direct naar inhoud van Artikel 5 Wonen
Plan: Welgelegen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0511.GRDWelgelegen2012-BP30

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen en overkappingen worden gebouwd in het bouwvlak;
  • b. het gezamenlijke oppervlak van hoofdgebouwen en aan- en uitbouwen bedraagt:
    • 1. voor vrijstaande woningen ten hoogste 125 m²;
    • 2. voor twee-aaneengebouwde woningen ten hoogste 115 m².

5.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden als volgt gebouwd:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen': uitsluitend vrijstaand of twee-aaneen;
  • b. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • c. de goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen en dakuitbouwen, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de afstand tot de nok en de zijkanten van het dakvlak bedraagt ten minste 1 m;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 bedraagt de afstand tot de nok en zijkanten van dakkapellen of dakuitbouwen aan de achterkant ten minste 0,5 m;
    • 3. de bouwhoogte, gemeten vanaf de onderkant van de dakkapel of vanaf de dakvoet indien het een dakuitbouw betreft, bedraagt ten hoogste 50% van de in het verticale vlak geprojecteerde hoogte van het dakvlak met een maximum van 2 m;
    • 4. de breedte van dakkapellen aan de voorkant van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 50% van de breedte van het dakvlak van het hoofdgebouw met een maximum van 2,5 m; de breedte van dakuitbouwen aan de voorkant van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 3,5 m;
    • 5. de breedte van dakkapellen en dakuitbouwen aan de zijkant van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 50% van de breedte van het dakvlak van het hoofdgebouw met een maximum van 3,5 m;
    • 6. de breedte van dakkapellen of dakuitbouwen aan de achterkant van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 70% van het dakvlak met een maximum van 4,5 m;
  • d. hoofdgebouwen worden voorzien van een kap;
  • e. de bouw van dakopbouwen is niet toegestaan;
  • f. de voorgevel van hoofdgebouwen wordt in de naar de weg gekeerde bouwgrens dan wel ten hoogste 3 m achter deze bouwgrens gebouwd, met dien verstande dat voor de woningen langs de Havenweg de naar deze weg gekeerde bouwgrens wordt bedoeld;
  • g. voor vrijstaande woningen en twee-aaneengebouwde hoofdgebouwen bedraagt de afstand tussen het hoofdgebouw en de zijdelingse perceelgrens aan de niet-aaneengebouwde zijde ten minste 3 m;
  • h. voor aaneengebouwde hoofdgebouwen geldt dat ten hoogste 6 hoofdgebouwen aaneengebouwd worden.

5.2.3 Aan- en uitbouwen
  • a. de afstand van aan- en uitbouwen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 m;
  • b. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 4,5 m.

5.2.4 Bijgebouwen en overkappingen
  • a. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • b. bijgebouwen en overkappingen bij vrijstaande en twee-aaneengebouwde woningen dienen voorzien te zijn van een kap;
  • c. het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het erf, zoals omschreven onder e, met een maximum van 30 m²;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c geldt dat indien het erf, zoals omschreven onder e, groter is dan 150 m², maximaal 60 m² van dit erf mag worden bebouwd met bijgebouwen en overkappingen;
  • e. onder erf zoals bedoeld onder c en d wordt verstaan het gedeelte van het bouwperceel voor zover gelegen achter de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat het maximaal toegestane oppervlakte van het hoofdgebouw en aan- en uitbouwen, zoals bedoeld in artikel 5.2.1 onder b, niet tot het erf wordt gerekend.

5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw of van andere erfafscheidingen op minder dan 1 m afstand van openbaar gebied bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-1', mogen in afwijking van het onder a gestelde, uitsluitend achter de achtergevel, erfafscheidingen van ten hoogste 2 m worden gebouwd;
  • d. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden achter de achtergevel gebouwd;
    • 2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden ten minste 1 m uit de perceelsgrens gebouwd;
    • 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.3 onder a om het bouwen in het verlengde van de voorgevel mogelijk te maken, met dien verstande dat het architectonisch ontwerp daar aanleiding toe geeft.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:

  • de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning en bijgebouwen, met een maximum van 50 m² en met dien verstande dat horeca en detailhandel zijn uitgesloten.