsomschrijving
4.1.1

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

bedrijven ter plaatse van de aanduidingen:

'nutsbedrijf'   een nutsvoorziening en/of -bedrijf;  
'opslag'   bedrijf gericht op inpandige opslag van goederen;  
'specifieke vorm van bedrijf - klavierinstrumentenbouw'   bedrijf gericht op de bouw van klavierinstrumenten;  

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

4.1.2

Parkeren, bevoorrading en opslag zijn uitsluitend toegestaan op het eigen terrein.

4.2 bouwregels
4.2.1

Bedrijfsgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. goot- en bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
  • c. bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.
4.2.2

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. vlaggenmasten 6 m;
  • b. bedrijfsinstallaties en lichtmasten 4 m;
  • c. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 2 m.
4.3 specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt mede verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:

  • a. bedrijven als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;
  • b. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • c. vuurwerkbedrijven;
  • d. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r.
4.4 afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, met uitzondering van nutsvoorzieningen, mits:

  • a. het bedrijf is opgenomen in de categorieën 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten dan wel het een bedrijf betreft dat voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de categorieën 1 of 2;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 5 Bedrijventerrein

5.1 bestemmingsomschrijving
5.1.1

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

bedrijven ter plaatse van de aanduidingen:

'bedrijf tot en met categorie 3.1'   bedrijven in de categorieën 1 tot en met 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;  
'bedrijf tot en met categorie 3.2'   bedrijven in de categorieën 1 tot en met 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;  
'bedrijf tot en met categorie 4.1'   bedrijven in de categorieën 1 tot en met 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;  

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

5.1.2

Parkeren, bevoorrading en opslag zijn uitsluitend toegestaan op het eigen terrein.

5.1.3

Het bestaande aantal bedrijfswoningen is toegestaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

5.2 bouwregels
5.2.1

Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 5 m;
  • c. bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • d. inhoud van de bedrijfswoning maximaal 1.000 m3.
5.2.2

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak op het zij- en achtererf en minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning, met dien verstande dat uitbouwen in de vorm van erkers tot vóór (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;
    • 2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2,5 m bedraagt;
    • 3. voor zover de erker wordt gebouwd tegen de voorgevel van de bedrijfswoning de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning + 0,25 m;
  • b. gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning maximaal 100 m2;
  • c. goothoogte is:
    • 1. bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 3 m;
    • 2. bij een niet-inpandige bedrijfswoning maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning + 0,25 m;
  • d. bouwhoogte is:
    • 1. bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 6 m;
    • 2. bij een niet-inpandige bedrijfswoning maximaal de bouwhoogte van de bedrijfswoning - 2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m.
5.2.3

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. bedrijfsinstallaties, lichtmasten en vlaggenmasten 8 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen 4 m;
  • c. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 2 m.
5.3 afwijken van de bouwregels
5.3.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 5.2.1 onder c voor het vergroten van de bouwhoogte van gebouwen tot maximaal 10 m.
5.3.2

Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.3.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
5.4 specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt mede verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:

  • a. bedrijven als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;
  • b. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • c. vuurwerkbedrijven;
  • d. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r.
5.5 afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.1 voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, mits:

  • a. het bedrijf voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de betreffende categorie;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 6 Centrum - 1

6.1 bestemmingsomschrijving
6.1.1

De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, inclusief winkel-ondersteunende horeca zoals bedoeld in de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de eerste bouwlaag, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van detailhandel - detailhandel op verdieping' en 'specifieke vorm van gemengd - functie op verdieping 2' ook detailhandel op de verdiepingen is toegestaan;
  • b. persoonlijke dienstverlening, uitsluitend op de eerste bouwlaag;
  • c. wonen, met inbegrip van een aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat wonen op de eerste bouwlaag uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  • d. horeca in de categorieën 'dag-horeca' en 'middelzware horeca' van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca' en uitsluitend op de eerste bouwlaag, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca op verdieping' ook horeca op de verdiepingen is toegestaan;
  • e. horeca in de categorieën 'dag-horeca' en 'middelzware horeca - licht' van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - licht' en uitsluitend op de eerste bouwlaag, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca op verdieping' ook horeca op de verdiepingen is toegestaan;
  • f. horeca in de categorie 'zware horeca' van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - zwaar' en uitsluitend op de eerste bouwlaag;
  • g. maatschappelijke dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' en uitsluitend op de eerste bouwlaag, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - functie op verdieping 1' ook een maatschappelijke voorziening op de verdiepingen is toegestaan;
  • h. een snookercentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - snookercentrum' en uitsluitend op de verdieping, met dien verstande dat de oppervlakte maximaal 1.100 m2 bedraagt en uitsluitend ondersteunende horeca is toegestaan;
  • i. opslag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag', uitsluitend op de eerste bouwlaag;
  • j. een nutsbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'nutsbedrijf';
  • k. parkeergarages, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  • l. een overbouwde doorgang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwde doorgang';

met bijbehorende gebouwen bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

6.1.2

Het maximale verkoopvloeroppervlak van één detailhandelsvestiging is gelijk aan de oppervlakte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw op het betreffende perceel .

6.1.3

Horeca in de vorm van een zelfstandige afhaalzaak is niet toegestaan, met uitzondering van een zelfstandige afhaalzaak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - afhaalzaak'.

6.2 bouwregels
6.2.1

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. goot- en bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
  • c. bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.
6.2.2

In afwijking van het bepaalde in artikel 6.2.1 mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwde doorgang' geen gebouwen op de begane grond worden gebouwd.

6.2.3

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. bedrijfsinstallaties en lichtmasten 6 m;
  • b. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 2 m.
6.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing indien dit noodzakelijk is:

  • a. voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld;
  • b. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. ter voorkoming dat bebouwing gelegen is binnen de veiligheidszone van een inrichting in de zin van het BEVI;
  • d. ter bevordering van de verkeers- en brandveiligheid en sociale veiligheid.
6.4 afwijken van de gebruiksregels
6.4.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.1.1 onder a voor het toestaan van winkel-ondersteunende horeca met een groter bruto vloeroppervlak dan is voorgeschreven in de Staat van Horeca-activiteiten, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
6.4.2

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.1.1 onder a voor het toestaan van detailhandel op een andere bouwlaag dan de eerste bouwlaag, mits:

  • a. het gaat om een verticale uitbreiding van de reeds onder de betreffende bouwlaag gelegen detailhandelsvestiging;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
6.4.3

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.1.1 onder d en e voor het toestaan van een nieuwe vestiging van dag-horeca, zoals omschreven in de Staat van Horeca-activiteiten, daar waar dit niet is aangeduid, mits:

  • a. de functie ondersteunend is voor de winkelstructuur;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat.
6.4.4

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.1.2 voor het toestaan van uitbreiding van een detailhandelsvestiging naar een naastgelegen pand, mits:

  • a. de uiterlijke verschijningsvorm van de gevels van de betrokken panden niet wordt gewijzigd;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
6.5 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het verwijderen van een aanduiding van een horecafunctie en/of het vervangen van een aanduiding van een horecafunctie door een aanduiding van een lichtere vorm van horeca, mits de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 7 Centrum - 2

7.1 bestemmingsomschrijving
7.1.1

De voor 'Centrum - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, inclusief winkel-ondersteunende horeca zoals bedoeld in de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de eerste bouwlaag;
  • b. persoonlijke dienstverlening, uitsluitend op de eerste bouwlaag;
  • c. kantoren en zakelijke dienstverlening, uitsluitend op de eerste bouwlaag;
  • d. maatschappelijke doeleinden, uitsluitend op de eerste bouwlaag;
  • e. cultuur en ontspanning, uitsluitend op de eerste bouwlaag;
  • f. horeca in de categorieën 'dag-horeca' en 'middelzware horeca' van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca' en uitsluitend op de eerste bouwlaag;
  • g. horeca in de categorieën 'dag-horeca' en 'middelzware horeca - licht' van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - licht' en uitsluitend op de eerste bouwlaag;
  • h. wonen, met inbegrip van een aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat wonen op de eerste bouwlaag uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wonen';

met bijbehorende gebouwen bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

7.1.2

Het maximale verkoopvloeroppervlak van één detailhandelsvestiging is gelijk aan de oppervlakte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw op het betreffende perceel.

7.1.3

Horeca in de vorm van een zelfstandige afhaalzaak is niet toegestaan.

7.2 bouwregels
7.2.1

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. goot- en bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
  • c. bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.
7.2.2

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. bedrijfsinstallaties en lichtmasten 6 m;
  • b. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 2 m.
7.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing indien dit noodzakelijk is:

  • a. voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld;
  • b. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. ter voorkoming dat bebouwing gelegen is binnen de veiligheidszone van een inrichting in de zin van het BEVI;
  • d. ter bevordering van de verkeers- en brandveiligheid en sociale veiligheid.
7.4 afwijken van de gebruiksregels
7.4.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.1.1 onder a voor het toestaan van winkel-ondersteunende horeca met een groter bruto vloeroppervlak dan is voorgeschreven in de Staat van Horeca-activiteiten, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
7.4.2

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.1.1 onder f en g voor het toestaan van een nieuwe vestiging van dag-horeca, zoals omschreven in de Staat van Horeca-activiteiten, daar waar dit niet is aangeduid, mits:

  • a. de functie ondersteunend is voor de winkelstructuur;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat.
7.5 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het verwijderen van een aanduiding van een horecafunctie en/of het vervangen van een aanduiding van een horecafunctie door een aanduiding van een lichtere vorm van horeca, mits de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 8 Cultuur en ontspanning

8.1 bestemmingsomschrijving
8.1.1

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor cultuur en ontspanning, met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

8.1.2

Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

8.2 bouwregels
8.2.1

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
  • c. bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.
8.2.2

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. lichtmasten en vlaggenmasten 6 m;
  • b. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 2 m.

Artikel 9 Gemengd - 1

9.1 bestemmingsomschrijving
9.1.1

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren en zakelijke dienstverlening, uitsluitend op de eerste bouwlaag, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van kantoor - kantoor op verdieping' en 'specifieke vorm van gemengd - functie op verdieping' ook een kantoor op de verdiepingen is toegestaan;
  • b. maatschappelijke doeleinden, uitsluitend op de eerste bouwlaag, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - maatschappelijk op verdieping' maatschappelijke doeleinden ook op de verdieping zijn toegestaan;
  • c. cultuur en ontspanning, uitsluitend op de eerste bouwlaag;
  • d. detailhandel, inclusief winkel-ondersteunende horeca zoals bedoeld in de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' en uitsluitend op de eerste bouwlaag, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van detailhandel - detailhandel op verdieping' en 'specifieke vorm van gemengd - functie op verdieping' ook detailhandel op de verdiepingen is toegestaan;
  • e. horeca in de categorieën 'dag-horeca' en 'middelzware horeca' van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca' en uitsluitend op de eerste bouwlaag, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van horeca - horeca op verdieping' en 'specifieke vorm van gemengd - functie op verdieping' ook horeca op de verdiepingen is toegestaan;
  • f. horeca in de categorieën 'dag-horeca' en 'middelzware horeca - licht' van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - licht' en uitsluitend op de eerste bouwlaag, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van horeca - horeca op verdieping' en 'specifieke vorm van gemengd - functie op verdieping' ook horeca op de verdiepingen is toegestaan;
  • g. horeca in de categorie 'zware horeca' van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - zwaar' en uitsluitend op de eerste bouwlaag;
  • h. een cafetaria, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - cafetaria tot 22.00 uur', met dien verstande dat de cafetaria uitsluitend overdag en 's avonds tot maximaal 22.00 uur mag zijn geopend;
  • i. persoonlijke dienstverlening, uitsluitend op de eerste bouwlaag;
  • j. wonen, met inbegrip van een aan huis verbonden beroep;
  • k. kamerverhuur, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur';
  • l. een sportcentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum';
  • m. opslag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag', uitsluitend op de eerste bouwlaag;
  • n. parkeergarages, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

9.1.2

Horeca in de vorm van een zelfstandige afhaalzaak is niet toegestaan, met uitzondering van een zelfstandige afhaalzaak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - afhaalzaak'.

9.2 bouwregels
9.2.1

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. goot- en bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
  • c. bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • d. bebouwingspercentage bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage, met dien verstande dat indien geen percentage is aangegeven het bebouwingspercentage maximaal 100 bedraagt.
9.2.2

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. bedrijfsinstallaties en lichtmasten 6 m;
  • b. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 2 m.
9.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing indien dit noodzakelijk is:

  • a. voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld;
  • b. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. ter voorkoming dat bebouwing gelegen is binnen de veiligheidszone van een inrichting in de zin van het BEVI;
  • d. ter bevordering van de verkeers- en brandveiligheid en sociale veiligheid.
9.4 afwijken van de gebruiksregels
9.4.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.1.1 voor het toestaan van de onder a t/m c genoemde functies op een andere bouwlaag dan de eerste bouwlaag, mits:

  • a. het gaat om een verticale uitbreiding van het reeds onder de betreffende bouwlaag gelegen bedrijf;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
9.4.2

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.1.1 onder d voor het toestaan van nieuwvestiging van detailhandel, mits:

  • a. op de gronden met de bestemmingen 'Centrum - 1' en 'Centrum - 2' geen hoofdgebouwen beschikbaar en geschikt zijn voor een nieuwe detailhandelsvestiging, met dien verstande dat dit niet geldt voor nieuwe detailhandelsvestigingen die kleiner zijn dan 100 m2 bvo;
  • b. de behoefte aan nieuwe detailhandel wordt aangetoond middels een distributieplanologisch onderzoek;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
9.5 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het verwijderen van een aanduiding van een horecafunctie en/of het vervangen van een aanduiding van een horecafunctie door een aanduiding van een lichtere vorm van horeca, mits de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 10 Gemengd - 2

10.1 bestemmingsomschrijving
10.1.1

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren en zakelijke dienstverlening, uitsluitend op de eerste bouwlaag, met dien verstande dat:
    • 1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - kantoor op verdieping' ook een kantoor op de verdiepingen is toegestaan;
    • 2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - dienstverlening op verdieping' ook zakelijke dienstverlening op de verdiepingen is toegestaan;
  • b. maatschappelijke doeleinden, uitsluitend op de eerste bouwlaag, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - functie op verdieping' ook maatschappelijke doeleinden op de verdiepingen zijn toegestaan;
  • c. cultuur en ontspanning, uitsluitend op de eerste bouwlaag, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - functie op verdieping' ook cultuur en ontspanning op de verdiepingen is toegestaan;
  • d. detailhandel, inclusief winkel-ondersteunende horeca zoals bedoeld in de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', uitsluitend op de eerste bouwlaag;
  • e. horeca in de categorieën 'dag-horeca' en 'middelzware horeca' van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca' en uitsluitend op de eerste bouwlaag;
  • f. horeca in de categorieën 'dag-horeca' en 'middelzware horeca - licht' van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - licht' en uitsluitend op de eerste bouwlaag;
  • g. horeca in de categorie 'zware horeca' van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - zwaar' en uitsluitend op de eerste bouwlaag;
  • h. een dansschool, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dansschool' en uitsluitend op de eerste bouwlaag;
  • i. persoonlijke dienstverlening, uitsluitend op de eerste bouwlaag;
  • j. wonen, met inbegrip van een aan huis verbonden beroep;
  • k. een sportcentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum';
  • l. opslag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag', uitsluitend op de eerste bouwlaag;
  • m. een museum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'museum';
  • n. een overbouwde doorgang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwde doorgang';

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

10.1.2

Horeca in de vorm van een zelfstandige afhaalzaak is niet toegestaan.

10.2 bouwregels
10.2.1

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. goot- en bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
  • c. bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • d. bebouwingspercentage bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage, met dien verstande dat indien geen percentage is aangegeven het bebouwingspercentage maximaal 100 bedraagt.
10.2.2

In afwijking van het bepaalde in artikel 10.2.1 mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwde doorgang' geen gebouwen op de begane grond worden gebouwd.

10.2.3

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. bedrijfsinstallaties en lichtmasten 3 m;
  • b. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 2 m.
10.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing indien dit noodzakelijk is:

  • a. voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld;
  • b. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. ter voorkoming dat bebouwing gelegen is binnen de veiligheidszone van een inrichting in de zin van het BEVI;
  • d. ter bevordering van de verkeers- en brandveiligheid en sociale veiligheid.
10.4 afwijken van de gebruiksregels
10.4.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 10.1.1 voor het toestaan van de onder a t/m c genoemde functies op een andere bouwlaag dan de eerste bouwlaag, mits:

  • a. het gaat om een verticale uitbreiding van het reeds onder de betreffende bouwlaag gelegen bedrijf;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
10.5 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het verwijderen van een aanduiding van een horecafunctie en/of het vervangen van een aanduiding van een horecafunctie door een aanduiding van een lichtere vorm van horeca, mits de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 11 Groen

11.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  • b. behoud, herstel en/of versterking van de cultuurhistorische waarden in de vorm van vestingwerken, waaronder bemuurde wallen en bastions, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  • c. evenementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - evenemententerrein 2', met dien verstande dat per jaar maximaal 12 belastende en 12 kleine evenementen zijn toegestaan;
  • d. een volkstuin, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
  • e. parken en plantsoenen;
  • f. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • h. nautische voorzieningen ten behoeve van het scheepvaartverkeer;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en verhardingen
en met inachtneming van de keur van het waterschap.

11.2 bouwregels
11.2.1

Gebouwen mogen niet worden gebouwd, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' maximaal 1 bijgebouw per ligplaats is toegestaan met een maximale oppervlakte van 15 m2 per bijgebouw;

11.2.2

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. lichtmasten en nautische voorzieningen 6 m;
  • b. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m.
11.3 specifieke gebruiksregels
11.3.1

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van opslag.

11.3.2

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het houden van dieren.

11.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 verbod

Het is verboden op of in de gronden met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de grond, voor zover de Ontgrondingenwet of de op die wet gebaseerde verordeningen niet van toepassing zijn;
  • b. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • c. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen;
  • d. het aanleggen van bos, boomgaard of akker;
  • e. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas en rietgewassen, voor zover de Boswet of de krachtens op die wet gebaseerde verordeningen niet van toepassing zijn.
11.4.2 uitzonderingen op verbod

Het verbod in 11.4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. het onder a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen waaronder in ieder geval verstaan ploegen, eggen, het uitbaggeren van sloten en greppels, of werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
11.4.3 afwegingskader

De in 11.4.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien door de werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden.

Artikel 12 Horeca

12.1 bestemmingsomschrijving
12.1.1

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca in de categorieën 'dag-horeca' en 'middelzware horeca' van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de eerste bouwlaag, met dien verstande dat horeca op de verdiepingen uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca op verdieping';
  • b. horeca in de categorie 'zware horeca' van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - zwaar' en uitsluitend op de eerste bouwlaag;
  • c. wonen, met inbegrip van een aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat wonen op de eerste bouwlaag niet is toegestaan;
  • d. een overbouwing, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing';

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

12.1.2

Horeca in de vorm van een zelfstandige afhaalzaak is niet toegestaan.

12.1.3

Bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

12.2 bouwregels
12.2.1

Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing' uitsluitend een overbouwing is toegestaan;
  • b. goot- en bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
  • c. bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.
12.2.2

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. bedrijfsinstallaties en lichtmasten 3 m;
  • b. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 2 m.
12.3 afwijken van de gebruiksregels
12.3.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 12.1 voor het toestaan van een andere vorm van horeca dan ter plaatse is toegestaan, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
12.3.2

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 12.1.1 onder a voor het toestaan van horeca op een andere bouwlaag dan de eerste bouwlaag, mits:

  • a. het gaat om een verticale uitbreiding van het reeds onder de betreffende bouwlaag gelegen bedrijf;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 13 Kantoor

13.1 bestemmingsomschrijving
13.1.1

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren en zakelijke dienstverlening, met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven;
  • b. wonen, met inbegrip van een aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat wonen op de eerste bouwlaag niet is toegestaan;
13.1.2

Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

13.2 bouwregels
13.2.1

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. goot- en bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
  • c. bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.
13.2.2

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 2 m.

Artikel 14 Maatschappelijk

14.1 bestemmingsomschrijving
14.1.1

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. zorgwoningen;
  • c. horeca in de categorieën 'dag-horeca' en 'middelzware horeca' van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca';

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

14.1.2

Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

14.2 bouwregels
14.2.1

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. goot- en bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
  • c. bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.
14.2.2

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. lichtmasten, vlaggenmasten en speelvoorzieningen 6 m;
  • b. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 2 m.
14.3 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het verwijderen van een aanduiding van een horecafunctie, mits de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 15 Natuur

15.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurwaarden;
  • b. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de ecologische verbindingszone;
  • c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  • d. extensieve dagrecreatie;
  • e. nautische voorzieningen ten behoeve van het scheepvaartverkeer;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden.

15.2 bouwregels
15.2.1

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

15.2.2

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. lichtmasten en nautische voorzieningen 6 m;
  • b. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 2 m.
15.3 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.3.1

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 15.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
  • f. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling.
15.3.2

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 15.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de natuurwaarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

15.3.3

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 15.3.1 wordt niet verleend dan nadat het bevoegd gezag daarover een advies hebben ingewonnen van een onafhankelijk landschapsdeskundige .

15.3.4

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 15.3.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.

Artikel 16 Recreatie

16.1 bestemmingsomschrijving
16.1.1

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatie;
  • b. een jachthaven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven', met bijbehorende voorzieningen, zoals een sluizencomplex en kaden, een clubhuis ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - clubhuis', alsmede voor de waterhuishouding (wateraanvoer, -afvoer en -berging), met de daarbij behorende bouwwerken, zoals aanlegsteigers, bruggen, (gebouwde) terrassen, sanitaire voorzieningen en brugwachtershuisjes;
  • c. een botenwerf, uitsluitend ter plaatse van 'specifieke vorm van recreatie - watersport';
  • d. evenementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - evenemententerrein 3', met dien verstande dat per jaar maximaal 5 belastende en 5 kleine evenementen zijn toegestaan;
  • e. een bed & breakfast, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast';
  • f. kampeerplaatsen voor campers en voertuigen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding kampeerterrein;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, detailhandel, horeca, sanitaire voorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

16.1.2

Het bestaande aantal bedrijfswoningen is toegestaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

16.2 bouwregels
16.2.1

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. goot- en bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
  • c. bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.
16.2.2

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. lichtmasten, vlaggenmasten en speelvoorzieningen 6 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen 3 m;
  • c. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 2 m.

Artikel 17 Sport

17.1 bestemmingsomschrijving
17.1.1

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportactiviteiten;
  • b. een sportcentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum';
  • c. een schietaccommodatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - schietvereniging';
  • d. horeca in de categorieën 'dag-horeca' en 'middelzware horeca' van de Staat van Horeca-activiteiten;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, ondergeschikte detailhandel en horeca, sanitaire voorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

17.1.2

Het bestaande aantal bedrijfswoningen is toegestaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum'.

17.2 bouwregels
17.2.1

Gebouwen zijn niet toegestaan, met uitzondering van een sportcentrum met bedrijfswoning en horeca in de categorieën 'dag-horeca' en 'middelzware horeca' van de Staat van Horeca-activiteiten ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum', die moet voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. goot- en bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
  • c. bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
17.2.2

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. vlaggenmasten 6 m;
  • b. bedrijfsinstallaties en lichtmasten 4 m;
  • c. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 2 m.
17.2.3

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. speelinstallaties, lichtmasten, vlaggenmasten en ballenvangers 12 m;
  • b. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 4 m.
17.3 specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van sporten die veel omgevingslawaai tot gevolg hebben, zoals (model)vliegsport en motorcross.

Artikel 18 Tuin

18.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en erven;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden.

18.2 bouwregels
18.2.1

Uitsluitend uitbouwen in de vorm van erkers bij de hoofdgebouwen van de op de aangrenzende gronden gelegen woningen mogen worden gebouwd, mits:

  • a. de horizontale diepte maximaal 1 m bedraagt;
  • b. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2,5 m bedraagt;
  • c. voor zover de erker wordt gebouwd tegen een gevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
  • d. de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m.
18.2.2

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 1 m.

18.3 afwijken van de bouwregels
18.3.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 18.2.1 voor het bouwen van aan- of uitbouwen, bijgebouwen en/of overkappingen behorend bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, mits:

  • a. het bepaalde in artikel 22.2.2 onder b met betrekking tot de oppervlakte van toepassing is;
  • b. de goothoogte maximaal 3 m bedraagt dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m;
  • c. de bouwhoogte maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw - 2 m bedraagt, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m.
18.3.2

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 18.2.2 en worden toegestaan dat bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 2 m.

18.3.3

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 18.3.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 19 Verkeer

19.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op verblijf alsmede de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  • b. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
  • c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  • d. garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'garage';
  • e. evenementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - evenemententerrein 1', met dien verstande dat per jaar maximaal 10 belastende en 10 kleine evenementen zijn toegestaan;
  • f. evenementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - evenemententerrein 3', met dien verstande dat per jaar maximaal 5 belastende en 5 kleine evenementen zijn toegestaan;
  • g. parkeergarages, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  • h. bergingen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bergingen';
  • i. een overbouwing, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing';
  • j. terrassen, met dien verstande dat:
    • 1. terrassen die direct aansluiten aan de gevel van een pand aan de uiteinden van het terras mogen worden voorzien van dagelijks wegneembare of wegdraaiend bevestigde terrasschotten met een maximale hoogte van 1,8 m en aan de voorzijde van het terras mogen worden voorzien van wegneembare afscheidingen met een maximale hoogte van 1,2 m;
    • 2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'terras' een terras in de vorm van een 'all-weather terras' is toegestaan wat inhoudt dat er terrasschotten met een overkapping zijn toegestaan, met een hoogte van maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het gebouw waaraan wordt gebouwd + 0,3 m;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

19.2 bouwregels
19.2.1

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. goot- en bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
  • c. bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte, met dien verstande dat de maximale hoogte van de overbouwing 7,5 bedraagt.
19.2.2

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, anders dan voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer maximaal 3 m.

Artikel 20 Verkeer - Verblijf

20.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op verblijf;
  • b. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
  • c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  • d. ondergrondse containers;
  • e. parkeergarages, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  • f. evenementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - evenemententerrein 1', met dien verstande dat per jaar maximaal 10 belastende en 10 kleine evenementen zijn toegestaan;
  • g. evenementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - evenemententerrein 3', met dien verstande dat per jaar maximaal 5 belastende en 5 kleine evenementen zijn toegestaan;
  • h. evenementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - evenemententerrein 4', met dien verstande dat uitsluitend de weekmarkt is toegestaan;
  • i. terrassen, met dien verstande dat:
    • 1. terrassen die direct aansluiten aan de gevel van een pand aan de uiteinden van het terras mogen worden voorzien van dagelijks wegneembare of wegdraaiend bevestigde terrasschotten met een maximale hoogte van 1,8 m en aan de voorzijde van het terras mogen worden voorzien van wegneembare afscheidingen met een maximale hoogte van 1,2 m;
    • 2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'terras' een terras in de vorm van een 'all-weather terras' is toegestaan wat inhoudt dat er terrasschotten met een overkapping zijn toegestaan, met een hoogte van maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het gebouw waaraan wordt gebouwd + 0,3 m;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

20.2 bouwregels
20.2.1

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.
20.2.2

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, anders dan voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer maximaal 3 m.

Artikel 21 Water

21.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  • b. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • c. steiger ter plaatse van de aanduiding 'steiger';
  • d. een sluis ter plaatse van de aanduiding 'sluis';
  • e. een brug ten dienste van kruisende verkeersbestemmingen ter plaatse van de aanduiding 'brug';
  • f. een overbouwde doorgang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwde doorgang';
  • g. ligplaatsen met zich daarop bevindende woonschepen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats', met dien verstande dat:
    • 1. het maximale aantal woonschepen per aanduiding één bedraagt, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een groter aantal eenheden is aangegeven;
    • 2. de woonschepen voor wat betreft de lengte en breedte uitsluitend zijn toegestaan binnen de aanduidingsgrenzen ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats';
    • 3. de hoogte van een woonschip maximaal 5 m ten opzichte van het waterpeil mag bedragen, dan wel de bestaande grotere hoogte;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - historisch woonschip' uitsluitend een woonschip in de vorm van een historisch schip is toegestaan;
  • h. ligplaatsen met zich daarop bevindende kegelschepen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - kegelschip';
  • i. evenementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - evenemententerrein 3', met dien verstande dat per jaar maximaal 5 belastende en 5 kleine evenementen zijn toegestaan;
  • j. een jachthaven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven', met bijbehorende voorzieningen, zoals een sluizencomplex en kaden, een clubhuis ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - clubhuis', alsmede voor de waterhuishouding (wateraanvoer, -afvoer en -berging), met de daarbij behorende bouwwerken, zoals aanlegsteigers, bruggen, (gebouwde) terrassen, sanitaire voorzieningen en brugwachtershuisjes;
  • k. een autoafzetsteiger ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - autoafzetsteiger';
  • l. recreatieve voorzieningen;
  • m. recreatieve vaart;
  • n. bedrijfsverkeer te water;
  • o. groen- en speelvoorzieningen;
  • p. verkeer te water;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde waaronder dammen en/of duikers, met dien verstande dat bruggen en steigers alleen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'brug' en 'steiger'.

21.2 bouwregels
21.2.1

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. goot- en bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. indien een woonschip moet worden aangemerkt als een bouwwerk, is deze in afwijking van het bepaalde in sub a en b toegestaan overeenkomstig het overigens bepaalde in dit artikel.
21.2.2

In afwijking van het bepaalde in artikel 21.2.1 mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwde doorgang' geen gebouwen op de begane grond worden gebouwd.

21.2.3

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde anders dan voor de waterwegaanduiding, geleiding of tolheffing, maximaal:

  • a. bruggen en viaducten 8 m;
  • b. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 4 m.
21.3 specifieke gebruiksregels
21.3.1

Woonschepen mogen niet zodanig worden gesitueerd dat de afstand van een woonschip tot een ander woonschip aan beide zijden zijde minder dan 0,5 m bedraagt, dan wel de bestaande kleinere afstand.

21.3.2

Het innemen van een ligplaats door vaartuigen met een permanent woongebruik is buiten de aanduiding 'woonschepenligplaats' niet toegestaan.

21.4 afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 21.1 sub g onder 2, voor het toestaan van een woonboot met een grotere lengte, mits:

  • a. de lengte maximaal 25 m bedraagt, met dien verstande dat de overige bepalingen met betrekking tot woonboten in dit artikel van toepassing blijven;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
21.5 wijzigingsbevoegdheid
21.5.1

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het laten vervallen van een aanduiding 'woonschepenligplaats', met dien verstande dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de betrokken belangen.

21.5.2

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het toevoegen van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - historisch woonschip' aan een aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' ten behoeve van een historisch schip, met dien verstande dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de betrokken belangen.

Artikel 22 Wonen

22.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen ter plaatse van de aanduidingen:
    'aaneengebouwd'   aaneengebouwde woningen;  
    'gestapeld'   gestapelde woningen;  
    'twee-aaneen'   twee-aaneen gebouwde woningen;  
    'vrijstaand'   vrijstaande woningen;  
  • b. zorgwoningen;
  • c. aan huis verbonden beroepen met dien verstande dat de oppervlakte maximaal 25% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt tot een maximum van 40 m2;
  • d. aan huis verbonden bedrijven met dien verstande dat de oppervlakte maximaal 25% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt tot een maximum van 40 m2;
  • e. centrumdoeleinden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'centrum', uitsluitend op de eerste bouwlaag;
  • f. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', uitsluitend op de eerste bouwlaag;
  • g. horeca in de categorieën 'dag-horeca' en 'middelzware horeca' van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca' en uitsluitend op de eerste bouwlaag;
  • h. horeca in de categorieën 'dag-horeca' en 'middelzware horeca - licht' van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - licht' en uitsluitend op de eerste bouwlaag;
  • i. kamerverhuur, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur';
  • j. kantoren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' en uitsluitend op de eerste bouwlaag;
  • k. een onderdoorgang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
  • l. een overbouwde doorgang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwde doorgang';
  • m. opslag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag', uitsluitend op de eerste bouwlaag;
  • n. parkeergarages, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  • o. een drukkerij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - drukwerk' en uitsluitend op de eerste bouwlaag;
  • p. een schildersbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - schilderwerken' en uitsluitend op de eerste bouwlaag;
  • q. een kapsalon, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - kapsalon' en uitsluitend op de eerste bouwlaag;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, tuinen en erven.

22.2 bouwregels
22.2.1

Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens is bij woningen ter plaatse van de aanduidingen:
    'vrijstaand'   aan twee zijden minimaal 2 m;  
    'twee-aaneen'   aan één zijde minimaal 3 m;  
    'aaneengebouwd'   aan de niet-aangebouwde zijde van de eindwoningen minimaal 2 m;  
  • c. goot- en bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
  • d. bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • e. goothoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte.
22.2.2

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat uitbouwen in de vorm van erkers tot vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de horizontale diepte maximaal 1 m bedraagt;
    • 2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2,5 m bedraagt;
    • 3. voor zover de erker wordt gebouwd tegen de voorgevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m;
  • b. gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw maximaal:
    • 1. 40 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 250 m2, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 70% is;
    • 2. 50 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte van 250 tot en met 500 m2, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 60% is;
    • 3. 60 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 500 m2, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is;
  • c. goothoogte maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m;
  • d. bouwhoogte maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw - 2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m.
22.2.3

In afwijking van het bepaalde in artikel 22.2.1 en artikel 22.2.2 mogen ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - overbouwde doorgang' en 'onderdoorgang' geen gebouwen op de begane grond worden gebouwd.

22.2.4

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 1 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 2 m;
  • c. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 2 m.
22.3 afwijken van de bouwregels
22.3.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 22.2.2 onder a voor het verkleinen van de afstand van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel voor het bouwen van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • b. artikel  22.2.2 onder b voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot maximaal:
    • 1. 55 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 250 m2;
    • 2. 70 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte van 250 tot en met 500 m2;
    • 3. 90 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 500 m2;
  • c. artikel 22.2.2 onder b voor het vergroten van het bebouwingspercentage tot maximaal 70%;
  • d. artikel 22.2.2 onder b voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de oppervlakten genoemd in artikel 22.2.2 onder b vermeerderd met 20 m2, uitsluitend in verband met het gebruik van genoemde bouwwerken als afhankelijke woonruimte, mits een dergelijk gebruik noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg.
22.3.2

Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.3.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
22.4 afwijken van de gebruiksregels
22.4.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 22.1 voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf, mits:

  • a. de oppervlakte maximaal 25% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt tot een maximum van 40 m2;
  • b. er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
  • c. het geen bedrijfsactiviteiten betreft die normaliter in een winkelcentrum of een winkelstraat worden uitgeoefend;
  • d. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • e. er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf.
22.4.2

Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.4.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
22.5 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het verwijderen van een aanduiding van een horecafunctie, mits de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 23 Leiding - Riool

23.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. een ondergrondse rioolpersleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool';
  • b. het beheer en onderhoud van de leiding;
  • c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

23.2 bouwregels
23.2.1

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 22) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

23.2.2

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

23.2.3

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 3 m.

23.3 afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 23.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder.

23.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 23.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
23.4.2

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 23.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

23.4.3

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 23.4.1 wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.

23.4.4

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 23.4.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

Artikel 24 Leiding - Water

24.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. een ondergrondse waterleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - water';
  • b. het beheer en onderhoud van de leiding;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

24.2 bouwregels
24.2.1 algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

24.2.2 gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

24.2.3 bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 3 m.

24.3 afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 24.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is gevraagd aan de leidingbeheerder.

24.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4.1 omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 24.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
24.4.2 weigering

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 24.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

24.4.3 verlening

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 24.4.1 wordt niet eerder verleend dan nadat advies is gevraagd aan de leidingbeheerder.

24.4.4 uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 24.4.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende omgevingsvergunning;
  • c. werken en/of werkzaamheden zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie uitwisseling ondergrondse netten.

Artikel 25 Waarde - Archeologie AMK

25.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie AMK' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, het behoud en het veiligstellen van de archeologische waarden van deze gronden.

25.2 bouwregels
25.2.1 omgevingsvergunning voor het bouwen
  • a. voor bouwwerkzaamheden met een oppervlakte groter dan of gelijk aan 30 m2 en waarvoor (grond)werkzaamheden dieper dan 30 cm noodzakelijk zijn, moet alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen of kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. indien uit het in artikel 25.2.1 onder a genoemde rapport of uit de in artikel 25.2.1 onder c bedoelde informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties;
  • c. het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 25.2.1 onder a en derhalve geen archeologisch rapport verplicht te stellen indien:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld of;
    • 2. op basis van archeologisch onderzoek voldoende is aangetoond dat in de betrokken gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
25.2.2 advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in artikel 25.2.1 onder a winnen zij advies in bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning geen afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja of de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 25.2.1 onder b dienen te worden verbonden aan de omgevingsvergunning.

25.3 nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische waarden of resten aanwezig zijn en in de grond behouden moeten worden.

25.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4.1 vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 25.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden, en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplanting, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
  • f. het scheuren van grasland;
  • g. overige werkzaamheden, waaronder sloopwerkzaamheden, waarbij de grond wordt geroerd.
25.4.2 uitzonderingen vergunningplicht

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 25.4.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden met een oppervlakte kleiner dan 30 m2 of waarvoor de gronden niet dieper dan 30 cm worden geroerd;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en/of beheer betreffen;
  • c. ondergeschikt bodemingrepen, waaronder wordt verstaan:
    • 1. het uitvoeren van grondboringen van enigerlei aard (booronderzoek, sonderingen);
    • 2. het plaatsen van peilbuizen;
    • 3. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers, verkeersborden en ander straatmeubilair;
    • 4. naar de aard daarmee vergelijkbare bodemverstoringen van ondergeschikt belang;
  • d. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
25.4.3 voorwaarden aan omgevingsvergunning
  • a. voor het uitvoeren of uit laten voeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden moet alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen of kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. indien uit het in artikel 25.4.3 onder a genoemd rapport of uit de in artikel 25.4.3 onder c bedoelde informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zullen of kunnen komen verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties;
  • c. het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 25.4.3 onder a en derhalve geen archeologisch rapport verplicht te stellen indien:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld of;
    • 2. op basis van archeologisch onderzoek voldoende is aangetoond dat in de betrokken gronden geen archeologisch waarden (meer) aanwezig zijn.
25.4.4 advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in artikel 25.4.1 winnen zij advies in bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning geen afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja of de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 25.4.3 onder b dienen te worden verbonden aan de omgevingsvergunning.

Artikel 26 Waarde - Archeologische verwachting hoog PM1

26.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting hoog PM1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, het behoud en het veiligstellen van de archeologische waarden van deze gronden.

26.2 bouwregels
26.2.1 omgevingsvergunning voor het bouwen
  • a. voor bouwwerkzaamheden met een oppervlakte groter dan of gelijk aan 250 m2 en waarvoor (grond)werkzaamheden dieper dan 30 cm noodzakelijk zijn, moet alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen of kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. indien uit het in artikel 26.2.1 onder a genoemd rapport of uit de in artikel 26.2.1 onder c bedoelde informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • c. het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 26.2.1 onder a en derhalve geen archeologisch rapport verplicht te stellen indien:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld of;
    • 2. op basis van archeologisch onderzoek voldoende is aangetoond dat in de betrokken gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of;
    • 3. de bodemverstoring uitsluitend wordt veroorzaakt door het aanbrengen van (hei)palen en de verstoring hierdoor beperkt blijft tot minder dan 1% van de oppervlakte van het te bebouwen gebied.
26.2.2 advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in artikel 26.2.1 onder a winnen zij advies in bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning geen afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja of de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 26.2.1 onder b dienen te worden verbonden aan de omgevingsvergunning.

26.3 nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische waarden of resten aanwezig zijn en in de grond behouden moeten worden.

26.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.4.1 vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 26.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplanting, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
  • f. het scheuren van grasland;
  • g. overige werkzaamheden, waaronder sloopwerkzaamheden, waarbij de grond wordt geroerd.
26.4.2 uitzonderingen vergunningplicht

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 26.4.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden met een oppervlakte kleiner dan 250 m2 of waarvoor de gronden niet dieper dan 30 cm worden geroerd;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en/of beheer betreffen;
  • c. ondergeschikte bodemingrepen, waaronder wordt verstaan:
    • 1. het uitvoeren van grondboringen van enigerlei aard (booronderzoek, sonderingen);
    • 2. het plaatsen van peilbuizen;
    • 3. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers, verkeersborden en ander straatmeubilair;
    • 4. naar de aard daarmee vergelijkbare bodemverstoringen van ondergeschikt belang;
  • d. de aanleg van kabels, rioleringen en/of leidingen waarbij geheel binnen de breedte én diepte van al bestaande leidingsleuven of vergraven wegcunetten wordt gewerkt;
  • e. de aanleg van kabels en/of leidingen mits de sleufdiepte beperkt blijft tot maximaal 60 cm en de sleufbreedte tot maximaal 50 cm;
  • f. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
26.4.3 voorwaarden aan omgevingsvergunning
  • a. voor het uitvoeren of uit laten voeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden moet alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen of kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. indien uit het in artikel 26.4.3 onder a genoemde rapport of uit de in artikel 26.4.3 onder c bedoelde informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • c. het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 26.4.3 onder a en derhalve geen archeologisch rapport verplicht te stellen indien:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld of;
    • 2. op basis van archeologisch onderzoek voldoende is aangetoond dat in de betrokken gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
26.4.4 advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in artikel 26.4.1 winnen zij advies in bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning geen afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja of de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 26.4.3 onder b dienen te worden verbonden aan de omgevingsvergunning.

Artikel 27 Waarde - Archeologische verwachting zeer hoog PM

27.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting zeer hoog PM' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, het behoud en het veiligstellen van de archeologische waarden van deze gronden.

27.2 bouwregels
27.2.1 omgevingsvergunning voor het bouwen
  • a. voor bouwwerkzaamheden met een oppervlakte groter dan of gelijk aan 50 m2 en waarvoor (grond)werkzaamheden dieper dan 30 cm noodzakelijk zijn, moet alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen of kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. indien uit het in artikel 27.2.1 onder a genoemde rapport of uit de in artikel 27.2.1 onder c bedoelde informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • c. het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 27.2.1 onder a en derhalve geen archeologisch rapport verplicht te stellen indien:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld of;
    • 2. op basis van archeologisch onderzoek voldoende is aangetoond dat in de betrokken gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of;
    • 3. de bodemverstoring uitsluitend wordt veroorzaakt door het aanbrengen van (hei)palen en de verstoring hierdoor beperkt blijft tot minder dan 1% van de oppervlakte van het te bebouwen gebied.
27.2.2 advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in artikel 27.2.1 onder a winnen zij advies in bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning geen afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja of de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 27.2.1 onder b dienen te worden verbonden aan de omgevingsvergunning.

27.3 nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische waarden of resten aanwezig zijn en in de grond behouden moeten worden.

27.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.4.1 vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 27.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplanting, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
  • f. het scheuren van grasland;
  • g. overige werkzaamheden, waaronder sloopwerkzaamheden, waarbij de grond wordt geroerd.
27.4.2 uitzonderingen vergunningplicht

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 27.4.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden met een oppervlakte kleiner dan 50 m2 of waarvoor de gronden niet dieper dan 30 cm worden geroerd;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en/of beheer betreffen;
  • c. ondergeschikte bodemingrepen, waaronder wordt verstaan:
    • 1. het uitvoeren van grondboringen van enigerlei aard (booronderzoek, sonderingen);
    • 2. het plaatsen van peilbuizen;
    • 3. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers, verkeersborden en ander straatmeubilair;
    • 4. naar de aard daarmee vergelijkbare bodemverstoringen van ondergeschikt belang;
  • d. de aanleg van kabels, rioleringen en/of leidingen waarbij geheel binnen de breedte én diepte van al bestaande leidingsleuven of vergraven wegcunetten wordt gewerkt;
  • e. de aanleg van kabels en/of leidingen mits de sleufdiepte beperkt blijft tot maximaal 60 cm en de sleufbreedte tot maximaal 50 cm;
  • f. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
27.4.3 voorwaarden aan omgevingsvergunning
  • a. voor het uitvoeren of uit laten voeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden moet alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen of kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. indien uit het in artikel 27.4.3 onder a genoemde rapport of uit de in artikel 27.4.3 onder c bedoelde informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • c. het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 27.4.3 onder a en derhalve geen archeologisch rapport verplicht te stellen indien:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld of;
    • 2. op basis van archeologisch onderzoek voldoende is aangetoond dat in de betrokken gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
27.4.4 advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in artikel 27.4.1 winnen zij advies in bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning geen afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja of de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 27.4.3 onder b dienen te worden verbonden aan de omgevingsvergunning.

Artikel 28 Waarde - Archeologische verwachting laag AP

28.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting laag AP' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, het behoud en het veiligstellen van de archeologische waarden van deze gronden.

28.2 bouwregels
28.2.1 omgevingsvergunning voor het bouwen
  • a. voor bouwwerkzaamheden met een oppervlakte groter dan of gelijk aan 10.000 m2 en waarvoor (grond)werkzaamheden dieper dan 30 cm noodzakelijk zijn, moet alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen of kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. indien uit het in artikel 28.2.1 onder a genoemde rapport of uit de in artikel 28.2.1 onder c bedoelde informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • c. het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 28.2.1 onder a en derhalve geen archeologisch rapport verplicht te stellen indien:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld of;
    • 2. op basis van archeologisch onderzoek voldoende is aangetoond dat in de betrokken gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of;
    • 3. de bodemverstoring uitsluitend wordt veroorzaakt door het aanbrengen van (hei)palen en de verstoring hierdoor beperkt blijft tot minder dan 1% van de oppervlakte van het te bebouwen gebied.
28.2.2 advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in artikel 28.2.1 onder a winnen zij advies in bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning geen afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja of de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 28.2.1 onder b dienen te worden verbonden aan de omgevingsvergunning.

28.3 nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische waarden of resten aanwezig zijn en in de grond behouden moeten worden.

28.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.4.1 vergunningplichtige werken en wekzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 28.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplanting, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
  • f. het scheuren van grasland;
  • g. overige werkzaamheden, waaronder sloopwerkzaamheden, waarbij de grond wordt geroerd.
28.4.2 uitzonderingen vergunningplicht

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 28.4.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden met een oppervlakte kleiner dan 10.000 m2 of waarvoor de gronden niet dieper dan 30 cm worden geroerd;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en/of beheer betreffen;
  • c. ondergeschikte bodemingrepen, waaronder wordt verstaan:
    • 1. het uitvoeren van grondboringen van enigerlei aard (booronderzoek, sonderingen);
    • 2. het plaatsen van peilbuizen;
    • 3. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers, verkeersborden en ander straatmeubilair;
    • 4. naar de aard daarmee vergelijkbare bodemverstoringen van ondergeschikt belang;
  • d. de aanleg van kabels, rioleringen en/of leidingen waarbij geheel binnen de breedte én diepte van al bestaande leidingsleuven of vergraven wegcunetten wordt gewerkt;
  • e. de aanleg van kabels en/of leidingen mits de sleufdiepte beperkt blijft tot maximaal 60 cm en de sleufbreedte tot maximaal 50 cm;
  • f. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
28.4.3 voorwaarden aan omgevingsvergunning
  • a. voor het uitvoeren of uit laten voeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden moet alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen of kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. indien uit het in artikel 28.4.3 onder a genoemde rapport of uit de in artikel 28.4.3 onder c bedoelde informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • c. het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 28.4.3 onder a en derhalve geen archeologisch rapport verplicht te stellen indien:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld of;
    • 2. op basis van archeologisch onderzoek voldoende is aangetoond dat in de betrokken gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
28.4.4 advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in artikel 28.4.1 winnen zij advies in bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning geen afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja of de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 28.4.3 onder b dienen te worden verbonden aan de omgevingsvergunning.

Artikel 29 Waarde - Archeologische verwachting middelmatig LMNT

29.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting middelmatig LMNT' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, het behoud en het veiligstellen van de archeologische waarden van deze gronden.

29.2 bouwregels
29.2.1 omgevingsvergunning voor het bouwen
  • a. voor bouwwerkzaamheden met een oppervlakte groter dan of gelijk aan 100 m2 en waarvoor (grond)werkzaamheden dieper dan 30 cm noodzakelijk zijn, moet alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen of kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. indien uit het in artikel 29.2.1 onder a genoemde rapport of uit de in artikel 29.2.1 onder c bedoelde informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • c. het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 29.2.1 onder a en derhalve geen archeologisch rapport verplicht te stellen indien:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld of;
    • 2. op basis van archeologisch onderzoek voldoende is aangetoond dat in de betrokken gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of;
    • 3. de bodemverstoring uitsluitend wordt veroorzaakt door het aanbrengen van (hei)palen en de verstoring hierdoor beperkt blijft tot minder dan 1% van de oppervlakte van het te bebouwen gebied.
29.2.2 advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in artikel 29.2.1 onder a winnen zij advies in bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning geen afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja of de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 28.2.1 onder b dienen te worden verbonden aan de omgevingsvergunning.

29.3 nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische waarden of resten aanwezig zijn en in de grond behouden moeten worden.

29.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.4.1 vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 29.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplanting, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
  • f. het scheuren van grasland;
  • g. overige werkzaamheden, waaronder sloopwerkzaamheden, waarbij de grond wordt geroerd.
29.4.2 uitzonderingen vergunningplicht

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 29.4.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden met een oppervlakte kleiner dan 100 m2 of waarvoor de gronden niet dieper dan 30 cm worden geroerd;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en/of beheer betreffen;
  • c. ondergeschikte bodemingrepen, waaronder wordt verstaan:
    • 1. het uitvoeren van grondboringen van enigerlei aard (booronderzoek, sonderingen);
    • 2. het plaatsen van peilbuizen;
    • 3. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers, verkeersborden en ander straatmeubilair;
    • 4. naar de aard daarmee vergelijkbare bodemverstoringen van ondergeschikt belang;
  • d. de aanleg van kabels, rioleringen en/of leidingen waarbij geheel binnen de breedte én diepte van al bestaande leidingsleuven of vergraven wegcunetten wordt gewerkt;
  • e. de aanleg van kabels en/of leidingen mits de sleufdiepte beperkt blijft tot maximaal 60 cm en de sleufbreedte tot maximaal 50 cm;
  • f. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
29.4.3 voorwaarden aan omgevingsvergunning
  • a. voor het uitvoeren of uit laten voeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden moet alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen of kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. indien uit het in artikel 29.4.3 onder a genoemde rapport of uit de in artikel 29.4.3 onder c bedoelde informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • c. het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 29.4.3 onder a en derhalve geen archeologisch rapport verplicht te stellen indien:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld of;
    • 2. op basis van archeologisch onderzoek voldoende is aangetoond dat in de betrokken gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
29.4.4 advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in artikel 29.4.1 winnen zij advies in bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning geen afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja of de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 29.4.3 onder b dienen te worden verbonden aan de omgevingsvergunning.

Artikel 30 Waarde - Archeologische verwachting middelmatig PM

30.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting middelmatig PM' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, het behoud en het veiligstellen van de archeologische waarden van deze gronden.

30.2 bouwregels
30.2.1 omgevingsvergunning voor het bouwen
  • a. voor bouwwerkzaamheden met een oppervlakte groter dan of gelijk aan 500 m2 en waarvoor (grond)werkzaamheden dieper dan 30 cm noodzakelijk zijn, moet alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen of kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. indien uit het in artikel 30.2.1 onder a genoemde rapport of uit de in artikel 30.2.1 onder c bedoelde informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • c. het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 30.2.1 onder a en derhalve geen archeologisch rapport verplicht te stellen indien:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld of;
    • 2. op basis van archeologisch onderzoek voldoende is aangetoond dat in de betrokken gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of;
    • 3. de bodemverstoring uitsluitend wordt veroorzaakt door het aanbrengen van (hei)palen en de verstoring hierdoor beperkt blijft tot minder dan 1% van de oppervlakte van het te bebouwen gebied.
30.2.2 advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in artikel 30.2.1 onder a winnen zij advies in bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning geen afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja of de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 30.2.1 onder b dienen te worden verbonden aan de omgevingsvergunning.

30.3 nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische waarden of resten aanwezig zijn en in de grond behouden moeten worden.

30.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.4.1 vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 30.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplanting, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
  • f. het scheuren van grasland;
  • g. overige werkzaamheden, waaronder sloopwerkzaamheden, waarbij de grond wordt geroerd.
30.4.2 uitzonderingen vergunningplicht

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 30.4.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden met een oppervlakte kleiner dan 500 m2 of waarvoor de gronden niet dieper dan 30 cm worden geroerd;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en/of beheer betreffen;
  • c. ondergeschikte bodemingrepen, waaronder wordt verstaan:
    • 1. het uitvoeren van grondboringen van enigerlei aard (booronderzoek, sonderingen);
    • 2. het plaatsen van peilbuizen;
    • 3. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers, verkeersborden en ander straatmeubilair;
    • 4. naar de aard daarmee vergelijkbare bodemverstoringen van ondergeschikt belang;
  • d. de aanleg van kabels, rioleringen en/of leidingen waarbij geheel binnen de breedte én diepte van al bestaande leidingsleuven of vergraven wegcunetten wordt gewerkt;
  • e. de aanleg van kabels en/of leidingen mits de sleufdiepte beperkt blijft tot maximaal 60 cm en de sleufbreedte tot maximaal 50 cm;
  • f. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
30.4.3 voorwaarden aan omgevingsvergunning
  • a. voor het uitvoeren of uit laten voeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden moet alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen of kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. indien uit het in artikel 30.4.3 onder a genoemde rapport of uit de in artikel 30.4.3 onder c bedoelde informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • c. het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 30.4.3 onder a en derhalve geen archeologisch rapport verplicht te stellen indien:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld of;
    • 2. op basis van archeologisch onderzoek voldoende is aangetoond dat in de betrokken gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
30.4.4 advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in artikel 30.4.1 winnen zij advies in bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning geen afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja of de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 30.4.3 onder b dienen te worden verbonden aan de omgevingsvergunning.

Artikel 31 Waarde - Archeologische verwachting zeer hoog LMNT1

31.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting zeer hoog LMNT1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, het behoud en het veiligstellen van de archeologische waarden van deze gronden.

31.2 bouwregels
31.2.1 omgevingsvergunning voor het bouwen
  • a. voor alle bouwwerkzaamheden, ongeacht de oppervlakte en ongeacht de diepte van de bijbehorende (grond)werkzaamheden, moet alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen of kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. indien uit het in artikel 31.2.1 onder a genoemde rapport of uit de in artikel 31.2.1 onder c bedoelde informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • c. het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 31.2.1 onder a en derhalve geen archeologisch rapport verplicht te stellen indien:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld of;
    • 2. op basis van archeologisch onderzoek voldoende is aangetoond dat in de betrokken gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
31.2.2 advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in artikel 31.2.1 onder a winnen zij advies in bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning geen afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja of de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 30.2.1 onder b dienen te worden verbonden aan de omgevingsvergunning.

31.3 nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische waarden of resten aanwezig zijn en in de grond behouden moeten worden.

31.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.4.1 vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 31.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplanting, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
  • f. het scheuren van grasland;
  • g. overige werkzaamheden, waaronder sloopwerkzaamheden, waarbij de grond wordt geroerd.
31.4.2 uitzonderingen vergunningplicht

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 31.4.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en/of beheer betreffen;
  • b. ondergeschikte bodemingrepen, waaronder wordt verstaan:
    • 1. het uitvoeren van grondboringen van enigerlei aard (booronderzoek, sonderingen);
    • 2. het plaatsen van peilbuizen;
    • 3. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers, verkeersborden en ander straatmeubilair;
    • 4. naar de aard daarmee vergelijkbare bodemverstoringen van ondergeschikt belang;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
31.4.3 voorwaarden aan omgevingsvergunning
  • a. voor het uitvoeren of uit laten voeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden moet alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen of kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. indien uit het in artikel 31.4.3 onder a genoemde rapport of uit de in artikel 31.4.3 onder c bedoelde informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • c. het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 31.4.3 onder a en derhalve geen archeologisch rapport verplicht te stellen indien:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld of;
    • 2. op basis van archeologisch onderzoek voldoende is aangetoond dat in de betrokken gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
31.4.4 advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in artikel 31.4.1 winnen zij advies in bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning geen afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja of de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 31.4.3 onder b dienen te worden verbonden aan de omgevingsvergunning.

Artikel 32 Waarde - Archeologische verwachting zeer hoog LMNT2

32.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting zeer hoog LMNT2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, het behoud en het veiligstellen van de archeologische waarden van deze gronden.

32.2 bouwregels
32.2.1 omgevingsvergunning voor het bouwen
  • a. voor bouwwerkzaamheden met een oppervlakte groter dan of gelijk aan 30 m2 en waarvoor (grond)werkzaamheden dieper dan 30 cm noodzakelijk zijn, moet alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen of kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. indien uit het in artikel 32.2.1 onder a genoemde rapport of uit de in artikel 32.2.1 onder c bedoelde informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • c. het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 32.2.1 onder a en derhalve geen archeologisch rapport verplicht te stellen indien:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld of;
    • 2. op basis van archeologisch onderzoek voldoende is aangetoond dat in de betrokken gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of;
    • 3. de bodemverstoring uitsluitend wordt veroorzaakt door het aanbrengen van (hei)palen en de verstoring hierdoor beperkt blijft tot minder dan 1% van de oppervlakte van het te bebouwen gebied.
32.2.2 advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in artikel 32.2.1 onder a winnen zij advies in bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning geen afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja of de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 32.2.1 onder b dienen te worden verbonden aan de omgevingsvergunning.

32.3 nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische waarden of resten aanwezig zijn en in de grond behouden moeten worden.

32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.4.1 vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 32.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplanting, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
  • f. het scheuren van grasland;
  • g. overige werkzaamheden, waaronder sloopwerkzaamheden, waarbij de grond wordt geroerd.
32.4.2 uitzonderingen vergunningplicht

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 32.4.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden met een oppervlakte kleiner dan 30 m2 of waarvoor de gronden niet dieper dan 30 cm worden geroerd;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en/of beheer betreffen;
  • c. ondergeschikte bodemingrepen, waaronder wordt verstaan:
    • 1. het uitvoeren van grondboringen van enigerlei aard (booronderzoek, sonderingen);
    • 2. het plaatsen van peilbuizen;
    • 3. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers, verkeersborden en ander straatmeubilair;
    • 4. naar de aard daarmee vergelijkbare bodemverstoringen van ondergeschikt belang;
  • d. de aanleg van kabels, rioleringen en/of leidingen waarbij geheel binnen de breedte én diepte van al bestaande leidingsleuven of vergraven wegcunetten wordt gewerkt;
  • e. de aanleg van kabels en/of leidingen mits de sleufdiepte beperkt blijft tot maximaal 60 cm en de sleufbreedte tot maximaal 50 cm;
  • f. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
32.4.3 voorwaarden aan omgevingsvergunning
  • a. voor het uitvoeren of uit laten voeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden moet alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen of kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. indien uit het in artikel 32.4.3 onder a genoemde rapport of uit de in artikel 32.4.3 onder c bedoelde informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • c. het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 32.4.3 onder a en derhalve geen archeologisch rapport verplicht te stellen indien:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld of;
    • 2. op basis van archeologisch onderzoek voldoende is aangetoond dat in de betrokken gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
32.4.4 advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in artikel 32.4.1 winnen zij advies in bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning geen afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja of de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 32.4.3 onder b dienen te worden verbonden aan de omgevingsvergunning.

Artikel 33 Waarde - Beschermd stadsgezicht

33.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarden van de Vesting Gorinchem.

33.2 bouwregels
33.2.1

Voor de kapvorm van hoofdgebouwen en garages geldt dat uitsluitend de bestaande kapvorm is toegestaan.

33.2.2

Voor het bouwen van gebouwen als bedoeld in artikel 6 ('Centrum - 1'), artikel 7 ('Centrum - 2'), artikel 8 ('Gemengd - 1'), artikel 9 ('Gemengd - 2'), artikel 12 ('Horeca'), artikel 13 ('Kantoor'), artikel 14 ('Maatschappelijk'), en artikel 22 ('Wonen') gelden de volgende bepalingen:

  • a. de dakhelling mag niet minder dan 30 en niet meer dan 60 graden bedragen;
  • b. de dakbedekking van de gebouwen mag uitsluitend bestaan uit gebakken pannen of gehakte leisteen;
  • c. de gevels van de gebouwen mogen zowel baksteen als in pleisterwerk worden uitgevoerd.
33.3 nadere eisen
33.3.1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, ter verkrijging van een stedenbouwkundig verantwoorde bebouwing in relatie tot het behoud van het (cultuur)historische karakter van de Vesting Gorinchem, welk karakter is omschreven in de plantoelichting, nadere eisen te stellen aan de situering en aan de afmetingen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, voor zover deze vanaf de openbare weg zichtbaar zijn.

33.3.2

Binnen de gronden als bedoeld in artikel 33.1 zijn burgemeester en wethouders tevens bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering van parkeer- en verkeersvoorzieningen alsmede de aantallen parkeervoorzieningen;
  • b. de situering van groenvoorzieningen;
  • c. de verhouding tussen pandbreedte en pandhoogte;
  • d. de detaillering van voorgevels;
  • e. de hoogte van de beganegrondvloer van gebouwen aan stadspleinen en hoofdstraten van de stadskern, waarbij een hoogte van ten minste 3.20 m kan worden geëist.
33.3.3

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen als bedoeld in artikel 33.3.2 indien die gewenst of noodzakelijk is in verband met cultuurhistorisch belang.

33.3.4

Burgemeester en wethouders stellen geen nadere eisen voor zover dit leidt tot een onevenredige aantasting van bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

33.4 afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 33.2 mits:

  • a. door deze afwijking het (cultuur)historische karakter van de Vesting Gorinchem niet in onevenredige mate wordt geschaad;
  • b. schriftelijk advies is gevraagd aan de monumentencommissie.
33.5 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.5.1 vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 33.1 bedoelde gronden de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontgronden, bodemverlagen of afgraven en ophogen;
  • c. het aanbrengen van bomen of andere opgaande beplanting c.q. het kappen daarvan;
  • d. het wijzigen van het profiel van straten, stegen en pleinen;
  • e. het wijzigen van het profiel van sloten, watergangen en vestinggrachten dan wel het graven of dempen hiervan.
33.5.2 uitzondering

Het bepaalde in lid 33.5.1 is niet van toepassing:

  • a. op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied;
  • b. op werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van de ruimtelijke ordening van niet ingrijpende betekenis zijn.
33.5.3 toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 33.5.1 kan slechts worden verleend, indien door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden de cultuurhistorische waarden van deze gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, versterken en/of herstel van die waarden niet worden verkleind.

33.6 omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
33.6.1 vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 33.1 bedoelde gronden bouwwerken geheel of gedeeltelijk af te breken.

33.6.2 uitzonderingen

Het bepaalde in lid 33.6.1 is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden:

  • a. van ondergeschikte betekenis, indien door het bevoegd gezag schriftelijk is medegedeeld, dat daarvoor geen omgevingsvergunning is vereist;
  • b. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
  • c. voortvloeiende uit het normale onderhoud;
  • d. ter voldoening van een aanschrijving of een besluit van het bevoegd gezag;
  • e. waarvoor ingevolge het bepaalde in artikel 11 van de Monumentenwet 1988 reeds een vergunning is vereist;
  • f. waarvoor ingevolge de Monumentenverordening van de gemeente Gorinchem reeds een vergunning is vereist.
33.6.3 toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 33.6.1 is slechts toelaatbaar, indien door het afbreken van bouwwerken de cultuurhistorische waarden van deze gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, versterken en/of herstel van die waarden niet worden verkleind.

Artikel 34 Waterstaat - Waterkering

34.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals duikers, keerwanden en merktekens.

34.2 bouwregels
34.2.1

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 22) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

34.2.2

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

34.2.3

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 3 m.

34.3 afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 34.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.

34.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.4.1

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 34.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
34.4.2

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 34.4.1 wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.

34.4.3

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 34.4.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.

Artikel 35 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

35.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs;
  • b. verkeer te water;
  • c. de waterhuishouding;
  • d. de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en het vergroten van de afvoercapaciteit;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

35.2 bouwregels
35.2.1 algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 22) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

35.2.2 gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

35.2.3 bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 3 m.

35.3 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
35.3.1

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 35.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
35.4 afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 35.2.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is gevraagd aan Rijkswaterstaat.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 36 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 37 Algemene bouwregels

37.1

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

37.2

In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

37.3

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

Artikel 38 Algemene gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in elk geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

Artikel 39 Algemene aanduidingsregels

39.1 geluidzone - industrie
39.1.1 aanduidingomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

39.1.2 bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 22) mogen geen nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen worden gebouwd.

39.1.3 afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 39.1.2 voor het bouwen van nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van deze woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

39.2 overige zone - duiker

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - duiker' is tevens een duiker toegestaan.

39.3 vrijwaringszone - dijk - 1
39.3.1 aanduidingomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 1' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de op aangrenzende gronden gelegen waterkering.

39.3.2 specifieke gebruiksregels

Een besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouw- of gebruiksregels of voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden ter plaatse van de in lid 39.1.1 bedoelde gronden, wordt niet eerder genomen dan nadat advies is gevraagd aan de beheerder van de waterkering.

39.4 vrijwaringszone - molenbiotoop 100m
39.4.1 aanduidingomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 100m' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de functie van de molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.

39.4.2 bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 22) mag niet hoger worden gebouwd dan:

  • a. binnen een afstand van 100 m van de molen: de bouwhoogte die gelijk is aan de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande molenwiek;
  • b. binnen een afstand van 100 m tot 400 m van de molen: de bouwhoogte 1/50 van de afstand tussen het bouwwerk en de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande molenwiek.
39.4.3 afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 39.4.2 voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de molen.

39.4.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 39.4.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van gronden hoger dan de hoogte die op grond van het bepaalde in artikel 39.4.2 is toegestaan voor bouwwerken;
  • b. het aanleggen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur met een hoogte die hoger is dan op grond van het bepaalde in artikel 39.4.2 is toegestaan voor bouwwerken;
  • c. het aanplanten van bomen en/of houtgewas en het aanbrengen van beplanting met een hoogte die hoger is dan op grond van het bepaalde in artikel 39.4.2 is toegestaan voor bouwwerken.

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 39.4.4 wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de beheerder van de molen.

39.4.5

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 39.4.4 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.
39.5 vrijwaringszone - molenbiotoop 400m
39.5.1 aanduidingomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 400m' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de functie van de molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.

39.5.2 bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 22) mag niet hoger worden gebouwd dan:

  • a. binnen een afstand van 100 m van de molen: de bouwhoogte die gelijk is aan de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande molenwiek;
  • b. binnen een afstand van 100 m tot 400 m van de molen: de bouwhoogte 1/50 van de afstand tussen het bouwwerk en de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande molenwiek.
39.5.3 afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 39.5.2 voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de molen.

39.5.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 39.5.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van gronden hoger dan de hoogte die op grond van het bepaalde in artikel 39.5.2 is toegestaan voor bouwwerken;
  • b. het aanleggen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur met een hoogte die hoger is dan op grond van het bepaalde in artikel 39.5.2 is toegestaan voor bouwwerken;
  • c. het aanplanten van bomen en/of houtgewas en het aanbrengen van beplanting met een hoogte die hoger is dan op grond van het bepaalde in artikel 39.5.2 is toegestaan voor bouwwerken.

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 39.5.4 wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de beheerder van de molen.

39.5.5

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 39.5.4 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.
39.6 vrijwaringszone - vaarweg
39.6.1 aanduidingomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de vrije ruimte in verband met het doelmatig functioneren van de nabijgelegen vaarweg en de veiligheid van het scheepvaartverkeer.

39.6.2 bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen geen nieuwe bouwwerken worden gebouwd met uitzondering van bouwwerken voor de scheepvaart.

39.6.3 afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 39.6.1 voor het bouwen van nieuwe bouwwerken overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen vaarweg en daarover advies is verkregen van de beheerder van de vaarweg.

39.7 wetgevingzone - afwijkingsgebied
39.7.1 afwijken horeca binnen het horecagebied

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied 1' kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in de ter plaatse geldende bestemmingsomschrijvingen voor het toestaan van een nieuwe vestiging van dag-horeca en middelzware horeca (licht) zoals omschreven in de Staat van Horeca-activiteiten, mits:

  • a. voor wat betreft de dag-horeca:
    • 1. de functie ondersteunend is voor de winkelstructuur;
    • 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat;
  • b. voor wat betreft de middelzware horeca (licht):
    • 1. op de gronden met de bestemming 'Horeca' geen hoofdgebouwen beschikbaar en geschikt zijn voor een nieuwe horecavestiging;
    • 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat;
    • 3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
39.7.2 afwijken horeca binnen het horecagebied

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied 2' kan bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de ter plaatse geldende bestemmingsomschrijvingen voor het toestaan van een nieuwe vestiging van dag-horeca, middelzware horeca (licht en/of zwaarder) en/of zware horeca zoals omschreven in de Staat van Horeca-activiteiten, mits:

  • a. voor wat betreft de dag-horeca:
    • 1. de functie ondersteunend is voor de winkelstructuur;
    • 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat;
  • b. voor wat betreft de middelzware- en zware horeca:
    • 1. op de gronden met de bestemming 'Horeca' geen hoofdgebouwen beschikbaar en geschikt zijn voor een nieuwe horecavestiging;
    • 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat;
    • 3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
39.7.3 afwijken horeca op de verdieping

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied 2' kan bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de ter plaatse geldende bestemmingsomschrijvingen voor het op de verdieping toestaan van een nieuwe vestiging van dag-horeca, middelzware- horeca (licht en/of middelzwaar) en zware horeca zoals omschreven in de Staat van Horeca-activiteiten, mits:

  • a. voor wat betreft de dag-horeca:
    • 1. de functie ondersteunend is voor de winkelstructuur;
    • 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat;
  • b. voor wat betreft de middelzware en zware horeca:
    • 1. op de gronden met de bestemming 'Horeca' geen hoofdgebouwen beschikbaar en geschikt zijn voor een nieuwe horecavestiging;
    • 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat;
    • 3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 40 Algemene afwijkingsregels

40.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  • b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m met dien verstande dat deze omgevingsvergunning uitsluitend mag worden verleend op gronden behorende bij de bestemmingen 'Groen', 'Verkeer', 'Verkeer - Verblijf';
  • d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 m.
40.2

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 40.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 41 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
  • b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 42 Overgangsrecht

42.1 overgangsrecht bouwwerken
42.1.1

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
42.1.2

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 42.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 42.1.1 met maximaal 10%.

42.1.3

Artikel 42.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

42.2 overgangsrecht gebruik
42.2.1

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

42.2.2

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 42.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

42.2.3

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 42.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

42.2.4

Artikel 42.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 43 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Binnenstad e.o.'.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 26 juni 2014.