direct naar inhoud van Artikel 12 Groen
Plan: Actualisatie Boskoop - Dorp 2011
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0499.BPL10019HBD-OH01

Artikel 12 Groen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  • b. nutsvoorzieningen;
  • c. paden, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

met dien verstande dat:

  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - zwarte pad':
    • 1. een groene gebruikszone is toegestaan bestaande uit een park met daarbij school- en natuureducatieve voorzieningen, schooltuintjes en daarmee naar aard en omvang vergelijkbare functies alsmede daaraan ondergeschikte horeca in lichte vorm;
    • 2. scouting;
    • 3. volkstuinen voor zover deze aanwezig waren op het moment van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan;
    • 4. bestaande tuindersbedrijven voor zover deze zijn aangeduid op de kaart als opgenomen in bijlage 3 van deze planregels;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij' dierenverblijven en een kinderboerderij;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk –scouting' een scoutingterrein;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en verhardingen, parkeervoorzieningen en met inachtneming van de keur van het waterschap.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. goothoogte maximaal de op de plankaart aangegeven goothoogte;
  • c. bouwhoogte maximaal de op de plankaart aangegeven bouwhoogte;
  • d. nutsvoorzieningen mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd met een maximale goot- en nokhoogte van 4 meter.
12.2.2 Afwijking

In afwijking van het bepaalde onder 12.2.1 mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - zwarte pad' gebouwen worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

  • a. de totale oppervlakte van de gebouwen ten behoeve van de groengebruikszone als bedoeld in artikel 12.1 onder d onder 1 bedraagt 400 m² waarbij tevens geldt dat één gebouw niet groter mag zijn dan 200 m2. De bouwhoogte bedraagt maximaal 6,5m;
  • b. de totale oppervlakte van de gebouwen ten behoeve van de scouting als bedoeld in artikel 12.1 onder d onder 2 bedraagt 500 m². De goothoogte bedraagt maximaal 5m en de bouwhoogte bedraagt maximaal 6,5m;
  • c. ten behoeve van bestaande volkstuintjes mogen gebouwtjes worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 10% van het oppervlak van het tuinperceel tot een maximum van 25 m2. De goothoogte is maximaal 2,5m en de bouwhoogte is maximaal 2,25 m bij percelen tot 250m2 en 4,8m bij percelen van 250m2 en groter;
  • d. ten behoeve van het volkstuinencomplex mag één gemeenschappelijk gebouw worden gebouwd met een oppervlak van maximaal 100 m2 en een goothoogte van bouwhoogte van respectievelijk maximaal 3 en 6 m.
12.2.3 Gebouwen

Toegestaan zijn bestaande bedrijfsgebouwen, voor de reeds bestaande sierteeltbedrijven zoals opgenomen in de bijlage 3 behorende bij deze planregels, met dien verstande dat:

  • a. een uitbreiding van de bestaande oppervlakte van de bedrijfsgebouwen tot maximaal 10%, met behoud van de reeds bestaande hoogte, is toegestaan.
12.2.4 Afwijking

in afwijking van het bepaalde onder 12.2.1 mogen ter plaatse van de aanduiding:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - scouting' gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de totale oppervlakte van de gebouwen 100 m², en de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij' gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de totale oppervlakte van de gebouwen 400 m², en de goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan respectievelijk 3 en 6 m;
  • c. ten behoeve van speelvoorzieningen gebouwen worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 2 m.
12.2.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt:

  • a. bij lichtmasten maximaal 6 m;
  • b. bij een geluidscherm 2 m;
  • c. bij speelvoorzieningen 4 m;
  • d. bij overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 3 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - zwarte pad' de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 8 m bedraagt;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – scouting' een scoutingterrein, voor alle bestaande vlaggenmasten maximaal 15 meter.
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.2 voor het realiseren van gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde als omschreven in artikel 21.2.2 en 21.2.3 (aan-, uit-, bijgebouwen en overkappingen en schuttingen e.a.)

12.3.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in artikel 12.3.1 kan slechts mits:

  • a. de desbetreffende gronden feitelijk al in gebruik zijn als tuin en / of als erf behorende bij een woning danwel een afwijking als bedoeld in artikel 12.4 al is doorlopen danwel een afwijking als bedoeld in artikel 12.4 gelijktijdig wordt doorlopen;
  • b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • d. door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
  • e. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke motivering.
12.4 Afwijken van de gebruiksregels
12.4.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.1 voor het toestaan van het gebruik als tuin en / of het gebruik als erf bij een woning;

12.4.2 Voorwaarden voor afwijking

Afwijken als bedoeld in artikel 12.4.1 kan slechts mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
  • d. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke motivering.