direct naar inhoud van regels
Plan: Reigersborg Noord 3
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0498.BPRBN3-VG02

regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plangebied

het voorontwerp bestemmingsplan 'Reigersborg Noord 3', van de gemeente Drechterland;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0498.BPRBN3-VG02 met bijhorende regels (en bijlagen);

1.3 aanbouw:

een bijbehorend bouwwerk, zijnde een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat. Een gebouw dat onderscheiden wordt van, en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan, het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 beroepsbeoefening aan huis:

een beroep of bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarvan de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie verenigbaar is, waarbij de woning de woonfunctie behoudt en waarbij het beroep of het bedrijf wordt uitgeoefend door één lid van het betreffende huishouden;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bebouwingspercentage:

het in de planregels of op de kaart aangegeven percentage van een bouwvlak, of indien geen bouwgrenzen zijn aangegeven het percentage van het bestemmingsvlak, dat ten hoogste bebouwd mag worden met gebouwen, tenzij in de planregels anders is bepaald;

1.9 bed and breakfast:

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf zonder kookfaciliteiten en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bijgebouw:

een bijbehorend bouwwerk, zijnde een, al dan niet vrijstaand, gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste van een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, waarmee het niet in directe verbinding staat, zoals een garage, hobbyruimte en huisdierenverblijf;

1.13 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het

vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen

of veranderen van een standplaats.

1.15 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegestaan;

1.20 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.21 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.22 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, anders dan in de vorm van internetverkoop;

1.23 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.24 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct gelegen is bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.25 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26 geluidswal:

Een geluidswal is een grondlichaam of een dijk die naast een weg of spoorlijn wordt neergelegd om de geluidshinder te beperken voor mensen die achter de wal wonen of verblijven.

1.27 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.28 huishouden:

het in een woning met elkaar samen wonen van een aantal personen in een zekere continue samenstelling en waarbij tevens tussen deze verschillende personen een zekere onderlinge verbondenheid bestaat (gezin of samenlevingsverband);

1.29 internetverkoop

een specifieke vorm van detailhandel zonder uitstalling, verkoop en afhaal van goederen ter plaatse, waarbij de goederen via internet worden aangeboden en per post worden geleverd;

1.30 kantoor:

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.31 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het al dan niet openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.32 omgevingsvergunning:

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.33 parkeernorm

criterium voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen bij verschillende functies, hierbij wordt, tenzij in het bestemmingsplan anders is bepaald, uitgegaan van de Aanbevelingen Stedelijke Verkeers- en Vervoersvoorzieningen binnen de bebouwde kom (ASVV 2004) van het CROW;

1.34 peil:
  • 1. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang, met dien verstande dat indien een terrein is gelegen aan meerdere wegen: de laagste weg;
  • 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld;tenzij in de regels anders is bepaald;
1.35 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.36 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf en een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.37 steiger

constructie langs een oever die tot aanlegplaats dient voor vaartuigen;

1.38 straatmeubilair:

de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, vlaggenmasten, rijwielstandaards, papierbakken, afvalcontainers, openbare toiletten, zitbanken, plantenbakken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, speelplekvoorzieningen, telefooncellen, kunstobjecten en abri's;

1.39 uitbouw:

Een bijbehorend bouwwerk, zijnde een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.40 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.41 vlonder:

houten terras, grenzend aan het water;

1.42 water;

al het open water: meren, rivieren, sloten, kanalen;

1.43 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.44 woning - niet gestapeld;

een woning, welke een zelfstandig gebouw vormt en direct toegankelijk is vanaf het aangrenzende maaiveld;

1.45 woning - gestapeld:

een woning, deel uitmakend van een gebouw waarin meerdere woningen zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven dan wel beneden en al dan niet tevens naast elkaar zijn gesitueerd en waarvan in ieder geval een gedeelte van de tot het gebouw behorende woningen niet direct toegankelijk is vanaf een weg of langzaam verkeersroute.

1.46 zorgwoning:

Een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de perceelsgrens:

tussen de grenzen van een bouwperceel en enig grenspunt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd-) gebouw, waar die afstand het kortst is;

2.2 bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige gebouwen tezamen;

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, ondergeschikte dakopbouwen ten behoeve van technische installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.5 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte gevelelementen ;

2.6 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken erkers en dakkapellen;

2.7 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. waterlopen, water(partijen), duikers;
  • d. bruggen;
  • e. wandel- en fietspaden;
  • f. verhardingen, waaronder parkeervoorzieningen;
  • g. straatmeubilair;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. vlonders;
  • j. openbare kunst;
  • k. water;
  • l. geluidwal;
  • m. uitzichtpunt;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.

3.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
3.2.1 Specifieke vorm van groen - vlonder

Vlonders zijn uitsluitend toegestaan waar dit, door middel van de functieaanduiding 'specifieke vorm van groen - vlonder' (sg-vld), op de verbeelding is aangegeven, hiervoor gelden onderstaande regels:

  • a. er is maximaal één vlonder toegestaan;
  • b. de breedte bedraagt maximaal 50% van de kavelbreedte;
  • c. de vlonder mag niet boven het aangrenzende water worden gerealiseerd;
  • d. de bouwhoogte van de vlonder mag niet meer bedragen dan 0,40 meter boven het waterpeil;
  • e. de realisatie van aanlegmogelijkheden voor pleziervaartuigen is toegestaan.

3.2.2 Geluidwal

Een geluidwal is uitsluitend toegestaan waar dit, door middel van de aanduiding 'geluidwal' (gw), op de verbeelding is aangegeven.

3.3 Bouwregels
3.3.1 Gebouwen

Op deze gronden zijn uitsluitend gebouwen toegestaan ten dienste van het verkeer en nutsvoorzieningen, met een maximum van 15 m2 en een maximum bouwhoogte van 3 meter.

3.3.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m, waarbij de volgende uitzonderingen gelden:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • b. de bouwhoogte van bruggen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. ter plekke van de van de functieaanduiding 'specifieke vorm van groen - vlonder' (sg-vld), zij uitsluitend vlonders toegestaan;
  • d. ter plekke van de functieaanduiding 'specifieke vorm van groen - boothelling' (svg-boh) is een boothelling toegestaan.

3.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien dit noodzakelijk is:

  • a. ter bescherming van de beleving en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ten behoeve van de bereikbaarheid van hulpdiensten;
  • c. ter bescherming van de verkeersveiligheid;
  • d. ten behoeve van het straat- en bebouwingsbeeld.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsbeschrijving

De op de verbeelding voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. erftoegangswegen met maximaal 2 rijstroken, waarbij de inrichting hoofdzakelijk is gericht op het verblijf;
  • b. woonstraten;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. waterlopen, water(partijen) en duikers;
  • g. bruggen;
  • h. straatmeubilair;
  • i. openbare kunst;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. speelplekken;
  • l. water;

met bijbehorende met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Op deze gronden zijn uitsluitend gebouwen toegestaan ten dienste van het verkeer met een maximum van 15 m2 en een maximum bouwhoogte van 3 meter.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m, waarbij de volgende uitzonderingen gelden:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • b. de bouwhoogte van bruggen mag niet meer bedragen dan 3 meter.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien dit noodzakelijk is:

  • a. ter bescherming van de beleving en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ten behoeve van de bereikbaarheid van hulpdiensten;
  • c. ter bescherming van de verkeersveiligheid;
  • d. ten behoeve van het straat- en bebouwingsbeeld.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Water (WA)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterhuishouding;
  • b. waterberging;
  • c. waterlopen, vaar- en waterwegen;
  • d. oeverbeschoeiingen, duikers en/of bruggen;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
5.2.1 Brug

Bruggen zijn uitsluitend toegestaan waar dit, door middel van de functieaanduiding 'brug' (br) op de verbeelding is aangegeven, met inachtneming van de onderstaande regels:

  • a. de doorvaarbare hoogte dient minimaal 1,40 meter te bedragen;
  • b. de doorvaarbare breedte dient minimaal 2,50 meter te bedragen.

5.3 Bouwregels
5.3.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.3.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van bruggen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter.

5.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien dit noodzakelijk is:

  • a. ter bescherming van de beleving en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ten behoeve van de bereikbaarheid van hulpdiensten;
  • c. ter bescherming van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van een vrije doorvaarbreedte;
  • e. ten behoeve van het straat- en bebouwingsbeeld.

5.5 Specifieke afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 5.2, voor het realiseren van nieuwe bruggen, met dien verstande dat:

  • a. de waterhuishoudkundige belangen (kwantitatief en kwalitatief) niet onevenredig worden geschaad;
  • b. de waterbeheerder(s) schriftelijk een positief advies hebben uitgebracht betreffende de voorgenomen afwijking.

Artikel 6 Wonen - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Wonen-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen - niet gestapeld;
  • b. beroepsuitoefening aan huis;
  • c. bijbehorende bouwwerken;
  • d. (gebouwde) parkeervoorzieningen;
  • e. tuinen en erven;
  • f. vlonders;
  • g. verhardingen;

met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.

6.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
6.2.1 Beroepsuitoefening aan huis

Voor het uitoefenen van beroepsmatige activiteiten aan huis gelden onderstaande regels:

  • a. er mag niet meer dan 40 m2 vloeroppervlak van het hoofdgebouw en aan- uit- en en bijgebouwen hiervoor worden gebruikt;
  • b. de woonfunctie dient behouden te blijven;
  • c. er mag geen onevenredige milieuhinder plaatsvinden;
  • d. er mag geen detailhandel plaatsvinden;
  • e. de beroepsuitoefening dient te geschieden door één van de leden van het betreffende huishouden;
  • f. parkeren dient in beginsel op eigen erf plaats te vinden;
  • g. de benodigde parkeervoorziening kan (deels) plaatsvinden in het openbaar gebied, mits wordt aangetoond dat in de stedenbouwkundige verkaveling voldaan wordt aan de parkeernorm.

6.2.2 Het is verboden om beroepsmatige activiteiten aan huis uit te oefenen,

Het is verboden om beroepsmatige activiteiten aan huis uit te oefenen, anders dan genoemd in Bijlage 1 'Lijst van toegelaten aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten' behorende bij dit bestemmingsplan.

6.3 Bouwregels
6.3.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen

  • a. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de diepte van het hoofdgebouw van een woning - niet gestapeld mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' mag de bouwhoogte niet worden overschreden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' mag de goothoogte niet worden overschreden;
  • e. de afstand van een vrijstaand hoofdgebouw of een blok van twee-aaneen gesloten hoofdgebouwen tot de zijdelingse, niet naar het openbaar gebied gekeerde, perceelsgrens bedraagt tenminste 1,5 meter;
  • f. per perceel mag maximaal één woning worden gebouwd.

6.3.2 Erkers

In afwijking van het bepaalde in artikel 6.3.1. sub a, mag de bouwgrens worden overschreden voor het realiseren van een erker, hiervoor gelden onderstaande regels:

  • a. een erker mag maximaal 70% van de voorgevelbreedte en 70% van de zijgevel van een woning beslaan;
  • b. hoekerkers zijn mogelijk, mits:
  • 3. het gedeelte van de erker dat aan de voorgevel van de woning is gesitueerd niet breder is dan 70% van de voorgevel en
  • 4. het gedeelte van de erker, dat aan de zijgevel en in het verlengde daarvan voor het verlengde van de voorgevel is gesitueerd niet breder is dan 70% van de zijgevel;
  • c. de diepte van een erker mag niet meer dan 1,50 meter zijn;
  • d. de afstand tot de perceelsgrens mag niet minder dan 2 meter bedragen
  • e. erkers mogen een hoogte hebben van niet meer dan 0,3 meter boven de bovenkant van de van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw.

6.3.3 Bijbehorende bouwwerken

6.3.3.1

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per hoofdgebouw mag, naast het hoofdgebouw ten hoogste 50% van het achter de bouwgrens gelegen erf met bijbehorende bouwwerken worden bebouwd, met dien verstande dat de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken maximaal 70 m2 mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 3,5 meter bedragen;
  • c. bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 1,5 meter achter (de verlengden van) de voorgevel te worden gebouwd, tenzij deze als onderdeel van het hoofdgebouw worden gerealiseerd.

6.3.3.2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 6.3.3.1 om toe te staan dat de maximale bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen wordt vergroot, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de goothoogte mag maximaal 3,5 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 6 meter bedragen;
  • c. door het verlenen van de afwijking mogen geen belangen van derden worden geschaad.

6.3.3.3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 6.3.3.1 om toe te staan dat de maximale bouwhoogte van aan- en uitbouwen wordt vergroot, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de goothoogte mag maximaal 3,5 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 7 meter bedragen;
  • c. de oppervlakte, waarover de maximale bouwhoogte wordt vergroot, mag niet meer dan 30 m2 bedragen

6.3.4 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen, voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn, mag maximaal 1 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen, voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn, mag maximaal 2 meter bedragen;
  • c. de hoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8 meter bedragen;
  • d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 meter.

6.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien dit noodzakelijk is:

  • a. ter bescherming van de beleving en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ten behoeve van de bereikbaarheid van hulpdiensten;
  • c. ter bescherming van de verkeersveiligheid;
  • d. voor het straat- en bebouwingsbeeld;
  • e. ten behoeve van de mogelijkheid om in voldoende mate te parkeren.

6.5 Parkeren
  • a. In samenhang met de te realiseren parkeerplaatsen in de aanliggende bestemming 'Verkeer' geldt een gemiddelde parkeernorm van 1,7 parkeerplaats per woning, daarbij wordt rekening gehouden met de volgende normering per woningcategorie:
      • 1,5 parkeerplaatsen per woning in de categorie goedkoop;
      • 1,7 parkeerplaatsen per woning in de categorie middelduur
      • 1,9 parkeerplaatsen per woning in de categorie duur.
  • b. In de woningcategorieën duur en middenduur dient per woning minimaal één parkeerplaats op eigen terrein te worden aangelegd;
  • c. de afmetingen van een parkeerplaats dienen ten minste 2,5 bij 5 meter te bedragen;
  • d. een garage wordt niet meegeteld bij de bepaling van het aantal parkeerplaatsen;
  • e. een opstelplek voor een garage wordt meegeteld bij de bepaling van het aantal parkeerplaatsen, mits deze voldoet aan de onder c genoemde maatvoering.

6.6 Specifieke afwijkingsregels
6.6.1 Inwoning zorgbehoevenden/zorgverleners

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 6.1 onder in die zin dat een woonhuis wordt gebruikt voor de huisvesting van meer dan één huishouden, mits:

  • a. de bewoning uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van zorg;
  • b. de hulpbehoevendheid wordt aangetoond middels een doktersverklaring of een zorgindicatie. Deze indicatie of verklaring is niet nodig in geval van een familierelatie in de rechte lijn;
  • c. er sprake blijft van één hoofdentree, één huisnummer en één meterkast, zodat de beide woonruimtes op de begane grond intern met elkaar verbonden zijn;
  • d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden;
  • e. na beëindiging van de zorg het woonhuis opnieuw ten behoeve van één huishouden in gebruik wordt genomen.

6.6.2 Huisvesting arbeidsmigranten

Buitenlandse werknemers, anders dan een gezin, mogen worden gehuisvest in woningen in woonwijken, onder de volgende voorwaarden:

  • a. er mogen niet meer buitenlandse werknemers worden gehuisvest dan het aantal slaapkamers in de woning tot in totaal 4 werknemers, die gezamenlijk één huishouden vormen. De slaapkamers moeten bereikbaar zijn via een vaste trap. Onder huishouding wordt hier verstaan, dat zij in de woning een eigen slaapgelegenheid hebben, voor het bereiden van maaltijden gebruik maken van een gezamenlijke keuken en voor het nuttigen van de maaltijden en het hebben van ontspanning gebruik maken van een gezamenlijke woonkamer;
  • b. de eigenaar/huurder/uitzendbureau is verantwoordelijk voor het toezicht op de gehuisveste buitenlandse werknemers en het onderhoud van de tuin;
  • c. er blijft sprake van een goede gebruiksdifferentiatie in de wijk (geen concentratie van deze vorm van wonen);
  • d. het aanbod van goedkope koopwoningen in een wijk voor de starters mag niet onevenredig worden aangetast;
  • e. er is een nachtregister aanwezig met de gegevens van de personen die in de woning verblijven;
  • f. de toegang van een woning dient tot op 40 m over een daarvoor geschikte route te naderen zijn voor een brandweervoertuig.

6.6.3 Bed and breakfast

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 6.1 onder a in die zin dat de gronden en gebouwen in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van

recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:

  • a. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen het bestaande woonhuis. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
  • b. er geen keukenblok c.q. kookgelegenheid in de kamers wordt gemaakt;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. minimaal één parkeerplaats per slaapkamer op eigen terrein wordt aangelegd.

Artikel 7 Wonen - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Wonen-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen - niet gestapeld;
  • b. beroepsuitoefening aan huis;
  • c. bijbehorende bouwwerken;
  • d. (gebouwde) parkeervoorzieningen;
  • e. tuinen en erven;
  • f. verhardingen;

met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.

7.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
7.2.1 Beroepsuitoefening aan huis

Voor het uitoefenen van beroepsmatige activiteiten aan huis gelden onderstaande regels:

  • a. er mag niet meer dan 40 m2 vloeroppervlak van het hoofdgebouw en aan-, uit- en bijgebouwen hiervoor worden gebruikt;
  • b. de woonfunctie dient in hoofdzaak behouden te blijven;
  • c. er mag geen onevenredige milieuhinder plaatsvinden;
  • d. er mag geen detailhandel plaatsvinden;
  • e. de beroepsuitoefening dient te geschieden door één van de leden van het betreffende huishouden;
  • f. parkeren dient in beginsel op eigen erf plaatsvinden;
  • g. de benodigde parkeervoorziening kan (deels) plaatsvinden in het openbaar gebied, mits wordt aangetoond dat in de stedenbouwkundige verkaveling voldaan wordt aan de parkeernorm.

7.2.2

Het is verboden om beroepsmatige activiteiten aan huis uit te oefenen, anders dan genoemd in Bijlage 1 'Lijst van toegelaten aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten' behorende bij dit bestemmingsplan.

7.3 Bouwregels
7.3.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen

  • a. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de hoofdgebouwen dienen met hun voorgevel in of op maximaal 2 meter achter de grens van het op de verbeelding aangegeven bouwlak te worden gebouwd;
  • c. de diepte van het hoofdgebouw van een woning - niet gestapeld mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' mag de bouwhoogte niet worden overschreden;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' mag de goothoogte niet worden overschreden.

7.3.2 Erkers

In afwijking van het bepaalde in artikel 7.3.1. sub a, mag de bouwgrens worden overschreden voor het realiseren van een erker, hiervoor gelden onderstaande regels:

  • a. een erker mag maximaal 70% van de voorgevelbreedte en 70% van de zijgevel van een woning beslaan;
  • b. hoekerkers zijn mogelijk, mits:
    • 1. het gedeelte van de erker dat aan de voorgevel van de woning is gesitueerd niet breder is dan 70% van de voorgevel en
    • 2. het gedeelte van de erker, dat aan de zijgevel en in het verlengde daarvan voor het verlengde van de voorgevel is gesitueerd niet breder is dan 70% van de zijgevel;
  • c. de diepte van een erker mag niet meer dan 1,50 meter zijn;
  • d. erkers mogen een hoogte hebben van niet meer dan 0,3 meter boven de bovenkant van de van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw.

7.3.3 Bijbehorende bouwwerken

7.3.3.1

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per hoofdgebouw mag, naast het hoofdgebouw ten hoogste 50% van het achter de bouwgrens gelegen erf met bijbehorende bouwwerken worden bebouwd, met dien verstande dat de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken maximaal 70 m2 mag bedragen;
  • b. De bouwhoogte mag maximaal 3,5 meter bedragen;
  • c. bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 1,5 meter achter (de verlengden van) de voorgevel te worden gebouwd, tenzij deze als onderdeel van het hoofdgebouw worden gerealiseerd.

7.3.3.2 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 7.3.3.1 om toe te staan dat de maximale bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen wordt vergroot, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de goothoogte mag maximaal 3,5 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 6 meter bedragen;
  • c. door het verlenen van de afwijking mogen geen belangen van derden worden geschaad.

7.3.3.3 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 7.3.3.1 om toe te staan dat de maximale bouwhoogte van aan- en uitbouwen wordt vergroot, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de goothoogte mag maximaal 3,5 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 7 meter bedragen;
  • c. de oppervlakte, waarover de maximale bouwhoogte wordt vergroot, mag niet meer dan 30 m2 bedragen.

7.3.4 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen, voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn, mag maximaal 1 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen, voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn, mag maximaal 2 meter bedragen;
  • c. de hoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8 meter bedragen;
  • d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 meter.

7.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien dit noodzakelijk is:

  • a. ter bescherming van de beleving en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ten behoeve van de bereikbaarheid van hulpdiensten;
  • c. ter bescherming van de verkeersveiligheid;
  • d. voor het straat- en bebouwingsbeeld;
  • e. ten behoeve van de mogelijkheid om in voldoendemate te parkeren.

7.5 Parkeren
  • a. In samenhang met de te realiseren parkeerplaatsen in de aanliggende bestemming 'Verkeer' geldt een gemiddelde parkeernorm van 1,7 parkeerplaats per woning, daarbij wordt rekening gehouden met de volgende normering per woningcategorie:
      • 1,5 parkeerplaatsen per woning in de categorie goedkoop;
      • 1,7 parkeerplaatsen per woning in de categorie middelduur
      • 1,9 parkeerplaatsen per woning in de categorie duur.
  • b. In de woningcategorieën duur en middenduur dient per woning minimaal één parkeerplaats op eigen terrein te worden aangelegd;
  • c. de afmetingen van een parkeerplaats dienen ten minste 2,5 bij 5 meter te bedragen;
  • d. een garage wordt niet meegeteld bij de bepaling van het aantal parkeerplaatsen;
  • e. een opstelplek voor een garage wordt meegeteld bij de bepaling van het aantal parkeerplaatsen, mits deze voldoet aan de onder c genoemde maatvoering.

7.6 Specifieke afwijkingsregels
7.6.1 Inwoning zorgbehoevenden/zorgverleners

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 7.1 onder a in die zin dat een woonhuis wordt gebruikt voor de huisvesting van meer dan één huishouden, mits:

  • a. de bewoning uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van zorg;
  • b. de hulpbehoevendheid wordt aangetoond middels een doktersverklaring of een zorgindicatie. Deze indicatie of verklaring is niet nodig in geval van een familierelatie in de rechte lijn;
  • c. er sprake blijft van één hoofdentree, één huisnummer en één meterkast, zodat de beide woonruimtes op de begane grond intern met elkaar verbonden zijn;
  • d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden;
  • e. na beëindiging van de zorg het woonhuis opnieuw ten behoeve van één huishouden in gebruik wordt genomen.

7.6.2 Huisvesting buitenlandse werknemers

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 7.1 onder a in die zin dat in een woonhuis ruimte wordt geboden voor de huisvesting van buitenlandse werknemers anders dan op de wijze van een gezin, onder voorwaarden dat:

  • a. er maximaal 4 werknemers worden gehuisvest, die gezamenlijk één huishouden vormen. Onder huishouding wordt verstaan, dat zij in het woonhuis een eigen slaapgelegenheid hebben, voor het bereiden van maaltijden gebruik maken van een gezamenlijke keuken en voor het nuttigen van de maaltijden en het hebben van ontspanning gebruik maken van een gezamenlijke woonkamer;
  • b. de eigenaar/huurder/uitzendbureau verantwoordelijk is voor het toezicht op de gehuisveste buitenlandse werknemers en het onderhoud van de tuin;
  • c. er sprake blijft van een goede gebruiksdifferentiatie in de wijk (geen concentratie van deze vorm van wonen);
  • d. het aanbod van goedkope koopwoningen niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. er een nachtregister aanwezig is met de gegevens van de personen die in de woning verblijven.

7.6.3 Bed and breakfast

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 7.1 onder a in die zin dat de gronden en gebouwen in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:

  • a. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen het bestaande woonhuis. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
  • b. er geen keukenblok c.q. kookgelegenheid in de kamers wordt gemaakt;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. minimaal één parkeerplaats per slaapkamer op eigen terrein wordt aangelegd.

7.6.4 woningen - gestapeld

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 7.1 onder a om toe te staan dat woningen in gestapelde vorm worden gebouwd, hiervoor gelden de volgende regels:

  • a. de diepte van het hoofdgebouw van een woning - gestapeld mag niet meer bedragen dan 14 m;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. bij de aanvraag om omgevingsvergunning dient te worden aangetoond dat in de stedenbouwkundige verkaveling voldaan wordt aan de parkeernorm.

7.7 Wijzigingsregel
7.7.1

Burgemeester en wethouders zijn, op grond van artikel 3.6 Wro, bevoegd de gronden met de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' te wijzigen ten behoeve van woonzorg, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan 9 respectievelijk 13 meter;
  • b. zorgwoningen zijn in gestapelde vorm toegestaan;
  • c. de diepte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 24 meter;
  • d. er wordt geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. bij de aanvraag om omgevingsvergunning dient te worden aangetoond dat in de stedenbouwkundige verkaveling voldaan wordt aan de parkeernorm.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen, bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Maximum bouwprofiel

Waar in dit plan voor hoofdgebouwen een maximale goothoogte en/of een maximale bouwhoogte is voorgeschreven mag het hieruit voortvloeiende maximum bouwprofiel worden overschreden door antennes, schoorstenen en ondergeschikte dakopbouwen ten behoeve van technische installaties.

9.2 Overschrijding bouw- en of bestemmingsgrenzen

De bouwgrenzen mogen, in afwijking van het op de verbeelding en/of in hoofdstuk 2 bepaalde, uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, veranda's, en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen als goot- en kroonlijsten, gevellijsten, pilasters, plinten, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, kozijnen, dorpels en afvoerpijpen voor hemelwater, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt.

9.3 Verwijzing naar wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt daarbij uitgegaan van de tekst, zoals deze luidt op het tijdstip waarop het bestemmingsplan in ontwerp ter inzage is gelegd.

Artikel 10 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • c. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • d. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • e. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de desbetreffende bepalingen van de planregels ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. het verschuiven van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en nadere aanduidingen, voor zover dit, ten gevolge van geringe afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding, noodzakelijk is voor een goede uitvoering van het plan, met dien verstande dat de genoemde afwijkingen ten hoogste 3 meter mogen bedragen;
  • b. het afwijken van maten met ten hoogste 10%, indien dit noodzakelijk is voor een goede uitvoering van het plan, met uitzondering van:
    • 1. percentages
    • 2. de maatvoering van bijbehorende bouwwerken
    • 3. de op de verbeelding aangegeven aanduiding maximale goot- en bouwhoogte van 7 respectievelijk 11 meter
    • 4. de op de verbeelding aangegeven maximale bouwhoogte van 11 meter
  • c. de bouw van kleine, niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen waarvan de oppervlakte van enig gebouw niet meer dan 25 m² en de bouwhoogte niet mag bedragen dan 3,5 meter.

11.2 Uitzondering

De afwijking wordt niet verleend indien daardoor ernstige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.


Hoofdstuk 4 OVERGANGS EN SLOTREGELS

Artikel 12 Overgangsregels

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
12.1.1

Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijkingen naar aard en omvang niet worden vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

12.1.2

Eenmalig kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 12.1.1, voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.

12.1.3

Het bepaalde in artikel12.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik
12.2.1

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

12.2.2

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 12.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, mits door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

12.2.3

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 12.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

12.2.4

Het bepaalde in artikel 12.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.3 Persoonsgebonden overgangsrecht

Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:

Regels deel uitmakende van het bestemmingsplan 'Reigersborg Noord 3' van de gemeente Drechterland.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 25 november 2013.

De voorzitter, De griffier,

…………………………………………. …………………………………………..

Bijlage 1

Lijst van toegelaten aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Uitoefening van (para-)medische beroepen, waaronder:

individuele praktijk voor huisarts, psychiater, psycholoog, fysiotherapie of bewegingsleer, voedingsleer, mondhygiëne, tandheelkunde, logopedie, enz.

individuele praktijk dierenarts

Kledingmakerij

(maat)kledingmakerij en kledingverstelbedrijf

woningstoffeerderij

Kantoor- en opslagfunctie ten behoeve van bedrijvigheid die elders wordt

uitgeoefend, zoals:

schoonmaakbedrijf, schoorsteenveegbedrijf, klussenbedrijf, bestratingsbedrijf, glazenwasserij, waarbij de opslag van enige materialen, gereedschappen en een voertuig op het perceel is toegestaan, maar ook ten behoeve van bijvoorbeeld een groothandelsbedrijf

Reparatie-/verhuurbedrijfjes, waaronder:

schoen-/lederwarenreparatiebedrijf

uurwerkreparatiebedrijf

goud- en zilverwerkreparatiebedrijf

reparatie van kleine (elektrische) gebruiksgoederen

reparatie van muziekinstrumenten

In ieder geval zijn autoreparatiebedrijven uitgezonderd

Advies- en ontwerpbureaus, waaronder individuele praktijk voor:

reclame ontwerp

grafisch ontwerp

architect

(Zakelijke) dienstverlening, waaronder individuele praktijk voor:

notaris

advocaat

accountant

assurantie-/verzekeringsbemiddeling

exploitatie en handel in onroerende zaken

Overige dienstverlening

kappersbedrijf

schoonheidssalon

Onderwijs

autorijschool

onderwijs niet in te delen naar specificatie, mits zonder werkplaats of

laboratorium

Voorzieningen ten behoeve van de kunstnijverheid, zoals:

galerie/expositieruimte, ruimte voor toegepaste kunst, atelier, beeldentuin, ruimte

voor workshops

Internetverkoop

dan wel met voorgenoemde bedrijven en voorzieningen naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijvigheid.