Inhoudsopgave
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 6 Bedrijf - Watertoren
Artikel 7 Cultuur en Ontspanning
Artikel 12 Maatschappelijk - 1
Artikel 13 Maatschappelijk - 2
Artikel 14 Maatschappelijk - Begraafplaats
Artikel 19 Verkeer - Railverkeer
Artikel 20 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 29 Waarde - Archeologie 2
Artikel 30 Waarde - Archeologie 3
Artikel 31 Waarde - Archeologie 4
Artikel 32 Anti-dubbeltelregel
Artikel 33 Algemene bouwregels
Artikel 34 Algemene gebruiksregels
Artikel 35 Algemene afwijkingsregels
Artikel 36 Algemene wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 het plan
het Bestemmingsplan Hoogkarspel 2014 met identificatienummer NL.IMRO.0498.BPHoogkarspel-vg01 van de gemeente Drechterland;
1.2 het bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aan-huis-verbonden beroep
het door ten minste één lid van het betreffende huishouden uitoefenen van een vrij en zelfstandig beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.4 aan- of uitbouw
een aan een (hoofd)gebouw aanwezig bouwwerk, dat ruimtelijk ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw, maar in functioneel opzicht onderdeel uitmaakt van dat (hoofd)gebouw;
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 achtergevelrooilijn
de achterste, niet naar openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst;
1.8 agrarisch aanverwant bedrijf
een bedrijf dat in nauwe relatie staat tot het agrarisch bedrijf waarvan de werkzaamheden in hoofdzaak bestaan in de vorm van het houden van dieren en/of het telen van gewassen, al dan niet in combinatie met het verlenen van diensten aan derden.
1.9 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
1.10 agrarisch loonbedrijf
een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven, zoals een loonbedrijf, al dan niet in combinatie met grondverzetwerkzaamheden;
1.11 archeologisch waardevol terrein
een terrein waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden;
1.12 bar-dancing
een bar, waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen, en een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijven, zoals discotheken en nachtclubs;
1.13 bassin
een mest- of waterbak voor de opslag van mest of water ten behoeve van agrarische activiteiten;
1.14 bebouwing
één of meer gebouwen en/of overkappingen en/of bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde;
1.15 bebouwingspercentage
een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel dan wel bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.16 bed and breakfast
een kleinschalige toeristische overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot een toeristisch kortdurend verblijf (zonder kookfaciliteiten) met het serveren van ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben. Onder een bed and breakfast wordt niet verstaan overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;
1.17 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.18 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.19 bestaand
het legale gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig is of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning (vóór 1 oktober 2010)/omgevingsvergunning (ná 1 oktober 2010);
1.20 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.21 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.22 bijgebouw
een bij een woonhuis behorend gebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan dat woonhuis en dat zich daarvan in ruimtelijke zin onderscheidt, waaronder een aan- of uitbouw en een overkapping;
1.23 boerderijpand
het gebouw behorende tot het voormalige agrarische bedrijf, waarin oorspronkelijk het woongedeelte en de stal was ondergebracht en dat oorspronkelijk als het hoofdgebouw van het agrarisch bedrijf is gebouwd;
1.24 boog- en gaaskassen
al dan niet verplaatsbare constructies overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, ten behoeve van de teelt van tuinbouwgewassen, fruit of siergewassen, met een hoogte van 3,00 meter of minder;
1.25 bosbouw
het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van bestaande respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie;
1.26 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.27 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.28 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.29 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.30 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, zijn toegelaten;
1.31 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.32 café- en-of bar
een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;
1.33 cultuurgrond
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die hobbymatig in gebruik zijn en niet worden gebruikt ten behoeve van een agrarische bedrijfsvoering;
1.34 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.35 dienstverlening
met detailhandel vergelijkbare activiteiten voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan of ten gerieve van het publiek, zoals een wasserette, kapsalon, makelaarskantoor of reisbureau, met uitzondering van horecabedrijven;
1.36 druiplijn
de lijn die van onderen het dak begrenst;
1.37 erf- en terreinafscheiding
bouwwerk op of in de directe nabijheid van een erfgrens bedoeld om een erf, tuin of terrein af te scheiden;
1.38 erker
een uitbouw aan een woning, die zich bevindt aan de voor- of zijgevel of beide, van een woning en welke ondergeschikt is aan de hoofdbouwmassa;
1.39 erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.40 evenement
elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van bioscoopvoorstellingen, markten als bedoeld in artikel 150, eerste lid, onder h van de Gemeentewet en artikel 5.2.4. van de APV, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen, het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen, betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties en activiteiten als bedoeld in artikel 2.1.4.2. en 2.3.3.1. van de APV. Onder evenement wordt tevens verstaan een herdenkingsplechtigheid, een braderie, een optocht niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2.1.2.2. APV op de weg, een feest, een muziekvoorstelling of een wedstrijd op of aan de weg;
1.41 extensief dagrecreatief medegebruik
een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, een vissteiger, een picknickplaats of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;
1.42 fruitfoliekappen
teeltondersteunende voorzieningen welke niet zijn voorzien van voor- en/of zijwanden, met uitzondering van vogelgaas, en enkel bestaan uit een overkapping, zoals schaduw- en hagelnetten;
1.43 fruitteelt
de teelt of het kweken van fruit aan houtige gewassen;
1.44 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.45 gebruiksgerichte paardenhouderij
een agrarisch aanverwant bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen, alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony's in de vorm van een paardenpension, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.46 geluidsbelasting
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
1.47 geluidsgevoelige objecten
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.48 geluidsgevoelige functies
in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of een terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;
1.49 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;
1.50 glastuinbouwbedrijf
een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het telen van gewassen, waarbij de productie in kassen, schuurkassen, kasschuren, bollentrekkassen en/of warenhuizen plaatsvindt;
1.51 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van de agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf, zoals een melkrundveehouderijbedrijf, een akkerbouwbedrijf, een vollegronds tuinbouwbedrijf, een fruit- of sierteeltbedrijf, een productiegerichte paardenhouderij, en naar de aard daarmee gelijk te stellen agrarische bedrijven;
1.52 hoofdgebouw
een of meer gebouwen, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is;
1.53 hoofdverblijf
de plaats waar men feitelijk woont en die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene;
1.54 horecabedrijf en-of -instelling
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.55 houtteelt
de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet, zoals die gold op het moment van onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan;
1.56 huishouden
een zelfstandig(e) dan wel samenwonende personen of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen, zoals een keuken, een woonkamer, sanitaire voorzieningen en de entree, en waarbij tevens tussen deze personen een zekere onderlinge verbondenheid bestaat (gezin of samenlevingsverband);
1.57 huisvesting tijdelijke werknemers
het huisvesten van tijdelijke werknemers, die hier op grond van een EU paspoort of een tewerkstellingsvergunning legaal tijdelijk werkzaam zijn en hun hoofdverblijf elders hebben;
1.58 kampeermiddel
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.59 kampeerterrein
een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
1.60 kantine
een ruimte waarin de bedrijfsuitoefening is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van maaltijden, eenvoudige etenswaren en dranken;
1.61 kantoor
gebouw ten behoeve van het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in geringe mate rechtstreeks te woord wordt gestaan of geholpen;
1.62 kas
een gebouw, niet zijnde een tunnelkas dan wel een naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, waaronder een warenhuis, dienend tot het kweken van groenten, vruchten, bloemen of planten;
1.63 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, zoals opgenomen in bijlage 1, geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel en geen prostitutie zijnde, waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.64 kleinschalige duurzame energiewinning
energie die gewonnen wordt uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, niet zijnde windturbines, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, wind, water, biomassa, aard- en omgevingswarmte;
1.65 kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
1.66 landschappelijke waarden
waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied (bij de afweging van het begrip landschappelijke waarden zal de Structuurvisie landschap, steeds onderdeel van het toetsingskader zijn);
1.67 ligplaats
de ruimte die door een woonboot, al dan niet met tussentijdse onderbrekingen, wordt ingenomen;
1.68 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, medische, sociaal-medische, religieuze en levensbeschouwelijke voorzieningen, alsmede voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening;
1.69 manege-activiteiten
bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen);
1.70 mantelzorg
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.71 mest- en-of organische (bij)productvergisting
het onder gecontroleerde omstandigheden (volledig afgesloten van lucht) afbreken van organische verbindingen door bacteriën waarbij methaangas vrijkomt;
1.72 natuurlijke waarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied. Onderdeel van de natuurlijke waarden vormt steeds een beoordeling van de soortbescherming op basis van de Flora- en faunawet;
1.73 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt, en die als zodanig niet afhankelijk is van agrarische gronden als productiemiddel, zoals een intensief veehouderijbedrijf of een intensief kwekerijbedrijf;
1.74 normaal agrarisch gebruik
het gebruik dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goede grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en een goed grondgebonden agrarisch gebruik van de gronden;
1.75 normaal natuurbeheer
het onderhoud en beheer, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goede instandhouding van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de natuurgebieden;
1.76 normaal onderhoud
het onderhoud dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;
1.77 ondergeschikte horeca
horeca-activiteiten, waarvoor een drank- en horecavergunning niet noodzakelijk is, die aan te merken zijn als rechtstreeks voortvloeiend uit de activiteiten van een bedrijf of voorziening en daaraan in bedrijfseconomisch en ruimtelijk opzicht ondergeschikt zijn;
1.78 ondergeschikte tweede tak
een ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsomvang van een agrarisch bedrijf;
1.79 oorspronkelijke achtergevel
de ligging of situering van de achtergevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw;
1.80 oorspronkelijke hoofdgebouw
het hoofdgebouw zoals dat tijde van de afronding van de bouwwerkzaamheden, overeenkomstig de voor het hoofgebouw verleende vergunning, is opgeleverd. Indien er tijdens de bouwwerkzaamheden van het hoofdgebouw geen vergunningplicht bestond, wordt het oorspronkelijke hoofdgebouw bepaald aan de hand van de historische kenmerken van het gebouw;
1.81 oorspronkelijke zijgevel
de ligging of situering van de zijgevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw;
1.82 overkapping
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
1.83 paardrijdbak
een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony’s en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;
1.84 peil
-
indien op het land wordt gebouwd:
-
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
-
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang plus ten hoogste 30 cm;
-
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
-
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
-
indien op of in het water wordt gebouwd:
-
de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.85 permanente bewoning
het (al dan niet tijdelijk) hebben van hoofdverblijf in een gebouw;
1.86 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.87 productiegerichte paardenhouderij
een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden, waarbij al dan niet in ondergeschikte mate het africhten en de handel van paarden plaatsvindt;
1.88 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen enige vergoeding;
1.89 recreatieve bewoning
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
1.90 recreatiewoning
een gebouw dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;
1.91 relatie
een figuur dat twee afzonderlijk weergegeven delen van een bouwperceel met elkaar verbindt, zodanig dat voor toepassing van de regels sprake is van één bouwperceel;
1.92 restaurant en- of café-restaurant
een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden;
1.93 risicovolle inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.94 schuurkas, kasschuur, bollentrekkas
een gebouw met de uiterlijke verschijningsvorm van een bedrijfsgebouw en een lichtdoorlatende dakafdekking;
1.95 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.96 sierteelt
de teelt van opgaande sierbeplanting als heesters en struiken;
1.97 silo
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat dient voor het opslaan van mest, veevoeder, graan of andere bulkstoffen ten behoeve van het agrarisch bedrijf;
1.98 stacaravan
een zelfstandig verrijdbaar bouwwerk, bestaande uit een lichte constructie en uit lichte materialen met wielas, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf, die gedurende meerdere jaren op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan en als kampeermiddel valt aan te merken;
1.99 stolp
een voor Noord-Holland karakteristieke boerderij gekenmerkt door een vierkante constructie van gebinten, waarop een piramidevormig dak rust, al dan niet met een voorhuis;
1.100 tuinbouw
het al dan niet bedrijfsmatig telen van groenten, tuinvruchten en tuinbouwzaden;
1.101 tunnelkas
elke constructie van hout, metaal of ander materiaal, welke met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient als teeltondersteuning voor bedekte teelten;
1.102 vaarwater
elk water, of bepaald gedeelte van een water, dat bevaren wordt
1.103 verblijfsrecreatie
recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen, recreatiewoningen en/of recreatieverblijven;
1.104 verkoopvloeroppervlakte
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) ruimte ten behoeve van de detailhandel of horeca;
1.105 vollegronds tuinbouwbedrijf
een grondgebonden agrarisch bedrijf dat overwegend of uitsluitend is gericht op het telen van tuinbouwgewassen in de volle grond;
1.106 volwaardig agrarisch bedrijf
Onder een volwaardig agrarisch bedrijf wordt verstaan een agrarisch bedrijf dat:
-
naar aard en omvang, en
-
op grond van de arbeidsbehoefte als zodanig moet worden aangemerkt en waarvan de continuïteit ook op de langere termijn (minimaal 10 jaar) gewaarborgd is. Aan beide criteria, volwaardigheid en continuïteit, moet worden voldaan. Hierbij is uitgangspunt, dat vóór aanvang van de bedrijfsactiviteiten de volwaardigheid is aangetoond.
ad a
De volwaardigheid naar aard en omvang van het agrarisch bedrijf wordt voornamelijk bepaald door:
-
de aard en omvang van het bedrijf, waarbij onder andere van belang zijn: de veebezetting, het beschikbare grondareaal (eigendom/pacht/huur), grootte, aard en inrichting van de bedrijfsgebouwen;
-
de mate waarin het agrarisch bedrijf voorziet in het hoofdinkomen van het bedrijfshoofd: er moet sprake zijn van een aanvaardbaar inkomen, rekening houdende met investeringen, moderniseringen, uitbreidingen, e.d.;
-
de outillage van het bedrijf;
-
eventueel voorziene investeringen.
ad b
De volwaardigheid van de arbeidsbehoefte wordt voornamelijk bepaald door:
-
de arbeidsbehoefte c.q. arbeidsomvang die het agrarische hoofdberoepsbedrijf vergt: deze arbeidsbehoefte c.q. -omvang moet minimaal één arbeidskracht omvatten die qua tijdsbesteding, volledig (voltijds) werkzaam is of zal zijn in het betreffende agrarisch bedrijf;
-
het hoofdberoep van het bedrijfshoofd moet agrariër zijn hetgeen onder meer kan blijken uit registratie in de CBS Landbouwtelling, huidige werkkring, opleiding, etc.;
-
de beschikbaarheid van de aanvrager voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
-
de continuïteit van het bedrijf wordt voornamelijk bepaald door:
-
de verzekering dat de continuïteit van het bedrijf, ook op langere termijn (uitgegaan wordt van een periode van minimaal 10 jaar), is verzekerd; hierbij speelt onder andere een rol of het bedrijf een zodanige opzet en omvang heeft dat het perspectief aanwezig is dat het bedrijf als (hoofdberoeps)bedrijf ook op langere termijn kan voortbestaan;
-
bij het beoordelen van de continuïteit vormen de leeftijd, vakkennis, opleiding, achtergrond en ervaring van het bedrijfshoofd en/of eventuele opvolger, alsmede het aanwezig zijn of reeds meewerken van een opvolger, belangrijke gegevens; ook de intentie waarmee de activiteiten worden ondernomen speelt een rol.
-
de uiteindelijke beoordeling van de volwaardigheid berust op een weging van de diverse hiervoor genoemde aspecten en factoren in het concrete geval. Zo nodig kan het gemeentebestuur het advies van de Agrarische Beoordelingscommissie of een daarmee gelijk te stellen onafhankelijk orgaan.
1.107 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
1.108 vuurwerkbedrijf
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage of de handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;
1.109 webwinkel
een vorm van detailhandel waarbij het showen van producten en de transactie, volledig online geschiedt. Het ter plaatse afhandelen van gekochte goederen is niet toegestaan;
1.110 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden dan wel een naar de aard daarmee gelijk te stellen groep personen;
1.111 woonhuis
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.112 zorgfunctie
een zorgfunctie als neventak bij een agrarisch bedrijf waarbij een directe relatie bestaat tussen de sociaal-medische opvang van personen en de agrarische bedrijfsactiviteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische bedrijfsactiviteiten.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten.
|
de dakhelling |
|
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; |
|
|
|
de goothoogte van een bouwwerk |
|
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte gevelelementen; |
|
|
|
de inhoud van een bouwwerk |
|
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken, erkers en dakkapellen; |
|
|
|
de bouwhoogte van een bouwwerk |
|
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, ondergeschikte dakopbouwen ten behoeve van technische installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; |
|
|
|
de oppervlakte van een bouwwerk |
|
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; |
|
|
|
de afstand tot de (bouw)perceelgrens |
|
tussen de grens van een bouwperceel en een bepaald punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is; |
|
|
|
de doorvaarthoogte |
|
tussen het bouwwerk en het hoogste toegestane waterpeil, waar deze afstand het kleinst is |
|
|
|
de doorvaartbreedte |
|
tussen het bouwwerk en enig ander onderdeel daarvan, dan wel het talud of enig ander werk, en tussen het maximaal respectievelijk minimaal toegestane waterpeil, waar deze afstand het kleinst is; |
|
|
|
lessenaarsdak |
|
de goothoogte van een lessenaarsdak wordt bepaald door de hoogte van de goot aan de lage zijde van het dak, de bouwhoogte wordt bepaald door de hoge zijde van het dak. |
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
het agrarisch grondgebruik, met uitzondering van houtteelt en bosbouw; |
|
glastuinbouwbedrijven; |
|
bedrijfswoningen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zoals bedoeld in bijlage 1; |
|
cultuurgrond, |
en mede bestemd voor:
|
huisvesting van tijdelijke werknemers, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - seizoenshuisvesting", met dien verstande dat ter plaatse maximaal 16 werknemers in 4 appartementen mogen worden gehuisvest; |
met daaraan ondergeschikt:
|
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de gronden; |
|
nutsvoorzieningen; |
|
extensief dagrecreatief medegebruik; |
|
wegen en paden; |
|
sloten, vaarten en daarmee gelijk te stellen waterlopen, |
met de daarbij behorende:
|
bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen; |
|
kassen; |
|
silo's en waterbassins; |
|
tuinen, erven en terreinen; |
|
bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde. |
3.2 Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de agrarische functie zijn toegevoegd.
3.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
|
er mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van glastuinbouwbedrijven worden gebouwd; |
|
gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van: |
|
|
|
|
|
per bouwvlak of per door de aanduiding "relatie" met elkaar verbonden bouwvlakken mag slechts voor 1 glastuinbouwbedrijf worden gebouwd; |
|
boog- en gaaskassen mogen ten hoogste gedurende 6 aaneengesloten maanden per kalenderjaar worden geplaatst op een afstand van niet meer dan 300 m van het bouwvlak van het bijbehorende agrarische bedrijf; |
|
fruitfoliekappen mogen uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van fruitteeltbedrijven tot een oppervlakte van niet meer dan 1,00 hectare; |
|
het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 1 per bouwvlak of per door de aanduiding "relatie" met elkaar verbonden bouwvlakken; |
|
bedrijfsgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend achter de achtergevel van de bedrijfswoning worden gebouwd; |
|
bijgebouwen bij een bedrijfswoning mogen op niet minder dan 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd, dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt; |
|
een gebouw of een overkapping mag uitsluitend worden gebouwd indien de maatvoering voldoet aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld: |
Functie van een gebouw |
Maximale oppervlakte in ha/m² |
Goothoogte in m |
Dakhelling in o |
Bouwhoogte in m |
|
per gebouw |
gezamenlijk |
maximaal |
min. |
max. |
maximaal |
bedrijfsgebouw of overkapping |
- |
- |
7,00 |
- |
70 |
12,00 |
kassen binnen bouwvlak |
- |
- |
4,50 |
- |
- |
5,50 |
boog- en gaaskassen |
- |
- |
- |
- |
- |
3,00 |
fruitfoliekappen |
- |
- |
- |
- |
- |
4,50 |
bedrijfswoning |
300 m² |
- |
4,00 |
30 |
70 |
10,00 |
bijgebouwen bij de bedrijfswoning |
- |
150 m² |
4,00 |
- |
70 |
6,00 |
3.2.2 Erkers en serres
Voor het al dan niet buiten het bouwvlak bouwen van aan bedrijfswoningen aangebouwde bijgebouwen in de vorm van erkers en/of serres gelden de volgende regels:
|
de diepte van een erker en/of een serre mag niet meer bedragen dan 1,50 m vanuit de gevel van de bijbehorende bedrijfswoning, met dien verstande dat de diepte van de voortuin c.q. de zijtuin in ieder geval niet minder mag bedragen dan respectievelijk 3,00 m en 2,00 m, na het realiseren van de erker en/of serre; |
|
de breedte van de erker en/of serre mag niet meer bedragen dan 70% van de gevel van de bedrijfswoning waaraan de erker of serre wordt aangebouwd; |
|
de goothoogte van een erker of een serre mag niet meer bedragen dan 3,00 m; |
|
de bouwhoogte van een erker of een serre mag niet meer bedragen dan 3,25 m. |
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
|
er mogen geen paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden worden gebouwd, met uitzondering van de vergunde paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden; |
|
silo's en waterbassins mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; |
|
de bouwhoogte van een silo en waterbassins, inclusief afdekking, mag niet meer bedragen dan 7,50 m; |
|
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen binnen het bouwvlak en achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of het (de) bedrijfsgebouw(en) niet meer mag bedragen dan 2,00 m; |
|
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag binnen het bouwvlak niet meer bedragen dan 10,00 m; |
|
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag buiten het bouwvlak niet meer bedragen dan 3,00 m. |
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Goothoogte van bedrijfswoningen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 sub i in die zin dat de goothoogte van de bedrijfswoningen wordt vergroot tot niet meer dan 6,50 m, met dien verstande dat:
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
3.3.2 Paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.3 sub a in die zin dat paardrijdbakken, tennisbanen en/of zwembaden worden toegestaan, met dien verstande dat:
|
tevens de in lid 3.5.6 bedoelde omgevingsvergunning is verleend. |
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
|
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de plaatsing van een mestvergistingsinstallatie of een daarmee gelijk te stellen bouwwerk; |
|
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid; |
|
het opslaan van mest en/of overige landbouwproducten buiten het bouwvlak, met uitzondering van tijdelijke opslag (oogstperiode) van akkerbouwproducten; |
|
het opslaan van agrarische producten buiten het bouwvlak; |
|
het gebruik van de gronden voor de permanente teelt van bloembollen; |
|
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden en horecadoeleinden; |
|
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel, dan wel ten behoeve van kleinschalige verkoop van eigen producten vanuit een verplaatsbaar/verrijdbaar stalletje van niet meer dan 6,00 m², waarbij een reclamebord van 0,50 bij 1,00 m is toegestaan en wat binnen het bouwvlak gebeurt; |
|
het gebruik dan wel splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat; |
|
het gebruik van bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voor de huisvesting van tijdelijke werknemers, met uitzondering van huisvesting voor tijdelijke werknemers op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - seizoenshuisvesting"; |
|
het gebruik van bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zodanig dat de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van het beroep of het bedrijf meer bedraagt dan 40 m²; |
|
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning voor bewoning; |
|
het gebruik van gronden ten behoeve van de opslag van kuubkisten binnen het bouwvlak met een hoogte van meer dan 5,00 m en de opslag van kuubkisten buiten het bouwvlak, buiten de oogstperiode; |
|
het gebruik van gronden voor de bouw en/of de aanleg van een paardrijdbak, tennisbaan of een zwembad met de daarbij behorende bouwwerken, met uitzondering van de vergunde paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden. |
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Ondergeschikte tak of deeltijdfunctie
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 sub b in die zin dat de uitoefening van een volwaardig glastuinbouwbedrijf wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van de in bijlage 2 opgenomen bedrijvigheid, met dien verstande dat:
|
het gebruik van de gronden voor een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie uitsluitend binnen een bouwvlak mag plaats vinden; |
|
er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; |
|
niet meer dan 25% van de bestaande bedrijfsgebouwen ten tijde van de verleende vergunning wordt gebruikt ten behoeve van de ondergeschikte tweede tak of de deeltijdfunctie; |
|
er sprake is van een ligging aan een weg, die geschikt is voor een eventuele toename van (zwaar) verkeer; |
|
er voldoende parkeergelegenheid op het eigen perceel aanwezig is; |
|
alle activiteiten ten behoeve van de uitoefening van de toegelaten bedrijvigheid binnen bestaande bebouwing wordt ondergebracht. Bij boerengolf en kleinschalig kamperen (omgevingsvergunning Gebruiksregels) mogen eveneens de bijbehorende gronden worden gebruikt; |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
3.5.2 Inwoning zorgbehoevenden/zorgverleners
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 sub h in die zin dat een bedrijfswoning wordt gebruikt voor de huisvesting van meer dan één huishouden, met dien verstande dat:
|
de bewoning uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van zorg; |
|
de hulpbehoevendheid wordt aangetoond middels een doktersverklaring of een zorgindicatie. Deze indicatie of verklaring is niet nodig in geval van een familierelatie in de rechte lijn; |
|
er sprake blijft van één hoofdentree, één huisnummer en één meterkast, zodat de beide woonruimtes op de begane grond intern met elkaar verbonden zijn; |
|
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven; |
|
na beëindiging van de zorg moet de bedrijfswoning opnieuw ten behoeve van één huishouden in gebruik worden genomen. |
3.5.3 Bed and breakfast
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 sub f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
|
de bed and breakfast gerealiseerd wordt binnen de bestaande bedrijfswoning (hoofgebouw en bijgebouwen); |
|
maximaal 40% van de gebruiksoppervlakte van de woning (zonder bijgebouwen) ten behoeve van de bed and breakfast wordt gebruik, met een maximale oppervlakte van 110 m²; |
|
het aantal kamers per bed and breakfast maximaal 7 is; |
|
er minimaal 1 parkeerplaats per kamer is, tenzij in de directe omgeving aantoonbaar voldoende openbare parkeervoorzieningen aanwezig zijn; |
|
de bed and breakfast wordt gerund door de eigenaar/eigenaren c.q. hoofdbewoner(s) van de betreffende woning; |
|
op het perceel maximaal 1 reclameaanduiding in de vorm van een bord met opschrift voor de bed and breakfast wordt aangebracht aan de gevel. Borden met verlichting of bewegende borden zijn niet toegestaan. |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een goede woonsituatie, het straatbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
3.5.4 Huisvesting tijdelijke werknemers binnen bestaande gebouwen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 sub i in die zin dat tijdelijke werknemers op het agrarisch bedrijfsperceel worden gehuisvest in een permanent woongebouw, onder voorwaarden dat:
|
de huisvesting van tijdelijke werknemers uitsluitend mag plaatsvinden bij een volwaardig agrarisch bedrijf; |
|
de huisvesting van tijdelijke werknemers uitsluitend mag plaatsvinden binnen het bouwvlak; |
|
op hetzelfde perceel een door de eigenaar van het agrarisch bedrijf of een door hem gedelegeerde bedrijfsleider/beheerder bewoonde bedrijfswoning aanwezig is, of een andere maatregel is genomen waardoor permanent toezicht is verzekerd; |
|
de verblijfseenheden niet in open verbinding met de bedrijfsruimte staan; |
|
de verblijfseenheden een eigen op/ingang buiten de bedrijfsruimte hebben; |
|
de toegang van een gebouw tot op 40,00 m over een daarvoor geschikte route te naderen dient te zijn voor een brandweervoertuig; |
|
de werknemers voor het bereiden van maaltijden beschikken over een gezamenlijke keuken en voor het nuttigen van de maaltijden en het hebben van ontspanning over een gezamenlijke woonkamer/recreatieruimte. Dit geldt niet als in een afzonderlijke wooneenheid (appartement) maximaal 2 slaapkamers zijn ondergebracht en elke wooneenheid over een gezamenlijke keuken beschikt; |
|
er maximaal 2 personen per slaapkamer worden gehuisvest tot een maximum van 15 slaapkamers (dus 30 personen) per bedrijf. Indien de veiligheid daartoe aanleiding geeft, kan het bevoegd gezag besluiten dat minder personen mogen worden gehuisvest; |
|
de huisvesting van werknemers van ondergeschikt belang blijft ten opzichte van de omvang van het volwaardige agrarische bedrijf; |
|
de verblijfseenheden voldoen aan het Bouwbesluit en beschikken over een omgevingsvergunning brandveilig gebruik; |
|
de huisvesting van tijdelijke werknemers plaatsvindt ten behoeve van de eigen agrarische bedrijfsvoering en er geen tijdelijke werknemers van andere agrarische bedrijven mogen worden gehuisvest; |
|
de werkgever verantwoordelijk is voor het beheer van de verblijfseenheden en het gedrag van de gebruikers en daartoe een beheerder aan kan stellen; |
|
er op het perceel voldoende ruimte voor parkeergelegenheid is, waarbij dient te worden uitgegaan van 0,5 parkeerplaats per bed; |
|
er een nachtregister aanwezig is met de gegevens van de personen, die in de verblijfseenheden verblijven; |
|
bij bedrijfsbeëindiging ook de huisvesting van werknemers moet worden beëindigd; |
|
per bedrijf en/of bedrijfsperceel bij toepassing van de leden 3.5.4 en 3.5.5 in totaal niet meer dan 30 werknemers mogen worden gehuisvest. |
3.5.5 Huisvesting tijdelijke werknemers in semi-permanente huisvesting
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 sub i in die zin dat tijdelijke werknemers worden gehuisvest in semi-permanente huisvesting (units, niet zijnde stacaravans) binnen het agrarisch bouwvlak, onder voorwaarden dat:
|
semi-permanente huisvesting van tijdelijke werknemers uitsluitend is toegestaan indien sprake is van een noodsituatie; |
|
de huisvesting van tijdelijke werknemers uitsluitend mag plaatsvinden bij een volwaardig agrarisch bedrijf; |
|
de huisvesting van tijdelijke werknemers uitsluitend mag plaatsvinden binnen het bouwvlak; |
|
de units voor een periode van maximaal 5 jaar worden geplaatst en deze termijn niet wordt verlengd; |
|
na afloop van de in sub d genoemde termijn de units van het bedrijfsperceel moeten worden verwijderd en verwijderd gehouden; |
|
de units in directe nabijheid van de bedrijfswoning op het bedrijfsperceel worden geplaatst; |
|
de units zodanig binnen het bouwvlak worden gesitueerd en in het landschap worden ingepast, dat verrommeling wordt tegen gegaan; |
|
de units niet in de bedrijfsruimte worden geplaatst of in open verbinding met de bedrijfsruimte staan; |
|
de onderlinge afstand van de units ten minste 5,00 m bedraagt; |
|
de toegang van een gebouw tot op 40,00 m over een daarvoor geschikte route te naderen dient te zijn voor een brandweervoertuig; |
|
de werknemers voor het bereiden van maaltijden beschikken over een gezamenlijke keuken en voor het nuttigen van de maaltijden en het hebben van ontspanning over een gezamenlijke woonkamer/recreatieruimte; |
|
er maximaal 20 werknemers worden gehuisvest en de oppervlakte van de units tezamen niet meer dan 200 m² bedraagt (exclusief recreatieruimten); |
|
de huisvesting van werknemers van ondergeschikt belang blijft ten opzichte van de omvang van het volwaardige agrarische bedrijf; |
|
de units voldoen aan het Bouwbesluit en beschikken over een omgevingsvergunning brandveilig gebruik; |
|
de huisvesting van tijdelijke werknemers plaatsvindt ten behoeve van de eigen agrarische bedrijfsvoering en er geen tijdelijke werknemers van andere agrarische bedrijven mogen worden gehuisvest; |
|
de werkgever verantwoordelijk is voor het beheer van de woonunits en het gedrag van de gebruikers en daartoe een beheerder aan kan stellen; |
|
er op het perceel voldoende ruimte voor parkeergelegenheid is, waarbij dient te worden uitgegaan van 0,5 parkeerplaats per bed; |
|
er een nachtregister aanwezig is met de gegevens van de personen, die in de verblijfseenheden verblijven; |
|
bij bedrijfsbeëindiging ook de huisvesting van werknemers moet worden beëindigd; |
|
per bedrijf en/of bedrijfsperceel bij toepassing van de leden 3.5.4 en 3.5.5 in totaal niet meer dan 30 werknemers mogen worden gehuisvest. |
3.5.6 Paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 sub m in die zin dat gronden, voor zover gelegen binnen het bouwvlak, worden gebruikt voor de aanleg en/of bouw van een paardrijdbak, een tennisbaan en/of een zwembad, mits:
|
tevens de in lid 3.3.2 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend; |
|
de voorzieningen worden gerealiseerd op een afstand van niet meer dan 120 m gerekend vanaf de voorgevel van de bedrijfswoning; |
|
de voorzieningen alleen worden gerealiseerd en gebruikt ten behoeve van het eigen hobbymatig gebruik van de bewoners van de bedrijfswoning; |
|
de gezamenlijke oppervlakte van de voorzieningen per bedrijfswoning niet meer bedraagt dan 2.400 m²; |
|
de afstand van de voorzieningen tot de perceelgrens niet minder bedraagt dan 5,00 m; |
|
de voorzieningen, vanaf de weg gezien, achter de achtergevelrooilijn en als regel achter de bestaande eigen bebouwing zullen worden aangelegd en/of worden gebouwd; |
|
er een beplantingsplan wordt ingediend voor een strook met beplanting van ten minste 3,50 m breed tussen de voorzieningen en de perceelgrens. Het bevoegd gezag kan in een specifieke situatie in het belang van het behoud van het open landschap besluiten dat geen of slechts enkele beplanting moet worden aangelegd. De beplanting zal uit streekeigen soorten bestaan en overeenkomstig het goedgekeurde beplantingsplan worden aangelegd en in stand gehouden; |
|
de bouwhoogte van de lichtmasten niet meer bedraagt dan 10,00 meter; |
|
het aantal lichtmasten niet meer bedraagt dan 6; |
|
er sprake is van objectgerichte verlichting; |
|
de verlichting van de lichtmasten niet buiten de perceelgrens schijnt; |
|
de verlichting van de lichtmasten vanaf 21.00 uur tot zonsopgang niet brandt en van een verzegelde tijdschakelaar is voorzien; |
|
de afstand van de lichtmasten tot de nabij gelegen woningen niet minder bedraagt dan 30,00 meter; |
|
op basis van een verlichtingsrapport van een ter zake deskundige is aangetoond dat aan de voorwaarden in sub j, k, l en m wordt voldaan. |
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
|
het verharden van agrarische perceel- en/of kavelontsluitingswegen buiten het bouwvlak met een grotere breedte dan 4,00 m; |
|
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen ten behoeve van het agrarisch gebruik buiten het bouwvlak, niet zijnde perceel- en/of kavelontsluitingswegen, met een oppervlakte van meer dan 100 m²; |
|
het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik; |
|
het ophogen, afgraven en/of egaliseren van gronden; |
|
het graven en/of dempen, verdiepen en/of verbreden met een minimale breedte van 1,00 m van sloten, vaarten en daarmee gelijk te stellen waterlopen. |
3.6.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 3.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
|
het normale onderhoud en/of het normaal agrarisch gebruik betreffen; |
|
reeds in uitvoering zijn of aanwezig zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan. |
3.6.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het open landschap.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijziging situering bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een ter plaatse aangegeven bouwvlak, bij gelijkblijvende oppervlakte, qua situering wordt gewijzigd, mits:
|
een efficiënte bedrijfsvoering wordt belemmerd door de bestaande situering en/of inrichting van het bouwvlak; |
|
met de vormgeving en inrichting van het bouwvlak zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de historisch gegroeide landschapsstructuur; |
|
de wijziging van het bouwvlak vergezeld gaat van een erfinrichtingsplan dat rekening houdt met de landschappelijke waarden; |
|
er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden, al dan niet blijkend uit archeologisch onderzoek dan wel eventueel overleg met de provinciaal archeoloog na vondsten van archeologisch waardevolle restanten; |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
3.7.2 Wijziging naar wonen ten behoeve van compensatie
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch', uitsluitend ter plaatse van een bouwvlak, bij bedrijfsbeëindiging van het agrarisch bedrijf, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - Lint 1', ten behoeve van compensatie, mits:
|
na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 24 Wonen - Lint 1van overeenkomstige toepassing zijn; |
|
het ter compensatie van de sloop nieuw te bouwen woonhuis direct naast de voormalige bedrijfswoning wordt gebouwd, zodat er ten hoogste twee bestemmingsvlakken met de bestemming 'Wonen - Lint 1' worden gerealiseerd; |
|
de maatvoering van de bouwvlakken ten behoeve van de woonhuizen voldoet aan hetgeen is gesteld in de tabel "maatvoering percelen", zoals opgenomen in paragraaf 5.2. van de toelichting; |
|
de situering van het bouwvlak ten behoeve van het nieuwe woonhuis ten hoogste 5,00 m achter de voorgevelgrens van de dichtst bij de weg gebouwde gebouwen op de belendende percelen wordt gebouwd; |
|
er voldoende parkeergelegenheid op eigen erf aanwezig is; |
|
er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; |
|
binnen het betreffende bouwvlak alle voormalige bedrijfsgebouwen, waaronder schuurkassen, met een gezamenlijke oppervlakte van minimaal 1.000 m², die ten minste tien jaar oud zijn en niet bestaan uit glasopstanden, cultuurhistorisch waardevolle en/of karakteristieke bedrijfsgebouwen, wordt gesloopt. Aanwezige glasopstanden moeten mede worden gesloopt; |
|
de aanvraag voor compensatie binnen twee jaar na bedrijfsbeëindiging is ingediend; |
|
er middels een beeldkwaliteitsplan sprake is van een verbetering van de ruimtelijke, landschappelijke en milieukwaliteit; |
|
de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde; |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
3.7.3 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch', uitsluitend ter plaatse van een bouwvlak, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - Lint 1' ten behoeve van een functieverandering, mits:
|
na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 24 Wonen - Lint 1 van overeenkomstige toepassing zijn; |
|
er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; |
|
de voormalige bedrijfsgebouwen, die landschapsontsierend zijn, worden gesaneerd ten behoeve van de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit; |
|
de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning; |
|
het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd; |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
3.7.4 Wijziging naar niet-agrarische bedrijvigheid ten behoeve van functieverandering
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch', uitsluitend ter plaatse van een bouwvlak, wordt gewijzigd in de bestemmingen 'Agrarisch - Agrarisch aanverwant', 'Agrarisch - Paardenhouderij', 'Bedrijf', 'Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf', 'Horeca' of 'Sport - Manege', ten behoeve van een functieverandering, mits:
|
na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de regels van Artikel 4 Bedrijf, waarbij uitsluitend bedrijven in categorie 1 zijn toegestaan, zoals die zijn opgenomen in bijlage 2, Artikel 10 Horeca en de regels van artikelen opgenomen in bijlage 3 van overeenkomstige toepassing zijn; |
|
de aanduiding voor het bouwvlak ter plaatse wordt verkleind tot de omvang van de voormalige bedrijfsgebouwen, niet zijnde glasopstanden; |
|
er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; |
|
de functie ondergebracht wordt in de voormalige agrarische gebouwen, niet zijnde de glasopstanden, die aanwezig zijn op het moment van toepassing van deze wijziging en die ten minste drie jaar ten behoeve van het agrarisch bedrijf in gebruik zijn geweest; |
|
de wijzigingsbevoegdheid naar 'Horeca' zal alleen worden toegepast, indien sprake is van versterking van de recreatieve structuur; |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; |
|
de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm. |
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van bedrijven, die vallen binnen de categorieën 1 en 2, zoals die zijn genoemd in bijlage 2, niet zijnde geluidzoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven; |
|
overkappingen ten behoeve van een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg", |
met daaraan ondergeschikt:
|
kleinschalige duurzame energiewinning; |
|
wegen en paden; |
|
water, |
met de daarbij behorende:
|
tuinen, erven en terreinen; |
|
bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde. |
4.2 Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de bedrijfsfunctie zijn toegevoegd.
4.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
|
per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde bedrijf worden gebouwd; |
|
op de gronden ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg" mogen uitsluitend overkappingen worden gebouwd; |
|
er mogen geen bedrijfswoningen worden gebouwd; |
|
gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; |
|
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)"; |
|
de bouwhoogte van de overkapping over het pompeiland ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg" mag niet meer bedragen dan 6,00 m; |
|
de oppervlakte van de overkapping over het pompeiland ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg" mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte; |
|
gebouwen en overkappingen mogen plat worden afgedekt, dan wel met een kap, met dien verstande dat de dakhelling niet minder mag bedragen dan 15o en niet meer mag bedragen dan 50o. |
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
|
er mogen geen paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden worden gebouwd; |
|
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen binnen de bouwpercelen achter de voorgevel van de bedrijfsgebouw(en) niet meer mag bedragen dan 2,00 m; |
|
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan10,00 m. |
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Bouwen buiten bouwvlak
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 sub c in die zin dat de gebouwen en/of overkappingen als gevolg van een uitbreiding van de bestaande gebouwen en/of overkappingen deels buiten een bouwvlak worden gebouwd, mits:
|
de grenzen van een bouwvlak met niet meer dan 3,00 m worden overschreden; |
|
de vergroting noodzakelijk is voor een goede uitoefening van de bedrijfsactiviteiten; |
|
deze afwijking niet wordt toegepast op percelen waar na het beëindigen van de agrarische bedrijvigheid binnen de planperiode de bestemming van de gronden is omgezet naar 'Bedrijf'. In die gevallen moeten de bedrijfsactiviteiten plaatsvinden binnen de bestaande bedrijfsgebouwen, niet zijnde glasopstanden, op het moment van wijziging; |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
|
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor andere bedrijvigheid dan bedoeld in lid 4.1; |
|
het opslaan en/of stallen van producten, materiaal, en naar de aard daarmee gelijk te stellen goederen buiten de bedrijfsgebouwen, anders dan ten behoeve van het op hetzelfde perceel gevestigde bedrijf en de op hetzelfde perceel uitgeoefende bedrijfsactiviteiten; |
|
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel, dan wel in de vorm van kleinschalige verkoop van eigen producten vanuit een verplaatsbaar/verrijdbaar stalletje van niet meer dan 6,00 m², waarbij een reclamebord van 0,50 m bij 1,00 m is toegestaan en wat binnen het bouwvlak gebeurt; |
|
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden; |
|
het gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden; |
|
het gebruik van gronden voor de bouw en/of de aanleg van een paardrijdbak, tennisbaan of een zwembad met de daarbij behorende bouwwerken. |
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Gelijkwaardige bedrijvigheid
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4. sub a in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor bedrijven, welke naar de aard en de invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de genoemde bedrijven, mits:
|
het geen detailhandelsbedrijven, geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft; |
|
zwaar verkeer of veel verkeer aantrekkende bedrijvigheid uitsluitend aan wegen, die daarop zijn berekend, gevestigd wordt; |
|
de aanwezige woonfunctie bij het bedrijf wordt gehandhaafd; |
|
de bedrijfsvestiging plaatsvindt binnen de bestaande oppervlakte aan gebouwen; |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Wijziging naar wonen ten behoeve van compensatie
Burgemeester en wethouders kunnen het plan, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg", wijzigen in die zin dat de bestemming 'Bedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - Lint 1' of 'Wonen - Lint 2' ten behoeve van compensatie, mits:
|
na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 22 Wonen - 1 Artikel 23 Wonen - 2, Artikel 24 Wonen - Lint 1, Artikel 25 Wonen - Lint 2 van overeenkomstige toepassing zijn; |
|
ten hoogste éénbestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - Lint 1' of 'Wonen - Lint 2' wordt gerealiseerd; |
|
de maatvoering van de bouwvlakken ten behoeve van de woonhuizen voldoet aan hetgeen is gesteld in de tabel "Maatvoering percelen", zoals opgenomen in paragraaf 5.2. van de toelichting; |
|
de situering van het bouwvlak ten behoeve van het nieuwe woonhuis ten hoogste 5,00 m achter de voorgevelgrens van de dichtst bij de weg gebouwde gebouwen op de belendende percelen wordt gebouwd; |
|
er voldoende parkeergelegenheid op eigen erf aanwezig is; |
|
er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; |
|
binnen het betreffende bouwvlak alle voormalige bedrijfsgebouwen met een gezamenlijke oppervlakte van minimaal 1.000 m², die ten minste tien jaar oud zijn en niet bestaan uit cultuurhistorisch waardevolle en/of karakteristieke bedrijfsgebouwen, wordt gesloopt; |
|
de aanvraag voor compensatie binnen 2 jaar na bedrijfsbeëindiging is ingediend; |
|
er middels een beeldkwaliteitsplan sprake is van een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en milieukwaliteit; |
|
de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde; |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
4.6.2 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering
Burgemeester en wethouders kunnen het plan, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg" wijzigen in die zin dat de bestemming 'Bedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - Lint 1' of 'Wonen - Lint 2', mits:
|
na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 22 Wonen - 1 Artikel 23 Wonen - 2, Artikel 24 Wonen - Lint 1, Artikel 25 Wonen - Lint 2 van overeenkomstige toepassing zijn; |
|
de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd; |
|
er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; |
|
er middels een beeldkwaliteitsplan sprake is van een goede ruimtelijke en stedenbouwkundige kwaliteit; |
|
een aanwezige beeldbepalende bouwvorm als waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd; |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
gebouwen en overkappingen ten behoeve van de waterhuishouding, de energievoorziening, en naar de aard daarmee gelijk te stellen openbare nutsvoorzieningen, niet zijnde geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, |
met de daarbij behorende:
|
terreinen; |
|
bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde. |
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
|
gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; |
|
de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3,00 m. en 5,00 m |
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
|
er mogen geen paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden worden gebouwd; |
|
de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 8,00 m; |
|
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,00 m. |
Artikel 6 Bedrijf - Watertoren
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Watertoren' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. |
een watertoren, |
met de daarbij behorende:
b. |
terreinen; |
c. |
bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde. |
6.2 Bouwregels
6.2.1 Watertoren
Voor het bouwen van een watertoren gelden de volgende regels:
|
een watertoren mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; |
|
de bouwhoogte van een watertoren mag niet meer bedragen dan 55,00 m. |
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
|
er mogen geen paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden worden gebouwd; |
|
de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 8,00 m; |
|
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,00 m. |
6.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Bedrijf - Watertoren' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - Woongebouw' mits:
|
na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 27 Wonen - Woongebouw van overeenkomstige toepassing zijn; |
|
er niet meer dan 2 woningen in de watertoren worden gerealiseerd; |
|
de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd; |
|
er middels een beeldkwaliteitsplan sprake is van een goede ruimtelijke en stedenbouwkundige kwaliteit; |
|
de watertoren als waardevolle verschijningsvorm wordt gehandhaafd; |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
Artikel 7 Cultuur en Ontspanning
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en Ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
een kinderboerderij; |
|
een voetbalkooi, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van cultuur en ontspanning - voetbalkooi"; |
|
sport- en speelvoorzieningen; |
|
groenvoorzieningen, |
met daaraan ondergeschikt:
|
water; |
|
fiets- en voetpaden; |
|
parkeervoorzieningen; |
|
nutsvoorzieningen, |
met de daarbij behorende:
|
bouwwerken, geen gebouwenen overkappingen zijnde. |
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
|
gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van 50,00 m² aan gebouwen en overkappingen per bestemmingsvlak, inclusief de bestaande gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak; |
|
de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mogen niet meer bedragen dan 3,50 m en 4,00 m. |
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
|
er mogen geen paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden worden gebouwd; |
|
de bouwhoogte van de voetbalkooi mag niet meer bedragen dan 4,00 m; |
|
de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 8,00 m; |
|
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,00 m. |
7.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
|
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel; |
|
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden; |
|
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden; |
|
het gebruik van gronden voor de bouw en/of de aanleg van een paardrijdbak of een tennisbaan met de daarbij behorende bouwwerken. |
Artikel 8 Detailhandel
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
gebouwen en overkappingen ten behoeve van detailhandelsbedrijven; |
|
bedrijfswoningen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zoals bedoeld in bijlage 1, |
met daaraan ondergeschikt:
|
kleinschalige duurzame energiewinning; |
|
wegen en paden; |
|
water, |
met de daarbij behorende:
|
tuinen, erven en terreinen; |
|
bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde. |
8.2 Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de detailhandelsfunctie zijn toegevoegd.
8.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
|
per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde detailhandelsbedrijven worden gebouwd; |
|
het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 1 per bedrijf; |
|
gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; |
|
gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen, bijgebouwen en overkappingen mogen op niet minder dan 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd; |
|
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)"; |
|
gebouwen en overkappingen mogen plat worden afgedekt, dan wel met een kap, met dien verstande dat de dakhelling niet minder mag bedragen dan 15o en niet meer mag bedragen dan 50o. |
|
de oppervlakte van bijgebouwen bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 150,00 m²; |
|
de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen bij een bedrijfswoning mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3,50 m en 6,50 m. |
8.2.2 Erkers en serres
Voor het al dan niet buiten het bouwvlak bouwen van aan bedrijfswoningen aangebouwde bijgebouwen in de vorm van erkers en/of serres gelden de volgende regels:
|
de diepte van een erker en/of een serre mag niet meer bedragen dan 1,50 m vanuit de gevel van de bijbehorende bedrijfswoning, met dien verstande dat de diepte van de voortuin c.q. de zijtuin in ieder geval niet minder mag bedragen dan respectievelijk 3,00 m en 2,00 m, na het realiseren van de erker en/of serre; |
|
de breedte van de erker en/of serre mag niet meer bedragen dan 70% van de gevel van de bedrijfswoning waaraan de erker of serre wordt aangebouwd; |
|
de goothoogte van een erker of een serre mag niet meer bedragen dan 3,00 m; |
|
de bouwhoogte van een erker of een serre mag niet meer bedragen dan 3,25 m. |
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde gelden de volgende regels:
|
er mogen geen paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden worden gebouwd; |
|
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen binnen de bouwpercelen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of het (de) bedrijfsgebouw(en) niet meer mag bedragen dan 2,00 m; |
|
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10,00 m. |
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Bouwen buiten bouwvlak
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2.1 sub c in die zin dat de gebouwen en/of overkappingen als gevolg van een uitbreiding van de bestaande gebouwen en/of overkappingen deels buiten een bouwvlak worden gebouwd, mits:
|
de grenzen van een bouwvlak of een aanduiding met niet meer dan 3,00 m worden overschreden; |
|
de vergroting noodzakelijk is voor een goede uitoefening van de detailhandelsactiviteiten; |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
8.3.2 Vergroten goothoogte bedrijfswoningen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2.1 sub e in die zin dat de goothoogte van de bedrijfswoningen wordt vergroot tot niet meer dan 6,50 m, mits:
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, het bebouwingsbeeld, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
8.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
|
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden; |
|
het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan 1 woning ontstaat; |
|
het gebruik van bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zodanig dat de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van het beroep of het bedrijf meer bedraagt dan 40 m²; |
|
het gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden; |
|
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning voor bewoning; |
|
het gebruik van gronden voor de bouw en/of de aanleg van een paardrijdbak, tennisbaan of een zwembad met de daarbij behorende bouwwerken. |
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.5.1 Inwoning zorgbehoevenden/zorgverleners
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.4 sub b in die zin dat een bedrijfswoning wordt gebruikt voor de huisvesting van meer dan één huishouden, mits:
|
de bewoning uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van zorg; |
|
de hulpbehoevendheid wordt aangetoond middels een doktersverklaring of een zorgindicatie. Deze indicatie of verklaring is niet nodig in geval van een familierelatie in de rechte lijn; |
|
er sprake blijft van één hoofdentree, één huisnummer en één meterkast, zodat de beide woonruimtes op de begane grond intern met elkaar verbonden zijn; |
|
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven; |
|
na beëindiging van de zorg moet de bedrijfswoning opnieuw ten behoeve van één huishouden in gebruik worden genomen. |
8.5.2 Bed and breakfast
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.4 sub d in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor bed and breakfast, mits:
|
de bed and breakfast gerealiseerd wordt binnen de bestaande bedrijfswoning (hoofgebouw en bijgebouwen); |
|
maximaal 40% van de gebruiksoppervlakte van de woning (zonder bijgebouwen) ten behoeve van de bed and breakfast wordt gebruik, met een maximale oppervlakte van 110 m²; |
|
het aantal kamers per bed and breakfast maximaal 7 is; |
|
er minimaal 1 parkeerplaats per kamer is, tenzij in de directe omgeving aantoonbaar voldoende openbare parkeervoorzieningen aanwezig zijn; |
|
de bed and breakfast wordt gerund door de eigenaar/eigenaren c.q. hoofdbewoner(s) van de betreffende woning; |
|
op het perceel maximaal 1 reclameaanduiding in de vorm van een bord met opschrift voor de bed and breakfast wordt aangebracht aan de gevel. Borden met verlichting of bewegende borden zijn niet toegestaan. |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een goede woonsituatie, het straatbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
8.6 Wijzigingsbevoegdheid
8.6.1 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Detailhandel' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - Lint 1' of 'Wonen - Lint 2', mits:
|
na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 22 Wonen - 1 Artikel 23 Wonen - 2, Artikel 24 Wonen - Lint 1, Artikel 25 Wonen - Lint 2 van overeenkomstige toepassing zijn; |
|
de detailhandelsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd |
|
er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; |
|
een aanwezige beeldbepalende bouwvorm als waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd; |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
Artikel 9 Groen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
groenstroken, wijkvelden, parken en plantsoenen, bermen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen groenvoorzieningen; |
|
sport- en speelvoorzieningen; |
|
een volière, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - volière"; |
|
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de ruimtelijke waarden van de groengebieden, |
met daaraan ondergeschikt:
|
water; |
|
fiets- en voetpaden; |
|
parkeervoorzieningen; |
|
nutsvoorzieningen, |
met de daarbij behorende:
|
bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder speelvoorzieningen. |
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen en overkappingen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd met uitzondering van een volière ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - volière, met dien verstande dat:
|
de bouwhoogte van een volière niet meer mag bedragen dan 3,00 m. |
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
|
er mogen geen paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden worden gebouwd, met uitzondering van de vergunde paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden; |
|
de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 8,00 m; |
|
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,00 m. |
Artikel 10 Horeca
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van horecabedrijven, niet zijnde een discotheek, een bar-/dancing, een speelautomatenhal of een naar de aard daarmee gelijk te stellen zware vorm van horecabedrijf; |
|
bedrijfswoningen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zoals bedoeld in bijlage 1, |
met daaraan ondergeschikt:
|
kleinschalige duurzame energiewinning; |
|
wegen en paden; |
|
water, |
met de daarbij behorende:
|
tuinen, erven en terreinen; |
|
parkeervoorzieningen; |
|
bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde. |
10.2 Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de horecafunctie zijn toegevoegd.
10.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
|
per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde horecabedrijf of horecabedrijven worden gebouwd; |
|
het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 1 per bestemmingsvlak; |
|
gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; |
|
gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen, bijgebouwen en overkappingen mogen op niet minder dan 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd; |
|
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m); |
|
gebouwen en overkappingen mogen plat worden afgedekt, dan wel met een kap, met dien verstande dat de dakhelling niet minder mag bedragen dan 15o en niet meer mag bedragen dan 50o; |
|
de oppervlakte van bijgebouwen bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 150,00 m²; |
|
de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen bij een bedrijfswoning mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3,50 m en 6,50 m. |
10.2.2 Erkers en serres
Voor het al dan niet buiten het bouwvlak bouwen van aan bedrijfswoningen aangebouwde bijgebouwen in de vorm van erkers en/of serres gelden de volgende regels:
|
de diepte van een erker en/of een serre mag niet meer bedragen dan 1,50 m vanuit de gevel van de bijbehorende bedrijfswoning, met dien verstande dat de diepte van de voortuin c.q. de zijtuin in ieder geval niet minder mag bedragen dan respectievelijk 3,00 m en 2,00 m, na het realiseren van de erker en/of serre; |
|
de breedte van de erker en/of serre mag niet meer bedragen dan 70% van de gevel van de bedrijfswoning waaraan de erker of serre wordt aangebouwd; |
|
de goothoogte van een erker of een serre mag niet meer bedragen dan 3,00 m; |
|
de bouwhoogte van een erker of een serre mag niet meer bedragen dan 3,25 m. |
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
|
er mogen geen paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden worden gebouwd, met uitzondering van de vergunde paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden; |
|
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen binnen de bouwpercelen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of het (de) bedrijfsgebouw(en) niet meer mag bedragen dan 2,00 m; |
|
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10,00 m. |
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Bouwen buiten bouwvlak
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2.1 sub c in die zin dat de gebouwen en/of overkappingen als gevolg van een uitbreiding van de bestaande gebouwen en/of overkappingen deels buiten een bouwvlak worden gebouwd, mits:
|
de grenzen van een bouwvlak of een aanduiding met niet meer dan 3,00 m worden overschreden; |
|
de vergroting noodzakelijk is voor een goede uitoefening van de horeca-activiteiten; |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de milieusituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden. |
10.3.2 Vergroten goothoogte bedrijfswoningen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2.1 sub h in die zin dat de goothoogte van de bedrijfswoningen wordt vergroot tot niet meer dan 6,50 m, mits:
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
10.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
|
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van kleinschalige verkoop van eigen producten vanuit een verplaatsbaar/verrijdbaar stalletje van niet meer dan 6,00 m², waarbij een reclamebord van 0,50 m bij 1,00 m is toegestaan en wat binnen het bouwvlak gebeurt; |
|
het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan 1 woning ontstaat; |
|
het gebruik van bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zodanig dat de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van het beroep of het bedrijf meer bedraagt dan 40 m²; |
|
het gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden; |
|
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning voor bewoning; |
|
het gebruik van gronden voor de bouw en/of de aanleg van een paardrijdbak, tennisbaan of een zwembad met de daarbij behorende bouwwerken, met uitzondering van de vergunde paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden. |
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
10.5.1 Inwoning zorgbehoevenden/zorgverleners
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.4. sub b in die zin dat een bedrijfswoning wordt gebruikt voor de huisvesting van meer dan één huishouden, mits:
|
de bewoning uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van zorg; |
|
de hulpbehoevendheid wordt aangetoond middels een doktersverklaring of een zorgindicatie. Deze indicatie of verklaring is niet nodig in geval van een familierelatie in de rechte lijn; |
|
er sprake blijft van één hoofdentree, één huisnummer en één meterkast, zodat de beide woonruimtes op de begane grond intern met elkaar verbonden zijn; |
|
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven; |
|
na beëindiging van de zorg moet de bedrijfswoning opnieuw ten behoeve van één huishouden in gebruik worden genomen. |
10.5.2 Bed and breakfast
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.4. sub d in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor bed and breakfast, mits:
|
de bed and breakfast gerealiseerd wordt binnen de bestaande bedrijfswoning (hoofgebouw en bijgebouwen); |
|
maximaal 40% van de gebruiksoppervlakte van de woning (zonder bijgebouwen) ten behoeve van de bed and breakfast wordt gebruik, met een maximale oppervlakte van 110 m²; |
|
het aantal kamers per bed and breakfast maximaal 7 is; |
|
er minimaal 1 parkeerplaats per kamer is, tenzij in de directe omgeving aantoonbaar voldoende openbare parkeervoorzieningen aanwezig zijn; |
|
de bed and breakfast wordt gerund door de eigenaar/eigenaren c.q. hoofdbewoner(s) van de betreffende woning; |
|
op het perceel maximaal 1 reclameaanduiding in de vorm van een bord met opschrift voor de bed and breakfast wordt aangebracht aan de gevel. Borden met verlichting of bewegende borden zijn niet toegestaan. |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een goede woonsituatie, het straatbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
10.6 Wijzigingsbevoegdheid
10.6.1 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Horeca' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - Lint 1' of 'Wonen - Lint 2', mits:
|
na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 22 Wonen - 1 Artikel 23 Wonen - 2, Artikel 24 Wonen - Lint 1, Artikel 25 Wonen - Lint 2 van overeenkomstige toepassing zijn; |
|
de horeca-activiteiten ter plaatse zijn beëindigd; |
|
er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; |
|
een aanwezige beeldbepalende bouwvorm als waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd; |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
Artikel 11 Kantoor
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
gebouwen en overkappingen ten behoeve van kantoren, |
met daaraan ondergeschikt:
|
kleinschalige duurzame energiewinning; |
|
wegen en paden; |
|
water, |
met de daarbij behorende:
|
tuinen, erven en terreinen; |
|
parkeervoorzieningen; |
|
bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde. |
11.2 Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de kantoorfunctie zijn toegevoegd.
11.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
|
per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde kantoor worden gebouwd; |
|
er mogen geen bedrijfswoningen worden gebouwd; |
|
gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; |
|
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m); |
|
gebouwen en overkappingen mogen plat worden afgedekt, dan wel met een kap, met dien verstande dat de dakhelling niet minder 15o en niet meer mag bedragen dan 50o. |
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
|
er mogen geen paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden worden gebouwd; |
|
de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,00 m; |
|
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10,00 m. |
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Bouwen buiten bouwvlak
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.2.1 sub c in die zin dat de gebouwen en/of overkappingen als gevolg van een uitbreiding van de bestaande gebouwen en/of overkappingen deels buiten een bouwvlak worden gebouwd, mits:
|
de grenzen van een bouwvlak of een aanduiding met niet meer dan 3,00 m worden overschreden; |
|
de vergroting noodzakelijk is voor een goede uitoefening van de kantooractiviteiten; |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de milieusituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden. |
11.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
|
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel; |
|
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden; |
|
het gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden; |
|
het gebruik van gronden voor de bouw en/of de aanleg van een paardrijdbak, tennisbaan of een zwembad met de daarbij behorende bouwwerken. |
11.5 Wijzigingsbevoegdheid
11.5.1 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Kantoor' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - Lint 1' of 'Wonen - Lint 2', mits:
|
na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 22 Wonen - 1, Artikel 23 Wonen - 2, Artikel 24 Wonen - Lint 1, Artikel 25 Wonen - Lint 2 van overeenkomstige toepassing zijn; |
|
de kantooractiviteiten ter plaatse zijn beëindigd; |
|
er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; |
|
de woonfunctie ondergebracht wordt in het voormalige kantoorpand; |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
Artikel 12 Maatschappelijk - 1
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
gebouwen en overkappingen, ten behoeve van een maatschappelijke voorziening, |
met daaraan ondergeschikt:
|
kleinschalige duurzame energiewinning; |
|
wegen en paden; |
|
water, |
met de daarbij behorende:
|
tuinen, erven en terreinen; |
|
parkeervoorzieningen; |
|
bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde. |
12.2 Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de maatschappelijke functie zijn toegevoegd.
12.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
|
per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde maatschappelijke voorziening worden gebouwd; |
|
er mogen geen bedrijfswoningen worden gebouwd; |
|
gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; |
|
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)"; |
|
gebouwen en overkappingen mogen plat worden afgedekt, dan wel met een kap, met dien verstande dat de dakhelling niet meer mag bedragen dan 50o. |
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde gelden de volgende regels:
|
er mogen geen paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden worden gebouwd; |
|
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen binnen de bouwpercelen achter de voorgevel van het (de) bedrijfsgebouw(en) niet meer mag bedragen dan 2,00 m; |
|
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10,00 m. |
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Bouwen buiten bouwvlak
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.2.1 sub c in die zin dat de gebouwen en/of overkappingen als gevolg van een uitbreiding van de bestaande gebouwen en/of overkappingen deels buiten een bouwvlak worden gebouwd, mits:
|
de grenzen van een bouwvlak of een aanduiding met niet meer dan 3,00 m worden overschreden; |
|
de vergroting noodzakelijk is voor een goede uitoefening van de activiteiten van de maatschappelijke voorziening; |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de milieusituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden. |
12.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
|
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van kleinschalige verkoop van eigen producten vanuit een verplaatsbaar/verrijdbaar stalletje van niet meer dan 6,00 m², waarbij een reclamebord van 0,50 m bij 1,00 m is toegestaan en wat binnen het bouwvlak plaatsvindt; |
|
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden anders dan ondergeschikte horeca ten dienste van de maatschappelijke functie; |
|
het gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden; |
|
het gebruik van gronden voor de bouw en/of de aanleg van een paardrijdbak, tennisbaan of een zwembad met de daarbij behorende bouwwerken. |
12.5 Wijzigingsbevoegdheid
12.5.1 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Maatschappelijk - 1' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - Lint 1' of 'Wonen - Lint 2', mits:
|
na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 22 Wonen - 1, Artikel 23 Wonen - 2, Artikel 24 Wonen - Lint 1, Artikel 25 Wonen - Lint 2 van overeenkomstige toepassing zijn; |
|
de maatschappelijke activiteiten ter plaatse zijn beëindigd; |
|
er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
Artikel 13 Maatschappelijk - 2
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
gebouwen en overkappingen, ten behoeve van: |
|
|
|
|
|
|
|
woningen, |
met daaraan ondergeschikt:
|
kleinschalige duurzame energiewinning; |
|
wegen en paden; |
|
water, |
met de daarbij behorende:
|
tuinen, erven en terreinen; |
|
parkeervoorzieningen; |
|
bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde. |
13.2 Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de maatschappelijke functie zijn toegevoegd.
13.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
|
het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 2; |
|
gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; |
|
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m); |
|
gebouwen en overkappingen mogen plat worden afgedekt, dan wel met een kap, met dien verstande dat de dakhelling niet minder 15o en niet meer mag bedragen dan 50o. |
|
de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bij de woningen mag niet meer bedragen dan 150,00 m²; |
|
de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen bij een woning mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3,50 m en 4,00 m. |
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde gelden de volgende regels:
|
er mogen geen paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden worden gebouwd, met uitzondering van de vergunde paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden; |
|
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen binnen de bouwpercelen achter de voorgevel van de woning(en) of het (de) bedrijfsgebouw(en) niet meer mag bedragen dan 2,00 m; |
|
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10,00 m. |
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Bouwen buiten bouwvlak
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.2.1 sub b in die zin dat de gebouwen en/of overkappingen als gevolg van een uitbreiding van de bestaande gebouwen en/of overkappingen deels buiten een bouwvlak worden gebouwd, mits:
|
de grenzen van een bouwvlak of een aanduiding met niet meer dan 3,00 m worden overschreden; |
|
de vergroting noodzakelijk is voor een goede uitoefening van de activiteiten van de maatschappelijke voorziening; |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de milieusituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden. |
13.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
|
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden, anders dan ondergeschikte horeca ten dienste van de bestemming; |
|
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel dan wel kleinschalige verkoop van eigen producten vanuit een verplaatsbaar/verrijdbaar stalletje van ten hoogste 6,00 m², waarbij een reclamebord van 0,50 bij 1,00 m is toegestaan; |
|
het splitsen van een woning zodanig dat er meer dan 2 woningen ontstaan; |
|
het gebruik van woningen en bijbehorende bijgebouwen in combinatie met een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zodanig dat de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van het bedrijf meer bedraagt dan 40 m²; |
|
het gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden; |
|
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een woning voor bewoning; |
|
het gebruik van gronden voor de bouw en/of de aanleg van een paardrijdbak, tennisbaan of een zwembad met de daarbij behorende bouwwerken met uitzondering van de vergunde paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden. |
13.5 Afwijken van de gebruiksregels
13.5.1 Inwoning zorgbehoevenden/zorgverleners
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.4 sub c in die zin dat een woning wordt gebruikt voor de huisvesting van meer dan één huishouden, mits:
|
de bewoning uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van zorg; |
|
de hulpbehoevendheid wordt aangetoond middels een doktersverklaring of een zorgindicatie. Deze indicatie of verklaring is niet nodig in geval van een familierelatie in de rechte lijn; |
|
er sprake blijft van één hoofdentree, één huisnummer en één meterkast, zodat de beide woonruimtes op de begane grond intern met elkaar verbonden zijn; |
|
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven; |
|
na beëindiging van de zorg moet de woning opnieuw ten behoeve van één huishouden in gebruik worden genomen. |
13.5.2 Bed and breakfast
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.4 sub e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor bed and breakfast, mits:
|
de bed and breakfast gerealiseerd wordt binnen de bestaande woning (hoofgebouw en bijgebouwen); |
|
maximaal 40% van de gebruiksoppervlakte van de woning (zonder bijgebouwen) ten behoeve van de bed and breakfast wordt gebruik, met een maximale oppervlakte van 110 m²; |
|
het aantal kamers per bed and breakfast maximaal 7 is; |
|
er minimaal 1 parkeerplaats per kamer is, tenzij in de directe omgeving aantoonbaar voldoende openbare parkeervoorzieningen aanwezig zijn; |
|
de bed and breakfast wordt gerund door de eigenaar/eigenaren c.q. hoofdbewoner(s) van de betreffende woning; |
|
op het perceel maximaal 1 reclameaanduiding in de vorm van een bord met opschrift voor de bed and breakfast wordt aangebracht aan de gevel. Borden met verlichting of bewegende borden zijn niet toegestaan; |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een goede woonsituatie, het straatbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
Artikel 14 Maatschappelijk - Begraafplaats
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
een begraafplaats; |
|
groenvoorzieningen; |
|
verhardingen, |
met de daarbij behorende:
|
parkeervoorzieningen; |
|
gebouwen en overkappingen; |
|
terreinen; |
|
bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde. |
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
|
gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; |
|
|
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)". |
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde gelden de volgende regels:
|
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen binnen de bouwpercelen achter de voorgevel van het (de) bedrijfsgebouw(en) niet meer mag bedragen dan 2,00 m; |
|
de bouwhoogte van een klokkenstoel mag niet meer bedragen dan 6,00 m; |
|
de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 5,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten niet meer mag bedragen dan 8,00 m; |
|
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,00 m. |
Artikel 15 Sport
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
sportvoorzieningen; |
|
sporthallen; |
|
een jeugdcentrum, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk", |
met daaraan ondergeschikt:
|
sportkantines; |
|
kleinschalige duurzame energiewinning; |
|
parkeervoorzieningen; |
|
wegen en paden; |
|
water, |
met de daarbij behorende:
|
gebouwen en overkappingen; |
|
terreinen; |
|
bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde. |
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
|
gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van gronden waar een bebouwingspercentage is aangegeven. Het bebouwingspercentage van dat bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding "bebouwingspercentage (%)" aangegeven percentage; |
|
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte". |
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde gelden de volgende regels:
|
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,00 m; |
|
|
er mogen geen lichtmasten worden gebouwd, met uitzondering van de bestaande lichtmasten; |
|
|
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,00 m. |
15.3 Afwijken van de bouwregels
15.3.1 Lichtmasten
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.2.2 sub b in die zin dat lichtmasten worden gebouwd, mits:
|
de bouwhoogte van de lichtmasten niet meer bedraagt dan 15,00 m; |
|
het aantal lichtmasten niet meer bedraagt dan 14 per bestemmingsvlak en er sprake is van objectgerichte verlichting; |
|
de verlichting van de lichtmasten niet buiten de perceelgrenzen zal schijnen; |
|
de verlichting van de lichtmasten vanaf 23.00 uur tot zonsopgang niet zal branden en van een verzegelde tijdschakelaar wordt voorzien; |
|
op basis van een verlichtingsrapport van een ter zake deskundige is aangetoond dat aan de voorwaarden in sub a tot en met d is voldaan. |
15.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
|
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel; |
|
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden met uitzondering van horeca ten dienste van de sportvoorzieningen; |
|
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden; |
|
het gebruik van gronden voor de bouw en/of de aanleg van een paardrijdbak met de daarbij behorende bouwwerken. |
Artikel 16 Tuin - 1
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woonhuizen; |
|
aangebouwde bijgebouwen uitsluitend in de vorm van erkers of serres; |
|
delen van gebouwen in de vorm van luifels of balkons; |
|
bedrijfs- en detailhandelsactiviteiten en maatschappelijke voorzieningen uitsluitend op de gronden respectievelijk ter plaatse van de aanduidingen "bedrijf, "detailhandel" en "maatschappelijk", |
met daaraan ondergeschikt:
|
woonstraten en paden; |
|
parkeervoorzieningen; |
|
waterlopen en waterpartijen, |
met de daarbij behorende:
|
bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde. |
16.2 Bouwregels
16.2.1 Erkers en serres
Voor het bouwen van aangebouwde bijgebouwen in de vorm van erkers en/of serres gelden de volgende regels:
|
de diepte van een erker en/of een serre mag niet meer bedragen dan 1,50 m vanuit de gevel van het bijbehorende woonhuis, met dien verstande dat de diepte van de voortuin c.q. de zijtuin in ieder geval niet minder mag bedragen dan respectievelijk 3,00 m en 2,00 m, na het realiseren van de erker en/of serre; |
|
de breedte van de erker en/of serre mag niet meer bedragen dan 70% van de gevel van het woonhuis bedragen waaraan de erker of serre wordt aangebouwd; |
|
de goothoogte van een erker of een serre mag niet meer bedragen dan 3,00 m; |
|
de bouwhoogte van een erker of een serre mag niet meer bedragen dan 3,25 m. |
16.2.2 Luifels en balkons
Voor het bouwen van luifels en balkons geldt de volgende regel:
|
de diepte van een luifel en/of een balkon mag niet meer bedragen dan 1,50 m gemeten vanuit de gevel van het bijbehorende woonhuis. |
16.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
|
er mogen geen overkappingen worden gebouwd; |
|
er mogen geen paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden worden gebouwd, met uitzondering van de vergunde paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden; |
|
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,00 m; |
|
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,00 m. |
16.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
|
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "detailhandel" en kleinschalige verkoop van eigen producten vanuit een verplaatsbaar/verrijdbaar stalletje van niet meer dan 6,00 m² binnen de bestemmingen 'Wonen - Lint 1', 'Wonen - Lint 2' en 'Wonen - Stolp' en 2,00 m² binnen de bestemmingen 'Wonen - 1' en 'Wonen - 2', waarbij een reclamebord van 0,50 m bij 1,00 m is toegestaan; |
|
het gebruik van gronden voor de bouw en/of de aanleg van een paardrijdbak, tennisbaan of een zwembad met de daarbij behorende bouwwerken, met uitzondering van vergunde paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden. |
Artikel 17 Tuin - 2
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woonhuizen; |
|
bijgebouwen; |
met daaraan ondergeschikt:
|
woonstraten en paden; |
|
parkeervoorzieningen; |
|
waterlopen en waterpartijen, |
met de daarbij behorende:
|
bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, niet zijnde paardrijdbakken, zwembaden en tennisbanen. |
17.2 Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de tuinfunctie zijn toegevoegd.
17.2.1 Bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
|
de oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte per bouwperceel; |
|
de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte; |
|
de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte. |
17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
|
er mogen geen paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden worden gebouwd, met uitzondering van de vergunde paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden; |
|
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,00 m; |
|
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,00 m. |
17.3 Afwijken van de bouwregels
17.3.1 Paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.2.2 sub a in die zin dat paardrijdbakken, tennisbanen en/of zwembaden worden toegestaan, mits:
|
tevens de in lid 17.5.1 bedoelde omgevingsvergunning is verleend. |
17.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
|
het gebruik van gronden voor de bouw en/of de aanleg van een paardrijdbak, tennisbaan of een zwembad met de daarbij behorende bouwwerken, met uitzondering van de vergunde paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden. |
17.5 Afwijken van de gebruiksregels
17.5.1 Paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.4 in die zin dat gronden, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg en/of bouw van een paardrijdbak, een tennisbaan en/of een zwembad, mits:
|
tevens de in lid 17.3.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend; |
|
de voorzieningen worden gerealiseerd op een afstand van niet meer dan 120,00 m gerekend vanaf de voorgevel van de bijbehorende woning; |
|
de voorzieningen alleen worden gerealiseerd en gebruikt ten behoeve van het eigen hobbymatig gebruik van de bewoners van de woning; |
|
de gezamenlijke oppervlakte van de voorzieningen per woning niet meer bedraagt dan 2.400 m²; |
|
de afstand van de voorzieningen tot de perceelgrens niet minder bedraagt dan 5,00 m; |
|
de voorzieningen, vanaf de weg gezien, achter de achtergevelrooilijn en als regel achter de bestaande eigen bebouwing worden aangelegd en/of worden gebouwd; |
|
er een beplantingsplan wordt ingediend voor een strook met beplanting van niet minder dan 3,50 m breed tussen de voorzieningen en de perceelgrens. Het bevoegd gezag kan in een specifieke situatie in het belang van het behoud van het open landschap besluiten dat geen of slechts enkele beplanting moet worden aangelegd. De beplanting zal uit streekeigen soorten bestaan en overeenkomstig het goedgekeurde beplantingsplan worden aangelegd en in stand gehouden; |
|
de bouwhoogte van de lichtmasten niet meer bedraagt dan 10,00 meter; |
|
het aantal lichtmasten niet meer bedraagt dan 6; |
|
er sprake is van objectgerichte verlichting; |
|
de verlichting van de lichtmasten niet buiten de perceelgrens schijnt; |
|
de verlichting van de lichtmasten vanaf 21.00 uur tot zonsopgang niet brandt en van een verzegelde tijdschakelaar is voorzien; |
|
de afstand van de lichtmasten tot de nabij gelegen woningen niet minder bedraagt dan 30,00 meter; |
|
op basis van een verlichtingsrapport van een ter zake deskundige is aangetoond dat aan de voorwaarden in sub j, k, l en m wordt voldaan. |
Artikel 18 Verkeer
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
wegen en paden; |
|
bruggen, dammen en/of duikers, en naar de aard daarmee gelijk te stellen kunstwerken; |
|
nutsvoorzieningen; |
|
huisvuilverzamelplaatsen en/of containers; |
|
sloten, bermen en beplanting; |
|
standplaatsen; |
|
geluidschermen, ter plaatse van de aanduiding "geluidscherm", |
met de daarbij behorende:
|
bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde. |
met dien verstande dat:
|
in de bestemming de bij het wegverkeer gebruikelijke voorzieningen, zoals bermbeplanting, bruggen, voorzieningen voor voetgangers en fietsers, bushaltes e.d. zijn begrepen; |
|
de bestemming, afgezien van een plaatselijke verbreding of versmalling, niet in een ingrijpende wijziging van het aantal rijstroken voorziet, behoudens het realiseren van in- en uitvoegstroken en kruispuntverbeteringen. |
18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
|
de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3,50 m; |
|
de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 5,50 m; |
|
de oppervlakte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 8,00 m²; |
|
een gebouw mag plat worden afgedekt. |
18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:
|
de bouwhoogte van geluidschermen ter plaatse van de aanduiding "geluidscherm" mag niet minder bedragen dan 3,50 m; |
b. |
de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 15,00 m; |
c. |
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde mag niet meer bedragen dan 3,00 m. |
18.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
|
het gebruik van de gronden voor standplaatsen met een oppervlakte groter dan 20,00 m²; |
|
het gebruik van de gronden voor een verkooppunt van motorbrandstoffen. |
Artikel 19 Verkeer - Railverkeer
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
spoorwegen; |
b. |
een stationsgebouw; |
c. |
een fietsenstalling, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "fietsenstalling"; |
d. |
bergingen en garageboxen, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "garage"; |
e. |
parkeerterreinen; |
f. |
paden; |
g. |
nutsvoorzieningen; |
h. |
bruggen, dammen en/of duikers en naar de aard daarmee gelijk te stellen kunstwerken; |
i. |
sloten, bermen en beplanting, |
met de daarbij behorende:
|
bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde. |
19.2 Bouwregels
19.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
|
gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van overkappingen ten behoeve van een fietsenstalling, die uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "fietsenstalling" mogen worden gebouwd; |
|
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)"; |
|
in afwijking van het bepaalde in sub b mag de bouwhoogte van overkappingen ten behoeve van een fietsenstalling niet meer bedragen dan 3,00 m. |
19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:
|
de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 15,00 m; |
|
de bouwhoogte van bovenleidingportalen mag niet meer bedragen dan 6,00 m; |
|
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde mag niet meer bedragen dan 3,00 m. |
19.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
|
het gebruik van garageboxen voor detailhandel en de opslag ten behoeve van handelsdoeleinden en/of bedrijfsactiviteiten. |
Artikel 20 Verkeer - Verblijfsgebied
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
straten en paden met hoofdzakelijk een functie ten behoeve van een goede doorstroming van het verkeer en de ontsluiting van de buurten; |
|
bergingen en garageboxen, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "garage"; |
|
parkeervoorzieningen; |
|
nutsvoorzieningen; |
|
bruggen, dammen en/of duikers en naar de aard daarmee gelijk te stellen kunstwerken; |
|
bermen en beplanting; |
|
water; |
|
standplaatsen, |
met de daarbij behorende:
|
bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde. |
20.2 Bouwregels
20.2.1 Bergingen en garageboxen
Voor het bouwen van bergingen en/of garageboxen gelden de volgende regels:
|
bergingen en/of garageboxen mogen uitsluitend worden gebouwd op de gronden ter plaatse van de aanduiding "garage"; |
|
bergingen en /of garageboxen mogen uitsluitend aaneen worden gebouwd; |
|
de bouwhoogte van een berging of een garagebox mag niet meer bedragen dan 3,00 m. |
20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:
|
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer bedragen dan 5,00 m. |
20.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
|
het aanleggen van wegen en paden of anderszins inrichten van het bestemmingsvlak, zodanig dat wegen uit meer dan twee rijstroken bestaan; |
|
het gebruik van garageboxen voor detailhandel en de opslag ten behoeve van handelsdoeleinden en/of bedrijfsactiviteiten; |
|
het gebruik van de gronden voor standplaatsen met een oppervlakte groter dan 20,00 m². |
Artikel 21 Water
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
vaarten, sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen waterlopen ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, de waterberging, het behoud van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden en de recreatievaart; |
|
extensief dagrecreatief medegebruik, |
met de daarbij behorende:
|
kaden, dijken en oeverstroken; |
|
dammen en duikers; |
|
bruggen, ter plaatse van de aanduiding "brug"; |
|
paden; |
|
bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder steigers. |
21.2 Bouwregels
21.2.1 Gebouwen en overkappingen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
21.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
|
de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 8,00 m; |
|
de bouwhoogte van bruggen mag niet meer bedragen dan 2,50 m boven de hoogte van het aangrenzende maaiveld; |
|
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde mag niet meer bedragen dan 2,00 m; |
|
de doorvaarthoogte van bruggen, duikers en andere overspanningen of overkluizingen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet minder bedragen dan 1,20 m. |
21.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
|
het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen, woonarken of casco's (caissons), die tot woonschip of woonark kunnen worden omgebouwd. |
Artikel 22 Wonen - 1
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten genoemd in bijlage 1; |
|
bijgebouwen, |
met daaraan ondergeschikt:
|
kleinschalige duurzame energiewinning; |
|
wegen en paden; |
|
geluidschermen, ter plaatse van de aanduiding "geluidscherm", |
|
water, |
met de daarbij behorende:
|
tuinen, erven en terreinen; |
|
bouwwerken, geen gebouwen zijnde. |
22.2 Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de woonfunctie zijn toegevoegd.
22.2.1 Woonhuizen, bijgebouwen en overkappingen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
|
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd; |
|
een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; |
|
een hoofdgebouw mag uitsluitend vrijstaand worden gebouwd, dan wel, voor zover bestaand, aaneen gebouwd worden gebouwd, met dien verstande dat in dat geval het aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen ten hoogste het bestaande aantal bedraagt; |
|
een hoofdgebouw moet met ten minste één gevel in een naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd; |
|
bijgebouwen mogen uitsluitend achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd; |
|
de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan de oppervlakte van het hoofdgebouw; |
|
de diepte van een luifel en/of een balkon mag niet meer bedragen dan 1,50 m gemeten vanuit de gevel van het bijbehorende woonhuis; |
|
een gebouw of een overkapping mag uitsluitend worden gebouwd indien de maatvoering voldoet aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld: |
|
Goothoogte in m |
Dakhelling in o |
Bouwhoogte in m |
|
maximaal |
min |
max |
maximaal |
hoofdgebouwen |
3,50 |
30 |
70 |
10,00 |
bijgebouwen |
3,50 |
- |
70 |
7,00 |
overkappingen |
- |
- |
- |
3,50 |
|
in afwijking van het bouwschema geldt dat ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – afwijkende bouwmaat” de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen de bestaande goot- en bouwhoogte dient te bedragen. |
22.2.2 Bijgebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
|
de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag per hoofdgebouw niet meer bedragen dan 100 m²; |
|
de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van de gronden behorende bij het hoofdgebouw gelegen buiten het bouwvlak; |
|
de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3,50 meter; |
|
de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 4,00 meter; |
|
de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3,50 m; |
|
in afwijking van het bepaalde in sub c en d is op een aangebouwd bijgebouw een dakopbouw toegestaan, waarvan: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
indien het perceel grenst aan water mag de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de bovenkant van het talud niet minder bedragen dan 1,00 m; |
|
de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot openbare verharding, niet zijnde achter- of tussenpaden bij woonhuizen, mag niet minder bedragen dan 1,00 m. |
22.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
|
er mogen geen paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden worden gebouwd, met uitzondering van de vergunde paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden; |
|
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,00 m met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 2,00 m; |
|
de bouwhoogte van geluidschermen ter plaatse van de aanduiding "geluidscherm" mag niet minder bedragen dan 3,50 m; |
|
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,00 m bedragen; |
22.3 Afwijken van de bouwregels
22.3.1 Afwijken bouwhoogte bijgebouwen buiten het bouwvlak
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 22.2.2 sub d in die zin dat de bouwhoogte van bijgebouwen wordt vergroot tot niet meer dan 6,00 m, mits:
|
het bijgebouw vrijstaand is en op niet minder dan 1,00 m van het bouwvlak staat; |
|
geen afbreuk kan worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden. |
22.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
|
het gebruik van gebouwen en overkappingen in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan de in lid 22.1 sub a genoemde bedrijvigheid; |
|
het gebruik van gebouwen in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zodanig dat de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van het beroep of het bedrijf meer bedraagt dan 40 m²; |
|
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een hoofdgebouw voor bewoning; |
|
het gebruik van woonhuizen voor meer dan 1 woning; |
|
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden; |
|
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel dan wel kleinschalige verkoop van eigen producten vanuit een verplaatsbaar/verrijdbaar stalletje van niet meer dan 2,00 m², waarbij een reclamebord van 0,50 bij 1,00 m is toegestaan; |
|
het gebruik van gronden voor de bouw en/of de aanleg van een paardrijdbak, tennisbaan of een zwembad met de daarbij behorende bouwwerken, met uitzondering van de vergunde paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden. |
22.5 Afwijken van de gebruiksregels
22.5.1 Huisvesting tijdelijke werknemers
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 22.4 onder d in die zin dat in een woonhuis ruimte wordt geboden voor de huisvesting van tijdelijke werknemers anders dan in gezinsverband, onder voorwaarden dat:
|
er niet meer tijdelijke werknemers mogen worden gehuisvest dan het aantal slaapkamers in de woning tot in totaal 4 tijdelijke werknemers die gezamenlijk één huishouden vormen. De slaapkamer moet bereikbaar zijn via een vaste trap. Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven kan het bevoegd gezag besluiten dat minder personen mogen worden gehuisvest; |
|
de eigenaar/de huurder/het uitzendbureau verantwoordelijk is voor het toezicht op de gehuisveste tijdelijke werknemers en het onderhoud van de tuin; |
|
er sprake blijft van een goede gebruiksdifferentiatie in de wijk (geen concentratie van deze vorm van wonen); |
|
het aanbod van goedkope koopwoningen in een wijk voor de starters niet onevenredig wordt aangetast; |
|
de toegang van een woonhuis tot op 40,00 m over een daarvoor geschikte route dient te naderen te zijn voor een brandweervoertuig; |
|
er een nachtregister aanwezig is met de gegevens van de personen die in de woning verblijven. |
22.5.2 Inwoning zorgbehoevenden/zorgverleners
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 22.4 sub d in die zin dat een woonhuis wordt gebruikt voor de huisvesting van meer dan één huishouden, mits:
|
de bewoning uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van zorg; |
|
de hulpbehoevendheid wordt aangetoond middels een doktersverklaring of een zorgindicatie. Deze indicatie of verklaring is niet nodig in geval van een familierelatie in de rechte lijn; |
|
er sprake blijft van één hoofdentree, één huisnummer en één meterkast, zodat de beide woonruimtes op de begane grond intern met elkaar verbonden zijn; |
|
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven; |
|
na beëindiging van de zorg moet het woonhuis opnieuw ten behoeve van één huishouden in gebruik worden genomen. |
22.5.3 Bed and breakfast
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 22.4 sub e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor bed and breakfast, mits:
|
de bed and breakfast gerealiseerd wordt binnen de bestaande woning (hoofgebouw en bijgebouwen); |
|
maximaal 40% van de gebruiksoppervlakte van de woning (zonder bijgebouwen) ten behoeve van de bed and breakfast wordt gebruik, met een maximale oppervlakte van 110 m²; |
|
het aantal kamers per bed and breakfast maximaal 7 is; |
|
er minimaal 1 parkeerplaats per kamer is, tenzij in de directe omgeving aantoonbaar voldoende openbare parkeervoorzieningen aanwezig zijn; |
|
de bed and breakfast wordt gerund door de eigenaar/eigenaren c.q. hoofdbewoner(s) van de betreffende woning; |
|
op het perceel maximaal 1 reclameaanduiding in de vorm van een bord met opschrift voor de bed and breakfast wordt aangebracht aan de gevel. Borden met verlichting of bewegende borden zijn niet toegestaan. |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een goede woonsituatie, het straatbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
22.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Wonen - 1' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 2', mits:
|
na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 37 van overeenkomstige toepassing zijn; |
|
er sprake is van een bouwactiviteit waarbij de goothoogte van het woonhuis wordt vergroot; |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
Artikel 23 Wonen - 2
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten genoemd in bijlage 1; |
|
bijgebouwen, |
en mede bestemd voor:
|
een bestaand bedrijf, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "bedrijf", |
met daaraan ondergeschikt:
|
kleinschalige duurzame energiewinning; |
|
wegen en paden; |
|
water, |
met de daarbij behorende:
|
tuinen, erven en terreinen; |
|
bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, niet zijnde paardrijdbakken, zwembaden en tennisbanen. |
23.2 Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de woonfunctie zijn toegevoegd.
23.2.1 Woonhuizen, bijgebouwen en overkappingen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
|
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd; |
|
een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; |
|
een hoofdgebouw mag uitsluitend vrijstaand worden gebouwd, dan wel, voor zover bestaand, aaneen gebouwd worden gebouwd, met dien verstande dat in dat geval het aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen ten minste het bestaande aantal bedraagt; |
|
een hoofdgebouw zal met ten minste één gevel in een naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd; |
|
de bijgebouwen mogen uitsluitend achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd; |
|
de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen mag niet meer bedragen dan de oppervlakte van het hoofdgebouw; |
|
de diepte van een luifel en/of een balkon mag niet meer bedragen dan 1,50 m vanuit de gevel van het bijbehorende woonhuis; |
|
een gebouw of een overkapping mag uitsluitend worden gebouwd indien de maatvoering voldoet aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld: |
|
Goothoogte in m |
Dakhelling in o |
Bouwhoogte in m |
|
maximaal |
min |
max |
maximaal |
hoofdgebouwen |
6,50 |
30 |
70 |
10,00 |
bijgebouwen |
3,50 |
- |
70 |
7,00 |
overkappingen |
- |
- |
- |
3,50 |
|
in afwijking van het bouwschema geldt dat ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – afwijkende bouwmaat” de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen de bestaande goot- en bouwhoogte dient te bedragen. |
23.2.2 Bijgebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
|
de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag per hoofdgebouw niet meer bedragen dan 100 m²; |
|
de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van de gronden behorende bij het hoofdgebouw gelegen buiten het bouwvlak; |
|
de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3,50 meter; |
|
de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 4,00 meter; |
|
de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3,50 m; |
|
in afwijking van het bepaalde in sub c en d is op een aangebouwd bijgebouw een dakopbouw toegestaan, waarvan: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
indien het perceel grenst aan water zal de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de bovenkant van het talud niet minder bedraagt dan 1,00 m; |
|
de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot openbare verharding, niet zijnde achter- of tussenpaden bij woonhuizen, mag niet minder bedragen dan 1,00 m. |
23.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
|
er mogen geen paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden worden gebouwd, met uitzondering van de vergunde paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden; |
|
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,00 m met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 2,00 m; |
|
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen. |
23.3 Afwijken van de bouwregels
23.3.1 Afwijken bouwhoogte bijgebouwen buiten het bouwvlak
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 23.2.2 sub d in die zin dat de bouwhoogte van bijgebouwen wordt vergroot tot niet meer dan 6,00 m, mits:
|
het bijgebouw vrijstaand is en op niet minder dan 1,00 m van het bouwvlak staat; |
|
geen afbreuk kan worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden. |
23.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
|
het gebruik van gebouwen en overkappingen in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan de in lid 23.1 sub a en sub c genoemde bedrijvigheid; |
|
het gebruik van gebouwen in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zodanig dat de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van het beroep of het bedrijf meer bedraagt dan 40 m²; |
|
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een hoofdgebouw voor bewoning; |
|
het gebruik van woonhuizen voor meer dan één woning; |
|
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden; |
|
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel dan wel kleinschalige verkoop van eigen producten vanuit een verplaatsbaar/verrijdbaar stalletje van niet meer dan 2,00 m², waarbij een reclamebord van 0,50 m bij 1,00 m is toegestaan; |
|
het gebruik van gronden voor de bouw en/of de aanleg van een paardrijdbak, tennisbaan of een zwembad met de daarbij behorende bouwwerken, met uitzondering van de vergunde paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden. |
23.5 Afwijken van de gebruiksregels
23.5.1 Huisvesting tijdelijke werknemers
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 23.4 onder d in die zin dat in een woonhuis ruimte wordt geboden voor de huisvesting van tijdelijke werknemers anders dan in gezinsverband, onder voorwaarden dat:
|
er niet meer tijdelijke werknemers mogen worden gehuisvest dan het aantal slaapkamers in de woning tot in totaal 4 werknemers, die gezamenlijk één huishouden vormen. De slaapkamer moet bereikbaar zijn via een vaste trap. Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven kan het bevoegd gezag besluiten dat minder personen mogen worden gehuisvest; |
|
de eigenaar/de huurder/het uitzendbureau verantwoordelijk is voor het toezicht op de gehuisveste tijdelijke werknemers en het onderhoud van de tuin; |
|
er sprake blijft van een goede gebruiksdifferentiatie in de wijk (geen concentratie van deze vorm van wonen); |
|
het aanbod van goedkope koopwoningen in een wijk voor de starters niet onevenredig wordt aangetast; |
|
de toegang van een woonhuis tot op 40,00 m over een daarvoor geschikte route te naderen dient te zijn voor een brandweervoertuig; |
|
er een nachtregister aanwezig is met de gegevens van de personen die in de woning verblijven. |
23.5.2 Inwoning zorgbehoevenden/zorgverleners
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 23.4 sub d in die zin dat een woonhuis wordt gebruikt voor de huisvesting van meer dan één huishouden, mits:
|
de bewoning uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van zorg; |
|
de hulpbehoevendheid wordt aangetoond middels een doktersverklaring of een zorgindicatie. Deze indicatie of verklaring is niet nodig in geval van een familierelatie in de rechte lijn; |
|
er sprake blijft van één hoofdentree, één huisnummer en één meterkast, zodat de beide woonruimtes op de begane grond intern met elkaar verbonden zijn; |
|
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven; |
|
na beëindiging van de zorg moet het woonhuis opnieuw ten behoeve van één huishouden in gebruik worden genomen. |
23.5.3 Bed and breakfast
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 23.4 sub e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor bed and breakfast, mits:
|
de bed and breakfast gerealiseerd wordt binnen de bestaande woning (hoofgebouw en bijgebouwen); |
|
maximaal 40% van de gebruiksoppervlakte van de woning (zonder bijgebouwen) ten behoeve van de bed and breakfast wordt gebruik, met een maximale oppervlakte van 110 m²; |
|
het aantal kamers per bed and breakfast maximaal 7 is; |
|
er minimaal 1 parkeerplaats per kamer is, tenzij in de directe omgeving aantoonbaar voldoende openbare parkeervoorzieningen aanwezig zijn; |
|
de bed and breakfast wordt gerund door de eigenaar/eigenaren c.q. hoofdbewoner(s) van de betreffende woning; |
|
op het perceel maximaal 1 reclameaanduiding in de vorm van een bord met opschrift voor de bed and breakfast wordt aangebracht aan de gevel. Borden met verlichting of bewegende borden zijn niet toegestaan. |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een goede woonsituatie, het straatbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
Artikel 24 Wonen - Lint 1
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Lint 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten genoemd in bijlage 1; |
|
bijgebouwen, |
en mede bestemd voor:
|
detailhandel en dienstverlening, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "detailhandel"; |
|
een kinderopvang, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk", |
met daaraan ondergeschikt:
|
kleinschalige duurzame energiewinning; |
|
wegen en paden; |
|
water, |
met de daarbij behorende:
|
tuinen, erven en terreinen; |
|
bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde. |
24.2 Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de woonfunctie zijn toegevoegd.
24.2.1 Woonhuizen, bijgebouwen en overkappingen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
|
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd; |
|
een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; |
|
per bouwvlak mag niet meer dan 1 hoofdgebouw worden gebouwd, dan wel het aantal aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden"; |
|
een hoofdgebouw mag met niet minder dan 1 gevel in een naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd; |
|
de bijgebouwen mogen uitsluitend achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd; |
|
de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen mag niet meer bedragen dan de oppervlakte van het hoofdgebouw; |
|
de diepte van een luifel en/of een balkon mag niet meer bedragen dan 1,50 m vanuit de gevel van het bijbehorende woonhuis bedragen; |
|
een gebouw of een overkapping mag uitsluitend worden gebouwd indien de maatvoering voldoet aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld: |
|
Goothoogte in m |
Dakhelling in o |
Bouwhoogte in m |
|
maximaal |
min |
max |
maximaal |
hoofdgebouwen |
3,50 |
30 |
70 |
10,00 |
bijgebouwen |
3,50 |
- |
70 |
7,00 |
overkappingen |
- |
- |
- |
3,50 |
24.2.2 Bijgebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
|
de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag per hoofdgebouw niet meer bedragen dan 150 m²; |
|
de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van de gronden behorende bij het hoofdgebouw gelegen buiten het bouwvlak; |
|
de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3,50 meter; |
|
de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 4,00 meter; |
|
de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3,50 m; |
|
indien het perceel grenst aan water mag de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de bovenkant van het talud niet minder bedragen dan 1,00 m; |
|
de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot openbare verharding, niet zijnde achter- of tussenpaden bij woonhuizen, mag niet minder bedragen dan 1,00 m; |
|
bijgebouwen en overkappingen dienen binnen een afstand van 15,00 m tot de oorspronkelijke zijgevels van het bijbehorende woonhuis te worden gebouwd; |
|
bijgebouwen en overkappingen dienen binnen een afstand van 50,00 m tot de oorspronkelijke achtergevel van het bijbehorende woonhuis te worden gebouwd. |
24.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
|
er mogen geen paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden worden gebouwd, met uitzondering van de vergunde paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden; |
|
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,00 m met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 2,00 m; |
|
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,00 m. |
24.3 Afwijken van de bouwregels
24.3.1 Saneringsregeling oppervlakte bijgebouwen en overkappingen 1
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 24.2.2 sub a, met behoud van het bepaalde in lid 24.2.2. sub b, in die zin dat, indien reeds 350 m² of meer aan gebouwen en overkappingen, niet zijnde glasopstanden, aanwezig is, maar minder dan 500 m², een per bestemmingsvlak eenmalige vervangende bouw en/of verbouw van gebouwen en overkappingen plaats mag vinden tot een maximumoppervlak van 50% van het oppervlak aan gebouwen en overkappingen boven de 350 m², mits:
|
de toepassing van deze afwijking tot gevolg heeft dat er een afname van de bestaande hoeveelheid aan bebouwing plaatsvindt ten gunste van de ruimtelijke kwaliteit van het bebouwingsbeeld; |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
24.3.2 Saneringsregeling oppervlakte bijgebouwen en overkappingen 2
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 24.2.2 sub a, met behoud van het bepaalde in lid 24.2.2 sub b, in die zin dat, indien reeds meer dan 500 m² aan gebouwen en overkappingen, niet zijnde glasopstanden, aanwezig is, een per bestemmingsvlak eenmalige vervangende bouw en/of verbouw van gebouwen en overkappingen plaats mag vinden tot een maximumoppervlak van 20% van het oppervlak aan gebouwen en overkappingen boven de 500 m², mits:
|
de toepassing van deze afwijking tot gevolg heeft dat er een afname van de bestaande hoeveelheid aan bebouwing plaatsvindt ten gunste van de ruimtelijke kwaliteit van het bebouwingsbeeld; |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
24.3.3 Saneringsregeling glasopstanden
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 24.2.2 sub a, met behoud van het bepaalde in lid 24.2.2 sub b, in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen bij een woonhuis meer bedraagt dan 150 m², mits:
|
de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen en overkappingen met 10 m² wordt vergroot bij sanering per 500 m² aan glasopstanden met een maximum van 30 m² bij sanering van 1.500 m² of meer; |
|
de toepassing van deze afwijking tot gevolg heeft dat er een afname van de bestaande hoeveelheid aan bebouwing plaatsvindt ten gunste van de ruimtelijke kwaliteit van het bebouwingsbeeld; |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
24.3.4 Afwijken bouwhoogte bijgebouwen buiten het bouwvlak
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 24.2.2 sub d in die zin dat de bouwhoogte van bijgebouwen wordt vergroot tot niet meer dan 6,00 m, mits:
|
het bijgebouw vrijstaand is en op ten minste 1,00 m van het bouwvlak staat; |
|
geen afbreuk kan worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden. |
24.3.5 Paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 24.2.3 sub a in die zin dat paardrijdbakken, tennisbanen en/of zwembaden worden toegestaan, mits:
|
tevens de in lid 24.5.4 bedoelde omgevingsvergunning is verleend. |
24.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
|
het gebruik van gebouwen en overkappingen in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan de in lid 24.1 sub a genoemde bedrijvigheid; |
|
het gebruik van gebouwen in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zodanig dat de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van het beroep of het bedrijf meer bedraagt dan 40 m²; |
|
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een hoofdgebouw voor bewoning; |
|
het gebruik van woonhuizen voor meer dan één woning; |
|
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden; |
|
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "detailhandel" en met uitzondering van productiegebonden detailhandel dan wel kleinschalige verkoop van eigen producten vanuit een verplaatsbaar/verrijdbaar stalletje van ten hoogste 6,00 m², waarbij een reclamebord van 0,50 bij 1,00 m is toegestaan; |
|
het gebruik van gronden voor de bouw en/of de aanleg van een paardrijdbak, tennisbaan of een zwembad met de daarbij behorende bouwwerken, met uitzondering van de vergunde paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden. |
24.5 Afwijken van de gebruiksregels
24.5.1 Huisvesting tijdelijke werknemers
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 24.4 onder d in die zin dat in een woonhuis ruimte wordt geboden voor de huisvesting van tijdelijke werknemers anders dan in gezinsverband, onder voorwaarden dat:
|
er maximaal 2 tijdelijke werknemers per slaapkamer worden gehuisvest tot in totaal 8 werknemers, die in het woonhuis een eigen slaapkamer hebben, voor het bereiden van maaltijden gebruik maken van een gezamenlijke keuken en voor het nuttigen van de maaltijden en het hebben van ontspanning gebruik maken van een gezamenlijke woonkamer. De slaapkamer moet bereikbaar zijn via een vaste trap. Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven kan het bevoegd gezag besluiten dat minder personen mogen worden gehuisvest; |
|
de eigenaar/de huurder/het uitzendbureau verantwoordelijk is voor het toezicht op de tijdelijke werknemers en het onderhoud van de tuin; |
|
er sprake blijft van een goede gebruiksdifferentiatie in de linten (geen ongewenste concentratie van deze vorm van wonen); |
|
er op het perceel voldoende ruimte voor parkeergelegenheid is, waarbij dient te worden uitgegaan van 0,5 parkeerplaats per bed; |
|
de toegang van een woonhuis tot op 40,00 m over een daarvoor geschikte route te naderen dient te zijn voor een brandweervoertuig; |
|
er een nachtregister aanwezig is met de gegevens van de personen die in de woning verblijven. |
24.5.2 Inwoning zorgbehoevenden/zorgverleners
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 24.4 sub d in die zin dat een woonhuis wordt gebruikt voor de huisvesting van meer dan één huishouden, mits:
|
de bewoning uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van zorg; |
|
de hulpbehoevendheid wordt aangetoond middels een doktersverklaring of een zorgindicatie. Deze indicatie of verklaring is niet nodig in geval van een familierelatie in de rechte lijn; |
|
er sprake blijft van één hoofdentree, één huisnummer en één meterkast, zodat de beide woonruimtes op de begane grond intern met elkaar verbonden zijn; |
|
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven; |
|
na beëindiging van de zorg moet het woonhuis opnieuw ten behoeve van één huishouden in gebruik worden genomen. |
24.5.3 Bed and breakfast
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 24.4 sub e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor bed and breakfast, mits:
|
de bed and breakfast gerealiseerd wordt binnen de bestaande woning (hoofgebouw en bijgebouwen); |
|
maximaal 40% van de gebruiksoppervlakte van de woning (zonder bijgebouwen) ten behoeve van de bed and breakfast wordt gebruik, met een maximale oppervlakte van 110 m²; |
|
het aantal kamers per bed and breakfast maximaal 7 is; |
|
er minimaal 1 parkeerplaats per kamer is, tenzij in de directe omgeving aantoonbaar voldoende openbare parkeervoorzieningen aanwezig zijn; |
|
de bed and breakfast wordt gerund door de eigenaar/eigenaren c.q. hoofdbewoner(s) van de betreffende woning; |
|
op het perceel maximaal 1 reclameaanduiding in de vorm van een bord met opschrift voor de bed and breakfast wordt aangebracht aan de gevel. Borden met verlichting of bewegende borden zijn niet toegestaan. |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een goede woonsituatie, het straatbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
24.5.4 Paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 24.4 sub g in die zin dat gronden, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg en/of bouw van een paardrijdbak, een tennisbaan en/of een zwembad, mits:
|
tevens de in lid 24.3.5 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend; |
|
de voorzieningen worden gerealiseerd op een afstand van ten hoogste 120,00 m gerekend vanaf de voorgevel van het woonhuis; |
|
de voorzieningen alleen worden gerealiseerd en gebruikt ten behoeve van het eigen hobbymatig gebruik van de bewoners van het woonhuis; |
|
de gezamenlijke oppervlakte van de voorzieningen per woonhuis niet meer bedraagt dan 2.400 m² bedraagt; |
|
de afstand van de voorzieningen tot de perceelgrens niet minder bedraagt dan 5,00 m; |
|
de voorzieningen, vanaf de weg gezien, achter de achtergevelrooilijn en als regel achter de bestaande eigen bebouwing worden aangelegd en/of worden gebouwd; |
|
er een beplantingsplan wordt ingediend voor een strook met beplanting van ten minste 3,50 m breed tussen de voorzieningen en de perceelgrens. Het bevoegd gezag kan in een specifieke situatie in het belang van het behoud van het open landschap besluiten dat geen of slechts enkele beplanting moet worden aangelegd. De beplanting zal uit streekeigen soorten bestaan en overeenkomstig het goedgekeurde beplantingsplan worden aangelegd en in stand gehouden; |
|
de bouwhoogte van de lichtmasten niet meer bedraagt dan 10,00 meter; |
|
het aantal lichtmasten niet meer bedraagt dan 6 mag; |
|
er sprake is van objectgerichte verlichting; |
|
de verlichting van de lichtmasten niet buiten de perceelgrens schijnt; |
|
de verlichting van de lichtmasten vanaf 21.00 uur tot zonsopgang niet brandt en van een verzegelde tijdschakelaar is voorzien; |
|
de afstand van de lichtmasten tot de nabij gelegen woningen ten minste 30,00 meter bedraagt; |
|
op basis van een verlichtingsrapport van een ter zake deskundige is aangetoond dat aan de voorwaarden in sub j, k, l en m wordt voldaan. |
24.6 Wijzigingsbevoegdheid
24.6.1 Wijziging maatvoering enof situering bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat bij vervanging van het bestaande woonhuis de maatvoering en/of situering van het bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
|
deze wijzigingsbevoegdheid niet wordt toegepast ten behoeve van woonhuizen op percelen met een perceelbreedte van minder dan 13,00 m; |
|
de maatvoering van het bouwvlak ten behoeve van het nieuwe woonhuis voldoet aan hetgeen is gesteld in de tabel "Maatvoering percelen", zoals opgenomen in paragraaf 5.2. van de toelichting; |
|
er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
24.6.2 Wijziging naar Wonen - Lint 2
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Wonen - Lint 1' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - Lint 2', mits:
|
na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 25 van overeenkomstige toepassing zijn; |
|
er sprake is van een bouwactiviteit waarbij de goothoogte van het woonhuis wordt vergroot; |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
Artikel 25 Wonen - Lint 2
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Lint 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten genoemd in bijlage 1; |
|
bijgebouwen, |
en mede bestemd voor:
|
detailhandel en dienstverlening, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "detailhandel"; |
met daaraan ondergeschikt:
|
kleinschalige duurzame energiewinning; |
|
wegen en paden; |
|
water, |
met de daarbij behorende:
|
tuinen, erven en terreinen; |
|
bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde. |
25.2 Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de woonfunctie zijn toegevoegd.
25.2.1 Woonhuizen, bijgebouwen en overkappingen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
|
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd; |
|
een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; |
|
per bouwvlak mag niet meer dan 1 hoofdgebouw worden gebouwd; |
|
een hoofdgebouw mag met niet minder dan 1 gevel in een naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd; |
|
de bijgebouwen mogen uitsluitend achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd; |
|
de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen mag niet meer bedragen dan de oppervlakte van het hoofdgebouw; |
|
de diepte van een luifel en/of een balkon mag niet meer bedragen dan 1,50 m vanuit de gevel van het bijbehorende woonhuis bedragen; |
|
een gebouw of een overkapping mag uitsluitend worden gebouwd indien de maatvoering voldoet aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld: |
|
Goothoogte in m |
Dakhelling in o |
Bouwhoogte in m |
|
maximaal |
min |
max |
maximaal |
hoofdgebouwen |
6,50 |
30 |
70 |
10,00 |
bijgebouwen |
3,50 |
- |
70 |
7,00 |
overkappingen |
- |
- |
- |
3,50 |
25.2.2 Bijgebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
|
de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag per hoofdgebouw niet meer bedragen dan 150 m²; |
|
de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van de gronden behorende bij het hoofdgebouw gelegen buiten het bouwvlak; |
|
de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3,50 meter; |
|
de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 4,00 meter; |
|
de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3,50 m; |
|
indien het perceel grenst aan water mag de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de bovenkant van het talud niet minder bedragen dan 1,00 m; |
|
de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot openbare verharding, niet zijnde achter- of tussenpaden bij woonhuizen, mag niet minder bedragen dan 1,00 m; |
|
bijgebouwen en overkappingen dienen binnen een afstand van 15,00 m tot de oorspronkelijke zijgevels van het bijbehorende woonhuis te worden gebouwd; |
|
bijgebouwen en overkappingen dienen binnen een afstand van 50,00 m tot de oorspronkelijke achtergevels van het bijbehorende woonhuis te worden gebouwd; |
25.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
|
er mogen geen paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden worden gebouwd, met uitzondering van de vergunde paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden; |
|
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,00 m met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw ten hoogste 2,00 m mag bedragen; |
|
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,00 m. |
25.3 Afwijken van de bouwregels
25.3.1 Saneringsregeling oppervlakte bijgebouwen en overkappingen 1
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.2.2 sub a, met behoud van het bepaalde in lid 25.2.2 sub b, in die zin dat, indien reeds 350 m² of meer aan gebouwen en overkappingen, niet zijnde glasopstanden, aanwezig is, maar minder dan 500 m², een per bestemmingsvlak eenmalige vervangende bouw en/of verbouw van gebouwen en overkappingen plaats mag vinden tot een maximumoppervlak van 50% van het oppervlak aan gebouwen en overkappingen boven de 350 m², mits:
|
de toepassing van deze afwijking tot gevolg heeft dat er een afname van de bestaande hoeveelheid aan bebouwing plaatsvindt ten gunste van de ruimtelijke kwaliteit van het bebouwingsbeeld; |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
25.3.2 Saneringsregeling oppervlakte bijgebouwen en overkappingen 2
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.2.2 sub a, met behoud van het bepaalde in lid 25.2.2 sub b, in die zin dat, indien reeds meer dan 500 m² aan gebouwen en overkappingen, niet zijnde glasopstanden, aanwezig is, een per bestemmingsvlak eenmalige vervangende bouw en/of verbouw van gebouwen en overkappingen plaats mag vinden tot een maximumoppervlak van 20% van het oppervlak aan gebouwen en overkappingen boven de 500 m², mits:
|
de toepassing van deze afwijking tot gevolg heeft dat er een afname van de bestaande hoeveelheid aan bebouwing plaatsvindt ten gunste van de ruimtelijke kwaliteit van het bebouwingsbeeld; |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
25.3.3 Saneringsregeling glasopstanden
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.2.2 sub a, met behoud van het bepaalde in lid 25.2.2 sub b, in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen bij een woonhuis meer bedraagt dan 150 m², mits:
|
de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen en overkappingen met 10 m² wordt vergroot bij sanering per 500 m² aan glasopstanden met een maximum van 30 m² bij sanering van 1.500 m² of meer; |
|
de toepassing van deze afwijking tot gevolg heeft dat er een afname van de bestaande hoeveelheid aan bebouwing plaatsvindt ten gunste van de ruimtelijke kwaliteit van het bebouwingsbeeld; |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
25.3.4 Afwijken bouwhoogte bijgebouwen buiten het bouwvlak
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.2.2 sub d in die zin dat de bouwhoogte van bijgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 6,00 m, mits:
|
het bijgebouw vrijstaand is en op ten minste 1,00 m van het bouwvlak staat; |
|
geen afbreuk kan worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden. |
25.3.5 Paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.2.3. sub a in die zin dat paardrijdbakken, tennisbanen en/of zwembaden worden toegestaan, mits:
|
tevens de in lid 25.5.4 bedoelde omgevingsvergunning is verleend. |
25.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
|
het gebruik van gebouwen en overkappingen in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan de in lid 25.1 sub a genoemde bedrijvigheid; |
|
het gebruik van gebouwen in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zodanig dat de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van het beroep of het bedrijf meer bedraagt dan 40 m²; |
|
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een hoofdgebouw voor bewoning; |
|
het gebruik van woonhuizen voor meer dan één woning; |
|
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden; |
|
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhande, met uitzondering van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "detailhandel" en met uitzondering van productiegebonden detailhandel dan wel kleinschalige verkoop van eigen producten vanuit een verplaatsbaar/verrijdbaar stalletje van ten hoogste 6,00 m², waarbij een reclamebord van 0,50 bij 1,00 m is toegestaan; |
|
het gebruik van gronden voor de bouw en/of de aanleg van een paardrijdbak, tennisbaan of een zwembad met de daarbij behorende bouwwerken, met uitzondering van de vergunde paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden. |
25.5 Afwijken van de gebruiksregels
25.5.1 Huisvesting tijdelijke werknemers
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.4 onder d in die zin dat in een woonhuis ruimte wordt geboden voor de huisvesting van tijdelijke werknemers anders dan in gezinsverband, onder voorwaarden dat:
|
er maximaal 2 tijdelijke werknemers per slaapkamer worden gehuisvest tot in totaal 8 werknemers, die in het woonhuis een eigen slaapkamer hebben, voor het bereiden van maaltijden gebruik maken van een gezamenlijke keuken en voor het nuttigen van de maaltijden en het hebben van ontspanning gebruik maken van een gezamenlijke woonkamer. De slaapkamer moet bereikbaar zijn via een vaste trap. Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven kan het bevoegd gezag besluiten dat minder personen mogen worden gehuisvest; |
|
de eigenaar/de huurder/het uitzendbureau verantwoordelijk is voor het toezicht op de tijdelijke werknemers en het onderhoud van de tuin; |
|
er sprake blijft van een goede gebruiksdifferentiatie in de linten (geen ongewenste concentratie van deze vorm van wonen); |
|
er op het perceel voldoende ruimte voor parkeergelegenheid is, waarbij dient te worden uitgegaan van 0,5 parkeerplaats per bed; |
|
de toegang van een woonhuis tot op 40,00 m over een daarvoor geschikte route te naderen dient te zijn voor een brandweervoertuig; |
|
er een nachtregister aanwezig is met de gegevens van de personen die in de woning verblijven. |
25.5.2 Inwoning zorgbehoevenden/zorgverleners
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.4 sub d in die zin dat een woonhuis wordt gebruikt voor de huisvesting van meer dan één huishouden, mits:
|
de bewoning uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van zorg; |
|
de hulpbehoevendheid wordt aangetoond middels een doktersverklaring of een zorgindicatie. Deze indicatie of verklaring is niet nodig in geval van een familierelatie in de rechte lijn; |
|
er sprake blijft van één hoofdentree, één huisnummer en één meterkast, zodat de beide woonruimtes op de begane grond intern met elkaar verbonden zijn; |
|
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven; |
|
na beëindiging van de zorg moet het woonhuis opnieuw ten behoeve van één huishouden in gebruik worden genomen. |
25.5.3 Bed and breakfast
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.4 sub e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor bed and breakfast, mits:
|
de bed and breakfast gerealiseerd wordt binnen de bestaande woning (hoofgebouw en bijgebouwen); |
|
maximaal 40% van de gebruiksoppervlakte van de woning (zonder bijgebouwen) ten behoeve van de bed and breakfast wordt gebruik, met een maximale oppervlakte van 110 m²; |
|
het aantal kamers per bed and breakfast maximaal 7 is; |
|
er minimaal 1 parkeerplaats per kamer is, tenzij in de directe omgeving aantoonbaar voldoende openbare parkeervoorzieningen aanwezig zijn; |
|
de bed and breakfast wordt gerund door de eigenaar/eigenaren c.q. hoofdbewoner(s) van de betreffende woning; |
|
op het perceel maximaal 1 reclameaanduiding in de vorm van een bord met opschrift voor de bed and breakfast wordt aangebracht aan de gevel. Borden met verlichting of bewegende borden zijn niet toegestaan. |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een goede woonsituatie, het straatbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
25.5.4 Paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.4 sub g in die zin dat gronden, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg en/of bouw van een paardrijdbak, een tennisbaan en/of een zwembad, mits:
|
tevens de in lid 24.3.5 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend; |
|
de voorzieningen worden gerealiseerd op een afstand van ten hoogste 120,00 m gerekend vanaf de voorgevel van het woonhuis; |
|
de voorzieningen alleen worden gerealiseerd en gebruikt ten behoeve van het eigen hobbymatig gebruik van de bewoners van het woonhuis; |
|
de gezamenlijke oppervlakte van de voorzieningen per woonhuis niet meer bedraagt dan 2.400 m² bedraagt; |
|
de afstand van de voorzieningen tot de perceelgrens niet minder bedraagt dan 5,00 m; |
|
de voorzieningen, vanaf de weg gezien, achter de achtergevelrooilijn en als regel achter de bestaande eigen bebouwing worden aangelegd en/of worden gebouwd; |
|
er een beplantingsplan wordt ingediend voor een strook met beplanting van ten minste 3,50 m breed tussen de voorzieningen en de perceelgrens. Het bevoegd gezag kan in een specifieke situatie in het belang van het behoud van het open landschap besluiten dat geen of slechts enkele beplanting moet worden aangelegd. De beplanting zal uit streekeigen soorten bestaan en overeenkomstig het goedgekeurde beplantingsplan worden aangelegd en in stand gehouden; |
|
de bouwhoogte van de lichtmasten niet meer bedraagt dan 10,00 meter; |
|
het aantal lichtmasten niet meer bedraagt dan 6 mag; |
|
er sprake is van objectgerichte verlichting; |
|
de verlichting van de lichtmasten niet buiten de perceelgrens schijnt; |
|
de verlichting van de lichtmasten vanaf 21.00 uur tot zonsopgang niet brandt en van een verzegelde tijdschakelaar is voorzien; |
|
de afstand van de lichtmasten tot de nabij gelegen woningen ten minste 30,00 meter bedraagt; |
|
op basis van een verlichtingsrapport van een ter zake deskundige is aangetoond dat aan de voorwaarden in sub j, k, l en m wordt voldaan. |
Artikel 26 Wonen - Stolp
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Stolp' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
woonhuizen in de bouwvorm van een stolp, al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zoals genoemd in bijlage 1; |
|
bijgebouwen; |
|
het behoud en het herstel van de bestaande hoofdvormen van de stolpen, |
met daaraan ondergeschikt:
|
kleinschalige duurzame energiewinning; |
|
wegen en paden; |
|
water, |
met de daarbij behorende:
|
tuinen, erven en terreinen; |
|
bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde. |
26.2 Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de woonfunctie zijn toegevoegd.
26.2.1 Woonhuizen, bijgebouwen en overkappingen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:
|
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen in de bouwvorm van een stolp worden gebouwd; |
|
het aantal hoofdgebouwen mag per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 1; |
|
een hoofdgebouw mag met niet minder dan 1 gevel in een naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd; |
|
bij verbouw of bij nieuwbouw mag de hoofdvorm van het gebouw, bepaald door de goothoogte en bouwhoogte, dakvorm, oppervlakte alsmede de verhouding tussen lengte- en breedtematen en gevelindeling niet gewijzigd worden; |
|
de bijgebouwen mogen uitsluitend achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd; |
|
de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan de oppervlakte van het hoofdgebouw ; |
|
een gebouw of een overkapping mag uitsluitend worden gebouwd indien de maatvoering voldoet aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld: |
|
Goothoogte in m |
Dakhelling in o |
Bouwhoogte in m |
|
maximaal |
min |
max |
maximaal |
hoofdgebouwen |
bestaand |
bestaand |
bestaand |
bestaand |
bijgebouwen |
3,50 |
- |
70 |
7,00 |
overkappingen |
- |
- |
- |
3,50 |
26.2.2 Bijgebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
|
de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag per hoofdgebouw niet meer bedragen dan 150 m², tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte, met een maximum van 350 m²; |
|
de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van de gronden behorende bij het hoofdgebouw gelegen buiten het bouwvlak; |
|
de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3,00 meter; |
|
de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 6,00 meter; |
|
de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3,50 m; |
|
de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de zijgevels van het bijbehorende woonhuis mag niet meer bedragen dan 15,00 m; |
|
de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de achtergevel van het bijbehorende woonhuis mag niet meer bedragen dan 50,00 m. |
26.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
|
er mogen geen paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden worden gebouwd, met uitzondering van de vergunde paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden; |
|
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,00 m met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw ten hoogste 2,00 m mag bedragen; |
|
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,00 m. |
26.3 Afwijken van de bouwregels
26.3.1 Afwijken maatvoeringen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.2.1 sub c in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling, mits:
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de hoofdvorm van de stolp. |
26.3.2 Saneringsregeling oppervlakte bijgebouwen en overkappingen 1
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.2.2 sub a, met behoud van het bepaalde in lid 26.2.2 sub b, in die zin dat, indien reeds 350 m² of meer aan gebouwen en overkappingen, niet zijnde glasopstanden, aanwezig is, maar minder dan 500 m², een per bestemmingsvlak eenmalige vervangende bouw en/of verbouw van gebouwen en overkappingen plaats mag vinden tot een maximumoppervlak van 50% van het oppervlak aan gebouwen en overkappingen boven de 350 m², mits:
|
de toepassing van deze afwijking tot gevolg heeft dat er een afname van de bestaande hoeveelheid aan bebouwing plaatsvindt ten gunste van de landschappelijke waarden en de ruimtelijke kwaliteit van het bebouwingsbeeld; |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
26.3.3 Saneringsregeling oppervlakte bijgebouwen en overkappingen 2
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.2.2 sub a, met behoud van het bepaalde in lid 26.2.2 sub b, in die zin dat, indien reeds meer dan 500 m² aan gebouwen en overkappingen, niet zijnde glasopstanden, aanwezig is, een per bestemmingsvlak eenmalige vervangende bouw en/of verbouw van gebouwen en overkappingen plaats mag vinden tot een maximumoppervlak van 20% van het oppervlak aan gebouwen en overkappingen boven de 500 m², mits:
|
de toepassing van deze afwijking tot gevolg heeft dat er een afname van de bestaande hoeveelheid aan bebouwing plaatsvindt ten gunste van de landschappelijke waarden en de ruimtelijke kwaliteit van het bebouwingsbeeld; |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
26.3.4 Saneringsregeling glasopstanden
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.2.2 sub a, met behoud van het bepaalde in lid 26.2.2 sub b, in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen bij een woonhuis meer bedraagt dan 150 m², mits:
|
de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen en overkappingen met 10 m² wordt vergroot bij sanering per 500 m² aan glasopstanden met een maximum van 30 m² bij sanering van 1.500 m² of meer; |
|
de toepassing van deze afwijking tot gevolg heeft dat er een afname van de bestaande hoeveelheid aan bebouwing plaatsvindt ten gunste van de landschappelijke waarden en de ruimtelijke kwaliteit van het bebouwingsbeeld; |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
26.3.5 Paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.2.3 sub a in die zin dat paardrijdbakken, tennisbanen en/of zwembaden worden toegestaan, mits:
|
tevens de in lid 26.5.5 bedoelde omgevingsvergunning is verleend. |
26.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
|
het gebruik van gebouwen en overkappingen in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan de in lid 26.1 sub a genoemde bedrijvigheid; |
|
het gebruik van gebouwen in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zodanig dat de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van het beroep of het bedrijf meer bedraagt dan 40 m²; |
|
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een hoofdgebouw voor bewoning; |
|
het gebruik van woonhuizen voor meer dan één woning; |
|
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden; |
|
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel dan wel kleinschalige verkoop van eigen producten vanuit een verplaatsbaar/verrijdbaar stalletje van ten hoogste 6,00 m², waarbij een reclamebord van 0,50 bij 1,00 m is toegestaan; |
|
het gebruik van gronden voor de bouw en/of de aanleg van een paardrijdbak, tennisbaan of een zwembad met de daarbij behorende bouwwerken, met uitzondering van de vergunde paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden. |
26.5 Afwijken van de gebruiksregels
26.5.1 Huisvesting tijdelijke werknemers
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.4 onder d in die zin dat in een woonhuis ruimte wordt geboden voor de huisvesting van tijdelijke werknemers anders dan in gezinsverband, onder voorwaarden dat:
|
er maximaal 2 tijdelijke werknemers per slaapkamer worden gehuisvest tot in totaal 8 werknemers, die gezamenlijk één huishouden vormen. Onder huishouding wordt verstaan, dat zij in het woonhuis een eigen slaapgelegenheid hebben, voor het bereiden van maaltijden gebruik maken van een gezamenlijke keuken en voor het nuttigen van de maaltijden en het hebben van ontspanning gebruik maken van een gezamenlijke woonkamer. De slaapkamer moet bereikbaar zijn via een vaste trap. Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven kan het bevoegd gezag besluiten dat minder personen mogen worden gehuisvest; |
|
de eigenaar/de huurder/het uitzendbureau verantwoordelijk is voor het toezicht op de gehuisveste tijdelijke werknemers en het onderhoud van de tuin; |
|
er sprake blijft van een goede gebruiksdifferentiatie in de linten (geen ongewenste concentratie van deze vorm van wonen); |
|
er op het perceel voldoende ruimte voor parkeergelegenheid is, waarbij dient te worden uitgegaan van 0,5 parkeerplaats per bed; |
|
er een nachtregister aanwezig is met de gegevens van de personen die in de woning verblijven. |
26.5.2 Twee woningen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.4. sub d in die zin dat een woonhuis, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor meer dan één woning, mits:
|
deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon; |
|
de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er niet meer dan twee woningen worden gevestigd; |
|
er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
26.5.3 Inwoning zorgbehoevenden/zorgverleners
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.4 sub d in die zin dat een woonhuis wordt gebruikt voor de huisvesting van meer dan één huishouden, mits:
|
de bewoning uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van zorg; |
|
de hulpbehoevendheid wordt aangetoond middels een doktersverklaring of een zorgindicatie. Deze indicatie of verklaring is niet nodig in geval van een familierelatie in de rechte lijn; |
|
er sprake blijft van één hoofdentree, één huisnummer en één meterkast, zodat de beide woonruimtes op de begane grond intern met elkaar verbonden zijn; |
|
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven; |
|
na beëindiging van de zorg moet het woonhuis opnieuw ten behoeve van één huishouden in gebruik worden genomen. |
26.5.4 Bed and breakfast
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.4 sub e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor bed and breakfast, mits:
|
de bed and breakfast gerealiseerd wordt binnen de bestaande woning (hoofgebouw en bijgebouwen); |
|
maximaal 40% van de gebruiksoppervlakte van de woning (zonder bijgebouwen) ten behoeve van de bed and breakfast wordt gebruik, met een maximale oppervlakte van 110 m²; |
|
het aantal kamers per bed and breakfast maximaal 7 is; |
|
er minimaal 1 parkeerplaats per kamer is, tenzij in de directe omgeving aantoonbaar voldoende openbare parkeervoorzieningen aanwezig zijn; |
|
de bed and breakfast wordt gerund door de eigenaar/eigenaren c.q. hoofdbewoner(s) van de betreffende woning; |
|
op het perceel maximaal 1 reclameaanduiding in de vorm van een bord met opschrift voor de bed and breakfast wordt aangebracht aan de gevel. Borden met verlichting of bewegende borden zijn niet toegestaan. |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een goede woonsituatie, het straatbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
26.5.5 Paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.4 sub g in die zin dat gronden, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg en/of bouw van een paardrijdbak, een tennisbaan en/of een zwembad, mits:
|
tevens de in lid 26.3.5 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend; |
|
de voorzieningen worden gerealiseerd op een afstand van ten hoogste 120,00 m gerekend vanaf de voorgevel van het woonhuis; |
|
de voorzieningen alleen worden gerealiseerd en gebruikt ten behoeve van het eigen hobbymatig gebruik van de bewoners van het woonhuis; |
|
de gezamenlijke oppervlakte van de voorzieningen per woonhuis niet meer bedraagt dan 2.400 m² bedraagt; |
|
de afstand van de voorzieningen tot de perceelgrens niet minder bedraagt dan 5,00 m; |
|
de voorzieningen, vanaf de weg gezien, achter de achtergevelrooilijn en als regel achter de bestaande eigen bebouwing worden aangelegd en/of worden gebouwd; |
|
er een beplantingsplan wordt ingediend voor een strook met beplanting van ten minste 3,50 m breed tussen de voorzieningen en de perceelgrens. Het bevoegd gezag kan in een specifieke situatie in het belang van het behoud van het open landschap besluiten dat geen of slechts enkele beplanting moet worden aangelegd. De beplanting zal uit streekeigen soorten bestaan en overeenkomstig het goedgekeurde beplantingsplan worden aangelegd en in stand gehouden; |
|
de bouwhoogte van de lichtmasten niet meer bedraagt dan 10,00 meter; |
|
het aantal lichtmasten niet meer bedraagt dan 6; |
|
er sprake is van objectgerichte verlichting; |
|
de verlichting van de lichtmasten niet buiten de perceelgrens schijnt; |
|
de verlichting van de lichtmasten vanaf 21.00 uur tot zonsopgang niet brandt en van een verzegelde tijdschakelaar is voorzien; |
|
de afstand van de lichtmasten tot de nabij gelegen woningen ten minste 30,00 meter bedraagt; |
|
op basis van een verlichtingsrapport van een ter zake deskundige is aangetoond dat aan de voorwaarden in sub j, k, l en m wordt voldaan. |
26.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
26.6.1 Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
|
het (gedeeltelijk) slopen van stolpen. |
26.6.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 26.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
|
het normale onderhoud betreffen; |
|
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan. |
26.6.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan worden verleend, mits:
|
de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is; |
|
het delen van een stolp betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm van de stolp plaatsvindt. |
26.7 Wijzigingsbevoegdheid
26.7.1 Wijzigen situering bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een ter plaatse aangegeven bouwvlak wordt verschoven, mits:
|
de oppervlakte van het bouwvlak niet wordt vergroot; |
|
de huidige situering vanuit de milieu- of woonsituatie belemmeringen oplevert voor de omgeving dan wel voor de bewoners zelf en er met een gewijzigde situering een verbetering in de milieu- of woonsituatie kan worden bewerkstelligd, dan wel er vanwege verbouw een aanpassing van de grenzen van het bouwvlak noodzakelijk is; |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
26.7.2 Wijzigen met compensatie
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat ter plaatse een bestemmingsvlak 'Wonen - Lint 1' wordt aangebracht ten behoeve van de bouw van een woonhuis ter compensatie van de sloop van voormalige bedrijfsgebouwen en/of overkappingen, mits:
|
na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 24 Wonen - Lint 1 van overeenkomstige toepassing zijn; |
|
de maatvoering van het bouwvlak ten behoeve van het nieuwe woonhuis voldoet aan hetgeen is gesteld in de tabel "Maatvoering percelen", zoals opgenomen in paragraaf 5.2. van de toelichting; |
|
de situering van het bouwvlak ten behoeve van het nieuwe woonhuis ten hoogste 5,00 m achter de voorgevelgrens van de dichtst bij de weg gebouwde gebouwen op de belendende percelen wordt gebouwd; |
|
er voldoende parkeergelegenheid op eigen erf aanwezig is. |
|
er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; |
|
op het betreffende bouwperceel alle voormalige bedrijfsgebouwen, waaronder schuurkassen, met een gezamenlijke oppervlakte van ten minste 1.000 m², die ten minste tien jaar oud zijn en niet bestaan uit glasopstanden, cultuurhistorisch waardevolle en/of karakteristieke bedrijfsgebouwen, wordt gesloopt. Aanwezige glasopstanden moeten mede worden gesloopt; |
|
er middels een beeldkwaliteitsplan sprake is van een verbetering van de ruimtelijke, landschappelijke en milieukwaliteit; |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
26.7.3 Wijzigen bestemming vanwege afwijkende bouwvorm
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling van de stolp en een andere bouwvorm wordt teruggebouwd, waarbij de gronden worden voorzien van de bestemming 'Wonen - Lint 1', mits:
|
de stolp teniet is gegaan door een calamiteit en herbouw in de oorspronkelijke staat redelijkerwijs niet verlangd kan worden; |
|
na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 24 Wonen - Lint 1 van overeenkomstige toepassing zijn; |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
Artikel 27 Wonen - Woongebouw
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
een woongebouw met de daarbij behorende bergingen, |
|
gebouwen en overkappingen ten behoeve van maatschappelijke en gezondheidsvoorzieningen, uitsluitend op de begane grond, ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk"; |
met daaraan ondergeschikt:
|
kleinschalige duurzame energiewinning; |
met de daarbij behorende:
|
tuinen, erven en terreinen; |
|
woonstraten, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "onderdoorgang" de bestaande onderdoorgang in stand dient te worden gehouden; |
|
parkeervoorzieningen; |
|
sloten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen; |
|
bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde. |
27.2 Bouwregels
27.2.1 Woongebouwen
Voor het bouwen van het woongebouw gelden de volgende regels:
|
het woongebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; |
|
|
ter plaatse van de aanduiding "onderdoorgang" mogen tot een bouwhoogte van 3 meter geen gebouwen worden gebouwd; |
|
|
het aantal te bouwen wooneenheden in het woongebouw mag niet meer dan het bestaande aantal bedragen; |
|
|
de goothoogte en bouwhoogte van woongebouwen mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)"; |
|
|
in afwijking van sub c geldt dat ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – afwijkende bouwmaat” de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen de bestaande goot- en bouwhoogte dient te bedragen. |
27.2.2 Bergingen
Voor het bouwen van bergingen gelden de volgende regels:
|
ter plaatse van de aanduiding "onderdoorgang" mogen geen bergingen worden gebouwd; |
|
de oppervlakte van een berging mag niet meer bedragen dan 15,00 m²; |
|
de gezamenlijke oppervlakte van de bergingen per woongebouw mag niet meer bedragen dan 50% van het bij het woongebouw behorende terrein, exclusief de oppervlakte van het woongebouw; |
|
de bouwhoogte van een berging mag niet meer bedragen dan 3,50 m. |
27.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkapingen zijnde, gelden de volgende regels:
|
ter plaatse van de aanduiding "onderdoorgang" mogen geen bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd; |
|
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan 2,00 m; |
|
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,00 m. |
Artikel 28 Leiding - Gas
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Gas’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een aardgastransportleiding, met een belemmeringenstrook aan weerszijden van de hartlijn ter plaatse van de aanduiding “hartlijn leiding – gas”.
Indien de belangen van deze dubbelbestemming in strijd zijn met de belangen van een samenvallende andere dubbelbestemming, dan geldt de volgende prioriteitsvolgorde:
28.2 Bouwregels
|
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemming) mag op of in de voor ‘Leiding - Gas’ aangewezen gronden niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van een aardgastransportleiding. |
|
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. |
28.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten, een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van afwijking van:
|
het bepaalde in lid 28.2 sub a en lid 28.2 sub b en toestaan dat de in de andere bestemming genoemde gebouwen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder; |
|
het bepaalde in lid 28.2 sub a en lid 28.2 sub b en toestaan dat de in de andere bestemming genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder. |
28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.4.1 Omgevingsvergunningplicht
Voor de volgende werken of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
|
het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting; |
|
het rooien van diepwortelende beplanting; |
|
het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging; |
|
het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels drainage en leidingen, met uitzondering van hoofdaardgastransportleidingen) anders dan normaal spit- en ploegwerk; |
|
het indrijven van voorwerpen in de bodem; |
|
diepploegen; |
|
het aanbrengen van gesloten verhardingen; |
|
het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen; |
|
het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen; |
|
het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair. |
28.4.2 Uitzondering
De in lid 28.4.1genoemde vergunning is niet nodig voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
|
het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen; |
|
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; |
|
mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende omgevingsvergunning. |
28.4.3 Advies
De in lid 28.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend nadat vooraf advies is ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 29 Waarde - Archeologie 2
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
29.2 Bouwregels
29.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen ten behoeve van de bestemming of ten behoeve van andere bestemmingen
In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, een archeologisch rapport dan wel een quickscan van Archeologie West-Friesland te overleggen indien de bouwwerkzaamheden plaatsvinden ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' en de oppervlakte van het project meer dan 100 m² betreft en de bodemroering dieper dan 0,4 meter onder het maaiveld plaatsvinden;
29.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning
Aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of bouwen ten behoeve van andere bestemmingen ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
|
het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; |
|
het doen van opgravingen; |
|
begeleiding van de activiteiten door een archeologisch deskundige. |
29.2.3 Uitzonderingen voor het bouwen van een bouwwerk
Het bepaalde in lid 29.2.1 is niet van toepassing op een bouwplan dat betrekking heeft op:
|
vervanging van een reeds bestaand bouwwerk waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut. Dit dient wel van tevoren worden voorgelegd ter toetsing aan het bevoegd gezag; |
|
regulier onderhoud en beheer van een terrein. |
29.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 2', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.
29.4 Afwijken van de bouwregels
|
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 29.2.1 met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels. |
|
|
|
Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in dit lid, wordt verleend indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van: |
|
|
|
|
29.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
29.5.1 Omgevingsvergunningplicht
Voor de volgende werken of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
|
aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen; |
|
bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld; |
|
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; |
|
het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk; |
|
het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen; |
|
het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies; |
|
diepploegen; |
|
het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen; |
|
het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand. |
29.5.2 Uitzondering
De in lid 29.5.1 genoemde vergunning is niet nodig voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
|
een oppervlakte van minder dan 100 m² betreffen en waarvan de bodemroering minder diep is dan 0,4 meter; |
|
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan; |
|
in het kader van het normale beheer en onderhoud (incl. sleufloos draineren); |
|
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning; |
|
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals in lid 29.4 bedoeld, is verleend; |
|
ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. |
29.5.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden
Een omgevingsvergunning wordt in ieder geval verleend, indien:
|
de aanvrager een rapport, dan wel een quickscan van Archeologie West-Friesland, heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat: |
|
|
|
|
|
|
|
de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van de bevoegde overheid in voldoende mate is vastgesteld; |
|
de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op: |
|
|
|
|
|
|
29.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin, dat de verbeelding wordt gewijzigd door van één of meerdere bestemmingsvlakken de begrenzing te veranderen of de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' toe te voegen of te verwijderen, dan wel deze te wijzigen in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' of 'Waarde - Archeologie 4', als archeologische bevindingen daar aanleiding toe geven.
Artikel 30 Waarde - Archeologie 3
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
Indien de belangen van deze dubbelbestemming in strijd zijn met de belangen van een samenvallende andere dubbelbestemming, dan geldt de volgende prioriteitsvolgorde:
30.2 Bouwregels
30.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen ten behoeve van de bestemming of ten behoeve van andere bestemmingen
In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, een archeologisch rapport dan wel een quickscan van Archeologie West-Friesland te overleggen indien de bouwwerkzaamheden plaatsvinden ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' en de oppervlakte van het project meer dan 500 m² betreft en de bodemroering dieper dan 0,4 meter onder het maaiveld plaatsvinden.
30.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning
Aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of bouwen ten behoeve van andere bestemmingen ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
|
het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; |
|
het doen van opgravingen; |
|
begeleiding van de activiteiten door een archeologisch deskundige. |
30.2.3 Uitzonderingen voor het bouwen van een bouwwerk
Het bepaalde in lid 30.2.1 is niet van toepassing op een bouwplan dat betrekking heeft op:
|
vervanging van een reeds bestaand bouwwerk waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut. Dit dient wel van tevoren worden voorgelegd ter toetsing aan het bevoegd gezag; |
|
regulier onderhoud en beheer van een terrein. |
30.3 Nadere eisen
het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.
30.4 Afwijken van de bouwregels
|
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 30.2.1 met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels. |
|
|
|
Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in dit lid, wordt verleend indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van: |
|
|
|
|
30.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
30.5.1 Omgevingsvergunningplicht
Voor de volgende werken of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
|
aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen; |
|
bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld; |
|
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; |
|
het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk; |
|
het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen; |
|
het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies; |
|
diepploegen; |
|
het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen; |
|
het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand. |
30.5.2 Uitzondering
De in lid 30.5.1 genoemde vergunning is niet nodig voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
|
een oppervlakte van minder dan 500 m² betreffen en waarvan de bodemroering minder diep is dan 0,4 meter; |
|
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan; |
|
in het kader van het normale beheer en onderhoud (incl. sleufloos draineren); |
|
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning; |
|
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals in lid 30.4 bedoeld, is verleend; |
|
ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. |
30.5.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden
Een omgevingsvergunning wordt in ieder geval verleend, indien:
|
de aanvrager een rapport, dan wel een quickscan van Archeologie West-Friesland, heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat: |
|
|
|
|
|
|
|
de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van de bevoegde overheid in voldoende mate is vastgesteld; |
|
de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op: |
|
|
|
|
|
|
30.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin, dat de verbeelding wordt gewijzigd door van één of meerdere bestemmingsvlakken de begrenzing te veranderen of de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' toe te voegen of te verwijderen, dan wel deze te wijzigen in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' of 'Waarde - Archeologie 4', als archeologische bevindingen daar aanleiding toe geven.
Artikel 31 Waarde - Archeologie 4
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
Indien de belangen van deze dubbelbestemming in strijd zijn met de belangen van een samenvallende andere dubbelbestemming, dan geldt de volgende prioriteitsvolgorde:
31.2 Bouwregels
31.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen ten behoeve van de bestemming of ten behoeve van andere bestemmingen
In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, een archeologisch rapport dan wel een quickscan van Archeologie West-Friesland te overleggen indien de bouwwerkzaamheden plaatsvinden ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' en de oppervlakte van het project meer dan 1.000 m² betreft en de bodemroering dieper dan 0,4 meter onder het maaiveld plaatsvinden;
31.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning
Aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of bouwen ten behoeve van andere bestemmingen ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
|
het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; |
|
het doen van opgravingen; |
|
begeleiding van de activiteiten door een archeologisch deskundige. |
31.2.3 Uitzonderingen voor het bouwen van een bouwwerk
Het bepaalde in lid 31.2.1 is niet van toepassing op een bouwplan dat betrekking heeft op:
|
vervanging van een reeds bestaand bouwwerk waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut. Dit dient wel van tevoren worden voorgelegd ter toetsing aan het bevoegd gezag; |
|
regulier onderhoud en beheer van een terrein. |
31.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.
31.4 Afwijken van de bouwregels
|
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 31.2.1, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels. |
|
|
|
Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in dit lid, wordt verleend indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van: |
|
|
|
|
31.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.5.1 Omgevingsvergunningplicht
Voor de volgende werken of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
|
aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen; |
|
bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld; |
|
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; |
|
het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk |
|
het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen; |
|
het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies; |
|
diepploegen; |
|
het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen; |
|
het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand. |
31.5.2 Uitzondering
De in lid 31.5.1 genoemde vergunning is niet nodig voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
|
een oppervlakte van minder dan 1.000 m² betreffen en waarvan de bodemroering minder diep is dan 0,4 meter; |
|
|
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan; |
|
|
in het kader van het normale beheer en onderhoud (incl. sleufloos draineren); |
|
|
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning; |
|
|
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals in lid 31.4 bedoeld, is verleend; |
|
|
ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. |
31.5.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden
Een omgevingsvergunning wordt in ieder geval verleend, indien:
|
de aanvrager een rapport, dan wel een quickscan van Archeologie West-Friesland, heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat: |
|
|
|
|
|
|
|
de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van de bevoegde overheid in voldoende mate is vastgesteld; |
|
de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op: |
|
|
|
|
|
|
31.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin, dat de verbeelding wordt gewijzigd door van één of meerdere bestemmingsvlakken de begrenzing te veranderen of de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' toe te voegen of te verwijderen, dan wel deze te wijzigen in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' of 'Waarde - Archeologie 3', als archeologische bevindingen daar aanleiding toe geven.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 32 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 33 Algemene bouwregels
33.1 Bestaande afmetingen
Wanneer een bestaand gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde:
|
een grotere goothoogte; |
|
een grotere bouwhoogte; |
|
een grotere oppervlakte; |
|
een grotere dakhelling; |
|
een kleinere dakhelling, |
heeft dan in de bouwregels in de van toepassing zijnde bestemming is toegestaan, dan mag:
|
de goot- en/of bouwhoogte en/of oppervlakte en/of dakhelling ten hoogste de bestaande goot- en/of bouwhoogte en/of oppervlakte en of dakhelling bedragen; |
|
de dakhelling ten minste de bestaande dakhelling bedragen; |
|
de bestaande diepte ten minste de bestaande diepte bedragen. |
33.2 Bestaande afstand bijbehorend bouwwerk
Wanneer een bestaand en vergund bijbehorend bouwwerk een afstand tot openbare verharding, niet zijnde achter- of tussenpaden bij woningen, van minder dan één meter heeft, dan mag die afstand ten minste de bestaande en vergunde afstand bedragen.
Artikel 34 Algemene gebruiksregels
34.1 Gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
|
het gebruik van de gronden voor opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden; |
|
de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden; |
|
het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden; |
|
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting; |
|
het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij ter plaatse planologische medewerking is verleend aan de vestiging van een kleinschalig kampeerterrein; |
|
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen die langer duren dan twee dagen. |
34.2 Afwijken van de gebruiksregels
34.2.1 Kleinschalig kamperen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 34.1 sub e. in die zin dat de gronden worden gebruikt ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein, mits:
|
het kleinschalig kamperen uitsluitend wordt toegestaan op een aaneengesloten stuk grond van minimaal 0,5 hectare bij het wonen en bij functies waarvan het wonen deel uitmaakt; |
|
het kampeerterrein bij een agrarisch bedrijf binnen het ter plaatse aangegeven bouwvlak gesitueerd wordt; |
|
het aantal te plaatsen kampeermiddelen op een kampeerterrein binnen de bebouwde kom ten hoogste 10 bedraagt, inclusief de mogelijkheid voor de plaatsing van 1 trekkershut; |
|
het aantal te plaatsen kampeermiddelen op een kampeerterrein buiten de bebouwde kom ten hoogste 25 bedraagt, inclusief de mogelijkheid voor de plaatsing van 2 trekkershutten; |
|
er geen stacaravans worden geplaatst en/of seizoenplaatsen worden ingericht, met uitzondering van de trekkershutten; |
|
het kamperen uitsluitend plaatsvindt in de periode van 15 maart tot 31 oktober, waarbij alle kampeermiddelen buiten deze periode verwijderd moeten worden met uitzondering van de trekkershutten; |
|
het kampeerterrein direct achter de bestaande bebouwing wordt gesitueerd, zodat het kampeerterrein niet in open veldsituaties wordt aangelegd; |
|
de afstand van een kampeerterrein tot een naastgelegen woonhuis van derden ten minste 50,00 m bedraagt; |
|
er gebruik wordt gemaakt van bestaande in- en uitritten op het bijbehorende perceel; |
|
de diepte van een kampeerterrein ten hoogste 100,00 m vanuit de achtergevel van het bijbehorende woonhuis zal bedragen; |
|
de breedte van een kampeerterrein ten hoogste 50,00 m zal bedragen; |
|
de afstand van de gronden waar het kampeerterrein feitelijk gevestigd wordt tot de buitengrenzen van een bestaand kampeerterrein ten minste 1.000,00 m bedraagt; |
|
het kleinschalig kampeerterrein landschappelijk wordt ingepast en dat de specifieke landschapskarakteristieken worden ontzien; |
|
er geen sprake zal zijn van kantine-, sport-, winkel- en/of horeca-activiteiten; |
|
het kleinschalig kampeerterrein op een goede wijze bereikbaar is; |
|
aangetoond wordt dat de realisatie van een kleinschalig kampeerterrein niet in strijd is met de ecologische en archeologische waarden en de externe veiligheid; |
|
voorafgaande aan de realisatie van een kleinschalig kampeerterrein wordt overlegd met het waterschap; |
|
er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
34.2.2 Evenementen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 34.1 sub f, in die zin dat de gronden worden gebruikt ten behoeve van evenementen met kramen, tenten of karren, mits:
|
het evenementen betreft die ten minste drie dagen aaneengesloten duren; |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
Artikel 35 Algemene afwijkingsregels
35.1 Gebouwen en overkappingen ten behoeve van kleinschalig kamperen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen van gebouwen, waaronder overkappingen, in die zin dat ten behoeve van het kleinschalig kamperen, gebouwtjes, waaronder overkappingen, ten behoeve van sanitaire voorzieningen worden gebouwd, mits:
|
de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, waaronder overkappingen, per kampeerterrein mag niet meer bedragen dan 50 m²; |
|
de goothoogte van een gebouw of een overkapping niet meer bedraagt dan 3,00 m; |
|
de dakhelling van een gebouw of een overkapping niet meer bedraagt dan 15°; |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
Artikel 36 Algemene wijzigingsregels
36.1 Beloop en profiel van wegen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft.
36.2 Zendmasten
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvangst- en antennemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 m, mits:
|
er per dorp niet meer dan 1 mast wordt geplaatst; |
|
bij de plaatsing zoveel mogelijk wordt aangesloten bij bestaande hoge elementen, zoals gebouwen, torens, torensilo's of masten, met uitzondering van cultuurhistorische waardevolle bouwwerken waaronder monumenten, en de plaatsing niet binnen de directe omgeving van woonhuizen plaatsvindt; |
|
bij de plaatsing rekening wordt gehouden met een goede bereikbaarheid en landschappelijke inpasbaarheid; |
|
de noodzaak van de plaatsing wordt aangetoond, waarbij het principe geldt dat er voorkeur bestaat voor de plaatsing voor 1 grote antenne boven meerdere kleine antennes (benutten van elkaars opstelpunten) alsmede de voorkeur voor plaatsing in stedelijk gebied; |
|
de zendmasten een open constructie hebben; |
|
aangetoond is dat er geen onevenredige schade wordt gedaan aan de veiligheid en de gezondheid; |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
36.3 Bestemming 'Verkeer' en 'Verkeer - Verblijfsgebied'
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Verkeer' of 'Verkeer - Verblijfsgebied' dan wel de bestemming 'Verkeer' of 'Verkeer - Verblijfsgebiedwordt gewijzigd in enige bestemming, mits:
|
deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor incidentele verbredingen, bochtafsnijdingen, en dergelijke van wegen en paden; |
|
na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 18 Verkeer of van Artikel 20 Verkeer - Verblijfsgebied van overeenkomstige toepassing zijn. |
36.4 Bestemming 'Water'
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Water' dan wel de bestemming 'Water' wordt gewijzigd in enige bestemming, mits:
|
deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor de incidentele aanleg van opvaarten, verbredingen van waterlopen ten behoeve van waterberging, het verbreden van vaarroutes, het gedeeltelijk dempen van grachten bij erven en/of de aanleg van natuurvriendelijke oevers, bochtafsnijdingen, kleine verleggingen, en dergelijke van vaarwegen c.a.; |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de cultuurhistorische waarden; |
|
na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 21 Water van overeenkomstige toepassing zijn. |
36.5 Wetgevingszone - wijzigingsgebied
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemmingen ter plaatse van de aanduiding "wetgevingszone - wijzigingsgebied" wijzigingen in de bestemmingen Tuin - 1 en Wonen - Woongebouw met bijbehorende gewijzigde situering van bouwvlakken, mits:
|
de bouwhoogte niet meer dan 9,00 m bedraagt; |
|
het bebouwingspercentage niet meer dan 80% bedraagt; |
|
de afstand tussen de naar de weg gekeerde gevels van het gebouw en de grens van het bestemmingsvlak aan de zijde van de Rozenhoflaan en de Tuinstraat niet minder bedraagt dan 3,00 m; |
|
de afstand tussen de naar de weg gekeerde gevels van het gebouw en de grens van het bestemmingsvlak aan de zijde van de Julianastraat niet minder bedraagt dan 5,00 m; |
|
er middels een beeldkwaliteitsplan is aangetoond dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het bebouwingsbeeld; |
|
na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 27 Wonen - Woongebouw van overeenkomstige toepassing zijn. |
Artikel 37 Overige regels
37.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.
37.2 Aanvullende werking welstandscriteria
De op de verbeelding en in de regels geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken, kan nader worden ingevuld door de in de Woningwet bedoelde welstandscriteria, zoals opgenomen in de gemeentelijke Welstandsnota.
37.3 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
|
de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer; |
|
de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; |
|
het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen; |
|
de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; |
|
de ruimte tussen bouwwerken. |
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 38 Overgangsrecht
38.1 Overgangsrecht bouwwerken
|
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: |
|
|
|
|
|
|
|
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. |
|
|
|
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. |
38.2 Overgangsrecht gebruik
|
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik. |
|
|
|
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. |
|
|
|
Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. |
|
|
|
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. |
Artikel 39 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
'Regels van het Bestemmingsplan Hoogkarspel 2014.'