direct naar inhoud van Regels
Plan: Rijnpark
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0484.BPKR12Rijnpark-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Rijnpark met identificatienummer NL.IMRO.0484.BPKR12Rijnpark-VA01 van de gemeente Alphen aan den Rijn;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aaneengebouwde woning:

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee-aaneen gebouwde woningen;

1.6 aan-huis-gebonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in een (bedrijfs)woning wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.8 afvalinzamelsysteem:

geheel of gedeeltelijk onder peil gelegen bouwwerken/voorzieningen ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk afval, glas en dergelijke;

1.9 afwijking:

een afwijking van het bestemmingsplan als bedoeld in art. 2.1, lid 1, onder c, van de Wabo juncto artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 1, van de Wabo;

1.10 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren (niet zijnde een intensieve veehouderij);

1.11 archeologisch onderzoek:

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;

1.12 archeologisch rapport:

in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden;

1.13 archeologische verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische resten;

1.14 archeologische waarde:

de waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanwezige archeologische resten;

1.15 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.16 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren of verhandelen van goederen, waarbij detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet-zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.17 bedrijfswoning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden van een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is;

1.18 beneden-bovenwoning:

een woning in een gebouw dat twee geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat, waarbij de benedenwoningen op de begane grond zijn gesitueerd;

1.19 bestaand:
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
1.20 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.21 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.22 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak;

1.23 bitumenemulsiebedrijf:

een bedrijf gericht op de productie van bitumenemulsie en hoogwaardige bitumineuze materialen zoals polymeer gemodificeerd bitumen;

1.24 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.25 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.26 bouwlaag:

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitzondering van onderbouw en kapverdieping;

1.27 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop, ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.28 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.29 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.30 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect, met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.31 deskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een bepaalde vakdiscipline.

1.32 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen verhuren en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.33 erf:

de oppervlakte van het bouwperceel, uitgezonderd de oppervlakte van het hoofdgebouw;

1.34 erfgrens:

de buitenste grens van het terrein behorend bij een woning of (agrarisch) bedrijf;

1.35 erftoegangsweg:

een weg bedoeld voor het toegankelijk maken van erven; deze wegcategorie is in beginsel toegankelijk voor elke vervoerswijze;

1.36 gebiedsontsluitingsweg:

een weg waarop zowel de stromen als de uitwisseling kan plaatsvinden; het is de verbindende schakel tussen erftoegangswegen en stroomwegen;

1.37 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.38 geluidsgevoelige objecten:

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

1.39 geluidzone - industrie:

de met de aanduiding 'geluidszone - industrie' aangegeven zone, zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder;

1.40 gezoneerd industrieterrein

een terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van bedrijven en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken;

1.41 gestapelde woning:

een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat;

1.42 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.43 huishouden:

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur of kamerverhuur op een zodanige schaal dat zij als bedrijfsmatig moet worden beschouwd, wordt daaronder niet begrepen;

1.44 intensieve veehouderij:

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf gericht op het houden van dieren. Onder een intensieve veehouderij worden in ieder geval verstaan het bedrijfsmatig houden van stieren en rundvee voor de roodvleesproductie, vleeskalveren, varkens, pluimvee, konijnen of pelsdieren of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen;

1.45 kas:

een agrarisch bedrijfsgebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groenten, vruchten, bloemen, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen;

1.46 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Besluit omgevingsrecht geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.47 Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA)

de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie is binnen de beroepsgroep de geldende norm voor de uitvoering van archeologisch onderzoek.

1.48 niet-grondgebonden:

Een agrarisch bedrijf gericht op het houden van dieren, zonder dat het bedrijf beschikt over de benodigde gronden bestemd voor de voerproductie van deze dieren;

1.49 nutsvoorziening:

voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatiediensten, alsmede ten behoeve van riolering en afvalinzameling;

1.50 overkapping:

een constructie die maximaal drie wanden heeft, waarvan er maximaal twee tot de constructie behoren;

1.51 patiowoning:

een woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnentuin, gevormd door de gevels van belendende, dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige bebouwing;

1.52 peil:
  • a. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in overige gevallen, uitgezonderd bouwen in of op water: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte maaiveld;
  • c. indien het bouwwerk in of op het water wordt gebouwd wordt het peil gemeten vanaf het waterpeil ter plaatse van het bouwwerk;
1.53 programma van eisen:

een programma van eisen is een document, opgesteld conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin wordt aangegeven op welke wijze archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Een programma van eisen behoeft altijd goedkeuring door het bevoegd gezag;

1.54 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.55 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval wordt verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.56 sociale woning:

een huur- en/of koopwoning als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub d en e van het Besluit ruimtelijke ordening, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor een in de verordening vastgesteld tijdvak is verzekerd;

1.57 tuin:

gedeelte van het erf dat geheel of gedeeltelijk is ingericht met gazons, planten en/of bomen;

1.58 twee-aaneen gebouwde woning:

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee-aaneen gebouwde woningen;

1.59 verblijfsgebied:

gedeelte van de openbare ruimte dat hoofdzakelijk is bestemd voor en is ingericht voor langzaam verkeer, eveneens fungerend als erftoegangsweg;

1.60 voorgevel:

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.61 voorgevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn gevormd door het verlengde van de voorgevel;

1.62 vrijstaande woning:

een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning;

1.63 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede water aan- en/of afvoer, waterberging en waterkwaliteit;

1.64 Wgh-inrichting:

een bedrijf, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, dat in belangrijke mate geluidshinder kan veroorzaken;

1.65 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.66 wonen:

het houden van een verblijf of het gehuisvest zijn in een woning;

1.67 wijziging:

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening;

1.68 zeer kwetsbare groepen:

personen, die zichzelf niet goed in veiligheid kunnen brengen, bijvoorbeeld door een geestelijke of lichamelijke beperking of zeer jonge leeftijd, en ouderen.

1.69 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van een bouwwerk, waar de afstand het kortst is;

2.2 bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van de fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk;

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.5 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 verticale diepte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het laagste ondergrondse punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

2.9 de tiphoogte van een windturbine

de hoogte van de mast en rotor samen van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Bestemmingen

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijven;
  • b. kassen ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw'.
3.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht in de vorm van kassen;
  • b. kassen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw';
  • c. de maximale goothoogte van kassen bedraagt 3 meter, de maximale bouwhoogte bedraagt 4 meter;
  • d. de afstand tussen een gebouw en een erfgrens bedraagt:
    • 1. 1,50 meter voor gebouwen met een bouwhoogte van 3 meter;
    • 2. 3 meter voor gebouwen met een bouwhoogte hoger dan 3 meter;
  • e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen;
    • 2. 7 m voor palen en masten;
    • 3. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en gebouwen voor een agrarische bedrijfswoning.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven, behorende tot categorieën 1 en 2 van de in bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2;
  • b. bedrijven, behorende tot categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 van de in bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
  • c. geluidhinderlijke bedrijven zoals bedoeld in onderdeel D van Bijlage I behorende bij het Besluit omgevingsrecht, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - grote geluidmakers';
  • d. een caravan- en camperstalling, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling';
  • e. een bitumenemulsiebedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bitumenemulsie' voor zover vallend binnen categorie 4.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten bij deze regels;
  • f. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
4.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. per aanduiding mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' mag de goothoogte niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bitumenemulsie' mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan:
    • 1. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen;
    • 2. 10 m voor palen en masten
    • 3. 15 m voor leidingen en overige industriële installaties;
    • 4. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. ter plaatse van de overige gronden mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan:
    • 1. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen;
    • 2. 7 m voor palen en masten;
    • 3. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
    • 4. 7,5 meter tiphoogte voor windturbines op gebouwen, gerekend vanaf de bouwhoogte van het gebouw waarop de turbine staat.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden zijn geen bedrijfsactiviteiten toegestaan, betreffende:

  • a. risicovolle inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • b. een groothandel in consumentenvuurwerk met opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 4.1 en een omgevingsvergunning verlenen voor:

  • a. een bedrijf in een hogere milieucategorie dan in de bestemmingsomschrijving genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in de bestemmingsomschrijving genoemde categorieën van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • b. een bedrijf dat niet is opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de Staat van bedrijfsactiviteiten, zoals in de bestemmingsomschrijving genoemd;

met dien verstande dat de wijziging niet leidt tot een toename van de bestaande stikstofemissie naar de lucht.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bitumenemulsie' geheel of gedeeltelijk te wijzigen in de aanduiding 'Bedrijf tot en met categorie 3.1' indien:

  • a. de rechthebbenden van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bitumenemulsie' hierom verzoeken, of
  • b. de activiteiten ten behoeve van een bedrijf in de vervaardiging van bitumenemulsie voor ten minste één aaneengesloten jaar zijn gestaakt en de omgevingsvergunning voor milieu is ingetrokken.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, paden, fietspaden, gazons, groenstroken, erfontsluitingen, speelvoorzieningen, straatmeubilair, water, waterberging en waterhuishouding;
  • b. geluidwerende voorzieningen;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen, duikers en bruggen.
5.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 5 m voor speel- en ontmoetingsvoorzieningen;
    • 2. 6 m voor geluidwerende voorzieningen;
    • 3. 7 m voor palen en masten;
    • 4. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebiedsontsluitingswegen;
  • b. erftoegangswegen;
  • c. verblijfsgebieden;
  • d. parkeervoorzieningen;

met daarbij behorende:

  • e. erfontsluitingen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen, waaronder (ondergrondse) afvalinzamelsystemen;
  • h. groenvoorzieningen, bermen en taluds;
  • i. water en bermsloten;
  • j. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder duikers.
6.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 5 m voor speel- en ontmoetingsvoorzieningen;
    • 2. 10 m voor palen en masten;
    • 3. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbij behorende:

  • b. bermen, kades en taluds.
7.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van 3 m;
  • c. steigers en vlonders zijn slechts toegestaan, indien:
    • 1. deze evenwijdig aan de oeverlijn worden gebouwd;
    • 2. de lengte en de breedte niet meer bedraagt dan respectievelijk 6 m en 1,20 m;
    • 3. de afstand tot de oeverlijn niet meer bedraagt dan 0,50 m.

Artikel 8 Water - Waterweg

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Waterweg'aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. verkeersdoeleinden te water;
  • c. ontvangst, berging en/of afvoer van water;
  • d. instandhouding en onderhoud van de waterkering gericht op de kering van het rivierwater.
8.2 Bouwregels

Voor het bouwen ten dienste van deze bestemming gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen uitsluiten bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd zoals:
  • 1. bouwwerken zoals wachtvoorzieningen, remmingwerken en installaties;
  • 2. oeverbeschoeiingen;
  • 3. bewegwijzeringen;
  • 4. staketsels en duikers.
  • b. voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt:
    • 1. voor overige bouwwerken geen gebouwen zijnde een maximale bouwhoogte van 5 meter.

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, met inachtneming van het bepaalde in lid 9.3.2;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, parkeervoorzieningen, tuinen en water.
9.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

9.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. de hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' mag de goothoogte niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid;
9.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken van de woning en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • c. de totale oppervlakte mag niet meer dan 50% van het totale achtererfgebied en zijerf en niet meer dan 50 m2 beslaan.
9.2.3 Bouwen voor de voorgevelrooilijn

Voor het bouwen van aangebouwde bijbehorende bouwwerken voor de voorgevel gelden de volgende regels:

  • a. per gevelvlak van een woning mag één aangebouwd bijbehorend bouwwerk worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag, vermeerderd met 0,25 m;
  • c. de bouwdiepte bedraagt maximaal 1,0 m;
  • d. de afstand tot de voorste perceelsgrens bedraagt ten minste 2 m;
  • e. de breedte bedraagt maximaal 2/3 van het betreffende gevelvlak van de woning.
9.3 Specifieke gebruiksregels
9.3.1 Verbod

Het is verboden vrijstaande bijbehorende bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken als zelfstandige woonruimte.

9.3.2 Beroeps- en bedrijfsuitoefening

Op deze gronden is het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aangebouwde en uitgebouwde bijbehorende bouwwerken, voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:

  • a. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aangebouwde en uitgebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 40 m²;
  • b. ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
  • c. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • d. het beroep of bedrijf wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van het betreffende perceel.

Artikel 10 Wonen - 1

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, uitsluitend in de vorm van gestapelde woningen, met bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. aan huis gebonden beroepen, met inachtneming van het bepaalde in lid 10.3.2;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, erftoegangswegen, parkeervoorzieningen, tuinen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, verblijfsgebied, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Hoofdgebouwen

Op de voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden mogen worden gebouwd gestapelde woningen met bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • b. binnen het bestemmingsvlak maximaal twee appartementengebouwen zijn toegestaan;
  • c. een vrije afstand van minimaal 25 m tussen de appartementengebouwen aangehouden dient te worden;
  • d. de lengte van een appartementengebouw mag niet meer bedragen dan 35 m;
  • e. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 16 m.
10.2.2 Parkeergarages

Op de voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden is de bouw van een verdiepte parkeergarage toegestaan met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • b. indien twee appartementengebouwen worden gebouwd, de parkeergarage tussen twee appartementengebouwen gebouwd dient te worden.
10.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m; met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen die voor de voorgevelrooilijn worden geplaatst niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
10.3 Specifieke gebruiksregels
10.3.1 Algemeen

Het gebruik van deze gronden ten behoeve van bewoning is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, met in achtneming van het bepaalde in artikel 18.3;
  • b. er een waterhuishoudkundig inrichtingsplan is opgesteld dat voldoet aan de inrichtingseisen van het Hoogheemraadschap van Rijnland;
  • c. ventilatieopeningen, ventilatiesystemen en luchtbehandelingsinstallaties door bewoners kunnen worden afgesloten en/of uitgeschakeld bij calamiteiten;
  • d. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse van Hoogewaard 153 (Manege Dorrepaal), voor zover deze onder het overgangsrecht zijn gebracht in dit bestemmingsplan duurzaam zijn gestaakt.
10.3.2 Beroepsuitoefening

Op deze gronden is het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aangebouwde en uitgebouwde bijbehorende bouwwerken, voor aan-huis-gebonden beroepen, voor zover:

  • a. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, met een maximum van 40 m²;
  • b. ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimten in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
  • c. het beroep wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van het betreffende perceel.
10.3.3 Verbod

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woonruimte;
  • b. de vestiging van zeer kwetsbare groepen.
10.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 10.3.3 onder b en een omgevingsvergunning verlenen voor de vestiging van kwetsbare groepen, indien:

  • a. voorzien wordt in voldoende bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen voor de brandweer;
  • b. voorzien wordt in verschillende aanrijdroutes;
  • c. voorzien wordt in voldoende mogelijkheden voor ontvluchting van objecten;
  • d. voorzien wordt in een goede ontvluchting door optimale inrichting/ontsluiting van de openbare ruimte;
  • e. voorzien wordt in bouwkundige maatregelen om de mogelijkheden tot "schuilen" en daarmee de zelfredzaamheid te verbeteren;
  • f. voorzien wordt in een ontruimingsplan waarbij rekening wordt gehouden met een incident bij de gasleiding;

met dien verstande dat:

  • g. voldoende aandacht is voor risicocommunicatie en het voorbereiden/oefenen van bewoners/werknemers op het handelen bij een calamiteit;
  • h. een omgevingsvergunning voor afwijking wordt niet eerder verleend dan nadat een positief advies van de brandweer is verkregen.
10.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeesters en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat binnen de bestemming 'Wonen - 1' grondgebonden woningen zijn toegestaan met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van hoofdgebouwen van een grondgebonden woning niet meer mag bedragen dan 12 m
  • b. de goothoogte van hoofdgebouwen van een grondgebonden woning niet meer mag bedragen dan 7 m;
  • c. wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 17.1

Artikel 11 Wonen - 2

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, in de vorm van aaneengebouwde woningen, twee-aaneen gebouwde woningen, vrijstaande woningen, patiowoningen, beneden-boven woningen en gestapelde woningen, met bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. aan huis gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten met inachtneming van het bepaalde in lid 11.3.2
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, erftoegangswegen, parkeervoorzieningen, tuinen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, verblijfsgebied, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Hoofdgebouwen

Op de voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd aaneengebouwde woningen, twee-aaneen gebouwde woningen, vrijstaande woningen, patiowoningen, beneden-bovenwoningen en gestapelde woningen met bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 16 m in geval van gestapelde woningen;
  • c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 12 m in geval van grondgebonden woningen en beneden-bovenwoningen;
  • d. de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 7 m in geval van grondgebonden woningen;
  • e. voor zover ter plaatse een gevellijn is aangegeven mag de gevel van het hoofdgebouw de gevellijn niet overschrijden;
11.2.2 Bouwverbod

Voor zover de gronden zijn gelegen binnen 30 m van het bedrijf Hoogewaard 151 (caravanstalling Dorrepaal) is het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen op basis van artikel 11.2.1 niet mogelijk zolang er geen maatwerkvoorschriften voor de bedrijfsactiviteiten, als bedoeld in het akoestisch onderzoek in bijlage 6 van de toelichting van dit bestemmingsplan, zijn vastgesteld en gerealiseerd.

11.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken van de woning en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • c. de totale oppervlakte mag niet meer dan 50% van het totale achtererfgebied en zijerf en niet meer dan 50 m2 beslaan.
11.2.4 Bouwen voor de voorgevelrooilijn

Voor het bouwen van aanbouwen voor de voorgevel gelden de volgende regels:

  • a. per gevelvlak van een woning mag één aanbouw worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag, vermeerderd met 0,25 m;
  • c. de bouwdiepte bedraagt maximaal 1,0 m;
  • d. de afstand tot de voorste perceelsgrens bedraagt ten minste 2 m;
  • e. de breedte bedraagt maximaal 2/3 van het betreffende gevelvlak van de woning.
11.3 Specifieke gebruiksregels
11.3.1 Algemeen

Het gebruik van deze gronden ten behoeve van bewoning is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, met in achtneming van het bepaalde in artikel 18.3;
  • b. er een waterhuishoudkundig inrichtingsplan is opgesteld dat voldoet aan de inrichtingseisen van het Hoogheemraadschap van Rijnland;
  • c. er een (calamiteiten)doorgang naar de weg Hoogewaard is gerealiseerd;
  • d. ventilatieopeningen, ventilatiesystemen en luchtbehandelingsinstallaties door bewoners kunnen worden afgesloten en/of uitgeschakeld bij calamiteiten;
  • e. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse van Hoogewaard 153 (Manege Dorrepaal), voor zover deze onder het overgangsrecht zijn gebracht in dit bestemmingsplan duurzaam zijn gestaakt.
11.3.2 Beroeps- en bedrijfsuitoefening

Op deze gronden is het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aangebouwde en uitgebouwde bijbehorende bouwwerken, voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:

  • a. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aangebouwde en uitgebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 40 m²;
  • b. ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
  • c. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • d. het beroep of bedrijf wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van het betreffende perceel.
11.3.3 Verbod

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woonruimte;
  • b. de vestiging van zeer kwetsbare groepen.
11.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 11.3.3 onder b en een omgevingsvergunning verlenen voor de vestiging van kwetsbare groepen, indien:

  • a. voorzien wordt in voldoende bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen voor de brandweer;
  • b. voorzien wordt in verschillende aanrijdroutes;
  • c. voorzien wordt in voldoende mogelijkheden voor ontvluchting van objecten;
  • d. voorzien wordt in een goede ontvluchting door optimale inrichting/ontsluiting van de openbare ruimte;
  • e. voorzien wordt in bouwkundige maatregelen om de mogelijkheden tot "schuilen" en daarmee de zelfredzaamheid te verbeteren;
  • f. voorzien wordt in een ontruimingsplan waarbij rekening wordt gehouden met een incident bij de gasleiding;

met dien verstande dat:

  • g. voldoende aandacht is voor risicocommunicatie en het voorbereiden/oefenen van bewoners/werknemers op het handelen bij een calamiteit;
  • h. een omgevingsvergunning voor afwijking wordt niet eerder verleend dan nadat een positief advies van de brandweer is verkregen.

Artikel 12 Wonen - 3

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, in de vorm van aaneengebouwde woningen, twee-aaneen gebouwde woningen, vrijstaande woningen, patiowoningen, met bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, met inachtneming van het bepaalde in 12.3.2;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, erftoegangswegen, parkeervoorzieningen, tuinen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, verblijfsgebied, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Hoofdgebouwen

Op de voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd aaneengebouwde woningen, twee-aaneengebouwde woningen, vrijstaande woningen en patiowoningen met bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • c. de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 7 m;
  • d. voor zover ter plaatse een gevellijn is aangegeven mag de gevel van het hoofdgebouw de gevellijn niet overschrijden;
12.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken van de woning en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • c. de totale oppervlakte mag niet meer dan 50% van het totale achtererfgebied en zijerf en niet meer dan 50 m2 beslaan.
12.2.3 Bouwen voor de voorgevelrooilijn

Voor het bouwen van aanbouwen voor de voorgevel gelden de volgende regels:

  • a. per gevelvlak van een woning mag één aanbouw worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag, vermeerderd met 0,25 m;
  • c. de bouwdiepte bedraagt maximaal 1,0 m;
  • d. de afstand tot de voorste perceelsgrens bedraagt ten minste 2 m;
  • e. de breedte bedraagt maximaal 2/3 van het betreffende gevelvlak van de woning.
12.3 Specifieke gebruiksregels
12.3.1 Algemeen

Het gebruik van deze gronden ten behoeve van bewoning is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, met in achtneming van het bepaalde in artikel 18.3;
  • b. er een waterhuishoudkundig inrichtingsplan is opgesteld dat voldoet aan de inrichtingseisen van het Hoogheemraadschap van Rijnland;
  • c. er een (calamiteiten)doorgang naar de weg Hoogewaard is gerealiseerd;
  • d. ventilatieopeningen, ventilatiesystemen en luchtbehandelingsinstallaties door bewoners kunnen worden afgesloten en/of uitgeschakeld bij calamiteiten;
  • e. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse van Hoogewaard 153 (Manege Dorrepaal), voor zover deze onder het overgangsrecht zijn gebracht in dit bestemmingsplan duurzaam zijn gestaakt.
12.3.2 Beroeps- en bedrijfsuitoefening

Op deze gronden is het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aangebouwde en uitgebouwde bijbehorende bouwwerken, voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:

  • a. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aangebouwde en uitgebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 40 m²;
  • b. ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
  • c. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • d. het beroep of bedrijf wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van het betreffende perceel.
12.3.3 Verbod

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woonruimte;
  • b. de vestiging van zeer kwetsbare groepen.
12.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 12.3.3 onder b en een omgevingsvergunning verlenen voor de vestiging van kwetsbare groepen, indien:

  • a. voorzien wordt in voldoende bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen voor de brandweer;
  • b. voorzien wordt in verschillende aanrijdroutes;
  • c. voorzien wordt in voldoende mogelijkheden voor ontvluchting van objecten;
  • d. voorzien wordt in een goede ontvluchting door optimale inrichting/ontsluiting van de openbare ruimte;
  • e. voorzien wordt in bouwkundige maatregelen om de mogelijkheden tot "schuilen" en daarmee de zelfredzaamheid te verbeteren;
  • f. voorzien wordt in een ontruimingsplan waarbij rekening wordt gehouden met een incident bij de gasleiding;

met dien verstande dat:

  • g. voldoende aandacht is voor risicocommunicatie en het voorbereiden/oefenen van bewoners/werknemers op het handelen bij een calamiteit;
  • h. een omgevingsvergunning voor afwijking wordt niet eerder verleend dan nadat een positief advies van de brandweer is verkregen.

Artikel 13 Wonen - 4

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, uitsluitend in de vorm van vrijstaande woningen, met bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, met inachtneming van het bepaalde in 13.3.2
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, erftoegangswegen, parkeervoorzieningen, tuinen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, verblijfsgebied, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Hoofdgebouwen

Op de voor 'Wonen - 4' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd vrijstaande woningen met bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • c. de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 7 m;
  • d. voor zover ter plaatse een gevellijn is aangegeven mag de gevel van het hoofdgebouw de gevellijn niet overschrijden;
13.2.2 Bouwverbod

Voor zover de gronden zijn gelegen binnen 30 m van het bedrijf Hoogewaard 151 (caravanstalling Dorrepaal) is het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen op basis van artikel 13.2.2 niet mogelijk zolang er geen maatwerkvoorschriften voor de bedrijfsactiviteiten, als bedoeld in het akoestisch onderzoek in bijlage 6 van de toelichting van dit bestemmingsplan, zijn vastgesteld en gerealiseerd.

13.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken van de woning en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • c. de totale oppervlakte mag niet meer dan 50% van het totale achtererfgebied en zijerf en niet meer dan 50 m2 beslaan.

13.2.4 Bouwen voor de voorgevelrooilijn

Voor het bouwen van aanbouwen voor de voorgevel gelden de volgende regels:

  • a. per gevelvlak van een woning mag één aanbouw worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag, vermeerderd met 0,25 m;
  • c. de bouwdiepte bedraagt maximaal 1,0 m;
  • d. de afstand tot de voorste perceelsgrens bedraagt ten minste 2 m;
  • e. de breedte bedraagt maximaal 2/3 van het betreffende gevelvlak van de woning.
13.3 Specifieke gebruiksregels
13.3.1 Algemeen

Het gebruik van deze gronden ten behoeve van bewoning is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, met in achtneming van het bepaalde in artikel 18.3;
  • b. er een waterhuishoudkundig inrichtingsplan is opgesteld dat voldoet aan de inrichtingseisen van het Hoogheemraadschap van Rijnland;
  • c. er een (calamiteiten)doorgang naar de weg Hoogewaard is gerealiseerd;
  • d. ventilatieopeningen, ventilatiesystemen en luchtbehandelingsinstallaties door bewoners kunnen worden afgesloten en/of uitgeschakeld bij calamiteiten;
  • e. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse van Hoogewaard 153 (Manege Dorrepaal), voor zover deze onder het overgangsrecht zijn gebracht in dit bestemmingsplan duurzaam zijn gestaakt.
13.3.2 Beroeps- en bedrijfsuitoefening

Op deze gronden is het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aangebouwde en uitgebouwde bijbehorende bouwwerken, voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:

  • a. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aangebouwde en uitgebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 40 m²;
  • b. ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
  • c. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • d. het beroep of bedrijf wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van het betreffende perceel.
13.3.3 Verbod

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woonruimte;
  • b. de vestiging van zeer kwetsbare groepen.
13.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 13.3.3 onder b en een omgevingsvergunning verlenen voor de vestiging van kwetsbare groepen, indien:

  • a. voorzien wordt in voldoende bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen voor de brandweer;
  • b. voorzien wordt in verschillende aanrijdroutes;
  • c. voorzien wordt in voldoende mogelijkheden voor ontvluchting van objecten;
  • d. voorzien wordt in een goede ontvluchting door optimale inrichting/ontsluiting van de openbare ruimte;
  • e. voorzien wordt in bouwkundige maatregelen om de mogelijkheden tot "schuilen" en daarmee de zelfredzaamheid te verbeteren;
  • f. voorzien wordt in een ontruimingsplan waarbij rekening wordt gehouden met een incident bij de gasleiding;

met dien verstande dat:

  • g. voldoende aandacht is voor risicocommunicatie en het voorbereiden/oefenen van bewoners/werknemers op het handelen bij een calamiteit;
  • h. een omgevingsvergunning voor afwijking wordt niet eerder verleend dan nadat een positief advies van de brandweer is verkregen.

Artikel 14 Waarde - Archeologie

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden

14.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 14.1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van artikel 14.3 vooraf in acht zijn genomen;
  • b. tevens mogen op deze gronden gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht voor de primaire bestemming(en) als bedoeld in het betreffende bestemmingsplan, mits de bepalingen van artikel 14.3 vooraf in acht zijn genomen.
14.3 Omgevingsvergunning
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, dieper dan 30 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 100 m²:
    • 1. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
    • 2. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
    • 3. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 4. het verlagen van het waterpeil;
    • 5. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
    • 6. het heien van palen en slaan van damwanden;
  • b. de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, dient bij het indienen van de aanvraag een archeologisch rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. de werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a t/m f zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze door die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden.
14.4 Omgevingsvergunning niet vereist

Het verbod zoals bedoeld in artikel 14.3 is niet van toepassing indien:

  • 1. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • 2. de werken of werkzaamheden:
    • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    • b. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of ontgrondingenvergunning.
14.5 Voorwaarden omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het doen van archeologisch bureauonderzoek;
  • b. de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals bijvoorbeeld grondradar- en weerstandsonderzoek);
  • c. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ);
  • d. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  • e. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).
14.6 Programma van eisen

Archeologisch onderzoek zoals bedoeld in artikel 14.5 wordt uitgevoerd op basis van een programma van eisen opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, dat moet worden goedgekeurd door het bevoegd gezag. In het programma van eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de vergunning worden verbonden worden uitgevoerd.

14.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 15 Waterstaat - Waterkering

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het doelmatig functioneren van waterkeringen.

15.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de overige voor deze gronden geldende regels mogen op de in het eerste lid bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in lid 15.1 vermelde waterkeringen worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 15.2 een omgevingsvergunning verlenen voor bebouwing ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen overeenkomstig de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de waterkering.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de in lid 15.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, zoals bijvoorbeeld rietbeplanting;
  • b. het wijzigingen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het verrichten van grondroerende activiteiten (zoals het aanbrengen van rioleringen kabels en drainage) anders dan normaal spitwerk;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.
15.4.2 Uitzondering

Het in lid 15.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
15.4.3 Voorwaarden

De in lid 15.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de leiding en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren en beheren van de leiding.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 16 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 17 Algemene bouwregels

17.1 Woningaantallen

Ter plaatse van de bestemmingen 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - 3' en 'Wonen - 4' mag uitsluitend worden gebouwd overeenkomstig het inrichtingsprincipe van het stedenbouwkundig plan zoals bedoeld in Bijlage 2 en ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het totaal aantal woningen binnen de bestemmingen 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - 3' en 'Wonen - 4' mag niet meer bedragen dan 273;
  • b. maximaal 25% van het aangeduide maximum aantal woningen binnen de bestemmingen 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' en 'Wonen - 3' mag als gestapelde woningen worden gebouwd;
  • c. het percentage sociale woningen bedraagt minimaal 25% van het onder sub a genoemde aantal woningen.
17.2 Afwijking van de woningaantallen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de maximale woningaantallen als benoemd in bestemmingen 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - 3' en 'Wonen - 4 met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de afwijking ten goede komt aan het belang van een doelmatig ruimtegebruik;
  • b. het totaal aantal van 273 woningen niet wordt overschreden;
  • c. het totale percentage sociale woningen minimaal 25% bedraagt, overeenkomstig het bepaalde onder 17.1 onder c.
17.3 Overschrijding bouwgrenzen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1,2 m bedraagt.

17.4 Dakopbouwen t.b.v. noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties

Dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 3,50 m en mogen geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw waarop zij worden geplaatst.

17.5 Ondergronds bouwen
17.5.1 Algemeen

De regels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn in geval van ondergrondse bouw van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat deze uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. ondergrondse bouw is uitsluitend toegestaan onder de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, alsmede ter verbinding van gebouwen;
  • b. gebouwd mag worden tussen peil en 3,50 m onder peil.

Artikel 18 Algemene gebruiksregels

18.1 Algemeen

Binnen de bestemmingen 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - 3', 'Wonen - 4', 'Groen', 'Verkeer' of 'Water' wordt voorzien in oppervlaktewater met een minimale oppervlakte van 15% van de verharding ten behoeve van de bestemmingen 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - 3' en 'Wonen - 4'.

18.2 Strijdig gebruik

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming en de overige regels. Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.
18.3 Parkeren
  • a. Voor het parkeren van motorvoertuigen en/of fietsen, alsmede voor het laden of lossen van goederen dienen voldoende voorzieningen te worden getroffen op het betreffende bouwperceel, tenzij hierin op een andere wijze wordt voorzien.
  • b. Bij de beoordeling van de benodigde voorzieningen wordt de gemeentelijke parkeernota gehanteerd en aanvullend, voor zowel maatvoering als normering, de ASVV van CROW (publicatie 317).

Artikel 19 Algemene afwijkingsregels

19.1 Algemene afwijking regels ten behoeve van geringe afwijkingen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels een omgevingsvergunning kan worden verleend, kunnen Burgemeester en wethouders afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan en een omgevingsvergunning verlenen voor:

  • a. bouwwerken, waarbij slechts geringe afwijkingen van het plan noodzakelijk zijn, indien blijkt dat uitsluitend ten gevolge van onnauwkeurigheden van dit plan en deze geringe afwijkingen in het belang van een juiste verwerkelijking of toepassing van het plan gewenst of noodzakelijk zijn, of welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  • b. bouwwerken, waarbij afwijkingen van de bebouwingspercentages en in het plan voorgeschreven maten noodzakelijk zijn, mits deze niet meer bedraagt dan 10% (gemeten ten opzichte van de totale in aanmerking te nemen oppervlakte) en waarbij de in de bestemmingsregels voorziene afwijkingsmogelijkheden buiten beschouwing blijven;
  • c. de oprichting van niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut, zoals openbare toiletten, telefooncellen, wachthuisjes, (ondergrondse afval)inzamelcontainers, gasreduceerstations, rioolgemalen, transformatorstations en overige nutsvoorzieningen, mits het bovengrondse oppervlak van ieder gebouw en ander bouwwerk niet meer bedraagt dan 15 m² en de hoogte niet meer dan 3 m. Burgemeester en wethouders houden onder andere rekening met mogelijke overlast, verkeersveiligheid en ruimtelijke kwaliteit;
  • d. het plaatsen van zendmasten of -antennes voor telecommunicatie rondom infrastructuur dan wel in bebouwd gebied op gebouwen, met uitzondering van plaatsing op of zeer nabij gebouwen waar mensen permanent dan wel veelvuldig verblijven (zoals woongebouwen, basisscholen en dergelijke), tenzij plaatsing buiten een woongebouw redelijkerwijs onmogelijk is. Burgemeester en wethouders houden onder meer rekening met de veiligheid en mogelijke storing van elektronische apparaten zoals televisie, radio en dergelijke.
19.2 Voorwaarden

De in 19.1 genoemde afwijkingen mogen slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken. Voorts dient de stedenbouwkundige waarde van de omgeving te zijn gewaarborgd.

Artikel 20 Algemene aanduidingsregels

20.1 Geluidzone - industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie' behoren de gronden overeenkomstig artikel 53 van de Wet geluidhinder tot de bestaande zone, waarbuiten de geluidsbelasting de 50 dB(A) niet te boven mag gaan, behorende bij het industrieterrein 'Hoogewaard'. Binnen deze zone gelden voor woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen overeenkomstig artikel 53 lid 2 van de Wet geluidhinder de op 1 januari 2007 geldende ten hoogste toelaatbare geluidsbelastingen, dan wel de naderhand krachtens artikel 55 of 56 van de Wet geluidhinder vastgestelde waarden.

20.2 Vrijwaringszone - vaarweg

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - vaarweg' zijn nieuwe bouwwerken of opgaande beplanting uitsluitend toegestaan voor zover daardoor geen verstoring ontstaat voor de zichtlijnen voor de scheepvaart en de bedienings- en begeleidingsobjecten. Alvorens hierover te beslissen dient schriftelijk advies aangevraagd te worden bij de vaarwegbeheerder.

Artikel 21 Algemene wijzigingsregels

21.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van:

  • a. het oprichten van gebouwen ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 150 m³ en een goothoogte van ten hoogste 4 m, dit voor zover deze op grond van artikel 19 niet kunnen worden gebouwd;
  • b. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/ of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 3 m mag bedragen en het bestemmingsvlak niet meer dan 10% mag worden vergroot, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden in het plan;
  • c. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
21.2 Wijzigingsbevoegdheid Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze planregels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten te wijzigen door het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 22 Overgangsrecht

22.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 22.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Lid 22.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
22.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 22.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het lid 22.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Lid 22.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 23 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Rijnpark.