Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het Buitengebied
Boskoop - derde actualisatie van de gemeente Boskoop.
1.2 bestemmingsplan
de
geometrisch
bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0484.B152buigebbosk3act-VA02 met de bijbehorende
regels.
1.3 aanduiding
een
geometrisch
bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik
en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de
grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw
een
aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te
onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 aan-huis-gebonden beroep
een
dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt
uitgeoefend, waarbij ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de
betrokken woning wordt gebruikt met een maximum van 60 m2.
1.7 agrarische activiteiten bij
wijze van hobby (hobbyboeren)
agrarische
activiteiten, voornamelijk bij wijze van liefhebberij, niet zijnde
bedrijfsmatig.
1.8 agrarisch bedrijf
een
bedrijf,
gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van
gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
- een
grondgebonden veehouderijbedrijf: een bedrijf dat gericht is op het
houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond,
waaronder tevens een paardenfokkerij wordt verstaan;
- een
sierteeltbedrijf: een volwaardig sierteeltbedrijf dat gericht is op de
teelt van tuin- en potplanten en/of bomen, al dan niet met behulp van
kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen.
1.9 agrarisch loonbedrijf
een
bedrijf,
gericht op het verlenen van diensten en/of leveren van dieren of
goederen aan agrarische bedrijven of dan wel op het verwerken, het
opslaan en/of verhandelen van dieren of producten die afkomstig zijn
van agrarische bedrijven.
1.10 agrarisch deskundige
een
door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie
van deskundigen inzake land- en tuinbouw.
1.11 archeologisch deskundige
een
door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie
van deskundigen inzake archeologie.
1.12 archeologisch onderzoek
onderzoek
verricht door of namens een dienst of instelling die over een
opgravingsvergunning beschikt.
1.13 archeologische waarde
de
aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied
voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.14 bebouwing
een
of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.15 bed & breakfast
voorzieningen
gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het
serveren van ontbijt als ondergeschikte toeristische recreatieve
activiteit aan maximaal 8 personen; onder bed &
breakfastvoorzieningen wordt niet verstaan een overnachting
noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of
seizoensgebonden werkzaamheden en of arbeid.
1.16 bedrijf
een
onderneming
waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren,
inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel
uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming
in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde,
bewerkte of herstelde goederen die in rechtstreeks verband staan met de
uitgeoefende handeling.
1.17 bedrijfsmatige exploitatie van
verblijfsrecreatie
het
via een
bedrijf, stichting of andere rechtspersoon exploiteren en beheren van
een verblijfsrecreatief complex, gericht op het als onderneming
jaarlijks aanbieden van recreatief verblijf aan meerdere, steeds
wisselende personen.
1.18 bedrijfs- of dienstwoning
een
woning in of
bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning
door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar
noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.19 bedrijfsoppervlakte
bij
een bedrijf in eigendom zijnde bouw- en teeltgronden die binnen het
plangebied gelegen zijn.
1.20 besluit externe veiligheid
inrichtingen
Besluit
externe veiligheid inrichtingen zoals gepubliceerd in Stb. 2004, 250.
1.21 bestaande afstands-, hoogte-,
inhouds- en oppervlaktematen
afstands-,
hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand
zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de
Woningwet.
1.22 bestemmingsgrens
de
grens van een bestemmingsvlak.
1.23 bestemmingsvlak
een
geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.24 Bevi-inrichtingen
bedrijven
zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit
externe veiligheid inrichtingen.
1.25 bijgebouw
een
vrijstaand
gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan
een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.26 bouwen
het
plaatsen, het
geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk
oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.27 bouwgrens
de
grens van een bouwvlak.
1.28 bouwperceel
een
aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij
elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.29 bouwperceelgrens
een
grens van een bouwperceel.
1.30 bouwvlak
een
geometrisch
bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.31 bouwwerk
elke
constructie
van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij
direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of
indirect steun vindt in of op de grond.
1.32 bouwwerk, geen gebouw zijnde
elk
bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde.
1.33 café
een
horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend
of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie
ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine
etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.
1.34 deskundige inzake natuur en landschap en/of cultuurhistorie
een
door
burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of
commissie van deskundigen inzake natuur- en landschap en/of
cultuurhistorie.
1.35 detailhandel
het
bedrijfsmatig
te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen,
verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of
huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening
van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.36 duurzaam volwaardig agrarisch bedrijf
een
agrarisch
bedrijf dat voldoet aan de geldende milieueisen en ook op lange termijn
aan deze eisen kan blijven voldoen en waarvan redelijkerwijs is aan te
nemen dat dit gedurende de planperiode een omvang zal hebben van:
- hetzij
ten minste één volledige arbeidskracht met een
daarbij passende bedrijfsomvang;
- hetzij
ten
minste een halve tot een volledige arbeidskracht indien sprake is van
een reëel perspectief op continuïteit op langere
termijn en
waarbij het hoofdinkomen afkomstig is van het agrarisch bedrijf.
1.37 extensieve dagrecreatie
niet-gemotoriseerde
recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden,
vissen, zwemmen en natuurobservatie.
1.38 gebouw
elk
bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of
gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.39 geluidsgevoelige objecten
woningen
en
andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals
bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
1.40 geluidshinderlijke Wgh-inrichtingen
bedrijven,
zoals
bedoeld in lid 2.4 van het Inrichtingen- en
vergunningenbesluit
milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.41 gevoelige functies ten opzichte van kassen
objecten
categorie I:
- aaneengesloten
woonbebouwing, zijnde drie of meer woningen, die telkens op minder dan
5 m afstand van elkaar zijn gelegen;
- gevoelige
objecten, zijnde gebouwen of delen van gebouwen, bestemd voor het
verblijf van personen of objecten, gebouwen of terreinen bestemd voor
verblijfs- of dagrecreatie, niet zijnde een kleinschalig kampeerterrein
met ten hoogste 15 kampeermiddelen;
objecten
categorie II:
- overige
woningen van derden;
- restaurants.
1.42 gevoelige functies ten opzichte van landbouwbedrijven
objecten
categorie I:
- bebouwde
kom met stedelijk karakter;
- ziekenhuis,
sanatorium, en internaat;
- objecten
voor verblijfsrecreatie;
objecten
categorie II:
- bebouwde
kom of aaneengesloten woonbebouwing van beperkte omgeving in een
overigens agrarische omgeving;
- objecten
voor dagrecreatie;
objecten
categorie III:
- verspreid
liggende niet-agrarische bebouwing die aan het betreffende buitengebied
een overwegende woon- of recreatiefunctie verleent;
objecten
categorie IV:
- woning
behorend
bij een agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij waar 50 of meer
mestvarkeneenheden op grond van een vergunning aanwezig mogen zijn;
objecten
categorie V:
- woning,
behorend bij een veehouderij waar 50 of meer mestvarkeneenheden op
grond van een vergunning aanwezig mogen zijn.
1.43 grens zone industrielawaai
de
grens van de zone, zoals bedoeld in artikel 40 en
artikel 41, leden 1 en 2, van de Wet geluidhinder.
1.44 handelsbedrijf
een
bedrijf dat in hoofdzaak gericht is op de in- en verkoop, marketing en
logistiek van sierteeltproducten.
1.45 hoofdgebouw
een
gebouw, dat
op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het
belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.46 horecabedrijf
het
bedrijfsmatig
verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het
bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig
verstrekken van nachtverblijf.
1.47 hoveniersbedrijf
een
bedrijf,
gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en
groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en
gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.
1.48 kampeerboerderij
een
agrarisch
gebouw dat aan zijn oorspronkelijke functie onttrokken is of een nieuw
gebouw op een voormalig agrarisch bouwvlak dat geschikt is gemaakt voor
recreatief nachtverblijf van groepen.
1.49 kantoor
voorzieningen
gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel,
architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen
gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate
rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.50 kassen
bouwwerken
van
glas of ander lichtdoorlatend materiaal (ten behoeve van de agrarische
bedrijfsvoering) met een hoogte van 2 m of meer, trek-,
tunnel-,
schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen, niet zijnde
schaduwhallen.
1.51 kinderboerderij
een
voorziening waarop ter wille van kinderen dieren worden gehouden.
1.52 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het
in een woning
door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten,
waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het
Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de
woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke
uitstraling die daarbij past.
1.53 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen,
zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten,
informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals
wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.
1.54 kleinschalige horecagelegenheid
theeschenkerij
of
proeverij van streekeigen producten dan wel producten afkomstig van het
eigen bedrijf, géén café, restaurant
of ander
horecabedrijf zijnde.
1.55 kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten
objecten
zoals bedoeld in artikel 1, lid 1 onder b en l van het Besluit externe
veiligheid inrichting.
1.56 landschapswaarde
de
aan een gebied
toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de
aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de
identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende
natuur.
1.57 mantelzorg
hulp
die aanvullend, niet beroepshalve, aan bejaarden, zieken en andere
hulpbehoevenden verleend wordt.
1.58 manege
een
bedrijf dat
gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of
pony's houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee
samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van
paarden en/of pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke),
verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere
evenementen.
1.59 natuurwaarde
de
aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en
fauna.
1.60 NEN
door
de Stichting
Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op
het moment van vaststelling van het plan.
1.61 nevenfuncties
niet-agrarische
functies die minder dan de helft van het inkomen van het betreffende
bedrijf genereren.
1.62 nutsvoorzieningen
voorzieningen
ten
behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes,
gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties,
gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van
(ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.63 overkapping
een
bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.64 paardenfokkerij
een
agrarisch
bedrijf dat uitsluitend is gericht op het fokken van paarden, de
verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van
de fokkerij.
1.65 paardenhouderij
een
bedrijf dat uitsluitend is gericht op het houden, stallen of africhten
van paarden, alsmede de handel in paarden.
1.66 paardenpension
een
pensionstalling is een bedrijf dat is gericht op het bieden van
gelegenheid aan derden om hun paarden en pony's in pension te stallen
en te weiden.
1.67 paardrijactiviteiten
het
houden van
paarden en/of pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede
het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en/of pony's in
pension te stallen en te weiden.
1.68 paardrijschool
een
bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor
paarden en/of pony's houdt.
1.69 peil
- voor
gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- in
andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde
hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.70 plattelandswoning:
een
bedrijfswoning, voorheen behorend tot een landbouwinrichting, die op
grond van het bestemmingsplan, door een derde bewoond mag
worden, welke met betrekking tot die inrichting voor de
toepassing
van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de
daarop
berustende bepalingen beschouwd wordt als onderdeel van die inrichting.
een
(voormalige) agrarische bedrijfswoning die (tevens) door derden mag
worden bewoond en die niet wordt beschermd tegen de milieugevolgen van
het (voorheen) bijbehorende bedrijf;
1.71 praktijkruimte
een
gebouw of een
gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten
op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch,
paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen
gebied.
1.72 professioneel vuurwerk
vuurwerk,
niet zijnde consumentenvuurwerk.
1.73 recreatief nachtverblijf
het
exploiteren van recreatieve verblijven/appartementen binnen de
bestaande bedrijfsgebouwen.
1.74 resocialisatie
het
voorbereiden van personen op de terugkeer in de maatschappij.
1.75 restaurant
een
horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van
maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het
verstrekken van dranken.
1.76 risicovolle inrichtingen
inrichtingen
als bedoeld in lid 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid
inrichtingen.
1.77 ruwvoedergewassen
gewassen,
zoals
gras, maïs, voederbieten, luzerne, die in de volle grond
worden
geteeld en waarvan de opbrengst is bestemd als voer voor
landbouwhuisdieren.
1.78 sociale functie
maatschappelijke
activiteiten op het agrarisch bedrijf, zoals resocialisatie, therapie
(koeknuffelen), kinderopvang.
1.79 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein '
de
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' die van deze regels
onderdeel uitmaakt.
1.80 teeltondersteunende voorzieningen
bouwwerken
en
voorzieningen met een bouwhoogte tot ten hoogste 4 m
(niet
zijnde teeltondersteunende kassen of boomteelthekken), die ten behoeve
van het verbeteren van de productie- en arbeidsomstandigheden en het
matigen van weersinvloeden worden geplaatst ter ondersteuning van de
vollegrondsgroenteteelt, boomteelt, fruitteelt, bloementeelt, sierteelt
en/of bloembollenteelt en maximaal 6 maanden op dezelfde locatie
gebruikt mogen worden, waaronder begrepen folies, insectengaas,
acryldoek, vraatnetten, hagelnetten, wandelkappen en schaduwhallen.
1.81 tuincentrum
een
bedrijf,
gericht op de teelt en de verhandeling van bomen, heesters, planten,
bloemen en andere siergewassen en in samenhang daarmee op de verkoop
van artikelen voor:
- tuinbewerking;
- de
inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap,
tuinmeubilair en tuingrond;
- het
binnen en buitenleven waarbij in gespeeld wordt op woontrends in
relatie tot de tuin.
1.82 trekkershut
recreatieverblijf
in de vorm van een eenvoudig gebouw, dat dient als recreatief verblijf
gedurende een gedeelte van het jaar en waarvan de gebruikers hun
hoofdverblijf elders hebben.
1.83 verkoop streekeigen producten
het
te koop
aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan
particulieren, bij wijze van neventak van een agrarisch bedrijf, voor
zover deze agrarische producten op het eigen bedrijf/in de regio zijn
geteeld en hooguit op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf/in de
regio zijn verwerkt of bewerkt.
1.84 volkstuinen
gronden
waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en
siergewassen worden geteeld.
1.85 voorgevel
de
gevel van het
hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als
belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.86 Wgh-inrichtingen
bedrijven,
zoals
bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en
vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder
kunnen veroorzaken.
1.87 windturbine
een
bouwwerk ter
opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering
van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.
1.88 woonschip
elk
vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt
gebruikt als woning of recreatieverblijf.
1.89 woonwagen
een
voor bewoning
bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats, zoals bedoeld in
artikel 1 onder h van de Woningwet, en dat in zijn
geheel of
in delen kan worden verplaatst.
1.90 zijerf
de
gronden die
behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat
hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor-
en achtergevel.
1.91 zomerseizoen
de
periode van 15 maart tot en met 31 oktober.
1.92 weg
een
voor het
openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen
de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg op pad behorende
bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig
aangeduide parkeerterreinen.
1.93 woning
een
complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van
één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de
afstand tussen
bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot
perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf
het peil
tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen
gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen,
zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen
bouwonderdelen.
2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen
(de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van
de scheidsmuren.
2.4 goothoogte van een bouwwerk
vanaf
het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of
een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 hoogte van een windturbine
vanaf
het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.6 hoogte van een woonschip
vanaf
het
waterpeil tot aan het hoogste punt van het woonschip, met uitzondering
van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen,
antenne-installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen
onderdelen.
2.7 inhoud van een bouwwerk
tussen
de
onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels
(en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en
dakkapellen.
2.8 oppervlakte van een bouwwerk
tussen
de
buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,
neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte
bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 oppervlakte van een woonschip
tussen
de buitenzijde van de zijwanden, neerwaarts geprojecteerd op het niveau
van het waterpeil.
2.10 vloeroppervlakte
de
gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580.
hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het
uitoefenen van sierteeltbedrijven, zoals bedoeld in agrarisch bedrijf ,
met dien verstande dat uitbreiding van niet-grondgebonden
sierteeltbedrijven mogelijk is indien er bij de uitbreiding sprake is
van zelfvoorzienendheid in de watervoorziening;
- ter
plaatse van
de aanduiding 'grondgebonden veehouderij': tevens het uitoefenen van
een grondgebonden veehouderijbedrijf zoals bedoeld in agrarisch bedrijf ;
- ter
plaatse van de aanduiding 'caravanstalling': tevens de opslag en
stalling van caravans binnen de bestaande bebouwing;
- ter
plaatse van de aanduiding 'hovenier': tevens een hoveniersbedrijf;
- ter
plaatse van
de aanduiding 'tuincentrum': tevens een tuincentrum als onderdeel van
het naastgelegen sierteeltbedrijf;
- ter
plaatse van de aanduiding 'parkeren': tevens voor parkeren;
met
daaraan ondergeschikt:
- uitsluitend
de
in tabel 3.1 toegestane agrarische en niet-agrarische nevenfuncties,
waarbij in de tabel is aangegeven welk oppervlak aan bebouwing en
gronden ten hoogste in gebruik mag worden genomen ten behoeve van de
nevenfunctie;
- de
bij deze
bestemming behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, voet- en
fietspaden, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen
en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en
sierwater;
- incidentele
evenementen.
Tabel
3.1 Toegestane nevenfuncties
nevenfunctie |
max.
aantal m² |
|
gronden
in gebruik |
bebouwing
in gebruik |
agrarisch
handels- en exportbedrijf (transport- en opslagbedrijven, koelhuizen,
veehandelsbedrijf, foeragehandel, paardenhandel) |
200 |
300 |
inpandige
opslag en stalling van agrarische producten (meer dan reguliere opslag
ten behoeve van de eigen bedrijfsvoering) |
- |
500 |
hoveniersbedrijf
behorende tot de categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
- |
500 |
verkoop aan
huis van streekeigen agrarische producten |
- |
250 |
rondleidingen
op het agrarische bedrijf (voorzieningen hiertoe als ontvangstruimte) |
gehele bedrijf |
100 |
inpandige
statische
volumineuze opslag en stalling van niet-agrarische producten/
werktuigen/voertuigen in bestaande gebouwen behorende tot ten hoogste
categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, geen detailhandel |
- |
500 |
aan-huis-gebonden
beroepen |
- |
60 |
3.2 Bouwregels
Op
deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- op
deze gronden
mogen uitsluitend gebouwen ten dienste van de bestemming, de daarbij
behorende bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen, aangebouwde
bijgebouwen en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen) en bouwwerken,
geen gebouwen zijnde worden gebouwd;
verder
geldt het volgende:
- gebouwen,
vrijstaande bijgebouwen en overkappingen behorende bij de
bedrijfswoning en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering
van kassen, teeltondersteunende voorzieningen, waterbassins,
watersilo's en erf- en terreinafscheidingen, dienen binnen een afstand
van 150 m vanaf de as van de weg waaraan de toerit naar het
bedrijf gelegen is, te worden gebouwd;
- in
aanvulling op
het gestelde onder b geldt dat gebouwen geconcentreerd op de
bedrijfsgrond dienen te worden gesitueerd, waarbij de voorgevel van het
dichtst bij de weg gelegen bedrijfsgebouw, geen bedrijfswoning zijnde,
zich op minimaal 35 m en maximaal 100 m uit de as van
de weg,
vermeerderd met de breedte van de zich eventueel tussen de weg en het
gebouw bevindende waterloop dient te bevinden. De afstand tot
de
zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 meter;
- in
afwijking van het bepaalde onder b en c zijn pompgebouwen met een
oppervlak van 75 m2 en een bouwhoogte van 3 m toegestaan;
- de
naar de weg
toegekeerde zijgevel van gebouwen op percelen die aan twee zijden
grenzen aan een openbare weg, dient op een afstand van 15 m
uit
die weg te worden gebouwd, met dien verstande dat indien zich tussen
het gebouw en de weg een waterloop bevindt de afstand tot deze
waterloop 5 m dient te bedragen;
- in
afwijking van
het bovenstaande geldt dat gebouwen ten dienste van de bestemming, de
daarbij behorende bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen,
aangebouwde bijgebouwen en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen) en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding
'grondgebonden veehouderij' binnen het bouwvlak dienen te worden
gebouwd;
- ter
plaatse van
de aanduiding 'bedrijfswoning' mag één
bedrijfswoning met
bijbehorende aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen worden
gebouwd waarbij een verschuiving over maximaal 3,5 m mag plaatsvinden;
- algehele
herbouw
van de bedrijfswoning mag uitsluitend plaatsvinden op bestaande
fundamenten waarbij een verschuiving over maximaal 3,5 m mag
plaatsvinden;
- tussen
kassen en
naastgelegen bestemmingen Verkeer, Water en/of Agrarisch met
waarden - Natuur- en landschapswaarden dient ten
minste
10 m afstand aangehouden te worden;
- per
bedrijf mag één windturbine worden gebouwd met
een bouwhoogte van ten hoogste 15 m;
- op
de gronden
direct grenzend aan de bestemming Verkeer ter plaatse van de Otweg,
mogen ten dienste van de aan de Otweg gelegen woonschepen vrijstaande
bijgebouwen van ten hoogste 9 m² gebouwd
worden, met
dien verstande dat de afstand tussen de bijgebouwen tot de bestemming
Verkeer ten minste 1 m dient te bedragen en ten hoogste 7,5 m;
- overigens
geldt het volgende:
|
max.
inhoud |
max.
oppervlak |
max.
goothoogte |
max.
bouwhoogte |
bedrijfswoning
(incl. aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen) |
750 m³ |
|
6 m |
|
aan- en
uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen |
|
|
3 m |
|
vrijstaande
bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen |
|
50
m² |
3 m |
|
kassen en
teeltondersteunende voorzieningen |
|
3.000 m² |
5 m |
8 m |
schaduwhallen/schermhallen |
|
|
|
4 m |
bedrijfsgebouwen
ter plaatse van de aanduiding 'grondgebonden veehouderij' |
|
gehele bouwvlak |
6 m |
10 m |
overige
bedrijfsgebouwen |
|
10% van het
netto aaneengesloten bebouwde en onbebouwde bedrijfsoppervlak tot een
maximum van 3.000 m2 |
6 m |
10 m |
watersilo's |
|
|
|
5 m |
hooibergen en
silo's (niet zijnde watersilo's) |
|
|
|
12 m |
erf- en
terreinafscheidingen |
|
|
|
2 m |
overige
bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde |
|
|
|
4 m |
vlaggenmasten |
|
|
|
6 m |
reclamezuilen |
|
|
|
3 m |
overkappingen |
|
|
|
3 m |
3.3 Nadere eisen
Burgemeester
en Wethouders kunnen, ten behoeve van:
- een
goede landschappelijke inpassing
- een
goede milieusituatie
- een
goede woonsituatie,
- de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
nadere
eisen stellen aan de plaats, de situering en het gebruik van
assimilatieverlichting bij kassen.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Ten behoeve van het maximale
oppervlak voor bedrijfsgebouwen
Burgemeester
en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning
afwijken van het in
artikel 3 lid 2 sub l
opgenomen maximale oppervlak voor bedrijfsgebouwen van ten hoogste
3.000 m², met inachtneming van het volgende:
- afwijking wordt
uitsluitend verleend ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven
met een groter aaneengesloten bedrijfsoppervlak dan 3 ha;
- ten
hoogste 10% van het netto aaneengesloten bedrijfsoppervlak mag bebouwd
worden met bedrijfsgebouwen;
- uitbreiding
van
het oppervlak mag niet leiden tot een onevenredige vergroting van de
publieks- en/of verkeersaantrekkende werking;
- er
dient sprake
te zijn van een goede landschappelijke inpassing, waarbij de toename
aan bedrijfsgebouwen niet mag leiden tot een onevenredige aantasting
van de in het gebied voorkomende natuurlijke, landschappelijke en
cultuurhistorische waarden;
- een
verzoek om
toepassing van deze ontheffingsbevoegdheid wordt ter toetsing
voorgelegd aan een agrarisch deskundige en een deskundige inzake natuur
en landschap en/of cultuurhistorie omtrent de vraag of aan het gestelde
onder a, c en d van deze regel wordt voldaan;
- voor
het overige dient te worden voldaan aan de regels ten aanzien van
bedrijfsgebouwen zoals opgenomen in dit artikel.
3.4.2 Ten behoeve van het maximale
oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen
Burgemeester
en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het
gestelde in de tabel behorende bij
artikel 3 lid 2 sub l, namelijk
het maximale oppervlak voor bijgebouwen en overkappingen bij
bedrijfswoningen, met inachtneming van het volgende:
- het
oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mag tot
ten hoogste 75 m² worden vergroot;
- ontheffing
wordt slechts verleend indien de oppervlakte van de gronden rondom de
woning ten minste 250 m² bedragen.
3.4.3 Ten behoeve van een grotere
bouwhoogte
Burgemeester
en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in
artikel 3 lid 2 sub l voor
wat betreft de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen (niet zijnde kassen) en
andere bouwwerken geen gebouwen zijnde, met inachtneming van het
volgende:
- afwijking wordt
uitsluitend verleend indien een grotere bouwhoogte voor een meer
doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk blijkt te zijn;
- overwegingen
van landschapsbelang dienen zich niet tegen een grotere bouwhoogte te
verzetten;
- de
bouwhoogte mag ten hoogste bedragen:
- 12 m
voor bedrijfsgebouwen;
- 4 m
voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.4.4 Ten behoeve van een grotere
goothoogte voor glas
Burgemeester
en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in
artikel 3 lid 2 sub l voor
wat betreft de goothoogte van kassen met inachtneming van het volgende:
- omgevingsvergunning wordt
uitsluitend verleend indien een grotere goothoogte voor een
meer
doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk blijkt te zijn;
- overwegingen
van landschapsbelang dienen zich niet tegen een
grotere goothoogte te verzetten;
- er
dient sprake
te zijn van een goede landschappelijke inpassing, waarbij de hogere
goothoogte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de in
het gebied voorkomende natuurlijke, landschappelijke en
cultuurhistorische waarden;
- de goot-
en bouwhoogte mag met ten hoogste 2 meter worden overschreden.
3.4.5 Ten behoeve van het bouwen
dichterbij een watergang
- hieraan
voorafgaand overleg is gevoerd met de waterbeheerder;
- in
aansluiting op de watergang geen houtakker gelegen is met de bestemming
Natuur.
3.4.6 Ten behoeve van het bouwen van
schuilgelegenheden voor dieren
Burgemeester
en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in
artikel 3 lid 2 voor
wat betreft het bouwen van schuilgelegenheden van
dieren met inachtneming van het volgende:
- de
maximale oppervlakte mag niet meer bedragen dan 30 m2;
- de
maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
- de
schuilgelegenheid milieutechnisch inpasbaar is;
- belangen
van derden niet onevenredig geschaad worden.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Met
betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende
regels:
- indien
sprake is
van meerdere nevenfuncties op één bedrijf geldt
dat ten
hoogste 500 m² aan bebouwing en
4.000 m² aan
gronden in gebruik mag worden genomen ten behoeve van de nevenfuncties;
- het
verlenen van
mantelzorg en het gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand
bijgebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is
niet toegestaan;
- het
is niet toegestaan gronden te gebruiken voor:
- de
opslag van goederen buiten de bestaande bebouwing met een totale
opslaghoogte van meer dan 4 m;
- lichtmasten
en lichtreclame, dit met uitzondering van lichtmasten ten behoeve van
de verkeersfunctie.
3.5.1 Plattelandswoning
Ter
plaatse
van de aanduiding 'plattelandswoning' mag de voormalige agrarische
bedrijfswoning worden gebruikt voor bewoning door een huishouden zonder
functionele binding met het desbetreffende agrarische bedrijf.
Ter
plaatse van de aanduiding 'plattelandswoning' mag de (voormalige)
agrarische bedrijfswoning tevens worden gebruikt voor bewoning door een
huishouden zonder functionele binding met het desbetreffende agrarische
bedrijf.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Ten behoeve van nevenfuncties
Burgemeester
en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning
afwijken van het bepaalde in
artikel 3 lid 1 sub g ten
behoeve van het toestaan van één of meerdere
nevenfuncties zoals opgenomen in tabel 3.2, met inachtneming van de
tabel en het volgende:
- nevenfuncties
dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
- er
mogen geen
onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische
bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als
de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
- er
dient sprake
te zijn van een goede landschappelijke inpassing, waarbij de
nevenfunctie niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de in
het gebied voorkomende natuurlijke, landschappelijke en
cultuurhistorische waarden;
- er
mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks-
en/of verkeersaantrekkende werking;
- parkeren
dient op eigen terrein plaats te vinden;
- een
verzoek om
toepassing van deze ontheffingsbevoegdheid wordt ter toetsing
voorgelegd aan een agrarisch deskundige en een deskundige inzake natuur
en landschap en/of cultuurhistorie omtrent de vraag of aan het gestelde
onder a, b en c van deze regel wordt voldaan.
Tabel
3.2 Nevenfuncties
nevenfuncties |
max.
aantal m2 |
|
gronden
in gebruik |
bebouwing
in gebruik |
agrarisch
loonbedrijf behorende tot ten hoogste categorie 3 van de Staat van
Bedrijfsactiviteiten |
- |
500 |
huisdierenpension/hondenfokkerij |
- |
200 |
kano-, boot- of
fietsenverhuur |
- |
100 |
kleinschalige
horecagelegenheid/dagrecreatie (theeschenkerij, wijnproeverij,
speelboerderij) |
500 |
100 |
bed &
breakfast |
- |
100 |
agrarisch
verwante sociale functie (resocialisatie, therapie, zorgboerderij) |
gehele bedrijf |
200 |
kinderdagopvang |
100 |
200 |
museum/tentoonstellingsruimte |
500 |
200 |
overige
niet-agrarische
bedrijven (behorende tot ten hoogste categorie 2 van de Staat van
Bedrijfsactiviteiten) met uitzondering van horecabedrijven |
- |
200 |
3.6.2 Algemene afwijkingsbevoegdheid nevenfuncties
Burgemeester
en
wethouders kunnen met een omgevingsvergunning
afwijken van de
categorieën nevenfuncties zoals genoemd in tabel 3.1 en 3.2,
teneinde nevenfuncties toe te laten die naar aard, omvang en invloed op
de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge tabel 3.1
en 3.2 toelaatbare nevenfuncties, met inachtneming van de voorwaarden
zoals opgenomen in
artikel 3 lid 6.1.
3.7 Wijzigingsbevoegdheden
3.7.1 Ten behoeve van de bouw van
een 1e bedrijfswoning
Burgemeester
en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de realisatie
van een 1e bedrijfswoning, met
inachtneming van het volgende:
planwijziging
wordt slechts toegepast ten behoeve van een volwaardig agrarisch
bedrijf;
planwijziging
wordt slechts toegepast indien een doelmatige bedrijfsvoering, mede
gelet op de aard, inrichting en de omvang van het betrokken bedrijf, de
vestiging van ten minste één volwaardige
arbeidskracht in
een woning op de bedrijfsgrond duurzaam noodzakelijk maakt;
de
bedrijfswoning dient bestemd te zijn voor de huisvestiging van degene
die met de dagelijkse bedrijfsvoering is belast en daadwerkelijk als
volwaardige arbeidskracht als bedoeld onder b op het betrokken bedrijf
werkzaam is;
binnen
het bedrijf mag nog geen bedrijfswoning aanwezig zijn;
het
netto aaneengesloten bedrijfsoppervlak dient minimaal 2 ha te bedragen;
de
bedrijfswoning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
de
naar de
weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning dient zich te bevinden op een
afstand van 20 tot 30 m uit de as van die weg, vermeerderd met
de
breedte van de zich eventueel tussen de weg en de bedrijfswoning
bevindende waterloop, of op de afstand die ten minste dient te worden
aangehouden in verband met de Wet geluidhinder;
er
mogen
geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische
bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als
de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
omtrent
het bepaalde in sub a, b en c dient advies te worden gevraagd bij een
agrarisch deskundige;
voor
het overige zijn de bepaling ten aanzien van de bedrijfswoning uit dit
artikel van overeenkomstige toepassing.
3.7.2 Ten behoeve van het omzetten
van een bedrijfswoning naar een burgerwoning
Burgemeester
en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het omzetten van
een agrarische bedrijfswoning naar een burgerwoning, met inachtneming
van het volgende:
er
vindt
schaalvergroting, reconstructie of in enigerlei vorm een positieve
uitwerking op de sierteelt plaats, die mede door de wijziging mogelijk
wordt gemaakt, aan deze voorwaarde wordt ook voldaan als in het
verleden schaalvergroting of reconstructie heeft plaatsgevonden;
als
schaalvergroting zoals bedoeld onder a wordt mede gezien de
'samenvoeging' van percelen welke gelegen aan eenzelfde weg, dan wel
direct aansluitende wegen, hemelsbreed niet meer dan 200 meter
van
elkaar verwijderd zijn, dan wel 400 meter en/of een andere weg indien
een positief agrarisch advies is afgegeven door een agrarisch
deskundige;
de
agrarische functie van de bedrijfswoning is niet langer noodzakelijk,
hierbij moet per (te reconstrueren) bedrijf één
agrarische bedrijfswoning blijven bestaan;
de
ligging
van de nieuwe woning staat toekomstige reconstructie, bestaande
bedrijvigheid of andere ruimtelijke opgaven (onder andere waterberging
en wegen) niet in de weg;
de
bij het
voormalige agrarische bedrijf behorende bedrijfsgronden zijn verkocht,
waarbij de oppervlakte van het overgebleven perceel beperkt wordt tot
een maximum van 1.000 m²;
de
bijgebouwen hebben na bestemmingswijziging geen groter vloeroppervlak
dan 50 m²; bij uitzondering is een ontheffing van
75 m² toegestaan;
de
nieuwe woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
er
mogen
geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische
bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als
de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
op
de nieuwe woning is het bepaalde in artikel 15 van overeenkomstige
toepassing.
Burgemeester
en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het omzetten van
een agrarische bedrijfswoning naar een burgerwoning, met inachtneming
van het volgende:
- Het
bestemmingsvlak heeft een maximale oppervlakte van 1.000 m²,
met
dien verstande dat de bestaande situatie aanleiding kan geven tot een
grotere oppervlakte;
- De
afstand
tussen de achtergevel van de bestaande woning en de grens van het
bestemmingsvlak bedraagt maximaal 15 meter, met dien verstande dat de
bestaande situatie aanleiding kan geven tot een grotere afstand;
- de
onder a en b
genoemde bestaande situatie kan onder andere worden veroorzaakt door de
situering van de woning op het perceel en/of een bestaande toegangsweg
en/of de aanwezigheid van een natuurlijke perceelsgrens van water en/of
groen;
- de
woning en het
bedrijf waartoe de woning voorheen behoorde, hebben ieder een eigen
rechtstreekse verbinding met de openbare weg;
- de
burgerwoning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
- omliggende,
bestaande agrarische bedrijven, inclusief het voorheen bijbehorende
agrarisch bedrijf, mogen niet in hun belangen worden geschaad. Dit
betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en
ontwikkelingsmogelijkheden;
- indien
niet
zonder meer aan het gestelde onder e en f kan worden voldaan, dienen
voorzieningen te worden getroffen, zoals de aanleg van een sloot, het
realiseren van een bufferzone, het plaatsen van een scherm en/of een
andere doelmatige bouwkundige voorziening.
3.7.3 Ten behoeve van de herbouw van
een woning als gevolg van schaalvergroting of reconstructie
Burgemeester
en
wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het omzetten van
een bedrijfswoning naar een burgerwoning, waarbij de bedrijfswoning op
de huidige locatie gesloopt dient te worden en er op gronden met de
bestemming 'Agrarisch' herbouw van een burgerwoning (nieuw bouwvlak met
de bestemming Wonen) plaatsvindt, met inachtneming van het volgende:
- er
dient sprake
te zijn van 'saldo minder of nul', dit betekent dat er voor de herbouw
van de burgerwoning elders in het plangebied een (voormalige
agrarische) bedrijfswoning gesloopt dient te worden;
- er
vindt
schaalvergroting, reconstructie of in enigerlei vorm een positieve
uitwerking op de sierteelt plaats, die mede door de wijziging mogelijk
wordt gemaakt; aan deze voorwaarde wordt ook voldaan als in het
verleden schaalvergroting of reconstructie heeft plaatsgevonden;
- de
agrarische
functie van de te slopen bedrijfswoning is niet langer noodzakelijk,
hierbij moet per (te reconstrueren) bedrijf één
agrarische bedrijfswoning blijven bestaan;
- de
ligging van
de nieuwe woning staat toekomstige reconstructie, bestaande
bedrijvigheid of andere ruimtelijke opgaven (onder andere waterberging
en wegen) niet in de weg;
- de
maximale oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak Wonen is zo beperkt
mogelijk, met een maximum van 1.000 m²;
- de
bijgebouwen
hebben na bestemmingswijziging geen groter vloeroppervlak dan
50 m², bij uitzondering is een ontheffing van
75 m²
toegestaan;
- de
nieuwe woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
- er
mogen geen
onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische
bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als
de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
- de
naar de weg
gekeerde gevel van de nieuwe burgerwoning dient zich te bevinden op een
afstand van 20 tot 30 m uit de as van die weg, vermeerderd met
de
breedte van de zich eventueel tussen de weg en de bedrijfswoning
bevindende waterloop, of op de afstand die ten minste dient te worden
aangehouden in verband met de Wet geluidhinder;
- bij
de sloop en nieuwbouw op een andere locatie van
meerdere
woningen herbouw van de woningen binnen de aanduiding 'voorkeurslocatie
herbouw voormalig agrarische woningen' als eerste mogelijkheid
onderzocht wordt;
- op
de nieuwe woning is het bepaalde in artikel 15 van overeenkomstige
toepassing.
3.7.4 Ten behoeve van de herbouw van
een bedrijfswoning buiten de bestaande fundamenten
Burgemeester
en
wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de herbouw van een
bedrijfswoning buiten de bestaande fundamenten, met inachtneming van
het volgende:
- wijziging
van de
locatie van de bedrijfswoning is alleen toelaatbaar ten behoeve van
volwaardige agrarische bedrijven en voor zover een doelmatige
bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
- de
nieuwe bedrijfswoning dient milieuhygiënisch inpasbaar te
zijn;
- de
naar de weg
gekeerde gevel van de nieuwe bedrijfswoning dient zich te bevinden op
een afstand van 20 tot 30 m uit de as van die weg, vermeerderd
met
de breedte van de zich eventueel tussen de weg en de bedrijfswoning
bevindende waterloop, of op de afstand die ten minste dient te worden
aangehouden in verband met de Wet geluidhinder;
- er
mogen geen
onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische
bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als
de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
- omtrent
het bepaalde in sub a, c en e dient advies te worden gevraagd bij een
agrarisch deskundige;
- voor
het overige zijn de bepaling ten aanzien van de bedrijfswoning uit dit
artikel van overeenkomstige toepassing.
3.7.5 Ten behoeve van vervolgfuncties
Burgemeester
en
wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van een vervolgfunctie
zoals opgenomen in tabel 3.3, indien sprake is van een algehele
bedrijfsbeëindiging van een ter plaatse gevestigd agrarisch
bedrijf, met inachtneming van de tabel en het volgende:
- het
agrarische gebruik is beëindigd;
- vervolgfuncties
dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
- er
mogen geen
onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische
bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als
de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
- er
dient sprake
te zijn van een goede landschappelijke inpassing, waarbij de
vervolgfunctie niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de
in het gebied voorkomende natuurlijke, landschappelijke en
cultuurhistorische waarden, hiervoor wordt het wijzigingsplan getoetst
aan de Waarderingskaart;
- er
mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks-
en/of de verkeersaantrekkende werking;
- ten
behoeve van vervolgfuncties gelden de volgende bouwregels:
- vervolgfuncties
maken gebruik van de bestaande en/of onherroepelijk vergunde bebouwing;
- indien
de
resterende bebouwing niet functioneel is in te zetten voor de
vervolgfunctie, mag nieuw gebouwd worden nadat sloop van
bedrijfsbebouwing heeft plaatsgevonden, met dien verstande dat ten
hoogste 50% van het oppervlak aan gesloopte gebouwen mag worden
herbouwd met een maximum van 400 m²;
- burgemeester
en wethouders kunnen afzien van bepaalde onder 2 en algehele nieuwbouw
toestaan indien hierdoor een ruimtelijke en landschappelijke
verbetering ontstaat en de gemeenteraad hierover een positief advies
heeft afgegeven.
- in
het
wijzigingsplan wordt de vervolgfunctie door middel van een specifieke
aanduiding weergegeven, waarbij het aantal te bebouwen
m²
wordt vastgelegd en het bouwvlak wordt aangepast aan de resterende
bebouwing;
- vervolgfuncties
die naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren
tot de ingevolge tabel 3.3 toelaatbare vervolgfuncties zijn
eveneens toegestaan, indien voldaan wordt aan de onder a t/m g genoemde
voorwaarden.
Tabel
3.3 Vervolgfuncties ter plaatse van vrijkomende agrarische
bedrijfscomplexen
vervolgfuncties
|
wonen/hobbyboer |
agrarisch
handels- en exportbedrijf |
agrarisch
loon-/grond-/-hulptechnisch bedrijf behorende tot ten hoogste categorie
3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
inpandige
opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing |
hoveniersbedrijf
behorende tot ten hoogste categorie 3 van de Staat van
Bedrijfsactiviteiten |
dierenpension/hondenfokkerij |
kinderopvang |
museum/tentoonstellingsruimte |
inpandige
statische
volumineuze opslag en stalling van niet-agrarische
producten/werktuigen/voertuigen in bestaande bebouwing, behorende tot
ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
overige
niet-agrarische
bedrijven (behorende tot ten hoogste categorie 2 van de Staat van
Bedrijfsactiviteiten) met uitzondering van horecabedrijven |
3.7.6 Ten behoeve van het omzetten van een bedrijfswoning bij niet
verkoop van percelen
Burgemeester
en
wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het omzetten van
een agrarische bedrijfswoning naar een burgerwoning, met
inachtneming van het volgende:
- de
agrarische functie van de bedrijfswoning is niet langer noodzakelijk;
- de
bijbehorende
sierteeltpercelen bij de bedrijfswoning voor een periode van minimaal 1
jaar tegen een marktconforme prijs publiek worden aangeboden, waarbij
de verkoper gemeente vooraf in kennis stelt van de startdatum van de
aanbieding;
- alle
bedrijfsbebouwing (incl. kassen), met uitzondering van 50 m2 aan
bijgebouwen bij de woning, wordt gesaneerd;
- de
ligging van
de woning staat toekomstige reconstructie, bestaande
bedrijvigheid
of andere ruimtelijke opgaven (onder andere waterberging en wegen) niet
in de weg;
- de
bijgebouwen
hebben na bestemmingswijziging geen groter vloeroppervlak dan
50 m²; bij uitzondering is een ontheffing van
75 m²
toegestaan;
- de
nieuwe woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
- er
mogen geen
onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische
bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als
de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden;
- op
de nieuwe woning is het bepaalde in artikel 15 van overeenkomstige
toepassing.
3.7.7 Ten behoeve van het maximale
oppervlak voor kassen
Burgemeester
en
wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen
voor het in
lid 3.2 sub k opgenomen maximale oppervlak voor kassen en
teeltondersteunende voorzieningen van ten hoogste
3.000 m², met inachtneming van het volgende:
- de
wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast
indien er
sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf en uitbreiding van het
oppervlak aan kassen en teeltondersteunende voorzieningen voor
een
doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
- ten
hoogste 1/3
van het netto aaneengesloten bedrijfsoppervlak - zijnde het
bedrijfsoppervlak waarover het bedrijf beschikt op de locatie waar de
kassen en teeltondersteunende voorzieningen worden
opgericht - mag bebouwd worden met kassen en
teeltondersteunende
voorzieningen;
- de
bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende
(agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
- de
kassen mogen
uitsluitend worden gebouwd indien is voorzien in voldoende
watercompensatie; een besluit tot het wijzigigen
van het
bestemmingsplan wordt pas genomen indien de waterbeheerder een
positief advies heeft uitgebracht over de benodigde compenserende
maatregelen als gevolg van eventuele demping van sloten en/of toename
van verharding;
- er
dient sprake
te zijn van een goede landschappelijke inpassing, waarbij de toename
aan kassen niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de in
het gebied voorkomende natuurlijke, landschappelijke en
cultuurhistorische waarden, hiervoor wordt het wijzigingsplan getoetst
aan de Waarderingskaart;
- een
verzoek om
toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd
aan een agrarisch deskundige en een deskundige inzake natuur en
landschap en/of cultuurhistorie omtrent de vraag of aan het gestelde
onder a, c en e van deze regel wordt voldaan;
- in
het wijzigingsplan kunnen nadere regels worden opgenomen voor het
gebruik van assimilatie verlichting;
- voor
het overige dient te worden voldaan aan de regels ten aanzien van
kassen zoals opgenomen in artikel 3.2.
3.7.8 Ten behoeve van de
nieuwvestiging van agrarisch gelieerde bedrijven
Burgemeester
en
wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten einde
agrarisch
gelieerde bedrijven toe te staan met inachtneming van het
volgende:
- het
bestemmingsvlak mag niet meer dan 0,5 ha bedragen;
- bedrijfswoningen
zijn niet toegestaan;
- maximaal
1.000 m2 aan bedrijfsbebouwing per bedrijf is toegestaan;
- de
goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan respectievelijk 7 en 10
meter;
- uit
een bedrijfsplan moet een duurzame relatie met de
sierteeltsector blijken;
- uitsluitend
bedrijven vallende onder de categorieën 1, 2 en 3a
van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan;
- alvorens
wordt
besloten tot planwijziging dient advies ingewonnen te worden bij de
inspecteur ruimtelijke ordening, de provincie Zuid-Holland en een
agrarisch deskundige;
- de
belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en
nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- het
straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet
onevenredig worden geschaad;
- het
plan
voorziet in voldoende watercompensatie dan wel in hetzelfde peilgebied
voldoende compensatie plaatsvindt en dit in overleg gebeurd met het
hoogheemraadschap van Rijnland (watertoets);
- dat
het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is;
- dat
het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is;
- verhaal
van gemeentelijke (plan-)kosten is zekergesteld;
- dat
het wijzigingsplan stedenbouwkundig inpasbaar is.
Artikel 4 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden
4.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en
landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het
uitoefenen van grondgebonden veehouderijbedrijven zoals bedoeld
in agrarisch bedrijf;
- het
behoud van
de landschappelijke waarden in de vorm van het kenmerkende
verkavelingspatroon, het open weidegebied en de daarmee samenhangende
natuurwaarden zoals de aanwezigheid van weidevogels;
met
daaraan ondergeschikt:
- uitsluitend
de in tabel 4.1 toegestane agrarische en niet-agrarische nevenfuncties,
waarbij in de tabel is aangegeven welk oppervlak aan bebouwing en
gronden ten hoogste in gebruik mag worden genomen ten behoeve van de
nevenfunctie;
- de
bij deze
bestemming behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, fiets- en
voetpaden, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen,
parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer,
waterberging en sierwater.
Tabel
4.1 Toegestane nevenfuncties
nevenfuncties |
max.
aantal m2 |
|
gronden in
gebruik |
bebouwing in
gebruik |
inpandige
opslag en stalling van agrarische producten (meer dan reguliere opslag
ten behoeve van eigen bedrijfsvoering) |
- |
500 |
bed &
breakfast |
- |
100 |
recreatief
nachtverblijf, kampeerboerderij, trekkershutten |
- |
200 |
verkoop aan
huis van streekeigen agrarische producten |
- |
100 |
rondleidingen
op het agrarische bedrijf (voorzieningen hiertoe als ontvangstruimte) |
gehele bedrijf |
100 |
inpandige
statische
volumineuze opslag en stalling van niet-agrarische
producten/werktuigen/voertuigen in bestaande gebouwen behorende tot de
categorieën B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, geen
detailhandel |
- |
500 |
aan-huis-gebonden
beroepen |
- |
60 |
4.2 Bouwregels
Op
deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- op
deze gronden
mogen uitsluitend gebouwen ten dienste van de bestemming, de daarbij
behorende bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen, aangebouwde
bijgebouwen en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen) en bouwwerken,
geen gebouwen zijnde worden gebouwd;
verder
geldt het volgende:
- gebouwen,
de bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen
en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen) en bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, waaronder wordt verstaan mestbassins, sleufsilo's,
kuilplaten, buitenrijbanen en paardenbakken, dienen binnen het bouwvlak
te worden gebouwd, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen;
- algehele
herbouw van de bedrijfswoning mag uitsluitend plaatsvinden op bestaande
fundamenten;
- de
voorgevels
van andere gebouwen dan bedrijfswoningen dienen zich op minimaal
35 m uit de as van de weg te bevinden, vermeerderd met de
breedte
van de zich eventueel tussen de weg en de woning bevindende waterloop;
- voor
zover niet aaneen wordt gebouwd moet de afstand tussen een gebouw en
een erfscheiding ten minste bedragen:
- 1,5
m, indien het een gebouw betreft met een goothoogte van 3 m of
minder;
- 3 m,
indien het een gebouw betreft met een goothoogte van meer dan 3 m, met
dien verstande dat de afstand van een gebouw tot een watergang minimaal
2 m dient te bedragen;
- per
bedrijf mag binnen het bouwvlak één windturbine
worden gebouwd, met een bouwhoogte van ten hoogste 15 m;
- overigens
geldt het volgende:
|
max.
aantal per bouwvlak |
max.
inhoud |
max.
oppervlak |
max.
goothoogte |
max.
bouw-hoogte |
bedrijfswoning
(inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen) |
één
per bouwvlak, tenzij anders is aangegeven met de aanduiding
'maximumaantal wooneenheden' |
750 m³ |
|
6 m |
|
aan- en
uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen |
|
|
|
3 m |
|
vrijstaande
bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen |
|
|
50 m² |
3 m |
|
bedrijfsgebouwen
|
|
|
gehele bouwvlak |
5 m |
7 m |
hooibergen en
silo's |
|
|
|
|
12 m |
erf- en
terreinafscheidingen op bouwvlakken |
|
|
|
|
2 m |
erf- en
terreinafscheidingen buiten bouwvlakken |
|
|
|
|
1 m |
overige
bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde |
|
|
|
|
4 m |
Overkappingen |
|
|
|
|
3 m |
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Ten behoeve van het maximale
oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen
Burgemeester
en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het
gestelde in de tabel behorende bij
artikel 4 lid 2 sub g, namelijk
het maximale oppervlak voor bijgebouwen en overkappingen bij
bedrijfswoningen, met inachtneming van het volgende:
- het
oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mag tot
ten hoogste 75 m² worden vergroot;
- ontheffing
wordt slechts verleend indien de oppervlakte van de gronden rondom de
woning ten minste 250 m² bedraagt.
4.3.2 Ten behoeve van een grotere
bouwhoogte
Burgemeester
en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in
artikel 4 lid 2 sub g voor
wat betreft de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en andere bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, met inachtneming van het volgende:
- ontheffing
wordt
uitsluitend verleend indien een grotere bouwhoogte voor een meer
doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk blijkt te zijn;
- overwegingen
van landschaps- en natuurbelang dienen zich niet tegen een grotere
bouwhoogte te verzetten;
- de
bouwhoogte mag ten hoogste bedragen:
- 8 m
voor bedrijfsgebouwen;
- 4 m
voor bouwwerken geen gebouwen zijnde.
4.3.3 Overschrijding van het bouwvlak
Burgemeester
en
wethouders kunnen ten behoeve van volwaardige agrarische
bedrijven kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de
begrenzing van het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:
- een
doelmatige bedrijfsvoering moet overschrijding van het bouwvlak
noodzakelijk maken;
- de
grenzen van een bouwvlak mogen eenmalig en aan
één zijde met ten hoogste 25 m worden
overschreden;
- van
de
ontheffingsbevoegdheid mag geen gebruik worden gemaakt indien het
oppervlak van het agrarische bouwvlak groter dan of gelijk aan
1,5 ha is;
- de
overschrijding mag niet leiden tot een overschrijding van de
bestemmingsgrens;
- de
bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende
(agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt.
4.3.4 Ten behoeve van de herbouw van
een bedrijfswoning buiten de bestaande funda menten
Burgemeester
en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in
artikel 4 lid 2 sub c
ten behoeve van de herbouw van een bedrijfswoning buiten de bestaande
fundamenten, met inachtneming van het volgende:
- wijziging
van de
locatie van de bedrijfswoning is alleen toelaatbaar ten behoeve van
volwaardige agrarische bedrijven en voor zover een doelmatige
bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
- het
bestaande oppervlak van de woning mag niet worden vergroot;
- de
nieuwe bedrijfswoning dient milieuhygiënisch inpasbaar te
zijn;
- de
naar de weg
gekeerde gevel van de nieuwe bedrijfswoning dient zich te bevinden op
een afstand van 20 tot 30 m uit de as van die weg, vermeerderd
met
de breedte van de zich eventueel tussen de weg en de bedrijfswoning
bevindende waterloop, of op de afstand die ten minste dient te worden
aangehouden in verband met de Wet geluidhinder;
- er
mogen geen
onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische
bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als
de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
- voor
wat betreft
de herbouw van de bedrijfswoning dient in ieder geval te worden voldaan
aan het bepaalde in artikel 21 lid 21.3 'Afstand gevoelige objecten ten
opzichte van kassen';
- omtrent
het bepaalde in sub a, c en e dient advies te worden gevraagd bij een
agrarisch deskundige;
- voor
het overige zijn de bepaling ten aanzien van de bedrijfswoning uit dit
artikel van overeenkomstige toepassing.
4.3.5 Ten behoeve van het bouwen van
schuilgelegenheden voor dieren
Burgemeester
en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in
artikel 4 lid 2 voor wat
betreft het bouwen van schuilgelegenheden van
dieren met inachtneming van het volgende:
- de
maximale oppervlakte mag niet meer bedragen dan 30 m2;
- de
maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
- de
schuilgelegenheid milieutechnisch inpasbaar is;
- belangen
van derden niet onevenredig geschaad worden.
4.3.6 Ten behoeve van erfbebouwing
Middelweg 4
Burgemeester
en
wethouders kunnen ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding
- erfbebouwing middelweg 4' met een
omgevingsvergunning
afwijken van de regels en de bouw van erfbebouwing al dan niet in de
vorm van gebouwen toestaan waarbij geldt dat de maximale
bouwmogelijkheden zoals deze gelden voor het perceel Middelweg 4 als
uitgangspunt dienen.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Met
betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende
regels:
- indien
sprake is
van meerdere nevenfuncties op één bedrijf geldt
dat ten
hoogste 500 m² aan bebouwing en
4.000 m² aan
gronden in gebruik mag worden genomen;
- de
teelt van ruwvoedergewassen is toegestaan op ten hoogste 20% van de bij
het bedrijf behorende gronden;
- het
verlenen van
mantelzorg en het gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand
bijgebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is
niet toegestaan;
- het
is niet toegestaan de gronden te gebruiken voor:
- de
opslag van goederen buiten de bestaande bebouwing met een totale hoogte
van meer dan 4 m;
- lichtmasten
en lichtreclame.
4.4.1 Plattelandswoning
Ter
plaatse van
de aanduiding 'plattelandswoning' mag de voormalige agrarische
bedrijfswoning worden gebruikt voor bewoning door een huishouden zonder
functionele binding met het desbetreffende agrarische bedrijf.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Ten behoeve van nevenfuncties
Burgemeester
en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning
afwijken van het bepaalde in
artikel 4 lid 1 sub d ten
behoeve van het toestaan van één of meerdere
nevenfuncties zoals genoemd in tabel 4.2, met inachtneming van de tabel
en het volgende:
- nevenfuncties
dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
- er
mogen geen
onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische
bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als
de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
- er
dient sprake
te zijn van een goede landschappelijke inpassing, waarbij de
nevenfunctie niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de in
het gebied voorkomende natuurlijke, landschappelijke en
cultuurhistorische waarden;
- er
mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks-
en/of verkeersaantrekkende werking;
- parkeren
dient op eigen terrein plaats te vinden;
- een
verzoek om
toepassing van deze ontheffingsbevoegdheid wordt ter toetsing
voorgelegd aan een agrarisch deskundige en een deskundige inzake natuur
en landschap en/of cultuurhistorie omtrent de vraag of aan het gestelde
onder b, c en d van deze regel wordt voldaan.
Tabel
4.2 Nevenfuncties
nevenfuncties
|
max.
aantal m2 |
|
gronden
in gebruik |
bebouwing
in gebruik |
agrarisch
loonbedrijf behorende tot ten hoogste categorie 3 van de Staat van
Bedrijfsactiviteiten |
- |
500 |
huisdierenpension/hondenfokkerij |
- |
200 |
kano-, boot- of
fietsenverhuur |
- |
100 |
kleinschalige
horecagelegenheid/dagrecreatie (theeschenkerij,
wijnproeverij, speelboerderij) |
500 |
100 |
minicamping
(maximaal 25 standplaatsen) |
3.000 m²
binnen of aansluitend op het bedrijfscentrum |
100 |
agrarisch
verwante sociale functie (resocialisatie, therapie, zorgboerderij) |
gehele bedrijf |
200 |
kinderdagopvang |
100 |
200 |
museum/tentoonstellingsruimte
|
500 |
200 |
overige
niet-agrarische bedrijven (behorende tot ten hoogste categorie 2) met
uitzondering van horecabedrijven |
- |
200 |
4.5.2 Algemene ontheffing nevenfuncties
Burgemeester
en
wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de
categorieën nevenfuncties zoals genoemd in tabel 4.1 en 4.2,
teneinde nevenfuncties toe te laten die naar aard, omvang en invloed op
de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge tabel 4.1
en 4.2 toelaatbare nevenfuncties, met inachtneming van de voorwaarden
zoals opgenomen in
artikel 4 lid 5.1.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Aanlegverbod
Het
is verboden
op of in gronden met de bestemming Agrarisch met
waarden - Natuur- en landschapswaarden zonder of in
afwijking
van een omgevingsvergunning van burgemeester en
wethouders de volgende werken, voor zover geen bouwwerken
zijnde,
of werkzaamheden uit te voeren:
- het
ontginnen of scheuren van graslanden van meer dan 20% van de bij het
bedrijf behorende gronden;
- het
aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen;
- het
aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere
wateren;
- het
aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van
reeds aanwezige dijken of taluds;
- het
uitvoeren
van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen,
diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
- het
aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en
aanlegplaatsen;
- het
aanleggen
van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van
daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur;
- het
verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting
alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
- het
beplanten
van gronden met houtgewassen, ter plaatse van de gronden op het
tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met
houtgewassen waren beplant.
4.6.2 Uitzonderingen op het
aanlegverbod
Het
verbod van
artikel 4 lid 6.1 is niet
van toepassing op werken of werkzaamheden die:
- betrekking
hebben op normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de
bestemming;
- uitgevoerd
worden binnen het bouwvlak;
- reeds
in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het
plan;
- reeds
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning;
- uitgevoerd
worden vanuit het regulier beheer en onderhoud van openbare wegen,
fiets- en voetpaden.
4.6.3 Voorwaarde voor de
aanlegvergunning
- het
belang dat met de ingreep is gediend, aangetoond wordt;
- daardoor
de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen
worden aangetast;
- het
waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog
op de waterhuishoudkundige doelstellingen gewaarborgd wordt;
- daardoor
de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden
aangetast.
4.6.4 Advisering over de
aanlegvergunning
Alvorens
te beslissen omtrent een aanlegvergunning als bedoeld in
artikel 4 lid 6.1 winnen
burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de deskundige
inzake natuur- en landschapswaarden of cultuurhistorie omtrent de vraag
als bedoeld in
artikel 4 lid 6.3.
4.6.5 Strafbaar feit
Overtreding
van het verbod van
artikel 4 lid 6.1 is een
strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de
economische delicten.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Ten behoeve van het vergroten
van het bouwvlak
Burgemeester
en
wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat agrarische bouwvlakken
mogen worden vergroot, met inachtneming van het volgende:
- wijziging
van de
begrenzing van het bouwvlak is alleen toelaatbaar ten behoeve van
volwaardige agrarische bedrijven en voor zover een doelmatige
bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
- bouwvlakken
mogen worden vergroot tot ten hoogste 2 ha;
- als
het bestaande bouwvlak al de maximaal uit te breiden omvang heeft
bereikt, mag het bouwvlak met 15% worden vergroot;
- de
vergroting van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar
te zijn;
- er
mogen geen
onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische
bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als
de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
- er
dient sprake
te zijn van een goede landschappelijke inpassing, waarbij de
uitbreiding van het bouwvlak niet mag leiden tot een onevenredige
aantasting van de in het gebied voorkomende natuurlijke,
landschappelijke en cultuurhistorische waarden, hiervoor wordt het
wijzigingsplan getoetst aan de Waarderingskaart;
- een
verzoek om
toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd
aan een agrarisch deskundige en een deskundige inzake natuur en
landschap en/of cultuurhistorie omtrent de vraag of aan het gestelde
onder a, e en f van deze regel wordt voldaan.
4.7.2 Ten behoeve van vervolgfuncties
Burgemeester
en
wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van een vervolgfunctie
indien sprake is van een algehele bedrijfsbeëindiging van een
ter
plaatse gevestigd agrarisch bedrijf, welke in tabel 4.3 zijn
aangegeven, met inachtneming van de tabel en het volgende:
- het
agrarische gebruik is beëindigd;
- vervolgfuncties
dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
- er
mogen geen
onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische
bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als
de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
- er
dient sprake
te zijn van een goede landschappelijke inpassing, waarbij de
vervolgfunctie niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de
in het gebied voorkomende natuurlijke, landschappelijke en
cultuurhistorische waarden, hiervoor wordt het wijzigingsplan getoetst
aan de Waarderingskaart;
- er
mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks-
en/of de verkeersaantrekkende werking;
- ten
behoeve van vervolgfuncties gelden de volgende bouwregels:
- vervolgfuncties
maken gebruik van de bestaande bebouwing;
- indien
de
resterende bebouwing niet functioneel is in te zetten voor de
vervolgfunctie, mag nieuw gebouwd worden nadat sloop van
bedrijfsbebouwing heeft plaatsgevonden, met dien verstande dat ten
hoogste 50% van het oppervlak aan gesloopte gebouwen mag worden
herbouwd met een maximum van 400 m²;
- in
het
wijzigingsplan wordt de vervolgfunctie door middel van een specifieke
aanduiding weergegeven, waarbij het aantal te bebouwen m²
wordt
vastgelegd en het bouwvlak wordt aangepast aan de resterende bebouwing;
- vervolgfuncties
die naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren
tot de ingevolge tabel 4.3 toelaatbare vervolgfuncties zijn
eveneens toegestaan, indien voldaan wordt aan de onder a t/m g genoemde
voorwaarden.
Tabel
4.3 Vervolgfuncties ter plaatse van vrijkomende agrarische
bedrijfscomplexen
vervolgfuncties
|
wonen/hobbyboer |
inpandige
opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing |
dierenpension/hondenfokkerij |
recreatief
nachtverblijf/kampeerboerderij/trekkershutten |
kleinschalige
horecagelegenheid/dagrecreatie (theeschenkerij,
boerderijcafé, wijnproeverij, speelboerderij) |
niet-agrarische
bedrijfsactiviteiten, relatie met het buitengebied |
sociale functie
(resocialisatie, therapie, zorgboerderij) |
kinderopvang |
museum/tentoonstellingsruimte |
inpandige
statische
volumineuze opslag en stalling van niet-agrarische
producten/werktuigen/voertuigen in bestaande bebouwing, behorende tot
ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
overige
niet-agrarische bedrijven (behorende tot ten hoogste categorie 2) met
uitzondering van horecabedrijven |
Artikel 5 Bedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn - onder verwijzing naar
de Staat van Bedrijfsactiviteiten - bestemd voor:
- bedrijven
vallende onder de categorieën 1 en 2 van de Staat van
Bedrijfsactiviteiten, dan wel uitsluitend in de categorie indien op de
verbeelding zo aangeduid;
- de
bij deze
bestemming behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, voet- en
fietspaden, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen
en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en
sierwater;
alsmede
voor:
- ter plaatse van de aanduiding 'groothandel':
tevens een groothandel in planten, bloemen, struiken en ander groen;
- ter
plaatse van de aanduiding 'hovenier': tevens een hoveniersbedrijf;
- ter
plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij': tevens een
paardenhouderij;
- ter
plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf': tevens een agrarisch
loonbedrijf;
- ter
plaatse van de aanduiding 'caravanstalling': tevens de opslag en
stalling van caravans binnen de bestaande bebouwing;
- ter
plaatse van
de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg': tevens een
verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg;
- ter
plaatse van
de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-aannemersbedrijf': tevens
een aannemersbedrijf in de categorie 3.1 van de Staat van
Bedrijfsactiviteiten;
- ter
plaatse van
de aanduiding ‘activiteitencentrum’ tevens een
bedrijf
welke workshops en (kinder)feestjes verzorgd;
- ter
plaatse van
de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-bomenrooibedrijf'; tevens
een bomenrooibedrijf in de categorie 3.1 van de Staat van
Bedrijfsactiviteiten;
- ter
plaatse van
de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-constructiewerkplaats':
tevens een constructiewerkplaats in de categorie 3.2 van de Staat van
Bedrijfsactiviteiten;
- ter
plaatse van
de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-groothandel': tevens een
groothandel in sierteelt- en tuinbouwbenodigdheden en
bestrijdingsmiddelen in de categorie 5.1 van de Staat van
Bedrijfsactiviteiten;
- ter
plaatse van
de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-groenservice': tevens een
groenservice in de categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- ter
plaatse van
de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-goederenvervoersbedrijf':
tevens een goederenvervoerbedrijf in de categorie 3.2 van de Staat van
Bedrijfsactiviteiten;
- ter
plaatse van
de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-grondverwerkingsbedrijf':
tevens een grondverwerkingsbedrijf in de categorie 3.1 van de Staat van
Bedrijfsactiviteiten;
- ter
plaatse van
de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-houthandel': tevens een
houthandel in de categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- ter
plaatse van
de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-proeftuin': tevens een
informatief en educatief centrum voor en over de sierteeltsector voor
recreatieve en natuureducatieve activiteiten met assortimentstuin en de
daarbij behorende kleinschalige horeca-activiteiten, de verhuur van
aanwezige sierteeltgronden aan derden ten behoeve van de sierteelt;
- ter
plaatse van
de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-schadebedrijf': tevens een
schadebedrijf in de categorie 3.2 van de Staat van
Bedrijfsactiviteiten;
- ter
plaatse van
de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - handel- en exportbedrijf':
een handel- en exportbedrijf in sierteeltproducten en/of sierteelt
gerelateerde producten;
met
dien verstande dat:
- ter
plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-schutsluis':
uitsluitend een schutsluis is toegestaan;
- ter
plaatse van de aanduiding 'gemaal': uitsluitend een gemaal is
toegestaan.
5.2 Bouwregels
Op
deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- op
deze gronden
mogen uitsluitend gebouwen ten dienste van de bestemming, de daarbij
behorende bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen, aangebouwde
bijgebouwen en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen) en bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
verder
geldt het volgende:
- gebouwen,
de bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen
en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen) en bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen,
dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
- algehele
herbouw
van de woning mag uitsluitend plaatsvinden op bestaande fundamenten
waarbij een verschuiving mag plaatsvinden over maximaal 3,5 m;
- overigens
geldt het volgende:
|
max.
aantal per bouwvlak |
max.
inhoud |
max.
oppervlak |
max.
goothoogte |
max.
bouw-hoogte |
bedrijfswoning
(incl. aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen) |
één
per bouwvlak, tenzij anders is aangegeven met de aanduiding
'maximumaantal wooneenheden' |
750 m³ |
|
6 m |
10 m |
aan- en
uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen |
|
|
|
3 m |
|
vrijstaande
bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen |
|
|
50 m² |
3 m |
|
bedrijfsgebouwen
|
|
|
bestaand + 15%* |
6 m |
10 m |
erf- en
terreinafscheidingen op bouwvlakken |
|
|
|
|
2 m |
erf- en
terreinafscheidingen buiten bouwvlakken |
|
|
|
|
1 m |
overige
bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde |
|
|
|
|
4 m |
overkappingen |
|
|
|
|
3 m |
*)
Zoals aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Ten behoeve van het maximale
oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen
Burgemeester
en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het
gestelde in de tabel behorende bij
artikel 5 lid 2 sub d, namelijk
het maximale oppervlak voor bijgebouwen en overkappingen bij
bedrijfswoningen, met inachtneming van het volgende:
- het
oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mag tot
ten hoogste 75 m² worden vergroot;
- ontheffing
wordt slechts verleend indien de oppervlakte van de gronden rondom de
woning ten minste 250 m² bedraagt.
5.3.2 Ten behoeve van de uitbreiding
van bedrijfsgebouwen
Burgemeester
en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het
gestelde in de tabel behorende bij
artikel 5 lid 2 sub b en
artikel 5 lid 2 sub d, namelijk
het maximumoppervlak van bedrijfsgebouwen, met inachtneming van het
volgende:
- een
doelmatige bedrijfsvoering moet uitbreiding noodzakelijk maken;
- het
bestaande oppervlak aan bedrijfsgebouwen mag met ten hoogste 30% worden
uitgebreid;
- de
bedrijfsgebouwen dienen zo compact mogelijk gesitueerd te worden;
- de
uitbreiding dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
- er
mogen geen
onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische
bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als
de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
- er
dient sprake
te zijn van een goede landschappelijke inpassing, waarbij de toename
aan bedrijfsgebouwen niet mag leiden tot een onevenredige aantasting
van de in het gebied voorkomende natuurlijke, landschappelijke en
cultuurhistorische waarden, hiervoor wordt het wijzigingsplan getoetst
aan de Waarderingskaart;
- een
verzoek om
toepassing van deze ontheffingsbevoegdheid wordt ter toetsing
voorgelegd aan een agrarisch deskundige en een deskundige inzake natuur
en landschap en/of cultuurhistorie omtrent de vraag of aan het gestelde
onder a, c, d, e en f van deze regel wordt voldaan.
5.3.3 Ten behoeve van de herbouw van
een bedrijfswoning buiten de bestaande fundamenten
Burgemeester
en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van
het bepaalde in
artikel 5 lid 2 sub b ten
behoeve van de herbouw van een bedrijfswoning buiten de bestaande
fundamenten, met inachtneming van het volgende:
- wijziging
van de
locatie van de bedrijfswoning is alleen toelaatbaar ten behoeve van
volwaardige agrarische bedrijven en voor zover een doelmatige
bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
- het
bestaande oppervlak van de woning mag niet worden vergroot;
- de
nieuwe bedrijfswoning dient milieuhygiënisch inpasbaar te
zijn;
- de
naar de weg
gekeerde gevel van de nieuwe bedrijfswoning dient zich te bevinden op
een afstand van 20 tot 30 m uit de as van die weg, vermeerderd
met
de breedte van de zich eventueel tussen de weg en de bedrijfswoning
bevindende waterloop, of op de afstand die ten minste dient te worden
aangehouden in verband met de Wet geluidhinder;
- er
mogen geen
onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische
bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als
de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
- omtrent
het bepaalde in sub a, c en e dient advies te worden gevraagd bij een
agrarisch deskundige;
- voor
het overige zijn de bepaling ten aanzien van de bedrijfswoning uit dit
artikel van overeenkomstige toepassing.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Met
betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende
regels:
- Bevi-inrichtingen
zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'risicovolle
inrichting';
- opslag
van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- Wgh-inrichtingen
zijn niet toegestaan;
- activiteiten
uit
kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994
zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de
desbetreffende bijlage;
- opslag
van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is
op onbebouwde gronden niet toegestaan;
- het
gebruik van de gronden voor lichtmasten en lichtreclame is niet
toegestaan;
- het
verlenen van
mantelzorg en het gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand
bijgebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is
niet toegestaan;
- ter
plaatse van
de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag en kantoor t.b.v.
kleding' is maximaal 2 dagen per week verkoop van
kleding
aan particulieren toegestaan, alsmede is het
toegestaan om op
locatie uitsluitend op afspraak kleding te passen.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Ten behoeve van de Staat van
Bedrijfsactiviteiten
Burgemeester
en wethouders met een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in
artikel 5 lid 1:
- om
bedrijven toe te laten in één categorie hoger dan
in artikel 5 lid 1 genoemd,
voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving
(gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm)
geacht kan worden te behoren tot de in artikel 5 lid 1 genoemde
categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- om
bedrijven toe
te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd,
voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving
geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de Staat
van
Bedrijfsactiviteiten, zoals in artikel 5 lid 1 genoemd;
- met
dien verstande dat risicovolle inrichtingen en geluidshinderlijke
inrichtingen niet zijn toegestaan.
Artikel 6 Detailhandel
6.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- ter
plaatse van de aanduiding 'tuincentrum': een tuincentrum
- ter
plaatse van
de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-vis- en
vijverbenodigdheden': een handel in vissen en vis- en
vijverbenodigdheden, de behandeling en opvang van zieke vissen, de
aanleg en realisatie van vijvers;
- de
bij deze
bestemming behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, voet- en
fietspaden, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen,
parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer,
waterberging en sierwater.
6.2 Bouwregels
Op
deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- op
deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten dienste van de bestemming
en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd;
- bedrijfswoningen
zijn niet toegestaan;
- overigens
geldt het volgende:
|
max.
oppervlak |
max.
goothoogte |
max.
bouwhoogte |
bedrijfsgebouwen
|
bestaand* |
6 m |
10 m |
overige
bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde |
|
|
2 m |
*)
Zoals aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Ten behoeve van de uitbreiding
van bedrijfsgebouwen
Burgemeester
en wethouders met een omgevingsvergunning afwijken van het
gestelde in de tabel behorende bij
artikel 6 lid 2 sub c, namelijk
het maximumoppervlak van bedrijfsgebouwen, met inachtneming van het
volgende:
- een
doelmatige bedrijfsvoering moet uitbreiding noodzakelijk maken;
- het
oppervlak aan bedrijfsgebouwen mag met ten hoogste 15% worden
uitgebreid;
- de
bedrijfsgebouwen dienen zo compact mogelijk gesitueerd te worden;
- de
uitbreiding dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
- er
mogen geen
onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische
bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als
de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
- er
dient sprake
te zijn van een goede landschappelijke inpassing, waarbij de toename
aan bedrijfsgebouwen niet mag leiden tot een onevenredige aantasting
van de in het gebied voorkomende natuurlijke, landschappelijke en
cultuurhistorische waarden, hiervoor wordt het wijzigingsplan getoetst
aan de Waarderingskaart;
- een
verzoek om
toepassing van deze ontheffingsbevoegdheid wordt ter toetsing
voorgelegd aan een agrarisch deskundige en een deskundige inzake natuur
en landschap en/of cultuurhistorie omtrent de vraag of aan het gestelde
onder a, c, d, e en f van deze regel wordt voldaan.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Met
betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende
regels:
- de
opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- verkooppunten
voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
- het
verlenen van
mantelzorg en het gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand
bijgebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is
niet toegestaan;
- opslag
van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is
op onbebouwde gronden niet toegestaan;
- het
gebruik van de gronden voor lichtmasten en lichtreclame is niet
toegestaan.
Artikel 7 Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groen
en water;
- de
bij deze
bestemming behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, fiets- en
voetpaden, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen
en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en
sierwater;
- bij
deze bestemming behorende nutsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
Op
deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- op
deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden
gebouwd;
- aanlegsteigers
mogen tot ten hoogste 1,25 m uit de slootkant worden gebouwd;
- de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste
3 m.
Artikel 8 Horeca
8.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- een
café-restaurant;
- ter
plaatse van
de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-boerderijlogies': uitsluitend
een boerderij waarin kamers zijn gerealiseerd voor recreatieve verhuur;
- ter
plaatse van
de aanduiding 'specifiek vorm van horeca-kleinschalig': uitsluitend een
kleinschalige horecavoorziening in de vorm van een restaurant met
ondergeschikte zaalverhuur, niet zijnde een disco, bar of dancing;
- de
bij deze
bestemming behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, voet- en
fietspaden, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen,
parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer,
waterberging en sierwater.
8.2 Bouwregels
Op
deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- op
deze gronden
mogen uitsluitend gebouwen ten dienste van de bestemming, de daarbij
behorende bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen, aangebouwde
bijgebouwen en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen) en bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
verder
geldt het volgende:
- gebouwen,
de bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen
en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen) en bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen,
dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
- algehele
herbouw van de woning mag uitsluitend plaatsvinden op bestaande
fundamenten;
- overigens
geldt het volgende:
|
max.
aantal per bouwvlak |
max.
inhoud |
max.
oppervlak |
max.
goothoogte |
max.
bouw-hoogte |
bedrijfswoning
(incl. aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen) |
één
per bouwvlak, tenzij anders is aangegeven met de aanduiding
'maximumaantal wooneenheden' |
750 m³ |
|
6 m |
10 m |
aan- en
uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen |
|
|
|
3 m |
|
vrijstaande
bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen |
|
|
50 m² |
3 m |
|
bedrijfsgebouwen
|
|
|
bestaand* |
6 m** |
10 m** |
erf- en
terreinafscheidingen op bouwvlakken |
|
|
|
|
2 m |
erf- en
terreinafscheidingen buiten bouwvlakken |
|
|
|
|
1 m |
overige
bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde |
|
|
|
|
3 m |
*)
Zoals aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
**)
indien op de verbeelding aangeduid als kleinschalig bedraagt
de maximale bouwhoogte 4,5 meter
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Ten behoeve van het maximale
oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen
Burgemeester
en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van
het gestelde in de tabel behorende bij
artikel 8 lid 2 sub d, namelijk
het maximale oppervlak voor bijgebouwen en overkappingen bij
bedrijfswoningen, met inachtneming van het volgende:
- het
oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mag tot
ten hoogste 75 m² worden vergroot;
- ontheffing
wordt slechts verleend indien de oppervlakte van de gronden rondom de
woning ten minste 250 m² bedragen.
8.3.2 Ten behoeve van de herbouw van
een bedrijfswoning buiten de bestaande fundamenten
Burgemeester
en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van
het bepaalde in
artikel 8 lid 2 sub b
ten behoeve van de herbouw van een bedrijfswoning buiten de bestaande
fundamenten, met inachtneming van het volgende:
- wijziging
van de
locatie van de bedrijfswoning is alleen toelaatbaar ten behoeve van
volwaardige agrarische bedrijven en voor zover een doelmatige
bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
- het
bestaande oppervlak van de woning mag niet worden vergroot;
- de
nieuwe bedrijfswoning dient milieuhygiënisch inpasbaar te
zijn;
- de
naar de weg
gekeerde gevel van de nieuwe bedrijfswoning dient zich te bevinden op
een afstand van 20 tot 30 m uit de as van die weg, vermeerderd
met
de breedte van de zich eventueel tussen de weg en de bedrijfswoning
bevindende waterloop, of op de afstand die ten minste dient te worden
aangehouden in verband met de Wet geluidhinder;
- er
mogen geen
onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische
bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als
de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
- omtrent
het bepaalde in sub a, c en e dient advies te worden gevraagd bij een
agrarisch deskundige;
- voor
het overige zijn de bepaling ten aanzien van de bedrijfswoning uit dit
artikel van overeenkomstige toepassing.
8.3.3 Ten behoeve van de uitbreiding
van bedrijfsgebouwen
Burgemeester
en
wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het
gestelde in de tabel behorende bij
artikel 8 lid 2 sub d, namelijk
het maximumoppervlak van bedrijfsgebouwen, met inachtneming van het
volgende:
- een
doelmatige bedrijfsvoering moet uitbreiding noodzakelijk maken;
- het
oppervlak aan bedrijfsgebouwen mag met ten hoogste 15% worden
uitgebreid;
- de
bedrijfsgebouwen dienen zo compact mogelijk gesitueerd te worden;
- de
uitbreiding dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
- er
mogen geen
onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische
bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als
de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
- er
dient sprake
te zijn van een goede landschappelijke inpassing, waarbij de toename
aan bedrijfsgebouwen niet mag leiden tot een onevenredige aantasting
van de in het gebied voorkomende natuurlijke, landschappelijke en
cultuurhistorische waarden, hiervoor wordt het wijzigingsplan getoetst
aan de Waarderingskaart;
- een
verzoek om
toepassing van deze ontheffingsbevoegdheid wordt ter toetsing
voorgelegd aan een agrarisch deskundige en een deskundige inzake natuur
en landschap en/of cultuurhistorie omtrent de vraag of aan het gestelde
onder a, c, d, e en f van deze regel wordt voldaan.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Met
betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende
regels:
- het
verlenen van
mantelzorg en het gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand
bijgebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is
niet toegestaan;
- opslag
van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is
op onbebouwde gronden niet toegestaan;
- het
gebruik van de gronden voor lichtmasten en lichtreclame is niet
toegestaan.
Artikel 9 Kantoor
9.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- kantoren;
- de
bij deze
bestemming behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, voet- en
fietspaden, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen
en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en
sierwater.
9.2 Bouwregels
Op
deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- op
deze gronden
mogen uitsluitend gebouwen ten dienste van de bestemming, de daarbij
behorende bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen, aangebouwde
bijgebouwen en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen) en bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
verder
geldt het volgende:
- gebouwen,
de bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen
en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen) en bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen,
dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
- algehele
herbouw van de woning mag uitsluitend plaatsvinden op bestaande
fundamenten;
- overigens
geldt het volgende:
|
max.
aantal per bouwvlak |
max.
inhoud |
max.
oppervlak |
max.
goothoogte |
max.
bouw-hoogte |
bedrijfswoning
(incl. aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen) |
één
per bouwvlak, tenzij anders is aangegeven met de aanduiding
'maximumaantal wooneenheden' |
750 m³ |
|
6 m |
10 m |
aan- en
uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen |
|
|
|
3 m |
|
vrijstaande
bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen |
|
|
50 m² |
3 m |
|
bedrijfsgebouwen
|
|
|
bestaand* |
6 m |
10 m |
erf- en
terreinafscheidingen op bouwvlakken |
|
|
|
|
2 m |
erf- en
terreinafscheidingen buiten bouwvlakken |
|
|
|
|
1 m |
overige
bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde |
|
|
|
|
2 m |
*)
Zoals aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Ten behoeve van het maximale
oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen
Burgemeester
en
wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het
gestelde in de tabel behorende bij
artikel 9 lid 2 sub d, namelijk
het maximale oppervlak voor bijgebouwen en overkappingen bij
bedrijfswoningen, met inachtneming van het volgende:
- het
oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mag tot
ten hoogste 75 m² worden vergroot;
- ontheffing
wordt slechts verleend indien de oppervlakte van de gronden rondom de
woning ten minste 250 m² bedragen.
9.3.2 Ten behoeve van de herbouw van
een bedrijfswoning buiten de bestaande fundamenten
Burgemeester
en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van
het bepaalde in
artikel 9 lid 2 sub b ten
behoeve van de herbouw van een bedrijfswoning buiten de bestaande
fundamenten, met inachtneming van het volgende:
- wijziging
van de
locatie van de bedrijfswoning is alleen toelaatbaar ten behoeve van
volwaardige agrarische bedrijven en voor zover een doelmatige
bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
- het
bestaande oppervlak van de woning mag niet worden vergroot;
- de
nieuwe bedrijfswoning dient milieuhygiënisch inpasbaar te
zijn;
- de
naar de weg
gekeerde gevel van de nieuwe bedrijfswoning dient zich te bevinden op
een afstand van 20 tot 30 m uit de as van die weg, vermeerderd
met
de breedte van de zich eventueel tussen de weg en de bedrijfswoning
bevindende waterloop, of op de afstand die ten minste dient te worden
aangehouden in verband met de Wet geluidhinder;
- er
mogen geen
onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische
bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als
de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
- omtrent
het bepaalde in sub a, c en e dient advies te worden gevraagd bij een
agrarisch deskundige;
- voor
het overige zijn de bepaling ten aanzien van de bedrijfswoning uit dit
artikel van overeenkomstige toepassing.
9.3.3 Ten behoeve van de uitbreiding
van bedrijfsgebouwen
Burgemeester
en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van
het gestelde in de tabel behorende bij
artikel 9 lid 2 sub d, namelijk
het maximum oppervlak van bedrijfsgebouwen, met inachtneming van het
volgende:
- een
doelmatige bedrijfsvoering moet uitbreiding noodzakelijk maken;
- het
oppervlak aan bedrijfsgebouwen mag met ten hoogste 15% worden
uitgebreid;
- de
bedrijfsgebouwen dienen zo compact mogelijk gesitueerd te worden;
- de
uitbreiding dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
- er
mogen geen
onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische
bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als
de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
- er
dient sprake
te zijn van een goede landschappelijke inpassing, waarbij de toename
aan bedrijfsgebouwen niet mag leiden tot een onevenredige aantasting
van de in het gebied voorkomende natuurlijke, landschappelijke en
cultuurhistorische waarden, hiervoor wordt het wijzigingsplan getoetst
aan de Waarderingskaart;
- een
verzoek om
toepassing van deze ontheffingsbevoegdheid wordt ter toetsing
voorgelegd aan een agrarisch deskundige en een deskundige inzake natuur
en landschap en/of cultuurhistorie omtrent de vraag of aan het gestelde
onder a, c, d, e en f van deze regel wordt voldaan.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Met
betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende
regels:
- het
verlenen van
mantelzorg en het gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand
bijgebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is
niet toegestaan;
- opslag
van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is
op onbebouwde gronden niet toegestaan;
- het
gebruik van de gronden voor lichtmasten en lichtreclame is niet
toegestaan.
Artikel 10 Natuur
10.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het
behoud, herstel en ontwikkeling van actuele en potentiële
landschappelijke en natuurlijke waarden;
- de
bij deze
bestemming behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, fiets en
voetpaden, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water
ten
behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging;
- ter
plaatse van
de aanduiding 'horeca': uitsluitend een horecavoorziening in
de
vorm van een restaurant met zaalverhuur, niet zijnde een
disco,
bar of dancing met daarbij een terras van maximaal 250 m2.
10.2 Bouwregels
Op
deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- op
deze gronden
mogen uitsluitend gebouwen ten dienste van de bestemming (inclusief
aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en vrijstaande bijgebouwen
en overkappingen) en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
verder
geldt het volgende:
- gebouwen
en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en
terreinafscheidingen, dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
- overigens
geldt het volgende:
|
max.
aantal per bouwvlak |
max.
inhoud |
max.
oppervlak |
max.
goothoogte |
max.
bouw-hoogte |
bedrijfsgebouwen
|
|
|
100% van het
bouwvlak |
3 m |
8 m |
erf- en
terreinafscheidingen op bouwvlakken |
|
|
|
|
2 m |
erf- en
terreinafscheidingen buiten bouwvlakken |
|
|
|
|
1 m |
overige
bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde |
|
|
|
|
2 m |
10.3 Omgevingsvergunning voor het
uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Aanlegverbod
Het
is verboden
op of in deze gronden zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk van burgemeester en
wethouders de volgende werken, voor zover geen bouwwerken
zijnde,
of werkzaamheden uit te voeren:
- het
aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen;
- het
aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere
wateren;
- het
aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van
reeds aanwezige dijken of taluds;
- het
uitvoeren
van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen,
diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
- het
aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en
aanlegplaatsen;
- het
aanleggen
van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van
daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het
verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting
alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
- het
beplanten
van gronden met houtgewassen, ter plaatse waar de gronden op het
tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met
houtgewassen waren beplant.
10.3.2 Uitzonderingen op aanlegverbod
- normaal
onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
- reeds
in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het
plan;
- reeds
mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
- passen
binnen de bestemmingsomschrijving van de bestemming Natuur;
- uitgevoerd
worden vanuit het regulier beheer en onderhoud van openbare wegen,
fiets- en voetpaden.
10.3.3 Voorwaarde voor de
aanlegvergunning
De
werken of werkzaamheden als bedoeld in
artikel 10 lid 3.1 zijn
slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden
van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
10.3.4 Advisering over de aanlegvergunning
Alvorens
te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het
uitvoeren van een werk als bedoeld in
10.3.5 Strafbaar feit
Overtreding
van het verbod van
artikel 10 lid 3.1 is een
strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de
economische delicten.
Artikel 11 Recreatie
11.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- ter
plaatse van de aanduiding 'volkstuin': een volkstuinencomplex;
- ter
plaatse van de aanduiding 'jachthaven': een jachthaven met clubgebouw
en overige bebouwing;
- ter
plaatse van de aanduiding 'manege': een manege;
- ter
plaatse van
de aanduiding 'dagrecreatie': een natuur- en recreatiegebied in gebruik
voor extensieve vormen van dagrecreatie;
- de
bij deze
bestemming behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, voet- en
fietspaden, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen,
parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer,
waterberging en sierwater.
11.2 Bouwregels
Op
deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- op
deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten dienste van de bestemming
en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
verder
geldt het volgende:
- gebouwen
en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en
terreinafscheidingen, dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
- ter
plaatse van
de aanduiding ‘jachthaven’ is
één clubgebouw
van ten hoogste 150 m2 en 11 tuinhuisjes van ten hoogste 9 m2
toegestaan;
- de
gezamenlijke
oppervlakte van gebouwen, zoals bergingen en kassen, op de gronden met
de aanduiding 'volkstuin' mag per volkstuin ten hoogste
15 m²
bedragen;
- ter
plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie' zijn ten
hoogste 38 trekkershutten toegestaan
waarbij geldt dat:
- de
bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
- de
goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter;
- de
onderlinge afstand van de blokhutjes niet minder mag bedragen dan 30
meter;
33 trekkershutten
zijn toegestaan met een oppervlakte van maximaal 15 m2;
5 trekkershutten
zijn toegestaan met een oppervlakte van maximaal 25 m2;
- overigens
geldt het volgende:
|
max.bouwhoogte |
gebouwen op
de gronden met de aanduiding 'volkstuin' |
2,5 m |
overige
gebouwen |
4 m |
terreinafscheidingen
|
2,5 m |
overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van
terreinafscheidingen |
1.5 m |
11.3 Specifieke gebruiksregels
Ter
plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie' zijn incidentele
overnachtingen binnen de zomerperiode toegestaan.
Als
strijdig
gebruik wordt aangemerkt overnachtingen buiten de zomerperiode en meer
dan 3 aansluitende overnachtingen binnen de zomerperiode.
Artikel 12 Tuin
12.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- tuinen;
met
bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen en water.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen
Het
oprichten van gebouwen is niet toegestaan.
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen
zijnde
De
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt:
- bij
erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde
van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 m;
- bij
erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel
van het hoofdgebouw maximaal 2 m;
- bij
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 2 m.
12.3 Specifieke gebruiksregels
Gebruik
van
gronden als 'achtererfgebied' zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid,
van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht wordt aangemerkt als
strijdig gebruik.
Artikel 13 Verkeer
13.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wegen
met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede
opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
- ter
plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van
verkeer-spoorwegovergang': tevens een gelijkvloerse spoorwegovergang;
- bijgebouwen
bij een woonschip;
- bij
deze
bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen,
bermen en daarbij behorende beplantingen, parkeervoorzieningen,
nutsvoorzieningen en water.
13.2 Bouwregels
- op
deze gronden
mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend duikers, bruggen en
straatmeubilair worden gebouwd, met inachtneming van het volgende:
|
max.
bouwhoogte |
-
lichtmasten |
9 m |
- overig
straatmeubilair |
3 m |
- Bruggen |
7 m |
- in
afwijking van
het bepaalde onder a mogen aansluitend aan de bestemming Water
bijgebouwen ten behoeve van woonschepen worden gebouwd met inachtneming
van het volgende:
|
aantal |
max.
oppervlak |
bijgebouwen |
één
per woonschip |
9 m2 |
Artikel 14 Verkeer - Spoorweg
14.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Verkeer - Spoorweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- spoorwegen
en de daarbij behorende bermen, taluds en spoorwegovergangen;
- bij
deze
bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen,
groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, (ontsluitings)wegen,
voet- en fietspaden, water en volkstuinen.
14.2 Bouwregels
Op
deze gronden
mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming
worden gebouwd met maximale bouwhoogte van 9 m.
Artikel 15 Water
15.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- verkeer
te water;
- water
ten behoeve van de waterhuishouding;
- ter
plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats':
woonschepenligplaatsen;
- het
behoud,
herstel en ontwikkeling van actuele en potentiële
landschappelijke
en natuurlijke waarden voor zover gelegen direct naast gronden met de
bestemming Natuur;
- met
de daarbij behorende voorzieningen zoals kades, oevers en schouwpaden,
nutsvoorzieningen, bruggen, dammen en duikers.
15.2 Bouwregels
Op
deze gronden mag ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden
de volgende regels:
- op
de gronden
zonder aanduiding mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
voor de waterhuishouding worden gebouwd, alsmede bruggen, duikers en
keerwanden met een maximale bouwhoogte van 3 m;
- op
de gronden
met de aanduiding 'woonschepenligplaats' mogen woonschepen worden
gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 4 m en een
onderlinge
afstand van ten minste 3 m;
- per
woonschip
mag ten hoogste 1 bijgebouw worden gebouwd met een oppervlakte van
6 m² en met een bouwhoogte van ten hoogste 4 m.
Artikel 16 Wonen
16.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het
wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige
bedrijfsmatige activiteiten;
- ter
plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend een garage en
bergplaats ten behoeve van de woningen;
- ter
plaatse van
de aanduiding 'woonwagenstandplaats': ten hoogste 8
woonwagenstandplaatsen alsmede voor de daarbij behorende aanbouwen,
bijgebouwen en parkeerplaatsen;
- ter
plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-paardenbak';
uitsluitend een paardenbak;
- de
bij deze
bestemming behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, voet-
en fietspaden, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen,
parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer,
waterberging en sierwater.
16.2 Bouwregels
Op
deze gronden
mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de
bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- gebouwen
en
bouwwerken, geen gebouw zijnde, met uitzondering van
terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden
gebouwd;
- bijgebouwen
dienen achter de denkbeeldige lijn die ontstaat bij doortrekking van de
voorgevel te worden gebouwd;
- de
afstand van
gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 3 m te
bedragen, de afstand tot de slootkant dient minimaal 1 m te
bedragen;
- het
gezamenlijke
grondoppervlak van aanbouwen en bijgebouwen bij de woonwagens mag ten
hoogste 40% van de rond de woonwagen gelegen gronden bedragen, tot een
maximum van 35 m² indien deze gronden een oppervlakte
hebben
van minder dan 100 m² en tot een maximum van
50 m²
indien deze gronden een oppervlakte hebben van 100 m²
of
meer; voor het bepalen van de grootte van de woonwagen wordt uitgegaan
van de bestaande situatie;
- aanlegsteigers
mogen tot ten hoogste 1,25 m uit de slootkant worden gebouwd;
- op
de gronden
direct grenzend aan de bestemming Verkeer ter plaatse van de Otweg
mogen ten dienste van de aan de Otweg gelegen woonschepen vrijstaande
bijgebouwen van ten hoogste 6 m² gebouwd worden, met
dien
verstande dat de afstand tussen de bijgebouwen tot de bestemming
Verkeer ten minste 1 m dient te bedragen;
- overigens
geldt het volgende:
|
max.
aantal per bouwvlak |
max.
inhoud (incl. aan- en uit-bouwen en
aangebouw-de bijge-bouwen) |
max.
opp. |
max.
goot-hoogte |
max.
bouw-hoogte |
woningen |
één
per bouwvlak, tenzij anders is aangegeven met de aanduiding
'maximumaantal wooneenheden' |
750 m³ |
|
6 m |
10 m |
aan- en
uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen |
|
|
|
3 m |
|
vrijstaande
bijgebouwen en overkappingen |
|
|
50 m² |
3 m |
|
bouwwerken,
geen gebouwen zijnde |
|
|
|
|
2 m |
woonwagens |
8 |
bestaand
+ 10% |
|
3,5 m |
|
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.3.1 Ten behoeve van het maximale
oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij woningen
Burgemeester
en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van
het in
artikel 16 lid 2 opgenomen
maximale oppervlak voor bijgebouwen en overkappingen bij woningen,
namelijk 50 m², met inachtneming van het volgende:
- het
oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij woningen mag tot ten
hoogste 75 m² worden vergroot;
- ontheffing
wordt slechts verleend indien de oppervlakte van de gronden rondom de
woning ten minste 250 m2 bedraagt.
16.3.2 Ten behoeve van het bouwen
tot op de zijdelingse perceelsgrens
Burgemeester
en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van
het in
artikel 16 lid 2 sub c opgenomen
regels ten behoeve van de minimale afstand tot de zijdelingse
perceelsgrens dan wel de afstand tot de slootkant, met inachtneming van
het volgende:
- er
mag tot op de zijdelingse perceelsgrens gebouwd worden;
- de
belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en
nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- het
straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet
onevenredig worden geschaad.
16.3.3 Ten behoeve van het bouwen op
een grotere afstand van de weg
Burgemeester
en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het
in
artikel 16 lid 2 sub a ten
behoeve van het (her)bouwen van een woning buiten het opgenomen
bouwvlak op een grotere afstand van de weg, met inachtneming van het
volgende:
- dit
noodzakelijk is uit stedenbouwkundig of milieutechnisch oogpunt;
- de
belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en
nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- het
straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet
onevenredig worden geschaad.
16.4 Specifieke gebruiksregels
Met
betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende
regels:
- de
vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van
de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 60
m²;
- het
verlenen van
mantelzorg en het gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand
bijgebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is
niet toegestaan.
Artikel 17 Leiding - Gas
17.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor
'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn
- behalve voor
de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd
voor
een aardgastransportleiding.
17.1.1 Voorrang
In
geval van
strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de
bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende
gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de
verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk
samenvallen, dat de dubbelbestemming "Leiding - Gas" voorrang krijgt.
17.2 Bouwregels
Op
deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- op
deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 17 lid 1 genoemde
bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd
met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
- ten
behoeve van
de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met
inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende
(bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan
betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van
bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of
onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de
bestaande fundering.
17.3 Afwijken van de bouwregels
- Burgemeester
en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van artikel 17 lid 2 sub b,
indien de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht
worden genomen en de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet
wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
- Alvorens
te
beslissen op deze aanvraag, wint het college van burgemeester en
wethouders advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies
betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en
het voorkomen van schade aan de leiding
17.4 Omgevingsvergunning voor het
uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4.1 Aanlegverbod zonder
aanlegvergunning
Het
is verboden
op of in de gronden met de bestemming Leiding - Gas
zonder of
in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders
de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te
voeren:
- het
aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen;
- het
aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
- het
aanleggen
van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is
aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verbandhoudende constructies,
installaties of apparatuur;
- het
indrijven van voorwerpen in de bodem;
- het
uitvoeren
van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen,
diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
- het
aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere
wateren.
17.4.2 Uitzondering op het
aanlegverbod
- noodzakelijk
zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ontheffing is
verleend, zoals in lid 16.3 bedoeld;
- normaal
onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
- reeds
in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
17.4.3 Voorwaarden voor een
aanlegvergunning
- De
werken en werkzaamheden, zoals in artikel 17 lid 4.1 bedoeld,
zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet
onevenredig wordt geschaad.
- Alvorens
te
beslissen op deze aanvraag, wint het college van burgemeester en
wethouders advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies
betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en
het voorkomen van schade aan de leiding
17.4.4 Strafbaar feit
Overtreding
van het verbod van
artikel 17 lid 4.1 is een
strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de
economische delicten.
Artikel 18 Leiding - Water
18.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Leiding
- Water' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere
aldaar
voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een
afvalwatertransportleiding.
18.2 Bouwregels
Op
deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- op
deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 18 lid 1 genoemde
bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd
met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
- ten
behoeve van
de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met
inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende
(bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan
betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van
bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of
onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de
bestaande fundering.
18.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester
en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning
afwijken van
artikel 18 lid 2 sub b,
indien de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht
worden genomen en het belang van de leiding(en) door de
bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
18.4.1 Aanlegverbod zonder
aanlegvergunning
Het
is verboden
op of in de gronden met de bestemming Leiding - Water
zonder
of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en
wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
uit te voeren:
- het
uitvoeren van ontgrondingen;
- het
aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen;
- het
aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
- het
aanleggen
van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is
aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verbandhoudende constructies,
installaties of apparatuur;
- het
indrijven van voorwerpen in de bodem;
- het
verrichten van grondophopingen;
- het
uitvoeren
van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen,
diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
- het
aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere
wateren.
18.4.2 Uitzondering op het
aanlegverbod
- noodzakelijk
zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ontheffing is
verleend, zoals in lid 16.3 bedoeld;
- normaal
onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
- reeds
in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
18.4.3 Voorwaarden voor een
aanlegvergunning
De
werken en werkzaamheden, zoals in
artikel 18 lid 4.1 bedoeld,
zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet
onevenredig wordt geschaad.
18.4.4 Strafbaar feit
Overtreding
van het verbod van
artikel 18 lid 4.1 is een
strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de
economische delicten.
Artikel 19 Waarde - Archeologie
19.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor
'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn
- behalve
voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede
bestemd
voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
19.2 Bouwregels
Op
deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- op
deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 19 lid 1 genoemde
bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd
met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
- ten
behoeve van
de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met
inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende
(bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- de
aanvrager
van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin
de
archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van
burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
- de
betrokken
archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten
niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan
de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van
de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel
het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische
deskundige;
- het
bepaalde in
dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het
bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten
of bouwwerken:
- vervanging,
vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de
oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid
en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- een
bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
- een
bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper
dan 60 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden
geplaatst.
19.3 Omgevingsvergunning voor het
uitvoeren van een werk
19.3.1 Aanlegverbod zonder
omgevingsvergunning
Het
is verboden
op of in de gronden met de bestemming
Waarde - Archeologie
zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het
uitvoeren van een werk van burgemeester en wethouders de
volgende
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het
uitvoeren
van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte
dan 60 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen,
mengen,
diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
- het
uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven
van voorwerpen;
- het
verlagen of verhogen van het waterpeil;
- het
aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden
verwijderd;
- het
aanleggen
van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee
verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
19.3.2 Uitzondering op het
aanlegverbod
Het
verbod van
artikel 19 lid 3.1 is niet van
toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
- noodzakelijk
zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij artikel 19 lid 2 in acht
is genomen;
- een
oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m²;
- reeds
in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het
plan;
- ten
dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
19.3.3 Voorwaarden voor een
aanlegvergunning
De
werken en werkzaamheden, zoals in
artikel 19 lid 3.1 bedoeld,
zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van
de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een
werk aan de
hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken
locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de
werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
- de
aanvrager van
de aanlegvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische
waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en
wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
- de
betrokken
archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet
worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de
aanlegvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de
archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het
begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
19.3.4 Strafbaar feit
Overtreding
van het verbod van
artikel 19 lid 3.1 is een
strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de
economische delicten.
Artikel 20 Waterstaat - Waterkering
20.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor
'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn
- behalve voor de andere aldaar voorkomende
bestemming(en) -
mede bestemd voor de waterkering.
20.2 Bouwregels
Op
deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- op
de gronden mogen ten behoeve van de in artikel 20 lid 1 genoemde
bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden
gebouwd;
- de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste
3 m;
- ten
behoeve van
de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met
inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende
(bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan
betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van
bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of
onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de
bestaande fundering.
20.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester
en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning
afwijken van
artikel 20 lid 2 sub b ,
indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht
worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet
onevenredig wordt geschaad.
20.4 Adviesprocedure
Alvorens
omtrent
het verlenen van een omgevingsvergunning ten behoeve van secundaire
bestemmingen te beslissen, wordt door initiatiefnemers schriftelijk
advies ingewonnen bij de beheerders van de waterkering omtrent de vraag
of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de waterkering
niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
3 Algemene regels
Artikel 21 Anti-dubbeltelregel
Grond
die eenmaal
in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de
beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 22 Uitsluiting bouwverordening
De
regels van
stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van
de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het
betreft:
- bereikbaarheid
van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
- brandweeringang;
- bereikbaarheid
van gebouwen voor gehandicapten;
- de
ruimte tussen bouwwerken;
- parkeergelegenheid
en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
Artikel 23 Algemene bouwregels
23.1 Overschrijding bouwgrenzen
De
bouwgrenzen,
niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van
aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden
overschreden door:
- tot
gebouwen
behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen,
hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en
afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
- tot
gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste
2 m bedraagt;
- andere
ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten
hoogste 1,5 m bedraagt.
23.2 Toegelaten bouwwerken met
afwijkende maten
- Voor
een
bouwwerk, dat krachtens een bouwvergunning op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is,
dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming
is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-
en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de
bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- bestaande
maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen
als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- bestaande
maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen
als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
- ingeval
van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing,
indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
- op
een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als
opgenomen in dit plan niet van toepassing;
- het
bepaalde
onder a is niet van toepassing op de oppervlakte van bijgebouwen en
overkappingen op gronden met d e bestemming Wonen.
23.3 Afstand gevoelige objecten ten
opzichte van kassen
Onverminderd
hetgeen in hoofdstuk 2 is bepaald, dient ten minste de volgende afstand
in acht genomen te worden tussen kassen en gevoelige objecten:
soort
objecten |
aan
te houden afstand |
|
indien
glastuinbouwbedrijf voor 1 mei 1996 is opgericht (met inbegrip
van eventuele uitbreidingen) |
indien bedrijf
na 30 april 1996 is opgericht |
categorie I:
bijvoorbeeld aaneengesloten woonbebouwing, gevoelig object |
25 m |
50 m |
categorie II:
bijvoorbeeld niet aaneengesloten woonbebouwing, restaurant |
10 m |
25 m |
23.4 Ondergronds bouwen
Voor
het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels
opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
- ondergrondse
bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van bovengrondse
bebouwing;
- de
onderkant van het bouwwerk (inclusief fundering) bedraagt ten hoogste
3 m onder het peil;
- burgemeester
en
wethouders ontheffing kunnen verlenen van het bepaalde in sub b indien
het hydrologisch belang niet wordt geschaad; alvorens ontheffing te
verlenen vragen burgemeester en wethouders advies in bij het waterschap
en de provincie omtrent de vraag of het hydrologisch belang niet wordt
geschaad.
Artikel 24 Algemene gebruiksregels
Met
betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende
regels:
- het
is niet toegestaan bijgebouwen bij woningen en bedrijfsgebouwen te
gebruiken voor (on) zelfstandige bewoning;
- het
is niet toegestaan recreatieve verblijven anders te gebruiken dan voor
recreatief (nacht) verblijf;
- het
is niet toegestaan een woning te gebruiken voor onzelfstandige
bewoning/ kamerverhuur
Artikel 25 Algemene aanduidingsregels
25.1 Milieuzone - Geurzone
25.1.1 Bouwregels
Voor
het bouwen
van gebouwen geldt dat op grond van de daar voorkomende
bestemmingen toelaatbaar geurgevoelig object, of de uitbreiding
daarvan, slechts mag worden gebouwd indien de geurbelasting
vanwege de rioolwaterzuivering van de geurgevoelige objecten niet hoger
zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarden.
Artikel 26 Algemene afwijkingsregels
26.1 Algemene afwijkingsbevoegdheid
ten behoeve van geringe afwijkingen
Burgemeester
en
wethouders kunnen - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds
afgeweken is- met een omgevingsvergunning afwijken van de
regels
voor:
- afwijkingen
van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 15%;
- overschrijding
van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van
belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel
voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand
van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste
3 m
bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 15% worden vergroot.
De
omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming
gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
26.2 Afwijkingsmogelijkheid mantelzorg
Burgemeester
en
wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te
wijken
van de regels ten behoeve van het gebruik van het
hoofdgebouw of uitbouwen en aanbouwen of aangebouwde bijgebouwen als
tijdelijke woonruimte bij de woning ten behoeve van mantelzorg met dien
verstande dat:
- het
maximaal aantal woningen op het bouwvlak niet mag toenemen;
- het
gebruik van vrijstaande bijgebouwen als woonruimte niet is toegestaan;
- het
oppervlakte van het bijgebouw dat wordt gebruikt als tijdelijke
woonruimte niet meer dan 75 m² mag bedragen;
- de
woning bij
gebruik door twee huishoudens een duidelijke uitstraling dient te
hebben van één woning met eventueel bijgebouwen;
- er
geen extra inritten of bruggen mogen worden aangelegd;
- de
woning maximaal één toegang mag hebben;
- de
zorgbehoefte
moet zijn aangetoond via een indicatiebesluit of een verklaring van de
GGD, met uitzondering van zorgbehoevenden ouder dan 75 jaar;
- bij
beëindiging van de mantelzorg het gebruik van het bijgebouw
als woonruimte wordt beëindigd.
26.3 Afwijkingsmogelijkheid voor
recreatief gebruik van bestaande opstallen
Burgemeester
en
wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te
wijken
van de regels ten behoeve van het gebruik van bestaande
opstallen
ten behoeve van recreatief gebruik (bed en breakfast) met dien
verstande dat:
- er
geen onevenredige overlast ontstaat voor naastgelegen percelen;
- uitsluitend
bestaande gebouwen aan gewend worden voor bed en breakfast;
- parkeren
op eigen terrein plaatsvindt;
- verblijf
wordt geboden aan maximaal 8 personen.
Artikel 27 Algemene wijzigingsregels
27.1 Ten behoeve van het omzetten
van een bedrijfswoning naar een plattelandswoning
Burgemeester
en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het omzetten van
een agrarische bedrijfswoning naar een plattelandswoning, met
inachtneming van het volgende:
er
vindt
schaalvergroting, reconstructie of in enigerlei vorm een positieve
uitwerking op de sierteelt plaats, die mede door de wijziging mogelijk
wordt gemaakt, aan deze voorwaarde wordt ook voldaan als in het
verleden schaalvergroting of reconstructie heeft plaatsgevonden;
als
schaalvergroting zoals bedoeld onder a wordt mede gezien de
'samenvoeging' van percelen welke gelegen aan eenzelfde weg, dan wel
direct aansluitende wegen, hemelsbreed niet meer dan 200 meter van
elkaar verwijderd zijn, dan wel 400 meter en/of een andere weg indien
een positief agrarisch advies is afgegeven door een agrarisch
deskundige;
de
ligging
van de nieuwe woning staat toekomstige reconstructie, bestaande
bedrijvigheid of andere ruimtelijke opgaven (onder andere waterberging
en wegen) niet in de weg;
de
bij het
voormalige agrarische bedrijf behorende bedrijfsgronden zijn verkocht,
waarbij de oppervlakte van het overgebleven perceel beperkt wordt tot
een maximum van 1.000 m²;
de
bijgebouwen hebben na bestemmingswijziging geen groter vloeroppervlak
dan 50 m²; bij uitzondering is een ontheffing van 75
m²
toegestaan;
de plattelandswoning
dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
er
mogen
geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische
bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als
de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden).
Burgemeester
en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het omzetten van
een agrarische bedrijfswoning naar een plattelandswoning, met
inachtneming van het volgende:
- Het
bestemmingsvlak met de aanduiding plattelandswoning heeft een maximale
oppervlakte van 1.000 m², met dien verstande dat de bestaande
situatie aanleiding kan geven tot een grotere
oppervlakte;b.
- De
afstand
tussen de achtergevel van de bestaande woning en de grens van het
bestemmingsvlak bedraagt maximaal 15 meter, met dien verstande dat de
bestaande situatie aanleiding kan geven tot een grotere afstand;
- de
onder a en b
genoemde bestaande situatie kan onder andere worden veroorzaakt door de
situering van de woning op het perceel en/of een bestaande toegangsweg
en/of de aanwezigheid van een natuurlijke perceelsgrens van water en/of
groen;
- het
bedrijf
waartoe de woning voorheen behoorde blijft toegankelijk, hetzij door
een rechtstreekse verbinding met de openbare weg, hetzij door een
verbinding met een naastgelegen perceel;
- de
bouw- en
gebruiksregels die van toepassing zijn op een bedrijfswoning (inclusief
bijgebouwen) blijven na wijziging van toepassing;
- het
bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoorde, heeft de
bedrijfsactiviteiten niet beëindigd;
- de
plattelandswoning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn
- omliggende,
bestaande agrarische bedrijven, mogen niet in hun belangen worden
geschaad. Dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de
uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden;
- indien
niet
zonder meer aan het gestelde onder g en h kan worden voldaan, dienen
voorzieningen te worden getroffen, zoals de aanleg van een sloot, het
realiseren van een bufferzone, het plaatsen van een scherm en/of andere
doelmatige bouwkundige voorziening.
27.2 Overschrijding
bestemmingsgrenzen
Burgemeester
en
wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten
behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van
belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of
bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de
werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter
ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten
hoogste 15% worden vergroot.
27.3 Waarde - Archeologie
Burgemeester
en
wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming
Waarde - Archeologie geheel of gedeeltelijk
verwijderen,
indien:
- uit
nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen
archeologische waarden aanwezig zijn;
- het
op grond van
nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat
het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van
archeologische waarden voorziet.
27.4 Verbreden bestemming Verkeer
Burgemeester
en
wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten
behoeve van het verbreden van de bestemming Verkeer, met inachtneming
van het volgende:
- de
verbreding
van de weg dient noodzakelijk te zijn voor de verkeersveiligheid en/of
voortkomen uit noodzakelijk onderhoud en beheer van de weg;
- planwijziging
wordt slecht toegepast indien voldaan wordt aan de Wet geluidhinder.
27.5 Ruimte voor ruimte regeling
Burgemeester
en
wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de bouw van
één of meer compensatiewoningen. Hierbij moet
worden
voldaan aan de volgende voorwaarden:
- alle
voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, kassen of andere gebouwen
dienen gesloopt te worden;
- voor
de sloop of
sanering op één of meerdere percelen van iedere
1.000 m2
gebouwen, iedere 5.000 m2 kassen of iedere 2,25 ha boom- en sierteelt,
gelegen buiten het sierteeltconcentratie gebied, mag
één
compensatiewoning worden gebouwd;
- het
aantal compensatiewoningen bedraagt maximaal drie;
- de
nieuwe
woningen brengen uit milieuhygiënisch oogpunt geen
belemmeringen
met zich mee voor de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische
bedrijven;
- de
te slopen gebouwen of kassen zijn opgericht voor de peildatum van 1
januari 2003;
- op
de
saneringslocatie geen bebouwingsrechten overblijven en indien
het
betreft de sanering van sierteeltgronden deze bestemming van de gronden
afgehaald wordt;
- dat
het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is;
- verhaal
van gemeentelijke (plan-)kosten is zekergesteld;
- dat
het wijzigingsplan stedenbouwkundig inpasbaar is.
27.6 Wro - wijzigingsgebied
Met
deze actualisatie wordt de aanduiding 'Wetgevingszone-Wijzigingsgebied'
toegevoegd.
Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone-Wijzigingsgebied' kunnen
burgemeester en wethouders het
plan wijzigen ten behoeve van de realisatie van een 1e bedrijfswoning,
met inachtneming van het volgende:
- planwijziging
wordt slechts toegepast ten behoeve van een volwaardig agrarisch
bedrijf;
- planwijziging
wordt slechts toegepast indien een doelmatige bedrijfsvoering, mede
gelet op de aard, inrichting en de omvang van het betrokken bedrijf, de
vestiging van ten minste één volwaardige
arbeidskracht in
een woning op de bedrijfsgrond duurzaam noodzakelijk maakt;
- de
bedrijfswoning dient bestemd te zijn voor de huisvestiging van degene
die met de dagelijkse bedrijfsvoering is belast en daadwerkelijk als
volwaardige arbeidskracht als bedoeld onder b op het betrokken bedrijf
werkzaam is;
- binnen
het bedrijf mag nog geen bedrijfswoning aanwezig zijn;
- het
netto aaneengesloten bedrijfsoppervlak dient minimaal 2 ha te bedragen;
- de
bedrijfswoning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
- de
naar de weg
gekeerde gevel van de bedrijfswoning dient zich te bevinden op een
afstand van 20 tot 30 m uit de as van die weg, vermeerderd met de
breedte van de zich eventueel tussen de weg en de bedrijfswoning
bevindende waterloop, of op de afstand die ten minste dient te worden
aangehouden in verband met de Wet geluidhinder;
- er
mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande
agrarische bedrijven optreden (dit
betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en
ontwikkelingsmogelijkheden);
- omtrent
het bepaalde in sub a, b en c dient advies te worden gevraagd bij een
agrarisch deskundige;
- voor
het overige zijn de bepalingen ten aanzien van de bedrijfswoning uit Agrarisch van
overeenkomstige toepassing.
Artikel 28 Overige regels
Werking
wettelijke regelingen
De
wettelijke
regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze
luiden op het moment van vaststelling van het plan.
hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 29 Overgangsrecht
29.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor
bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- een
bouwwerk dat
op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig
of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een
bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar
aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
- na
het
tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of
veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen
twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- burgemeester
en
wethouders kunnen eenmalig met een omgevingsvergunning
afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van
de
inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- het
onder lid a
bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op
het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd
zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan,
daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
29.2 Overgangsrecht gebruik
Voor
gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- het
gebruik van
grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding
van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- het
is verboden
het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid
onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met
dat
plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar
aard en omvang wordt verkleind;
- indien
het
gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding
van
het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het
verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- dit
lid
onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in
strijd
was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsregeling van dat plan.
Artikel 30 Slotregel
Deze
regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het
bestemmingsplan Buitengebied Boskoop - derde actualisatie' .