direct naar inhoud van Regels
Plan: Van Rijksweg 11 tot Rijn
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0484.13BPBGvanRW11totR-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Van Rijksweg 11 tot Rijn van de gemeente Alphen aan den Rijn;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0484.13BPBGvanRW11totR-VA01 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan-huis-gebonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied, daaronder niet begrepen prostitutie, horeca of detailhandel, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.4 aanbouw

een toevoeging van een (afzonderlijke) ruimte aan het hoofdgebouw, welke vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is en functioneel deel uitmaakt van het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aaneengebouwde woning

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee-aaneen gebouwde woningen;

1.8 achtererfgebied

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.9 afvalinzamelsysteem

geheel of gedeeltelijk onder peil gelegen bouwwerken/voorzieningen ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk afval, glas en dergelijke;

1.10 archeologisch onderzoek

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;

1.11 archeologisch rapport

in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden;

1.12 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische resten;

1.13 archeologische waarde

vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde, met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke context;

1.14 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.15 bebouwingsgrens

een grens van een bouwperceel, welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen;

1.16 bebouwingspercentage

een binnen een bij het plan behorend geometrisch bepaald vlak of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van een deel van het bouwperceel, dan wel bouwvlak of bestemmingsvlak dat ten hoogste mag worden bebouwd; dit percentage heeft geen betrekking op ondergrondse parkeergarages;

1.17 bed & breakfast

een voorziening in een bewoond pand gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als ondergeschikte toeristisch-recreatieve activiteit;

1.18 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren of verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.19 bedrijfswoning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is;

1.20 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.21 bestaand
  • bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend. tenzij in de regels anders is bepaald;
  • bij gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
1.22 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.23 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.24 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd, of ander bouwwerk, met een dak;

1.25 bijgebouw

een niet voor bewoning bestemd gebouw behorende bij een op het zelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat architectonisch en functioneel ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.26 bosbouw

de teelt van bomen ten behoeve van houtproductie;

1.27 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.28 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.29 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een onderbouw, kap of kapverdieping;

1.30 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.31 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.32 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.33 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.34 bruto-vloeroppervlakte (bvo)

bruto-oppervlakte als bedoeld in NEN2580;

1.35 buitenrijbaan

voorziening zonder dak of overkapping ten behoeve van paardrijactiviteiten, niet zijnde een manege of rijschool;

1.36 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk, gebied of landschapselement toegekende waarde in verband met ouderdom, historische gaafheid, herkenbaarheid en/ of zeldzaamheid;

1.37 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.38 deskundige

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een bepaalde vakdiscipline;

1.39 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.40 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waaronder mede begrepen publieksgerichte dienstverlening, al of niet met baliefunctie, op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch of cosmetisch gebied, zonnebanken, kleinschalige kantoren, fotostudio's, uitzendbureaus, reisbureaus en kapsalons; onder dienstverlening wordt niet begrepen: garagebedrijven, belwinkels, internetcafé, prostitutie, een prostitutie-inrichting of seksinrichting en escortbedrijven;

1.41 dove gevel

een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering - conform NEN 5077 - die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en de 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

1.42 garagebox

een gebouw, bedoeld als stalling voor motorvoertuigen of als berging voor niet voor handel bestemde goederen;

1.43 gastenverblijf

plaats waar de gasten onderdak kunnen verkrijgen;

1.44 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.45 gestapelde woning

een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat;

1.46 grondgebonden veehouderij

het bedrijfsmatig houden van melkvee en ander vee geheel of nagenoeg geheel op open erf;

1.47 hobbyboer

agrarische bezigheden, voornamelijk bij wijze van liefhebberij;

1.48 hoofdgebouw

een of meer panden, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.49 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodaties, evenwel met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie, waarbij de volgende categorieën worden onderscheiden:

  • 1. bedrijven die zijn gericht op verstrekking van etenswaren en maaltijden en die in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend zijn, zoals snackbar, cafetaria, koffiebar, tearoom, traiteur, ijssalon, restaurant of hotel;
  • 2. bedrijven die ook delen van de nacht zijn geopend, zoals bar, café, biljartcentrum of zalenverhuur zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten of muziek-/ dansevenementen;
  • 3. bedrijven die zijn gericht op het verstrekken van alcoholische dranken ìn combinatie met dansgelegenheid en ook 's nachts zijn geopend, zoals discotheken, nachtclubs en partycentrum/ zalenverhuur voor regulier gebruik ten behoeve van feesten of muziek-/ dansevenementen;
1.50 hoveniersbedrijf

een bedrijf dat primair gericht is op ontwerp, aanleg en onderhoud van tuinen en groen elders;

1.51 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur of kamerverhuur op een zodanige schaal dat zij als bedrijfsmatig moet worden beschouwd, wordt daaronder niet begrepen;

1.52 Intensieve kwekerij

de teelt van gewassen of vissen, zonder of nagenoeg zonder gebruik te maken van daglicht;

1.53 intensieve veehouderij

de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en geheel of nagenoeg geheel zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;

1.54 jongerenontmoetingsplaats

een door het gemeentebestuur als zodanig aangewezen of ingerichte voor jongeren bedoelde openbare locatie, al dan niet met voorzieningen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.55 kampeermiddel
  • a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  • b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,

één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.56 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.57 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.58 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken;

1.59 kleinschalige natuurontwikkeling

de kleinschalige aanleg van natuurlijke beplanting, poelen, natuurvriendelijke oevers en dergelijk, anders dan bij wijze van inrichting van particuliere tuinen/ terreinen bij woningen en andere niet-agrarische functies;

1.60 kleinschalige verblijfsrecreatie

kleinschalige recreatieve activiteiten als nevenactiviteit bij volwaardige (agrarische) bedrijven of andere hoofdactiviteiten, waarbij niet meer dan 10 kampeermiddelen aanwezig zijn, zoals kamperen bij de boer;

1.61 Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA)

de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie is binnen de beroepsgroep de geldende norm voor de uitvoering van archeologisch onderzoek;

1.62 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht moet worden genomen;

1.63 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, onderwijsvoorzieningen, kinderdagverblijven, kinderopvang en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.64 manege

een bedrijf gericht op het lesgeven in paardrijden aan derden en daartoe paarden en/ of pony's houdt, al dan niet in combinatie met een of meer van de navolgende activiteiten of voorzieningen die ondergeschikt zijn aan het lesgeven: het in pension houden van paarden en pony's, horeca-activiteiten (kantine, ontvangstruimte en dergelijke), logies- en/ of verenigingsaccommodatie, een verkooppunt voor paardrijartikelen en het houden van wedstrijden of andere evenementen.

1.65 mantelzorg

noodzakelijke zorg voor een zieke of gehandicapte die in duur en in intensiteit een meer gebruikelijke gang van zaken overstijgt en niet in georganiseerd verband en niet in het kader van een hulpverlenende beroep wordt verleend;

1.66 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en/ of fauna in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden;

1.67 nevenfunctie

functies en activiteiten die gezamenlijk minder dan 50% van het inkomen van het betreffende, volwaardige, bedrijf genereren en in ruimtelijk opzicht ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie op het bouwvlak;

1.68 niet-permanente bewoning

tijdelijke bewoning van een recreatiewoning of een kampeermiddel waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.69 opslag

het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen, zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/ of activiteiten van administratieve aard;

1.70 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.71 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand;

1.72 paardenfokkerij

het houden van paarden ten behoeve van het fokken hiervan waarbij het africhten van en de handel in paarden in ondergeschikte mate plaatsvindt en waarbij een paardenstalling, een paardrijschool en een manege niet zijn toegestaan;

1.73 paardenstalling

het houden van paarden en pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en pony's in pension te stallen en te weiden, niet zijnde paardrijscholen en maneges;

1.74 paardrijactiviteiten

het houden van paarden en pony’s ten behoeve van eigen hobbymatig gebruik aan huis of bij wijze van neventak bij een volwaardig agrarisch bedrijf of bij een andere volwaardige hoofdfunctie; niet zijnde paardrijscholen en maneges;

1.75 paardrijschool

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/ of pony's houdt;

1.76 peil
  • a. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte maaiveld;
1.77 plangrens

de geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan;

1.78 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.79 Programma van Eisen archeologie

een programma van eisen is een document, opgesteld conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin wordt aangegeven op welke wijze archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Een programma van eisen behoeft altijd goedkeuring door het college van burgemeester en wethouders;

1.80 recreatiewoning

een permanent aanwezig recreatieverblijf, bedoeld voor niet-permanente bewoning ten behoeve van verblijfsrecreatie;

1.81 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval wordt verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.82 sierteelt

de teelt van siergewassen zonder gebruikmaking van kassen; tevens is hier de verkoop van eigen producten toegestaan.

1.83 sociale nevenfunctie

sociaal-maatschappelijke functie zoals het aanbieden van therapie, gehandicaptenzorg, resocialisatie e.d., in ruimtelijke en economische zin ondergeschikt aan de hoofdfunctie op het perceel;

1.84 straatmeubilair

openbare voorzieningen van geringe afmetingen, zoals banken, bloem- en plantenbakken, gedenktekens, speeltoestellen, straatverlichting, wegafbakening en -bewijzering, bushokjes en abri's en andere, hiermee gelijk te stellen bouwwerken;

1.85 tuincentrum

een bedrijf gericht op de teelt en/ of verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en andere siergewassen en in samenhang daarmee op de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair, tuingrond, tuinhout en sierbestrating;

1.86 twee-aaneengebouwde woning

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee-aaneen gebouwde woningen;

1.87 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.88 verkoop eigen producten

het te koop aanbieden, verkopen en/ of leveren van agrarische producten aan particulieren, bij wijze van nevenactiviteit van een agrarisch bedrijf, voor zover deze agrarische producten op het eigen bedrijf zijn geteeld en hooguit op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf zijn verwerkt of bewerkt;

1.89 vervangende nieuwbouw

nieuwbouw die plaatsvindt als gevolg van sloop van een bestaand gebouw;

1.90 vlot

een drijvende constructie, niet zijnde een bouwwerk of een vaartuig, die niet met constructieve voorzieningen met de ondergrond noch met de wal verbonden is en daardoor de eigenschap heeft behouden om zich in horizontale richting te verplaatsen;

1.91 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat naar aard en omvang en gelet op de arbeidsbehoefte als volwaardig moet worden aangemerkt en waarvan de continuïteit voor een periode van 10 jaar redelijkerwijs is te verwachten; de arbeidsbehoefte en - omvang dienen ten minste één arbeidskracht te omvatten die qua tijdsbesteding volledig (voltijds) werkzaam is of zal zijn in het bedrijf;

1.92 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.93 voorgevelrooilijn

de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd;

1.94 vrijstaande woning

een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning;

1.95 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening.

1.96 wonen

het houden van een verblijf of het gehuisvest zijn in een woning;

1.97 woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van een bouwwerk, waar de afstand het kortst is;

2.2 bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van de fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk;

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 breedte van een woonschip

de breedte van een woonschip op de plaats waar het vaste deel van de romp het breedst is;

2.5 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.6 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.7 hoogte van een woonschip

vanaf het gemiddelde waterpeil ter plaatse van het woonschip tot aan het hoogste punt van het woonschip, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.8 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.9 lengte van een woonschip

de lengte op de plaats waar het vaste deel van de romp het langst is, ondergeschikte buiten de romp uitstekende delen voor zover nodig zoals rondhouten en roerbladen niet meegerekend;

2.10 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van de bouw- en bestemmingsgrenzen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken e.d. buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt;

2.11 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.12 verticale diepte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het laagste ondergrondse punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden veehouderij;
  • b. het behoud en herstel van de aanwezige landschappelijke waarden en de openheid van het gebied;
  • c. wonen, uitsluitend als ondergeschikte functie bij een agrarisch bedrijf en uitsluitend voor zover bestaand;
  • d. aan-huis-gebonden beroep;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'paardenfokkerij': een paardenfokkerij;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': intensieve veehouderij;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'sierteelt: sierteelt en tevens, bij wijze van nevenactiviteit, de verkoop van eigen producten;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse spoorweg': een ondergrondse spoorweg;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'bed and breakfast': een 'bed and breakfast';

alsmede voor:

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
  • a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden opgericht.
  • b. De afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens dient in ieder geval 2 meter te bedragen.
  • c. Per bouwvlak zijn uitsluitend gebouwen ten behoeve van één (agrarisch) bedrijf toegestaan.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse spoorweg (sv-osp)' zijn gebouwen slechts toegestaan indien de belangen van de ondergrondse spoorweg niet geschaad worden en schriftelijk advies van de spoorwegbeheerder is verkregen.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse spoorweg' mogen voorzieningen ten behoeve van de spoorweg, zoals tunnels, onderhouds- en vluchtschachten, spoorbanen, bovenleidingen, veiligheids-, ventilatie en bereikbaarheidsvoorzieningen worden gebouwd.
  • f. Ter plaatse van de aanduiding 'bed and breakfast' mogen binnen de aanwezige bouwvlakken voorzieningen voor 'bed and breakfast' worden gebouwd.
3.2.2 Gebouwen
  • a. Het totale oppervlakte van de gebouwen mag per bouwvlak niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.
  • b. Voor het oprichten van bedrijfswoningen en bij bedrijfswoningen behorende bouwwerken gelden de volgende regels:
    • 1. per volwaardig agrarisch bedrijf is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is in afwijking van het gestelde onder 1. geen bedrijfswoning toegestaan;
    • 3. de inhoud van een bedrijfswoning, inclusief aanbouwen en inpandige garages, mag niet meer bedragen dan 750 m3;
    • 4. in afwijking van het gestelde onder 3. mag de inhoud van een bedrijfswoning, inclusief aanbouwen en inpandige garages, tevens gelegen in de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap', niet meer bedragen dan 650 m3;
    • 5. de goothoogte van een bedrijfswoning, inclusief aanbouwen en inpandige garages, mag niet meer bedragen dan 4 meter;
    • 6. de bouwhoogte van een bedrijfswoning, inclusief aanbouwen en inpandige garages, mag niet meer bedragen dan 8 meter;
    • 7. de totale oppervlakte van bijgebouwen mag per bedrijfswoning niet meer bedragen dan 50 m2;
    • 8. de goothoogte van bijgebouwen bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 3 meter;
    • 9. de bouwhoogte van bijgebouwen bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 6 meter.
  • c. Voor het oprichten van overige gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. de goothoogte van bedrijfsgebouwen die ten dienste staan van intensieve veehouderij mag niet meer bedragen dan 4 meter;
    • 2. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen die ten dienste staan van intensieve veehouderij mag niet meer bedragen dan 6 meter;
    • 3. de goothoogte van overige gebouwen mag niet meer bedragen dan 6 meter;
    • 4. de bouwhoogte van overige gebouwen mag niet meer bedragen dan 10 meter.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwwerken geen gebouwen zijnde' mogen in afwijking van het gestelde onder a. geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. in afwijking van het onder c. gestelde mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 1 meter indien deze vóór de voorgevelrooilijn zijn opgericht, en niet meer dan 2 meter als deze achter de voorgevelrooilijn zijn opgericht;
  • e. in afwijking van het onder c. gestelde, mag de bouwhoogte van silo's niet meer bedragen dan 10 meter;
  • f. een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. een buitenrijbaan is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
    • 2. per volwaardig agrarisch bedrijf is maximaal één buitenrijbaan toegestaan;
    • 3. lichtmasten en lichtbakken zijn bij de buitenrijbaan niet toegestaan;
    • 4. de maximale afmetingen van een buitenrijbaan bedragen 20 meter bij 40 meter.
3.3 Afwijken van de bouwregels
  • 1. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand' kan het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 3.2.2 onder a. onder 1. ten behoeve van het toestaan van één extra woning, met dien verstande dat de ontwikkeling van een extra woning in relevante mate bijdraagt aan het behoud en/ of het herstel van het pand.
  • 2. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 3.2.1 onder a. ten behoeve van het bouwen van agrarische bedrijfsgebouwen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:
    • a. overschrijding van het bouwvlak noodzakelijk is met het oog op een doelmatige bedrijfsvoering van een volwaardig agrarisch bedrijf of met het oog op milieuregelgeving;
    • b. de maatvoering mag worden overschreden indien dit vanwege milieuregelgeving noodzakelijk is;
    • c. indien de overschrijding in andere gevallen dan genoemd onder b. noodzakelijk is, het bouwvlak met niet meer dan 25% mag worden uitgebreid, de totale oppervlakte van het nieuw gevormde bouwvlak niet meer dan 1,5 hectare mag omvatten en de afstand van het verste punt van het bouwvlak tot aan de weg niet meer mag bedragen dan 200 meter;
    • d. overschrijding van het bouwvlak uitsluitend is toegestaan op gronden die zijn gelegen buiten de gronden waar tevens de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap' geldt;
    • e. overschrijding van het bouwvlak ten behoeve van een nevenfunctie is niet toegestaan;
    • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse spoorweg (sv-osp)' gebouwen alleen zijn toegestaan indien de belangen van de ondergrondse spoorweg niet geschaad worden en schriftelijk advies van de spoorwegbeheerder is verkregen;
3.4 Specifieke gebruiksregels
  • 1. De in lid 3.1 onder j. bedoelde nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan indien:
    • a. deze binnen het bouwvlak worden uitgeoefend;
    • b. op eigen terrein en binnen het bouwvlak voldoende parkeergelegenheid is gerealiseerd;
    • c. er geen reclame-uitingen worden aangebracht.
  • 2. Nevenfuncties, als bedoeld in lid 3.1 onder j. zijn uitsluitend toegestaan voor zover dit plaatsvindt binnen bestaande bebouwing.
  • 3. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de uitbreiding van de bestaande veestapel in het plangebied of ten behoeve van het veranderen van de bestaande veestapel waarbij een toename plaatsvindt van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, als de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten bij gevolg kan verslechteren of er een significant effect kan zijn op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het gestelde in lid 3.1 ten behoeve van het realiseren van een kampeerboerderij als nevenfunctie bij een volwaardig agrarisch bedrijf, mits de belangen van landschap, natuur, cultuurhistorie en nabijgelegen woningen niet onevenredig worden aangetast;
  • b. het gestelde in lid 3.1 voor het toestaan van een dierenpension als nevenfunctie bij een volwaardig agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
    • 1. een dierenpension slechts is toegestaan indien de belangen van het landschap, natuur, cultuurhistorie en nabijgelegen woningen niet onevenredig worden aangetast;
    • 2. de (economische) wenselijkheid van een dierenpension moet zijn aangetoond;
    • 3. een dierenpension niet is toegestaan ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie';
  • c. het gestelde in lid 3.1 voor het toestaan van een kleinschalige horecagelegenheid als nevenfunctie bij een volwaardig agrarisch bedrijf, mits:
    • 1. de belangen van landschap, natuur, cultuurhistorie en nabijgelegen woningen niet onevenredig worden aangetast;
    • 2. de kleinschalige horeca gecombineerd wordt een andere nevenfunctie, uitgezonderd stalling en opslag;
    • 3. de oppervlakte van de horecagelegenheid niet meer bedraagt dan 100 m2;
  • d. het gestelde in 3.4 onder 3. ten behoeve van de uitbreiding van de bestaande veestapel in het plangebied of het veranderen van de veestapel, mits bij gebruik van nieuwe stalruimte het in aanmerking komende beste beschikbare stalsysteem wordt toegepast om emissie van ammoniak te beperken èn de toename van de ammoniakemissie wordt gecompenseerd door middel van mitigerende maatregelen, of anderszins wordt aangetoond dat de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten bij gevolg niet zal verslechteren en er geen significant verstorend effect zal zijn op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied. Onder een mitigerende maatregel als hiervoor bedoeld wordt mede begrepen:
    • 1. compensatie door middel van een minimaal gelijkwaardige afname van de bestaande depositie op hetzelfde kwetsbare gebied, afkomstig van één of meer andere agrarische bedrijven;
    • 2. compensatie door middel van het realiseren van een minimaal gelijkwaardige vermindering van de kwetsbaarheid van de betreffende habitat, door het (doen) treffen van inrichting- en beheermaatregelen.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven behorende in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - grondverwerkingsbedrijf': een grondverwerkingsbedrijf behorende in de categorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel akkerbouw en veevoeders': een groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders behorende in de categorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal': een gemaal;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - lijm- en stickerfabriek': een lijm- en stickerfabriek behorende in de categorie 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bakkerijmachines': een bedrijf in handel en revisie van bakkerijmachines behorende in de categorie 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - straatmeubilair': een handelsbedrijf in straatmeubilair behorende in de categorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier'; een hoveniersbedrijf;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': nutsvoorzieningen;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': opslag en stalling;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf en plaatwerkerij': een garagebedrijf en plaatwerkerij;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus': volumineuze detailhandel;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg': een verkooppunt voor motorbrandstoffen, uitgezonderd lpg;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse spoorweg': een ondergrondse spoorweg;
  • o. wonen, uitsluitend als ondergeschikte functie bij een bedrijf en uitsluitend voor zover bestaand;

alsmede voor:

  • p. nevenfuncties, zijnde:
    • 1. opslag en stalling;
    • 2. hobbyboeren;
  • q. (ontsluitings)wegen;
  • r. parkeerplaatsen;
  • s. voetpaden;
  • t. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  • u. groen-, water- en nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
  • a. Het totale oppervlakte van de gebouwen mag per bouwvlak niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.
  • b. Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden opgericht.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse spoorweg (sv-osp)' zijn gebouwen slechts toegestaan indien de belangen van de ondergrondse spoorweg niet geschaad worden en schriftelijk advies van de spoorwegbeheerder is verkregen.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse spoorweg' mogen voorzieningen ten behoeve van de spoorweg, zoals tunnels, onderhouds- en vluchtschachten, spoorbanen, bovenleidingen, veiligheids-, ventilatie en bereikbaarheidsvoorzieningen worden gebouwd.
4.2.2 Gebouwen

Voor het oprichten van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;
  • b. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  • a. de goothoogte van bijgebouwen bij bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • b. de bouwhoogte van bijgebouwen bij bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • c. de totale oppervlakte aan bijgebouwen bij een bedrijfswoning mag niet meer dan 50% van het achtererfgebied beslaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' mag de goothoogte van overige gebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte van overige gebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 1 meter indien deze bouwwerken vóór de voorgevelrooilijn worden opgericht en niet meer dan 2 meter indien deze bouwwerken achter de voorgevelrooilijn worden opgericht;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus' mag de bouwhoogte in afwijking van het bepaalde onder a. niet meer bedragen dan 7 meter.
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - keerwand' zijn gronden tevens bestemd voor het bouwen van een keerwand met een maximale hoogte van 2,5 meter.
4.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. De in lid 4.1 genoemde gronden mogen voor kantoren gebruikt worden, mits:
    • 1. deze kantoren ter ondersteuning dienen van het op hetzelfde perceel gevestigde bedrijf;
    • 2. minder dan 50% van het bedrijfsvloeroppervlakte van een bedrijf wordt gebruikt ten behoeve van kantooractiviteiten met een maximum van 2000 m2 per bedrijf.
  • b. De in lid 4.1 onder l bedoelde nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan indien:
    • 1. deze binnen het bouwvlak worden uitgeoefend;
    • 2. deze binnen bestaande bebouwing worden uitgeoefend;
    • 3. op eigen terrein en binnen het bouwvlak voldoende parkeergelegenheid is gerealiseerd;
    • 4. er geen reclame-uitingen worden aangebracht;
    • 5. de gronden niet samenvallen met de dubbelbestemming 'Waarde - Natuur';
  • c. Wonen is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie bij een bedrijf.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand' kan het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 4.1 ten behoeve van het realiseren van een extra woning, indien:
    • 1. de te realiseren woning noodzakelijk is voor het behoud van het pand;
    • 2. dit niet conflicteert met de belangen van omliggende bedrijven;
    • 3. de te realiseren woning milieutechnisch mogelijk is.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - lijm- en stickerfabriek': kan het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 4.1 ten behoeve van de vestiging van een bedrijf in milieucategorie 3.1 of een met een lijm- en stickerfabriek gelijk te stellen bedrijf, indien:
    • 1. het bedrijf milieutechnisch mogelijk is;
    • 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende en nabijgelegen gronden;
    • 3. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van aangrenzende en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 4. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 5 Bedrijf - Gasdrukmeet- en Regelstation

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Gasdrukmeet- en Regelstation' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van een meet- en regelstation;
  • b. ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, paden, parkeervoorzieningen, lichtvoorzieningen, erf- en terreinafscheidingen en groen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan indien deze ten dienste staan van de bestemming.

5.2.2 Gebouwen

Voor gebouwen geldt dat de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 meter.

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.

Artikel 6 Bos

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bosgebied;
  • b. het behoud en/ of herstel van landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • c. bosbouw;
  • d. een ecologische verbindingszone;
  • e. extensief recreatief medegebruik;

alsmede voor:

  • f. voetpaden;
  • g. groen-, water- en nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Op de in lid 6.1 genoemde gronden mogen geen gebouwen worden opgericht.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • b. in afwijking van het onder a. gestelde, mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 1 meter indien deze vóór de voorgevelrooilijn zijn opgericht en niet meer dan 2 meter indien deze achter de voorgevelrooilijn zijn opgericht.

Artikel 7 Detailhandel

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

alsmede voor:

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden opgericht.

7.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het oprichten van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 meter.
7.2.3 Bijgebouwen

Voor het oprichten van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • c. de totale oppervlakte mag niet meer dan 50% van het achtererfgebied en niet meer dan 50 m2 beslaan.
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 1 meter indien deze vóór de voorgevelrooilijn worden opgericht en niet meer dan 2 meter indien deze achter de voorgevelrooilijn worden opgericht.

Artikel 8 Gasleiding

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gasleiding' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ondergrondse hoge druk gastransportleidingen met een belemmeringenstrook van 5 meter weerszijden van de hart van de leiding;
  • b. bovengrondse hoge druk gastransportleidingen en bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen met een belemmeringenstrok van 5 meter weerszijden van de hart van de leiding;
  • c. de aanleg en instandhouding van een afsluitvoorzieningen ten behoeve van een aardgastransportleidingen;
  • d. de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals verharding erf- en terreinafscheidingen en groen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse spoorweg': een ondergrondse spoorweg;
  • f. (ontsluitings)wegen en verhardingen;
  • g. parkeerplaatsen;
  • h. voetpaden;
  • i. water, groen-, water- en nutsvoorzieningen.
8.1.2 Voorrangsregeling

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de bestemming 'Gasleiding' voorrang krijgt.

8.2 Bouwregels

Het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is uitsluitend toegestaan ten diensten van de bestemming, met dien verstande dat:

  • a. de goothoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 3 meter;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 5 meter;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 3 meter;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse spoorweg' zijn gebouwen slechts toegestaan indien de belangen van de ondergrondse spoorweg niet geschaad worden en schriftelijk advies van de spoorwegbeheerder is verkregen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse spoorweg' mogen voorzieningen ten behoeve van de spoorweg, zoals tunnels, onderhouds- en vluchtschachten, spoorbanen, bovenleidingen, veiligheids-, ventilatie en bereikbaarheidsvoorzieningen worden gebouwd.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Verbodsbepaling

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op of in de in lid 8.1 genoemde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepgewortelde beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
  • b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • d. diepploegen;
  • e. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • f. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • g. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • h. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
8.3.2 Uitzonderingen verbodsbepaling

Het verbod zoals bedoeld in sublid 8.3.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
8.3.3 Toelaatbaarheid

Werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 8.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien deze, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, niet strijdig zijn met de belangen van de leiding.

8.3.4 In te winnen advies

Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in sublid 8.3.1, winnen Burgemeester en wethouders hierover advies in bij de betrokken leidingbeheerder(s).

Artikel 9 Gemengd - 1

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;
  • b. wonen;
  • c. opslag en stalling, uitsluitend als nevenfunctie;

alsmede voor:

  • d. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  • e. (ontsluitings)wegen;
  • f. parkeerplaatsen;
  • g. voetpaden;
  • h. groen-, water- en nutsvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen
  • 1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden opgericht.
  • 2. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag het totale oppervlakte van de gebouwen per bouwvlak niet meer bedragen dan is aangegeven.
  • 3. Indien er geen aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven, mag het gehele bouwvlak worden bebouwd.
9.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het oprichten van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal woningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag, in afwijking van het bepaalde onder a, het aantal woningen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' mag de goothoogte niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven.
9.2.3 Bijgebouwen

Voor het oprichten van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • c. de totale oppervlakte mag niet meer dan 50% van het achtererfgebied en niet meer dan 50 m2 beslaan.
9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 1 meter indien deze vóór de voorgevelrooilijn worden opgericht en niet meer dan 2 meter indien deze achter de voorgevelrooilijn worden opgericht.
9.3 Specifieke gebruiksregels

Opslag en stalling mag uitsluitend plaatsvinden binnen bestaande bebouwing.

Artikel 10 Gemengd - 2

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  • b. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  • c. wonen;
  • d. opslag en stalling, uitsluitend als nevenfunctie;

alsmede voor:

  • e. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  • f. (ontsluitings)wegen;
  • g. parkeerplaatsen;
  • h. voetpaden;
  • i. groen-, water- en nutsvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen
  • 1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden opgericht.
  • 2. Het gehele bouwvlak mag worden bebouwd.
10.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het oprichten van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal woningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag, in afwijking van het bepaalde onder a, het aantal woningen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter.
10.2.3 Bijgebouwen

Voor het oprichten van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • c. de totale oppervlakte mag niet meer dan 50% van het achtererfgebied en niet meer dan 50 m2 beslaan.
10.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 1 meter indien deze vóór de voorgevelrooilijn worden opgericht en niet meer dan 2 meter indien deze achter de voorgevelrooilijn worden opgericht.
10.3 Specifieke gebruiksregels

Opslag en stalling mag uitsluitend plaatsvinden binnen bestaande bebouwing.

Artikel 11 Gemengd - 3

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca, uitsluitend in categorie 1 en 2;
  • b. wonen;
  • c. opslag en stalling, uitsluitend als nevenfunctie;

alsmede voor:

  • d. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  • e. (ontsluitings)wegen;
  • f. parkeerplaatsen;
  • g. voetpaden;
  • h. groen-, water- en nutsvoorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen
  • 1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden opgericht.
  • 2. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag de totale oppervlakte van de gebouwen per bouwvlak niet meer bedragen dan is aangegeven.
  • 3. Indien er geen aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven, mag het gehele bouwvlak worden bebouwd.
11.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het oprichten van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal woningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag, in afwijking van het bepaalde onder a, het aantal woningen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' mag de goothoogte niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven.
11.2.3 Bijgebouwen

Voor het oprichten van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • c. de totale oppervlakte mag niet meer dan 50% van het achtererfgebied en niet meer dan 50 m2 beslaan.
11.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 1 meter indien deze vóór de voorgevelrooilijn worden opgericht en niet meer dan 2 meter indien deze achter de voorgevelrooilijn worden opgericht.
11.3 Specifieke gebruiksregels

Opslag en stalling mag uitsluitend plaatsvinden binnen bestaande bebouwing.

Artikel 12 Gemengd - 4

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, behorende in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • c. aan-huis-gebonden beroep;
  • d. een seksinrichting;

alsmede voor:

  • e. (ontsluitings)wegen;
  • f. parkeerplaatsen;
  • g. voetpaden;
  • h. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  • i. groen-, water- en nutsvoorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht.

12.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het oprichten van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal woningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag, in afwijking van het bepaalde onder a, het aantal woningen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • c. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3;
  • d. de goothoogte, inclusief aanbouwen en inpandige garages, mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • e. de bouwhoogte, inclusief aanbouwen en inpandige garages, mag niet meer bedragen dan 8 meter.
12.2.3 Bijgebouwen

Voor het oprichten van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • c. de totale oppervlakte mag niet meer dan 50% van het achtererfgebied en niet meer dan 50 m2 beslaan.
12.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen 3 meter;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 1 meter indien deze vóór de voorgevelrooilijn worden opgericht en niet meer dan 2 meter indien deze achter de voorgevelrooilijn worden opgericht.
12.3 Specifieke gebruiksregels

De uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, behorende in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zijn toegestaan als ondergeschikte functie van wonen, waarbij de volgende regels gelden:

  • a. het vloeroppervlakte van de uitgeoefende activiteit mag niet meer beslaan dan 25% van de totale oppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken;
  • b. er dient op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid te zijn ten behoeve van de uitgeoefende activiteit;
  • c. de activiteit mag geen nadelige gevolgen voor de normale afwikkeling van het verkeer hebben;
  • d. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner van betreffende woning.

Artikel 13 Groen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. een speelterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'speelterrein (spe)';

alsmede voor:

  • c. speelvoorzieningen;
  • d. voet- en fietspaden;
  • e. water- en nutsvoorzieningen.
13.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden opgericht, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter.

Artikel 14 Horeca

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca, uitsluitend in categorie 1 en 2;
  • b. opslag en stalling, uitsluitend als nevenfunctie;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': er mogen maximaal 125 personen gelijktijdig in het pand aanwezig zijn;

alsmede voor:

  • d. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  • e. (ontsluitings)wegen;
  • f. parkeerplaatsen;
  • g. voetpaden;
  • h. groen-, water- en nutsvoorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen
  • 1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden opgericht.
  • 2. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag de totale oppervlakte van de gebouwen per bouwvlak niet meer bedragen dan is aangegeven.
14.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het oprichten van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' mogen maximaal 125 personen worden gehuisvest;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' mag de goothoogte niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven.
14.2.3 Bijgebouwen

Voor het oprichten van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • c. de totale oppervlakte mag niet meer dan 50% van het achtererfgebied en niet meer dan 50 m2 beslaan.
14.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 1 meter indien deze vóór de voorgevelrooilijn worden opgericht en niet meer dan 2 meter indien deze achter de voorgevelrooilijn worden opgericht.
14.3 Specifieke gebruiksregels

Opslag en stalling mag uitsluitend plaatsvinden binnen bestaande bebouwing.

Artikel 15 Maatschappelijk

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenbegraafplaats': een dierenbegraafplaats en een dierencrematorium;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': een begraafplaats;

alsmede voor:

  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse spoorweg': een ondergrondse spoorweg;
  • e. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  • f. bij de bestemming behorende parkeer- en verkeersvoorzieningen;
  • g. groen-, water-, en nutsvoorzieningen;
  • h. één bedrijfswoning per maatschappelijke voorziening, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenbegraafplaats' een bedrijfswoning slechts is toegestaan indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
  • i. wonen, uitsluitend voor zover bestaand;
  • j. opslag en stalling.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen
  • 1. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentrage (%)' mag de totale oppervlakte van de gebouwen per bouwvlak niet meer bedragen dan is aangegeven.
  • 2. Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden opgericht
  • 3. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse spoorweg' zijn gebouwen slechts toegestaan indien de belangen van de ondergrondse spoorweg niet geschaad worden en schriftelijk advies van de spoorwegbeheerder is verkregen.
  • 4. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse spoorweg' mogen voorzieningen ten behoeve van de spoorweg, zoals tunnels, onderhouds- en vluchtschachten, spoorbanen, bovenleidingen, veiligheids-, ventilatie en bereikbaarheidsvoorzieningen worden gebouwd.
15.2.2 Gebouwen

Voor het oprichten van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' mag de goothoogte niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven.
15.2.3 Bijgebouwen

Voor het oprichten van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter.
15.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 1 meter indien deze vóór de voorgevelrooilijn worden opgericht en niet meer dan 2 meter indien deze achter de voorgevelrooilijn worden opgericht.
15.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Per maatschappelijke voorziening is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenbegraafplaats' is een bedrijfswoning uitsluitend toegestaan indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering.
  • c. Wonen is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie bij een volwaardige maatschappelijke voorziening.
  • d. Opslag en stalling is uitsluitend als nevenfunctie toegestaan en uitsluitend in bestaande bebouwing.

Artikel 16 Molen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Molen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een molen;
  • b. wonen, uitsluitend als ondergeschikte functie bij een molen;

alsmede voor:

  • c. voetpaden;
  • d. groen-, water- en nutsvoorzieningen.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen

Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden opgericht.

16.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het oprichten van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte, de bouwhoogte, de oppervlakte en de dakhelling mag niet meer bedragen dan de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, respectievelijk dakhelling van de bestaande gebouwen;
  • b. per molen is maximaal één bedrijfswoning toegestaan.
16.2.3 Bijgebouwen

Voor het oprichten van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het totale oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.
16.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1 meter.

Artikel 17 Natuur

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, de bescherming en beheer van de aanwezige natuurwaarden;
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse spoorweg': een ondergrondse spoorweg.
17.2 Bouwregels
  • 1. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 meter.
  • 2. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse spoorweg' mogen, in afwijking van het bepaalde in 17.2 onder 1., voorzieningen ten behoeve van de spoorweg, zoals tunnels, onderhouds- en vluchtschachten, spoorbanen, bovenleidingen, veiligheids-, ventilatie en bereikbaarheidsvoorzieningen worden gebouwd.
  • 3. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse spoorweg' zijn gebouwen slechts toegestaan indien de belangen van de ondergrondse spoorweg niet geschaad worden en schriftelijk advies van de spoorwegbeheerder is verkregen.

Artikel 18 Sport

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportactiviteiten en sportvelden, met bijbehorende voorzieningen;
  • b. sportverenigingen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'manege': een manege;

alsmede voor;

  • d. bij de bestemming behorende parkeer- en verkeersvoorzieningen;
  • e. verhardingen;
  • f. groen-, water-, en nutsvoorzieningen;
  • g. opslag en stalling.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Algemeen
  • 1. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwing uitgesloten' is bebouwing uitgesloten.
  • 2. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentrage (%)' mag het totale oppervlakte van de gebouwen per bouwvlak niet meer bedragen dan is aangegeven.
18.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het oprichten van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'manege' worden opgericht;
  • b. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden opgericht;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan;
  • d. de inhoud van een bedrijfswoning inclusief aanbouwen mag niet meer bedragen dan 750 m3;
  • e. de goothoogte van een bedrijfswoning inclusief aanbouwen mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;
  • f. de bouwhoogte van een bedrijfswoning inclusief aanbouwen mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'manege' mag de goothoogte van overige gebouwen niet meer bedragen dan 5 meter;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'manege' mag de bouwhoogte van overige gebouwen niet meer bedragen dan 10 meter;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'manege' mag de oppervlakte van een kantine/ ontvangstruimte niet meer bedragen dan 100 m2;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'manege' mag de oppervlakte van een verkooppunt voor paardenartikelen niet meer bedragen dan 100 m2;
  • k. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden opgericht;
  • l. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen geen grotere oppervlakte beslaan dan 15 m2;
  • m. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 meter.
18.2.3 Bijgebouwen

Voor het oprichten van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'manege (ma)' worden opgericht;
  • b. bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden opgericht;
  • c. in afwijking van het bepaalde in lid 18.2.3 onder a. en b. mogen bijgebouwen ook buiten de bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat het totale oppervlak maximaal 1% van de gronden behorende bij de bestemming mag bedragen, met een maximum van 100 m2;
  • d. de oppervlakte van bijgebouwen bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 50 m2;
  • e. de goothoogte van bijgebouwen bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • f. de bouwhoogte van bijgebouwen bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • g. de goothoogte van overige bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • h. de bouwhoogte van overige bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 meter.
18.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 15 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 meter.
18.3 Specifieke gebruiksregels

Opslag en stalling is uitsluitend als nevenfunctie en uitsluitend in bestaande bebouwing toegestaan.

Artikel 19 Tuin

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen behorende bij de op aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;.
  • b. bij de bestemming behorende parkeer- en verkeersvoorzieningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - paardenstal': een paardenstal;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox': garageboxen;

alsmede voor:

  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse spoorweg': een ondergrondse spoorweg;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. voet- en fietspaden en overige verhardingen;
  • h. groen-, water- en nutsvoorzieningen.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Gebouwen

Voor het oprichten van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - paardenstal' is een paardenstal toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' zijn garageboxen toegestaan;
  • c. overige gebouwen zijn niet toegestaan;
  • d. de bouwhoogte van een paardenstal mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • e. de goothoogte van een garagebox mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • f. de bouwhoogte van een garagebox mag niet bedragen dan 6 meter;
19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die worden opgericht vóór de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan 1 meter;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die worden opgericht achter de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op overige gronden mag niet meer bedragen dan 3 meter.

Artikel 20 Verkeer

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. spoorwegovergangen;
  • d. parkeerplaatsen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox': garageboxen;

alsmede voor:

  • f. verhardingen en kleinschalige recreatieve voorzieningen;
  • g. verkeersvoorzieningen en straatmeubilair;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse spoorweg': een ondergrondse spoorweg;
  • i. groen-, water- en nutsvoorzieningen.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse spoorweg' mogen voorzieningen ten behoeve van de spoorweg, zoals tunnels, onderhouds- en vluchtschachten, spoorbanen, bovenleidingen, veiligheids-, ventilatie en bereikbaarheidsvoorzieningen worden gebouwd.

20.2.2 Gebouwen

Voor het oprichten van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' mogen garageboxen worden opgericht;
  • b. overige gebouwen zijn niet toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van een garagebox mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse spoorweg' zijn gebouwen slechts toegestaan indien de belangen van de ondergrondse spoorweg niet geschaad worden en schriftelijk advies van de spoorwegbeheerder is verkregen.
20.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en straatmeubilair worden opgericht waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 meter.

20.3 Afwijken van de gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - hondentraining' kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in lid 20.1 voor het mogeljik maken van een faciliteit voor de training van politiehonden, inclusief opslag, hekwerken, afscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van dit gebruik.

Artikel 21 Verkeer - Railverkeer

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegen;
  • b. wegen;

alsmede voor:

  • c. geluidwerende voorzieningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse spoorweg': een ondergrondse spoorweg;
  • e. groen-, water- en nutsvoorzieningen.
21.2 Bouwregels
  • 1. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 meter.
  • 2. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse spoorweg' mogen, in afwijking van het bepaalde in 21.2 onder 1., voorzieningen ten behoeve van de spoorweg, zoals tunnels, onderhouds- en vluchtschachten, spoorbanen, bovenleidingen, veiligheids-, ventilatie en bereikbaarheidsvoorzieningen worden gebouwd.
  • 3. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse spoorweg (sv-osp)' zijn gebouwen slechts toegestaan indien de belangen van de ondergrondse spoorweg niet geschaad worden en schriftelijk advies van de spoorwegbeheerder is verkregen.

Artikel 22 Water

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. groen-, en nutsvoorzieningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats': een woonschepenligplaats;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse spoorweg': een ondergrondse spoorweg.
22.2 Bouwregels
  • 1. Uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 10 meter.
  • 2. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse spoorweg' mogen, in afwijking van het bepaalde in 22.2 onder 1., voorzieningen ten behoeve van de spoorweg, zoals tunnels, onderhouds- en vluchtschachten, spoorbanen, bovenleidingen, veiligheids-, ventilatie en bereikbaarheidsvoorzieningen worden gebouwd.
  • 3. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse spoorweg (sv-osp)' zijn gebouwen slechts toegestaan indien de belangen van de ondergrondse spoorweg niet geschaad worden en schriftelijk advies van de spoorwegbeheerder is verkregen.
22.3 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' gelden de volgende bepalingen:

  • a. het aantal woonschepen mag niet meer bedragen dan 1;
  • b. de hoogte van een woonschip mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  • c. de breedte van een woonschip mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • d. de lengte van een woonschip mag niet meer bedragen dan 24 meter;
  • e. per woonschip is ten hoogste één vlot toegestaan;
  • f. een vlot mag niet breder zijn dan 2 meter en niet langer dan de zijde van het woonschip waarlangs het vlot is gelegen.

Artikel 23 Wonen

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, behorende in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • c. aan-huis-gebonden beroep;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox': garageboxen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': een kantoor;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse spoorweg': een ondergrondse spoorweg;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bed and breakfast': een 'bed and breakfast';

alsmede voor:

  • h. hobbyboeren als nevenfunctie;
  • i. (ontsluitings)wegen;
  • j. parkeerplaatsen;
  • k. voetpaden;
  • l. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  • m. groen-, water- en nutsvoorzieningen.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Algemeen
  • a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse spoorweg' zijn gebouwen slechts toegestaan indien de belangen van de ondergrondse spoorweg niet geschaad worden en schriftelijk advies van de spoorwegbeheerder is verkregen.
  • 4. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse spoorweg' mogen voorzieningen ten behoeve van de spoorweg, zoals tunnels, onderhouds- en vluchtschachten, spoorbanen, bovenleidingen, veiligheids-, ventilatie en bereikbaarheidsvoorzieningen worden gebouwd.
23.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het oprichten van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangeeft;
  • b. vervangende nieuwbouw is uitsluitend toegestaan indien deze geheel plaatsvindt op de fundering van de bestaande hoofdgebouw;
  • c. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' mag de goothoogte van de hoofdgebouwen, inclusief aanbouwen en inpandige garages, niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte van de hoofdgebouwen, inclusief aanbouwen en inpandige garages, niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • f. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' dienen de gevels gericht op het noorden en westen uitgevoerd te worden als dove gevel;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume (m3)' mag de inhoud van de woningen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'aantal gebouwen' mag het aantal bouwmassa's niet meer bedragen dan aangegeven.
23.2.3 Bijgebouwen

Voor het oprichten van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • c. de totale oppervlakte mag niet meer dan 50% van het achtererfgebied en niet meer dan 50 m2 beslaan.
23.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 1 meter indien deze vóór de voorgevelrooilijn worden opgericht en niet meer dan 2 meter indien deze achter de voorgevelrooilijn worden opgericht.
23.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.2.2 onder b. ten behoeve van vervangende nieuwbouw die (deels) buiten de fundering van het bestaande hoofdgebouw wordt opgericht, mits de stedenbouwkundige kenmerken van de omgeving niet onevenredig worden aangetast.

23.4 Specifieke gebruiksregels

De uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, behorende in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zijn toegestaan als ondergeschikte functie van wonen, waarbij de volgende regels gelden:

  • a. het vloeroppervlakte van de uitgeoefende activiteit mag niet meer beslaan dan 25% van de totale oppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken;
  • b. er dient op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid te zijn ten behoeve van de uitgeoefende activiteit;
  • c. de activiteit mag geen nadelige gevolgen voor de normale afwikkeling van het verkeer hebben;
  • d. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner van betreffende woning.

Artikel 24 Leiding - Brandstof

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding van een brandstofleiding met een diameter van ten hoogste 12 inch en een druk van ten hoogste 80 bar met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

24.2 Bouwregels
24.2.1 Bouwregels vanwege de bestemming Leiding - Brandstof

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming Leiding - Brandstof uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen met een bouwhoogte van maximaal 2,5 meter;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.
24.2.2 Bouwregels vanwege samenvallende bestemmingen

Bouwwerken ten behoeve van samenvallende bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar indien daarvoor door het bevoegd gezag een omgevingsvergunning is afgegeven. De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend voor zover de veiligheid met betrekking tot de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding niet wordt geschaad.

24.2.3 Adviesprocedure voor bouwen

Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning ten behoeve van de samenvallende bestemmingen te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en) omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten de belangen van de leiding(en) niet onevenredig worden geschaad en omtrent de eventueel te stellen voorwaarden.

24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Brandstof zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag afgegeven omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanleggen of wijzigen van wegen, paden, parkeergelegenheid en oppervlakteverhardingen, uitgezonderd de uitvoering van normale beheers- en onderhoudswerkzaamheden;
    • 2. het veranderen van het maaiveldniveau door ontginnen, ontgronden, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen, uitgezonderd normaal spit- en ploegwerk;
    • 3. het aanbrengen van diepwortelende en hoogopgaande beplantingen en/of bomen;
    • 4. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een andere wijze indrijven van voorwerpen;
    • 5. diepploegen;
    • 6. het aanleggen van kabels en (drainage)leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    • 7. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
  • b. Het verbod als bedoeld onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
  • c. De werken of werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien en voorzover het leidingbelang hierdoor niet wordt benadeeld.
  • d. Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en) omtrent de vraag of door de uitvoering voorgenomen werken en werkzaamheden de veiligheid met betrekking tot de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding niet wordt geschaad.

Artikel 25 Leiding - Gas 1

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. hoge-druk-gastransportleidingen, zowel ondergrondse leidingen als bestaande bovengrondse leidingen, met een diameter tot 48 inch en een druk tot 80 bar en met de daarbij behorende belemmeringenstrook van 5 meter aan weerszijden van het hart van de leiding;
  • b. de aanleg en instandhouding van afsluitvoorzieningen ten behoeve van aardgastransportleidingen;
  • c. de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals verharding, erf- en terreinafscheidingen en groenvoorzieningen.
25.2 Voorrangsregeling

De bepalingen binnen de bestemming 'Leiding - Gas 1' gaan vóór de bepalingen van overige bestemmingen die op dezelfde gronden gelden.

25.3 Bouwregels

Voor het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken mogen uitsluitend ten dienste van de bestemming worden opgericht;
  • b. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
25.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.3 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de medebestemming, mits daartegen uit hoofde van het leidingentransport geen bezwaren bestaan en de desbetreffende leidingbeheerder daar vooraf over is gehoord.

25.5 Specifieke gebruiksregels

Bovengrondse gastransportleidingen zijn uitsluitend toegestaan voor zover deze bestaand zijn.

25.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.6.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Leiding - Gas 1' aangewezen gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een 'Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden':

  • a. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
  • b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het verrichten van grondroerende activiteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • d. diepploegen;
  • e. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • f. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • g. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • h. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
25.6.2 Uitzondering

Het in 25.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
25.6.3 Voorwaarden
  • a. De in lid 25.6.1 genoemde vergunning kan uitsluitend worden verleend indien de veiligheid met betrekking tot de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding niet wordt geschaad, en de leidingenbeheerder daar vooraf advies over heeft uitgebracht;
  • b. De in lid 25.6.1 genoemde vergunning moet worden geweigerd indien de veiligheid met betrekking tot de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding wordt geschaad en dat niet kan worden voorkomen door voorwaarden op te nemen in de vergunning, waarover de leidingbeheerder vooraf advies heeft uitgebracht.

Artikel 26 Leiding - Gas 2

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een CO2-gasleiding met een diameter tot 12 inch en een druk tot 80 bar, alsmede de beschermingszone van een CO2-gasleiding;

26.2 Voorrangsregeling

De bepalingen binnen de bestemming 'Leiding - Gas 2' gaan vóór de bepalingen van overige bestemmingen die op dezelfde gronden gelden.

26.3 Bouwregels
  • a. Op en onder de in lid 26.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.
  • b. Op de in lid 26.1 genoemde gronden is het niet toegestaan kwetsbare bestemmingen op te richten.
26.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.3 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de medebestemming, mits daartegen uit hoofde van het leidingentransport geen bezwaren bestaan en de desbetreffende leidingbeheerder daar vooraf over is gehoord.

26.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.5.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Leiding - Gas 2' aangewezen gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een 'Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden':

  • a. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • b. het aanleggen en/of verharden van paden;
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • d. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en opgaande beplanting;
  • e. het graven of dempen van waterlopen en/of waterpartijen;
  • f. verbreden of verdiepen van plassen, sloten of andere watergangen;
  • g. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen;
  • h. het beplanten met diepwortelende beplanting;
  • i. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen of aanleggelegenheden;
  • j. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensieve dagrecreatief medegebruik of het natuur- en milieueducatief medegebruik;
  • k. het indrijven van voorwerpen in de bodem.
26.5.2 Uitzondering

Het in 26.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
26.5.3 Voorwaarden
  • a. De in lid 26.5.1 genoemde vergunning kan uitsluitend worden verleend indien de veiligheid met betrekking tot de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding niet wordt geschaad, en de leidingenbeheerder daar vooraf advies over heeft uitgebracht;
  • b. De in lid 26.5.1 genoemde vergunning moet worden geweigerd indien de veiligheid met betrekking tot de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding wordt geschaad en dat niet kan worden voorkomen door voorwaarden op te nemen in de vergunning, waarover de leidingbeheerder vooraf advies heeft uitgebracht.

Artikel 27 Leiding - Gas 3

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de toekomstige aanleg van leidingen.

27.2 Bouwregels
27.2.1 Algemeen

Op en onder de in lid 27.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.

27.2.2 Buisleidingen van nationaal belang

Op en onder de in lid 27.1 genoemde gronden worden geen nieuwe activiteiten toegestaan die een belemmering kunnen vormen voor de aanleg van een buisleiding van nationaal belang. Onder een belemmering valt in ieder geval:

  • a. het bouwen van een bouwwerk, met uitzondering van een bouwwerk dat noodzakelijk is voor de aanleg, het onderhoud of de instandhouding van een buisleiding van nationaal belang;
  • b. de aanleg van een verharde weg of verhard pad of een spoorweg in de lengterichting van het voorkeurstracé;
  • c. de aanleg van een watergang in de lengterichting van het voorkeurstracé;
  • d. de aanleg van een waterkering, inclusief de daartoe behorende beschermingszone als bedoeld in artikel 1.1 van de Waterwet in de lengterichting van het voorkeurstracé;
  • e. de aanleg van een buisleiding, niet zijnde een buisleiding van nationaal belang, of een ondergrondse hoogspanningsverbinding of ondergronds leidingstelsel in de lengterichting van het voorkeurstracé;
  • f. het bebossen;
  • g. het gebruik als stortplaats voor afvalstoffen of permanente opslag van grond, of andere stoffen of goederen.
27.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de medebestemming, mits daartegen uit hoofde van het leidingentransport geen bezwaren bestaan en de betrokken rijksinspectiedient daar vooraf over is gehoord.

Artikel 28 Leiding - Hoogspanning

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van een hoogspanningsleiding.

28.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming 'Leiding - Hoogspanning' uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen met een bouwhoogte van maximaal 2,5 meter;
  • b. hoogspanningsmasten met een bouwhoogte van maximaal 25 meter;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
28.2.1 Bouwregels vanwege samenvallende bestemmingen

Bouwwerken ten behoeve van samenvallende bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar indien daarvoor door het bevoegd gezag een omgevingsvergunning is afgegeven. Omgevingsvergunning wordt verleend indien de belangen van de leiding(en) hierdoor niet onevenredig worden geschaad.

28.2.2 Adviesprocedure voor bouwen

Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning ten behoeve van de samenvallende bestemmingen te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en) omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten de belangen van de leiding(en) niet onevenredig worden geschaad en omtrent de eventueel te stellen voorwaarden.

28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Hoogspanning' zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag afgegeven omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanleggen of wijzigen van wegen, paden, parkeergelegenheid en oppervlakteverhardingen, uitgezonderd de uitvoering van normale beheers- en onderhoudswerkzaamheden;
    • 2. het veranderen van het maaiveldniveau door ontginnen, ontgronden, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen, uitgezonderd normaal spit- en ploegwerk;
    • 3. het aanbrengen van diepwortelende en hoogopgaande beplantingen en/of bomen;
    • 4. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een andere wijze indrijven van voorwerpen;
    • 5. diepploegen;
    • 6. het aanleggen van kabels en (drainage)leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    • 7. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
  • b. Het verbod als bedoeld onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
  • c. De werken of werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien en voorzover het leidingbelang hierdoor niet wordt benadeeld.
  • d. Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en) omtrent de vraag of door de uitvoering voorgenomen werken en werkzaamheden de belangen van de leiding(en) niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

Artikel 29 Leiding - Hoogspanning 2

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een ondergrondse 150 kV hoogspanningsverbinding;

met de daarbij behorende:

  • b. toegangswegen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'weg' uitsluitend toegangswegen ten behoeve van een hoogspanningsverbinding en opstijgpunten;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
29.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag ten hoogste 2 meter bedragen.
  • b. op of in deze gronden mag uitsluitend ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en) - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en de bouwhoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
29.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 29.2 indien de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad en nadat de leidingbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen.

29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.4.1 Omgevingsvergunning

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. het permanent opslaan van goederen.
29.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 29.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. die verband houden met de aanleg van de hoogspanningsverbinding;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan;
  • c. die het normale onderhoud ten aanzien van de verbinding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen.
29.4.3 Voorwaarden

De omgevingsvergunning kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen en de veiligheid van de verbinding. Bij die afweging wordt de diepte waarop de kabel ligt mede betrokken.

29.4.4 Verlening

De in lid 29.4.1 genoemde vergunning kan niet eerder worden verleend dan nadat de leidingbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen dan wel zoveel eerder als het advies is uitgebracht.

Artikel 30 Leiding - Hoogspanningsverbinding

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een bovengrondse 380 kV hoogspanningsverbinding;

met de daarbij behorende:

  • b. toegangswegen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'weg' uitsluitend toegangswegen ten behoeve van een hoogspanningsverbinding en opstijgpunten;
  • d. bouwwerken.
30.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van hoogspanningsverbinding worden gebouwd die voldoen aan de volgende criteria:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte van een hoogspanningsmast niet meer bedragen dan is aangegeven;
    • 2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde mag ten hoogste 2 meter bedragen;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en bouwhoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
30.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad en de leidingbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen.

30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.4.1 Omgevingsvergunning

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, ontginnen en ophogen;
  • d. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • e. het permanent opslaan van goederen.
30.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 30.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. die verband houden met de aanleg van de hoogspanningsverbinding;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan;
  • c. die het normale onderhoud ten aanzien van de verbinding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen.
30.4.3 Voorwaarden

De omgevingsvergunning kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen en de veiligheid van de verbinding.

30.4.4 Verlening

De in lid 30.4.1 genoemde vergunning kan niet eerder worden verleend dan nadat de leidingbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen dan wel zoveel eerder als het advies is uitgebracht

Artikel 31 Leiding - Riool

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van een riooltransportleiding.

31.2 Bouwregels

Binnen deze dubbelbestemming mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van deze dubbelbestemming worden gebouwd. Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat de hoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen.

31.3 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.4.1 Verbodsregels

Het is verboden op de tot 'Leiding - Riool' bestemde grond, zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag afgegeven omgevingsvergunnings, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren, die de veiligheid kunnen schaden:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  • c. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen;
  • d. het aanbrengen van diepgewortelde beplanting en of bomen;
  • e. het vellen of rooien van houtgewas.
31.4.2 Uitzonderingen

Het onder 31.4.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden welke betreffen het normale onderhoud en beheer van de hoofdtransportleiding en die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn

31.4.3 Toelaatbaarheid

Een vergunning als bedoeld in lid 31.4.1 is slechts toelaatbaar indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de riooltransportleiding ontstaat of kan ontstaan.

31.4.4 Advies

Alvorens te beslissen over een vergunning als bedoeld in lid 31.4.1 wordt het advies ingewonnen van de leidingbeheerder.

Artikel 32 Leiding - Water

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een waterleiding.

32.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 32.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
32.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 32.2 onder a en b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming Leiding - Water zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag afgegeven omgevingsvergunningsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 2. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
    • 3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
    • 4. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 5. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    • 6. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    • 7. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
  • b. Het verbod van 32.4 lid a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor is afgeweken van het bestemmingsplan, zoals in lid 32.4 bedoeld;
    • 2. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
    • 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
  • c. De werken en werkzaamheden, zoals in lid 32.4 onder a bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 33 Waarde - Archeologie 2

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

33.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 33.1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van artikel 33.3 vooraf in acht zijn genomen.

Tevens mogen op deze gronden gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht voor de primaire bestemming(en) als bedoeld in het betreffende bestemmingsplan, mits de bepalingen van artikel 33.3 vooraf in acht zijn genomen.

33.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, dieper dan 30 centimeter en over een (totale) oppervlakte groter dan 100 m²:
    • 1. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
    • 2. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
    • 3. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 4. het verlagen van het waterpeil;
    • 5. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
    • 6. het heien van palen en slaan van damwanden;
  • b. De aanvrager van een omgevingsvergunning dient bij het indienen van de aanvraag een archeologisch rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a. zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze door die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden.
33.3.1 Omgevingsvergunning niet vereist

Het verbod zoals bedoeld in 33.3 is niet van toepassing indien:

  • a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. de werken of werkzaamheden
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
33.3.2 Voorwaarden omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het doen van archeologisch bureauonderzoek;
  • b. de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals bijvoorbeeld grondradar- en weerstandsonderzoek);
  • c. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ);
  • d. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  • e. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).
33.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. aan gronden alsnog de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' toe te kennen indien uit inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 34 Waarde - Archeologie 3

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

34.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 34.1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van artikel 34.3 vooraf in acht zijn genomen.

Tevens mogen op deze gronden gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht voor de primaire bestemming(en) als bedoeld in het betreffende bestemmingsplan, mits de bepalingen van artikel 34.3 vooraf in acht zijn genomen.

34.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, dieper dan 30 centimeter en over een (totale) oppervlakte groter dan 1000 m²:
    • 1. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
    • 2. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
    • 3. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 4. het verlagen van het waterpeil;
    • 5. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
    • 6. het heien van palen en slaan van damwanden;
  • b. De aanvrager van een omgevingsvergunning dient bij het indienen van de aanvraag een archeologisch rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a. zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze door die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden.
34.3.1 Omgevingsvergunning niet vereist

Het verbod zoals bedoeld in 34.3 is niet van toepassing indien:

  • a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. de werken of werkzaamheden
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
34.3.2 Voorwaarden omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het doen van archeologisch bureauonderzoek;
  • b. de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals bijvoorbeeld grondradar- en weerstandsonderzoek);
  • c. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ);
  • d. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  • e. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).
34.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door:

  • f. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • g. aan gronden alsnog de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' toe te kennen indien uit inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 35 Waarde - Ecologie

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een natte en/of droge ecologische verbindingszone.

35.2 Bouwregels

Behoudens het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en) omtrent het bouwen, is het verboden bouwwerken te bouwen.

35.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
35.3.1 Vereisten

Het is verboden zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag afgegeven omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;
  • b. het wijzigen van de perceelsindeling zoals die door sloten, greppels en beplantingselementen is aangegeven;
  • c. het aanleggen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • d. het wijzigen van de waterhuishouding of de grondwaterstand en/of het vergroten van de toe- en afvoer van water;
  • e. het draineren van gronden;
  • f. het graven, dempen of anderszins wijzigen en verbeteren van waterlopen.
35.3.2 Uitzondering aanlegvergunningvereiste

Het in lid 35.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. binnen het kader van het onderhoud nodig is tot bescherming en instandhouding van de ecologische waarden en daarop gerichte waterhuishoudkundige functies;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  • c. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend.
35.3.3 Criteria voor omgevingsvergunning

De in lid 35.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend als blijkt dat de werken en werkzaamheden plaatsvinden in het kader van het beheer van de gronden en daarmee geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het in ecologisch opzicht waardevolle gebied. Het Hoogheemraadschap dient omtrent de aanvraag om omgevingsvergunning te adviseren.

Artikel 36 Waarde - Landschap

36.1 Bestemmingsomschrijving

De in het bestemmingsplan voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de aanwezige landschapswaarden en de waardevolle doorzichten op deze landschapswaarden.

36.2 Bouwregels

In overeenstemming met de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels mag op deze gronden alleen worden gebouwd indien de waardevolle doorzichten behouden blijven en met inachtneming van de in dit gebied voorkomende landschapskenmerken in de vorm van de openheid van het gebied.

Artikel 37 Waarde - Natuur

37.1 Bestemmingsomschrijving

De in het bestemmingsplan voor 'Waarde – Natuur' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van natuurwaarden.

37.2 Bouwregels

In overeenstemming met de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels mag op deze gronden alleen worden gebouwd:

  • a. met inachtneming van de in dit gebied voorkomende natuurwaarden in de vorm van broedgebied voor water-moerasvogels en waardevolle vegetaties;
  • b. gericht op behoud, versterking en verdere ontwikkeling van de voor dit gebied kenmerkende ecotopen (water, oevers, graslanden) in samenhang met de daarvoor vereiste waterkwaliteit en waterkwantiteit.

Artikel 38 Waterstaat - Waterkering

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) - tevens bestemd voor de waterkering.

38.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 38.2 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
38.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 38.2 onder a indien:

  • a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. alvorens omgevingsvergunning te verlenen dient het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de waterbeheerder omtrent de vraag of aan het gestelde onder a wordt voldaan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 39 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 40 Algemene bouwregels

40.1 Dakopbouwen t.b.v. noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties

Dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 3,50 m en mogen geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw waarop zij worden geplaatst.

40.2 Ondergronds bouwen
40.2.1 Algemeen

De regels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn in geval van ondergrondse bouw van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat deze uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. ondergrondse bouw is uitsluitend toegestaan onder de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, alsmede ter verbinding van gebouwen;
  • b. gebouwd mag worden tussen peil en 3,50 m onder peil.
40.2.2 Ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 40.2.1 onder a ten behoeve van ondergrondse bouw buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen,met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de hoogte van kelders bedraagt ten hoogste 10 cm beneden peil;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens en de openbare weg bedraagt ten minste 1 m, met dien verstande dat in geval van kelderbouw in belendende percelen in de zijperceelgrens mag worden gebouwd;
  • c. kelders mogen niet worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel.

Artikel 41 Algemene gebruiksregels

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming en de overige regels. Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

Artikel 42 Algemene aanduidingsregels

42.1 Geluidzone - industrie 1

Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie 1' geldt de geluidszone van het gezoneerde industrieterreinen 'Hoogewaard' en zijn nieuwe geluidgevoelige bestemmingen uitsluitend toelaatbaar met inachtneming van de maximaal toelaatbare geluidswaarden volgens de Wet Geluidhinder.

42.2 Geluidzone - industrie 2

Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie 2' geldt de geluidszone van het gezoneerde industrieterrein 'Barrepolder' en zijn nieuwe geluidgevoelige bestemmingen uitsluitend toelaatbaar met inachtneming van de maximaal toelaatbare geluidswaarden volgens de Wet Geluidhinder.

42.3 Milieuzone - geurzone

Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - geurzone' mogen geen geurgevoelige objecten worden opgericht.

42.4 Overige zone - geen gevoelige bestemming

Ter plaatse van de aanduiding 'geen gevoelige bestemming' kan pas tot realisatie van de hoogspanningsverbinding worden overgegaan indien aan de Minister van Economisch Zaken, Landbouw en Innovatie na nadere technische uitwerking van de verbinding een rapport is overlegd met de weergave van de berekende specifieke magneetveldzone conform de handreiking van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu voor het berekenen van de specifieke 0,4 microTesla zone in de omgeving van bovengrondse hoogspanningslijnen, versie 3.0, 25 juni 2009 of de aanvullende afspraken 'RIVM; afspraken over de rekenmethodiek voor de magneetveldzone bij ondergrondse kabels en hoogspanningsstations behorende tot de Randstad 380 kV verbinding d.d. 3 november 2011', en uit dit rapport blijkt dat de gevoelige bestemmingen aan de Rijndijk 103, 107 en 109 en Westeinde 1, 1a en 2 in Hazerswoude-Rijndijk, na ingebruikname van de hoogspanningsverbinding niet binnen de specifieke magneetveldzone zijn gelegen.

42.5 Veiligheidszone - lpg
  • 1. De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het verblijfsklimaat in verband met een lpg-installatie.
  • 2. In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemmingen zijn op de onder a. bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.
  • 3. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder b voor het toestaan van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, mits wordt voldaan aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
42.5.1 wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigingen voor:

  • a. het verplaatsen of verkleinen van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' in verband met het verplaatsen van het betreffende lpg-vulpunt c.q. het verkleinen van de lpg-doorzet, mits het verblijfsklimaat van de aangrenzende gronden niet verslechtert;
  • b. het verwijderen van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg', mits het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de LPG-installatie wordt beëindig.
42.6 Vrijwaringszone - molenbiotoop
42.6.1 Molenbiotoop

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' gelden de volgende regels:

  • a. binnen een afstand van 100 meter, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag geen bebouwing worden opgericht of beplanting aanwezig zijn, hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • b. binnen een afstand van 100 tot 400 meter, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag de maximale hoogte van de bebouwing en beplanting niet meer bedragen dan 1/30 van de afstand tussen bouwwerk en middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • c. het bevoegd gezag kan middels omgevingsvergunning afwijken in dit lid onder a en b, indien:
      • I. de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing;
      • II. toepassing van de in dit lid onder a bedoelde afstands- en/of hoogtematen de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden;
  • d. indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge dit lid onder a t/m c, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.
42.7 Vrijwaringszone - straalpad
42.7.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - straalpad' gelden ter bescherming van deze straalpaden de hierna volgende bepalingen.

42.7.2 Bouwregels

Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - straalpad' geldt dat indien op grond van de onderliggende bestemming(en) een grotere bouwhoogte is toegestaan, de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, en eventuele ondergeschikte bouwdelen op deze gronden niet meer mag bedragen dan 52 meter boven NAP.

42.7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 42.7.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, hoger dan 52 meter boven NAP, met dien verstande dat:

  • a. dit ingevolge de aan deze gronden gegeven bestemmingen is toegestaan;
  • b. geen beperking zal optreden ten aanzien van de straalverbindingsfuncties van het straalpad;
  • c. vooraf advies is ingewonnen bij de beheerder van de straalverbinding.

Artikel 43 Algemene afwijkingsregels

43.1 Algemene afwijkingsregels ten behoeve van geringe afwijkingen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels een omgevingsvergunning kan worden verleend, zijn burgemeester en wethouders bevoegd middels een omgevingsvergunning af te wijken van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:

  • a. geringe afwijkingen van het plan indien blijkt dat uitsluitend ten gevolge van onnauwkeurigheden in de verbeelding of in deze regels, deze geringe afwijkingen in het belang van een juiste verwerkelijking of toepassing van het plan gewenst of noodzakelijk zijn, of welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  • b. afwijkingen van de bebouwingspercentages en in het plan voorgeschreven maten van ten hoogste 10% (gemeten ten opzichte van de totale in aanmerking te nemen oppervlakte), waarbij de in de bestemmingsregels voorzien ontheffingsmogelijkheden buiten beschouwing blijven;
  • c. de oprichting van niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut, zoals openbare toiletten, telefooncellen, wachthuisjes, (ondergrondse afval)inzamelcontainers, gasreduceerstations, rioolgemalen en transformatorstations, mits het bovengrondse oppervlak van ieder gebouw en ander bouwwerk niet meer bedraagt dan 15 m² en de hoogte niet meer dan 3 meter. Burgemeester en wethouders houden onder andere rekening met mogelijke overlast, verkeersveiligheid en ruimtelijke kwaliteit;
  • d. het plaatsen van zendmasten of -antennes voor telecommunicatie rondom infrastructuur dan wel in bebouwd gebied op gebouwen, met uitzondering van plaatsing op of zeer nabij gebouwen waar mensen permanent dan wel veelvuldig verblijven (zoals woongebouwen, basisscholen en dergelijke), tenzij plaatsing buiten een woongebouw redelijkerwijs onmogelijk is. Burgemeester en wethouders houden onder meer rekening met de veiligheid en mogelijke storing van elektronische apparaten zoals televisie, radio en dergelijke.
43.2 Voorwaarden

De in 43.1 genoemde omgevingsvergunning mag slechts worden verleed indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken. Voorts dient de stedenbouwkundige waarde van de omgeving te zijn gewaarborgd.

Artikel 44 Algemene wijzigingsregels

44.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van:

  • a. het oprichten van gebouwen ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 150 m³ en een goothoogte van ten hoogste 4 m, dit voor zover deze op grond van Artikel 43 niet kunnen worden gebouwd;
  • b. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/ of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 3 m mag bedragen en het bestemmingsvlak niet meer dan 10% mag worden vergroot, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding;
  • c. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 45 Overgangsrecht

45.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Eenmalig kan door het bevoegd gezag worden afgeweken van artikel 40.1 sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 40.1 sub a met maximaal 10%.
  • c. Artikel 45.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
45.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, als bedoeld onder artikel 40.2 sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in artikel 40.2 sub a na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Artikel 45.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 46 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Van Rijksweg 11 tot Rijn' van de gemeente Alphen aan den Rijn.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn in zijn openbare raadsvergadering van ……………………….

De griffier, De voorzitter,

.................... ....................