direct naar inhoud van Artikel 7 Wonen
Plan: Herziening Buitengebied 2010
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0484.B098herzbg2010-0004

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, met bijbehorende voorzieningen, waaronder begrepen het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep, mits de woonfunctie duidelijk wordt gehandhaafd en het woonmilieu niet evenredig wordt verstoord;
  • b. water.
7.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. Op de gronden zijn toegelaten:
    • 1. hoofdgebouwen;
    • 2. aan-/uitbouwen;
    • 3. bijgebouwen;
    • 4. overkappingen;
    • 5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zend-, ontvangst- en lichtmasten uitgezonderd, en
    • 6. tuinen en erven.
  • b. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en dienen met de voorgevel in de voorgevelrooilijn te worden opgericht;
  • c. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 meter respectievelijk 10 meter;
  • d. bij toepassing van een kap constructie bedraagt de dakhelling van hoofdgebouwen minstens 30º en maximaal 65º;
  • e. binnen het achtererfgebied zijn bijbehorende bouwwerken toegestaan, mits niet meer dan 40% van het achtererfgebied wordt bebouwd met een maximum van 70 m2;
  • f. indien de oppervlakte van het achtererfgebied meer bedraagt dan 250 m2 mag de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer bedragen dan 20%, met een maximum van 100 m2;
  • g. indien aangegeven op de planverbeelding mag van het gestelde onder e en f van dit artikel worden afgeweken; de gezamenlijke oppervlakte van de bij een zelfde woning bijbehorende bouwwerken mag in dat geval niet meer bedragen dan is aangegeven op de planverbeelding.
  • h. de diepte van een bijbehorend bouwwerk vanuit de achtergevel mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • i. aan- en uitbouwen mogen voorzien worden van een plat dak;
  • j. carports mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het erf, op ten minste 1 meter achter het verlengde van de voorgevelrooilijn. De bouwhoogte mag maximaal 3 meter bedragen en de oppervlakte van ten hoogste 18 m²;
  • k. de goothoogte en hoogte van gebouwen en de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet meer bedragen dan:
      • aansluitend (goot) op de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw voor aan- en uitbouwen;
      • 3 meter (goot) en 5 meter (hoogte) voor bijgebouwen;
      • 1 meter (hoogte) voor erf- of terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning;
      • 2 meter (hoogte) voor overige erf- of terreinafscheidingen;
      • 10 meter (hoogte) voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
      • 2,50 meter voor pergola's en andere overdekte bouwwerken geen gebouwen zijnde, bij woningen;

7.3 Afwijking van de bouwregels
7.3.1 Voorgeschreven bouwwijze

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2 onder a teneinde de voorgeschreven bouwwijze te wijzigen in een andere daar genoemde bouwwijze, waarbij aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan:

  • a. de voorgeschreven hoogtematen mogen niet worden overschreden;
  • b. er mag geen onevenredige afbreuk worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van de belendende erven;
  • c. de stedenbouwkundige kwaliteit dient behouden te blijven dan wel te worden versterkt;
  • d. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit blijkt dat de bodem geschikt is voor de nieuwe woonfunctie;
  • e. voldaan wordt aan de eisen ingevolge de Wet geluidhinder;
  • f. er zijn geen overige milieuhygiënische belemmeringen.

7.3.2 Aan-huis-gebonden bedrijvigheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2 onder a teneinde binnen deze bestemming de uitoefening van aan-huis-gebonden bedrijvigheid mogelijk te maken, waarbij aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan:

  • a. de woonfunctie dient duidelijk te worden gehandhaafd en het woonmilieu mag niet evenredig worden verstoord;
  • b. er mag geen uitholling van het draagvlak voor voorzieningen in het (winkel)centrum optreden;
  • c. er mag geen onevenredige overlast ontstaan voor de omwonenden;
  • d. voldaan dient te worden aan de eisen zoals gesteld in de Wet geluidhinder;
  • e. er zijn geen overige milieuhygiënische belemmeringen.