direct naar inhoud van Regels
Plan: Keetberglaan
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0453.WP0808KEETBERGLAA1-R001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.2 erker

een zich voor de voorgevelrooilijn bevindend, al dan niet in combinatie met een toegangsportaal uitgevoerd, uitgebouwd venster, overwegend uitgevoerd in glas, met een maximale breedte van 4 meter of 60% van de gevelbreedte en maximale diepte van 1,5m, maximaal 0,3m boven de vloer van de eerste verdieping uitkomende, gemeten vanaf het aansluitende terrein, minimaal 1 meter uit de hoek van de gevel geplaatst in het geval van een hoek- of vrijstaande woning en minimaal 1 meter uit de erfgrens;

1.3 plan:

het wijzigingsplan Keetberglaan met identificatienummer NL.IMRO.0453.WP0808KEETBERGLAA1-R001 van de gemeente Velsen;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Afstanden

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot erfafscheidingen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.2 Bebouwingspercentage

een deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;

2.3 De breedte en lengte of diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren;

2.4 De goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 De hoogte van bouwlagen

Van de bovenkant van een vloer tot de bovenkant van de vloer van de erboven liggende bouwlaag;

2.6 De inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 De bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.8 De inwendige nokhoogte

van de bovenkant van de zoldervloer tot het hoogste punt van de binnenkant van de nok;

2.9 De oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.10 De verdiepingshoogte

van de bovenkant van een vloer tot de bovenkant van de verdieping.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen en gevel- en kroonlijsten buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,0 m bedraagt;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. waterlopen en waterpartijen;

met de daarbij behorende:

  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels, tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

3.2.1 Bouwen van gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Vergunningsvrije bouwwerken

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend vergunningsvrije bouwwerken, als bedoeld in de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht, worden gebouwd.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • d. speelvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. waterlopen en waterpartijen;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels, tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

4.2.1 Bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 10,0 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2,0 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4,0 m bedragen.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. 'wonen' in een woning;

ter plaatse van de aanduiding:

c. 'tuin', de voortuin;

met het daarbij behorende:

  • b. erf.
5.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

5.2.1 Verlening omgevingsvergunning

Flora en Fauna
Een reguliere omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor het bouwen van hoofdgebouwen als bedoeld in het Besluit omgevingsrecht, wordt slechts verleend indien is aangetoond dat geen belemmeringen aanwezig zijn op grond van de Flora en Faunawet.

Parkeren
Met uitzondering van de woningen ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd', dienen per woning minimaal twee parkeerplaatsen op eigen terrein te worden gerealiseerd, waarbij geldt dat parkeerplaatsen zijn toegestaan op zowel voortuinen als erven. Indien hier niet aan wordt voldaan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

5.2.2 Bouwen van gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt:

  • a. ter plaatse van een maatvoeringsaanduiding zijn uitsluitend gebouwen toegestaan die voldoen aan de maatvoeringsaanduiding;
  • b. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient de voorgevel in de gevellijn te worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' moet aaneengesloten worden gebouwd;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen twee 2-onder-1 kap woningen worden gebouwd met een maximaal 'volume (m3)' van 520m3 per woning of één vrijstaande woning met een maximaal 'volume (m3)' van 1040m3, waarbij voor de bouw van een vrijstaande woning een minimale kavelbreedte van 13,0 m geldt;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume (m3)' mag een vrijstaande woning met een maximaal 'volume (m3)' van 600m3 worden gebouwd;
  • g. dakopbouwen zijn niet toegestaan.
5.2.3 Bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen geldt:

  • a. het maximale gezamenlijke oppervlak van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen is 70m²;
  • b. het maximale gezamenlijke oppervlak van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen is 50% van het erf;
  • c. de maximale goothoogte is 3,0 m;
  • d. de maximale bouwhoogte van bijgebouwen is 3,5 m;
  • e. de aan- en uitbouw mag niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de 1e verdieping van het gebouw uitkomen;
  • f. de maximale bouwhoogte van een aan- en uitbouw is 4,0 m, gemeten vanaf het aansluitend terrein.
5.2.4 Bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt:

  • a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is 2,0 m;
  • b. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 4,0 m;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'tuin' zijn uitsluitend vergunningsvrije bouwwerken toegestaan.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goothoogte van uitbouwen en bijgebouwen, indien de afstand tot de perceelgrens over een lengte van meer dan 2,5 m minder dan 1,0 m bedraagt, ten einde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweeg brengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen, met dien verstande dat:

  • a. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. de goothoogte van (delen van) gebouwen minimaal 2m dient te bedragen;
5.4 Specifieke gebruiksregels

Het uitoefenen van een vrij beroep is in een woning toegestaan, mits de woonfunctie blijft prevaleren en onder de voorwaarde dat:

  • a. maximaal 40% van het gezamenlijk vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50m², mag worden gebruikt ten behoeve van uitoefening van een vrij beroep;
  • b. het uitoefenen van een beroep dient een ruimtelijke uitstraling te hebben die in overeenstemming is met de woonfunctie. Het uitoefenen van een beroepsmatige activiteit mag derhalve geen onevenredige aantasting opleveren van het woon- en leefmilieu, het karakter van de buurt en van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. actueel onderzoek moet aantonen dat de vestiging van een beroepsmatige activiteit niet leidt tot een onaanvaardbare aantrekking van verkeer en leiden tot parkeer overlast;
  • d. de beroepsmatige activiteit binnen de woonbestemming dient alleen verricht te worden door de gebruiker(s) van de eigenlijke woning;
  • e. geen detailhandel is toegestaan tenzij zij gezien kan worden als een ondergeschikte nevenactiviteit van het aan huis gebonden beroep;
  • f. indien de beroepsmatige activiteit plaatsvindt in een garage dient er voor vervangende parkeergelegenheid op eigen erf gezorgd te worden.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Aan huis gebonden beroepen

Het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen om af te wijken van het bepaalde in lid teneinde een deel van de woning te gebruiken voor een aan huisgebonden beroep, met dien verstande dat:

  • a. maximaal 40% van het gezamenlijk vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50m², mag worden gebruikt ten behoeve van uitoefening van een aan huis gebonden beroep;
  • b. het uitoefenen van een beroep dient een ruimtelijke uitstraling te hebben die in overeenstemming is met de woonfunctie. Het uitoefenen van een beroepsmatige activiteit mag derhalve geen onevenredige aantasting opleveren van het woon- en leefmilieu, het karakter van de buurt en van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. de beroepsmatige activiteit niet vergunningsplichtig mag zijn ingevolge de Wet Milieubeheer. In bijzondere gevallen kan het bevoegd gezag een middels een omgevingsvergunning afwijken van deze eis indien de beroepsactiviteit niet van invloed is op de woonomgeving;
  • d. actueel onderzoek moet aantonen dat de vestiging van een beroepsmatige activiteit niet leidt tot een onaanvaardbare aantrekking van verkeer en leiden tot parkeer overlast;
  • e. de beroepsmatige activiteit binnen de woonbestemming dient alleen verricht te worden door de gebruiker(s) van de eigenlijke woning;
  • f. geen detailhandel is toegestaan tenzij zij gezien kan worden als een ondergeschikte nevenactiviteit van het aan huis gebonden beroep;
  • g. indien de beroepsmatige activiteit plaatsvindt in een garage dient er voor vervangende parkeergelegenheid op eigen erf gezorgd te worden.
5.5.2 Bed & Breakfast

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 5 teneinde een deel van de woning of bijgebouw te gebruiken voor Bed & Breakfast (logies en ontbijt), met dien verstande dat:

  • a. bedrijfsmatig tegelijkertijd aan maximaal 8 personen logies verleend wordt;
  • b. de woning door de hoofdgebruiker wordt bewoond;
  • c. het parkeren dient plaats te vinden op het eigen terrein;
  • d. maximaal 40% van het gezamenlijk vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de erfbebouwing, tot een maximum van 100 m2, mag worden gebruikt ten behoeve van uitoefening van deze functie;
  • e. geen detailhandel is toegestaan tenzij zij gezien kan worden als een ondergeschikte nevenactiviteit;
  • f. geen horeca is toegestaan tenzij zij gezien kan worden als een ondergeschikte nevenactiviteit.

Artikel 6 Waarde - Archeologie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
    • 3. een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 500m² dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 60 cm kan worden geplaatst.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 60 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
6.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 6.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 6.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 500 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
6.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid  6.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

7.1 Gebiedsaanduidingen
7.1.1 Geluidzone - industrie

Binnen de op de kaart voor geluidzone-industrielawaai aangeduide gronden is het bouwen van nieuwe gebouwen met een geluidsgevoelige bestemming, in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk 2 in dit plan, uitsluitend toegestaan, indien is gebleken dat de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van de gebouwen met deze geluidsgevoelige bestemmingen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

Artikel 8 Algemene bepaling

Voor dit plan gelden:

  • a. voor zover van toepassing de regels behorende bij het bestemmingsplan 'IJmuiden West' met IMRO code NL.IMRO.0453.BP0800IJMUIDENWES1-R001, zoals dat is vastgesteld door de gemeenteraad op 20 juni 2013;
  • b. de in het plan opgenomen regels welke een wijziging zijn op grond van artikel 27.1.3. 'Wro-zone - wijzigingsgebied 2' van het bestemmingsplan 'IJmuiden West'.

Artikel 9 Overige regels

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
10.1.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

10.1.2 Uitzondering

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik
10.2.1 Voortzetting strijdig gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

10.2.2 Verandering strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, als bedoeld in 10.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

10.2.3 Geldigheidsduur

Indien het gebruik, als bedoeld in 10.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten

10.2.4 Niet van toepassing

Lid 10.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Keetberglaan' met idn: NL.IMRO.0453.WP0808KEETBERGLAA1-R001