direct naar inhoud van Regels
Plan: Bedrijventerreinen Velsen-Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0453.BP0300BEDRIJVENTE1-R001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Velsen-Noord met identificatienummer NL.IMRO.0453.BP0300BEDRIJVENTE1-R001 van de gemeente Velsen;

1.2 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 afhaalpunt e-commerce

locatie uitsluitend bedoeld voor opslag en distributie van artikelen, totstandgekomen na aan- en/of verkoop via internet en zonder rechtstreekse verkoop of productadvisering via winkel, showroom of etalage;

1.6 achtererfgebied

erf aan de achterkant en aan de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.7 antennemast

bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van het zenden en ontvangen van electromagnetische golven;

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.10 bedrijfsvloeroppervlak

Het totale oppervlak welke ten dienste staat van de (commerciële) bedrijfsvoering, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen, overige dienstruimten, terrassen en dergelijke;

1.11 begane grond

een bouwlaag waarvan het vloerpeil ten hoogste 1,0 m boven het peil ligt;

1.12 beroepsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-gebonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.13 beperkt kwetsbaar object

beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen

1.14 bestaande situatie

gebruik: de situatie zoals die ten tijde van de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan bestond;

bouwen: bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.17 BEVI

Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.18 BEVI-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.19 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.20 bijgebouw

een op zichzelf staand (vrijstaand of aangebouwd) gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, zoals garages, hobbyruimten, bergingen en huisdierenverblijven;

1.21 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.22 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.23 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder en zolder;

1.24 bouwperceel

een aangesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten;

1.25 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.26 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.27 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.28 cultuurhistorische waarde

de positieve waardering van sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling;

1.29 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.30 dakkapel

uitbouw op een hellend dakvlak;

1.31 dakopbouw

een ondergeschikte bouwlaag van het hoofdgebouw;

1.32 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het ter plaatse verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.33 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.34 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals een uitzendbureau, reisbureau, kapsalon, wasserette, schoonheidsinstituut, pedicure, belwinkel en internetcafé, met uitzondering van seksinrichtingen;

1.35 ecologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de samenhang van de in het gebied voorkomende organismen en hun leefmilieu;

1.36 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.37 erf

al dan niet bebouwd perceel, of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij het hoofdgebouw en dat feitelijk ingericht mag worden ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.38 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.39 geluidbelasting vanwege een industrieterrein

het geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats in Lden (day-evening-night), veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen op een industrieterrein;

1.40 geluidbelasting vanwege een spoorweg

het geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats in Lden (day-evening-night), veroorzaakt door het gezamenlijke spoorwegverkeer op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.41 geluidbelasting vanwege het wegverkeer

het geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats in Lden (day-evening-night), veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.42 geluidgevoelige functies

bewoning of andere geluidgevoelige functies/object zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.43 geluidgevoelige gebouwen

gebouwen die dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie (onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven) als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.44 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.45 havengebonden bedrijf

bedrijf blijvend gericht op het vervoer van goederen en personen over water of
op activiteiten die onlosmakelijk verbonden zijn met de afwikkeling van schepen en het daarmee verbonden personen- en vrachtverkeer en op grond van deze activiteiten direct aan kadeterrein moet worden gesitueerd;

1.46 havengerelateerd bedrijf

bedrijf dat zich blijvend richt op de dienstverlening aan havengebonden bedrijven en afhankelijk zijn van:

a. de binding met de havengebonden bedrijven, en
b. de nabijheid van havengebonden bedrijven;

1.47 hogere waarde voor de geluidsbelasting

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.48 hoofdgebouw

Een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meerdere gebouwen of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.49 hoogspanningsleiding

een ondergrondse leiding ten behoeve van het transport van electrische energie met een electrische spanning van minimaal 150kV;

1.50 hoogspanningsverbinding

een bovengrondse leiding ten behoeve van het transport van electrische energie met een electrische spanning van minimaal 150kV;

1.51 horecabedrijf

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en maaltijden, overwegend voor gebruik ter plaatse of voor het bedrijfsmatig verstrekken van logies, één en ander gepaard gaande met dienstverlening, waarbij verstaan wordt onder:

1. Daghoreca:
bedrijven welke enkel zijn geopend tussen 09.00 en 19.00 zoals een broodjeszaak; croissanterie; koffiebar; lunchroom; ijssalon; tearoom; traiteur;

2. Overige lichte horeca:
zoals een bistro; snackbar; shoarma/grillroom; restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);

3. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking:
bedrijven genoemd onder 1 en 2 met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250m²;
restaurant met bezorg- en/ of afhaalservice (oa. pizza, chinees, drive-in);

4. Bedrijven welke bedrijfsmatig logies verstrekken (hotel/pension).

1.52 kadegebonden bedrijvigheid

bedrijven die activiteiten verrichten die onlosmakelijk verbonden zijn met de afwikkeling van schepen en het daarmee verbonden personen- en vrachtverkeer en op grond van deze activiteiten direct aan het kadeterrein moeten worden gesitueerd;

1.53 kantine

een onderdeel van een gebouw waar tegen beperkte vergoeding dranken en etenswaren worden verstrekt ten behoeve van de gebruikers van de hoofdfunctie;

1.54 kantoor

een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige, financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een publiekgerichte baliefunctie;

1.55 kelder

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,0 m boven het peil ligt;

1.56 kwetsbaar object

kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.57 milieudeskundige

een rechtspersoon die/dat vanwege, de beschikbaarheid aan kennis opgedaan uit opleiding en ervaring, kan worden aangemerkt als deskundig op het gebied van milieuvraagstukken;

1.58 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.59 overig bouwwerk

bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.60 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.61 parkeernormenbeleid

Een door het college of de gemeenteraad vastgesteld beleidsstuk waarin de parkeernormen voor de gehele, of voor een gedeelte van de, gemeente zijn opgenomen;

1.62 perceel

een aaneengesloten stuk grond dat een eenheid vormt in gebruik;

1.63 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.64 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.65 REVI

de regeling externe veiligheid inrichtingen, houdende regels met betrekking tot afstanden de wijze van berekening van het plaatsgebonden risico ter uitvoering van het besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.66 risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.67 scheidingslijn

een lijn die de scheiding vormt tussen de gedeelten van een bestemmingsvlak waarop verschillende hoogte/ bebouwingspercentages mogelijk zijn toegelaten;

1.68 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden;

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.69 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;

1.70 standplaats

een mobiel bouwwerk, met een beperkt assortiment ten behoeve van detailhandel;

1.71 straatmeubilair

objecten in het openbare gebied zoals verkeersgeleiders, rampalen/amsterdammertjes, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, vlaggenmasten, informatieborden, zitbanken, bloembakken, reclameborden, papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, telefooncellen, abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen en daarmee vergelijkbare objecten;

1.72 verdieping

de boven de begane grond gelegen bouwlagen;

1.73 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw en als een gebouw met meer dan één zijde gekeerd is naar een weg dan worden de betreffende gevels aangemerkt als voorgevels;

1.74 voorgevelrooilijn

de lijn die samenvalt met de voorgevel(s) van een hoofdgebouw en met het denkbeeldige verlengde daarvan;

1.75 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidbelasting die acceptabel kan worden geacht op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.76 waterpartijen

meren, sloten, rivieren, waterlopen en daaraan gelijk te stellen;

1.77 Wgh-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in onderdeel D van Bijlage I behorende bij het Besluit omgevingsrecht die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken;

1.78 winkel

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

1.79 zakelijke dienstverlening

dienstverleningsfaciliteiten met winstoogmerk zonder milieubeperkingen;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Afstanden

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot erfafscheidingen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.2 Bebouwingspercentage

een deel van het bouwperceel uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;

2.3 De breedte en lengte of diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren;

2.4 De goot- (of boeibord) hoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, dakkapellen niet meegerekend;

2.5 De hoogte van bouwlagen

Van de bovenkant van een vloer tot de bovenkant van de vloer van de erboven liggende bouwlaag;

2.6 De hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine;

2.7 De inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 De bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.9 De inwendige nokhoogte

van de bovenkant van de zoldervloer tot het hoogste punt van de binnenkant van de nok;

2.10 De oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.11 De verdiepingshoogte

van de bovenkant van een vloer tot de bovenkant van de verdieping.

2.12 Het peil
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • c. voor een bouwwerk in of op het water:het Nieuw Amsterdams Peil;

2.13 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Gasdrukmeet- en Regelstation

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf-Gasdrukmeet- en regelstation’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. een gasdrukmeet- en regelstation;

b. ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren;

c. met de daarbij behorende voorzieningen, zoals wegen, paden, parkeervoorzieningen, lichtvoorzieningen, erf- en terreinafscheidingen en groen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste van de bestemming staan.

3.2.2 Bouwen van gebouwen

De goot- en bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 6 m.

3.2.3 Bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 6 m bedragen.

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. Bedrijfsactiviteiten welke zijn opgenomen in de bij de regels behorende Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten tot en met maximaal de categorie zoals op de verbeelding aangeduid;
  • b. Bevi-inrichtingen voor de opwekking van energie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - electriciteitscentrale' (sbt-ec);

ter plaatse van de aanduiding:

  • c. 'specifieke vorm van bedrijventerrein - electriciteitscentrale' (sbt-ec) zijn twee elektriciteitscentrales en de daarbij behorende en/of ondersteunende installaties toegestaan, voor zover voorkomend in ten hoogste categorie 5.1 en overeenkomstig SBI-code 40, welke is opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • d. 'specifieke vorm van bedrijventerrein - electriciteitscentrale' (sbt-ec) is het oprichten van (beperkt) kwetsbare objecten niet toegestaan;
  • e. 'laad- en losplaats' (ll) zijn uitsluitend laad- en losplaatsen toegestaan, voor zover voorkomend in ten hoogste categorie 4.2 en overeenkomstig SBI-code 63, welke is opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • f. 'kantoor' (k) zijn tevens zelfstandige kantoren toegestaan;
  • g. 'specifieke vorm van bedrijventerrein - laad,- los,- en overslagactiviteiten' (sbt-llo) zijn laad-, los- en overslagactiviteiten toegestaan, voor zover voorkomend in ten hoogste categorie 5.2 en overeenkomstig SBI-code 63, welke is opgenomen in de bij de voorschriften behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten. Tevens zijn toegestaan bedrijfsactiviteiten in ten hoogste categorie 4.2 welke zijn opgenomen in de bij de voorschriften behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • h. 'specifieke vorm van bedrijventerrein - havengebonden bedrijvigheid' (sbt-hgb) zijn uitsluitend kade- en havengebonden bedrijven toegestaan;
  • i. 'specifieke vorm van bedrijventerrein - karton en papierfabriek' (sbt-kpf) is tevens een papier en kartonfabriek toegestaan, voor zover voorkomend in ten hoogste milieucategorie 3.2 en overeenkomstig SBI-code 21, welke is opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • j. 'railverkeer' (rv) is een spoorlijn ten behoeve van goederentransport toegestaan;
  • k. 'specifieke vorm van bedrijventerrein - stuwadoorsbedrijf' (sbt-sb) voor een stuwadoorsbedrijf;
  • l. 'tunnel' (tu) voor een tunnel ten behoeve van het weg- en railverkeer;
  • m. 'windturbine' (wt) voor één windturbine.

met de daarbij behorende:

  • n. groenvoorzieningen;
  • o. waterpartijen en watergangen;
  • p. wegen, paden en parkeerplaatsen;
  • q. nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden
de volgende regels tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

4.2.1 Bouwen van gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' mag de aangegeven bouwhoogte niet worden overschreden;
  • c. per bouwperceel mag het bebouwingspercentage niet meer dan 90 % bedragen, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  • d. binnen een afstand van 20 m aan weerszijden van de aanduiding 'ondergrondse gastransportleiding' mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • e. met uitzondering van de in artikel 4.1, onder b genoemde Bevi-inrichtingen is het oprichten van Bevi-inrichtingen niet toegestaan.
4.2.2 Bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde
  • a. bouwwerken geen gebouw zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden opgericht;
  • b. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is 3 m;
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde is 6 m, met uitzondering van transformatorstations, waarvan de bouwhoogte maximaal 10 m is;
  • d. de ashoogte van de windturbine is ten hoogste 120 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1 in die zin dat de situering en vorm van de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd, dan wel op de verbeelding nieuwe bouwvlakken worden aangegeven, mits:

  • a. de toegankelijkheid van de bedrijfspercelen gewaarborgd is;
  • b. de afwijking geen belemmering vormt uit oogpunt van externe veiligheid;
  • c. er binnen een afstand van 4 m rondom de aanduiding 'gasdrukmeet- en regelstation W-446" geen beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd;
  • d. er binnen een afstand van 15 m rondom de aanduiding "gasdrukmeet- en regelstation W-446" geen kwetsbare objecten worden gerealiseerd.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 onder a, om:

  • a. bedrijven toe te laten in één milieucategorie hoger voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze) geacht kan worden te behoren tot de in artikel 4.1 genoemde milieucategorieën van de Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. bedrijven toe te laten die niet in de Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de in artikel 4.1 genoemde milieucategorieën van de Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten
  • c. bevi-inrichtingen toe te staan, met inachtneming van de volgende bepalingen:

1. de 10-6/jaar PR-contour voor het plaatsgebonden risico of, indien van toepassing, de afstand zoals bedoeld in artikel 5, lid 3, van het BEVI jo. artikel 2 lid 1 van de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen dient te zijn gelegen:

- binnen het bouwperceel van de risicovolle inrichting of;

- op gronden met de bestemming 'Verkeer', 'Groen' en/of 'Water' of;

- op gronden waarop het oprichten van (beperkt) kwetsbare objecten niet is toegestaan.

2. bij toepassing van deze bevoegdheid dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting.

d. onder 3.2.1, lid d, voor het bouwen nabij de aanduiding 'ondergrondse gasleiding' met dien verstande dat:

1. aangetoond is dat het groepsrisico met betrekking tot de gasleiding aanvaardbaar is;

2. burgemeester en wethouders advies inwinnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 5 Gemengd

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (bedrijfs)activiteiten die zijn genoemd in de bij de regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging, tot en met op de verbeelding aangegeven maximale milieucategorie, met uitzondering van Bevi-inrichtingen;
  • b. horeca categorie 1; met de daarbij behorende:
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. waterpartijen en watergangen;
  • e. wegen, paden en parkeerplaatsen;
  • f. nutsvoorzieningen;

ter plaatse van de aanduiding:

  • g. 'specifieke vorm van gemengd -1' (sgd-1) zijn tevens kantoren toegestaan:
  • h. 'specifieke vorm van gemengd - 2' (sgd-2) zijn tevens kantoor-, educatieve,- en sociaal-medische voorzieningen welke ondersteunend zijn aan de bedrijvigheid in het plangebied of welke gelieerd zijn aan Tata Steel toegestaan;
  • i. 'milieuzone - 2.0' zijn alleen bedrijfsactiviteiten toegestaan tot en met maximaal categorie 2 zoals opgenomen in de bij de regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van Bevi-inrichtingen en Wgh-inrichtingen;
  • j. 'milieuzone - 3.2' zijn alleen bedrijfsactiviteiten toegestaan tot en met maximaal categorie 3.2 zoals opgenomen in de bij de regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van Bevi-inrichtingen en Wgh-inrichtingen;
  • k. 'milieuzone - 4.2' zijn alleen bedrijfsactiviteiten toegestaan tot en met maximaal categorie 4.2 zoals opgenomen in de bij de regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van Bevi-inrichtingen en Wgh-inrichtingen.
5.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden
de volgende regels tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

5.2.1 Bouwen van hoofdgebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' mag de aangegeven bouwhoogte niet worden overschreden.
5.2.2 Bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde
  • a. bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden opgericht;
  • b. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is 2 m;
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde is 3 m.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen;

ter plaatse van de aanduiding:

met de daarbij behorende:

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden
de volgende regels tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

6.2.1 Bouwen van gebouwen
  • a. er mogen geen nieuwe gebouwen worden opgericht;
  • b. aanwezige gebouwen mogen niet worden gewijzigd in maatvoering;
6.2.2 Bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. er mogen geen nieuwe bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht met uitzondering van speelvoorzieningen en straatmeubilair;
  • b. aanwezige bouwwerken geen gebouw zijnde mogen niet worden gewijzigd in maatvoering.

Artikel 7 Horeca

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca tot en met categorie 2;

met de daarbij behorende:

  • b. terrassen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. waterpartijen en watergangen;
  • e. wegen, paden en parkeerplaatsen;
  • f. nutsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden
de volgende regels tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

7.2.1 Bouwen van gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. de maximale bouwhoogte is 3 m;
7.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.1 ten behoeve van een andere categorie horeca indien aangetoond is dat:

  • a. het gebruik geen overmatige overlast voor de (woon-)omgeving oplevert;
  • b. het gebruik de afwikkeling van het verkeer niet nadelig beïnvloedt en niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk in de buurt.

Artikel 8 Kantoor

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - medisch' voor artsenpraktijken, klinieken en medische dagverblijven;

met de daarbij behorende:

  • c. groenvoorzieningen;
  • d. waterpartijen en watergangen;
  • e. wegen, paden en parkeerplaatsen;
  • f. nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden
de volgende regels:

8.2.1 Bouwen van gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' mag de aangegeven bouwhoogte niet worden overschreden;
8.2.2 Bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden opgericht;
  • b. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is 3 m;
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde is 6 meter.

Artikel 9 Recreatie - Volkstuinen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Volkstuinen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volkstuinen; met de daarbij behorende:
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. waterpartijen en watergangen;
  • e. wegen, paden en parkeerplaatsen;
  • f. nutsvoorzieningen.
9.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden
de volgende regels tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

9.2.1 Bouwen van hoofdgebouwen
  • a. de gemeenschappelijke gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' mag de aangegeven bouwhoogte niet worden overschreden;
  • c. het bebouwingspercentage mag niet meer zijn dan op het op de verbeelding aangegeven percentage;
  • d. per volkstuin van minimaal 200 m2 mag de oppervlakte van een dagverblijf niet meer dan 25 m2 bedragen;
  • e. per volkstuin van minimaal 200 m2 mag de oppervlakte van een kas niet meer dan 10 m2 bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
9.2.2 Bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden opgericht;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' mogen ballenvangers of soortgelijke voorzieningen ten behoeve van een speelterrein worden opgericht, met een maximale bouwhoogte van 4 m.
  • c. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is 2 m;
  • d. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde is 6 m.

Artikel 10 Verkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en (fiets)paden;
  • b. voet- en fietspaden, met inbegrip van een onderdoorgang;
  • c. parkeerplaatsen;
  • d. standplaatsen, voor de verkoop van kleine etenswaren, zoals vis, ijs, snacks en groenten en producten zoals bloemen en planten, voor zover zij voor vergunningverlening op basis van de APV in aanmerking komen;

ter plaatse van de aanduiding:

  • e. 'brug' (b) een brug; 
  • f. 'tunnel' (tu) voor een tunnel ten behoeve van het weg- en railverkeer; 
  • g. 'specifieke bouwaanduiding - monument' (sba-mon) voor een ventilatiegebouw;
  • h. 'railverkeer' (rv) voor een spoorlijn;
  • i. parkeren (p);
  • j. 'nutsvoorzieningen' (nv) nutsvoorziening groter dan 15m²;
  • k. 'verblijfsgebied' (vb) voor langzaam verkeer;

met de daarbij behorende:

10.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden
de volgende regels tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

10.2.1 Bouwen van gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. tenzij anders op de verbeelding weergegeven is de maximale goothoogte 7 m;
  • c. tenzij anders op de verbeelding weergegeven is de maximale bouwhoogte 10 m;
10.2.2 Bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde
  • a. bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden opgericht, tenzij anders op de verbeelding weergegeven;
  • b. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen 3 m;
  • c. de maximale bouwhoogte van lichtmasten langs rijkswegen 17 m;
  • d. de maximale bouwhoogte van een brug 17 m;
  • e. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting, 6 m.
10.3 Wijzigingsbevoegdheid

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied' zijn burgemeester en wethouders op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming 'Verkeer' te wijzigen ten behoeve van de aanleg van een busbaan, waarbij als randvoorwaarde geldt dat uit onderzoeken blijkt dat er geen milieuhygiënische en archeologische belemmeringen aanwezig zijn.

Artikel 11 Water

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. waterberging;
  • c. waterweg;
  • d. vaarweg; met de daarbij behorende:
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder dammen en/of duikers, bruggen, oeverbeschoeiingen en aanlegsteigers. ter plaatse van de aanduiding:
  • f. 'brug' (b), voor een brug;
  • g. 'tunnel' (tu) voor een tunnel ten behoeve van het weg- en railverkeer;
  • h. specifieke vorm van water - oplaadstation (swa-os), voor een oplaadstation;
  • i. '(sbt-llo)', zijn laad, los en overslagactiviteiten toegestaan, voor zover voorkomend in ten hoogste categorie 5.2 en overeenkomstig SBI-code 63, welke is opgenomen in de bij de voorschriften behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten. Tevens zijn toegestaan bedrijfsactiviteiten in ten hoogste categorie 4.2 welke zijn opgenomen in de bij de voorschriften behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • j. specifieke vorm van water - veerpont '(swa-vp)' zijn voorzieningen ten behoeve van de veerpont toegestaan;

met de daarbij behorende:

  • k. groenvoorzieningen;
  • l. aanlegvoorzieningen.
11.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden
de volgende regels tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

11.2.1 Bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is 2 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde is 4 meter.

Artikel 12 Overig - Leiding - Afsluiterlocatie

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Overig - Leiding - Afsluiterlocatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van een afsluitervoorziening ten behoeve van een aardgastransportleiding;
  • b. ondergrondse en bovengrondse leidingen en bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde; met de daarbij behorende:
  • c. water- en groenpartijen;
  • d. wegen, paden en parkeerplaatsen;
  • e. erf- en terreinafscheidingen.
12.2 Bouwregels

Uitsluitend zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan die ten dienste van de bestemming staan.

12.2.1 Bouwen van gebouwen
  • De goot- en/of bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 4 m bedragen.
12.2.2 Bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 m bedragen.

Artikel 13 Leiding - Gas

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' (L-G) aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het aanleggen en in standhouden van ondergrondse gasleidingen.

De voor 'Leiding - Gas' (L-Gb) aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het aanleggen en in standhouden van bovengrondse gasleidingen.

13.2 Specifieke gebruiksregels

Het is niet toegestaan de kades als lig- en/of aanmeerplaats voor pleziervaartuigen, woonschepen, -boten en -arken te gebruiken.

13.3 Bouwregels

 Voor het bouwen ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels:

13.3.1 Afwijking

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemming) mag niet worden gebouwd, anders ten behoeve van deze bestemming.

13.3.2 Bouwen van gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

13.3.3 Bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de maximale bouwhoogte 3 m is.

13.3.4 Bouwen ter plaatse van de aanduiding "bovengrondse gastransportleiding"

Ter plaatse van de aanduiding "bovengrondse gastransportleiding" mag de bouwhoogte van de bovengrondse gastransportleiding en de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 14 m bedragen.

13.4 Afwijken van de bouwregels
13.4.1 Toestaan van bouwwerken

Het bevoegd gezag kan, mits geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de gasleiding, een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van:

  • a. het bepaalde in artikel 13.3.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen worden gebouwd;
  • b. het bepaalde in artikel 13.3.3 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

mits:

  • c. de veiligheid van de gasleiding niet wordt geschaad;
  • d. er geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
  • e. er vooraf door het bevoegd gezag schriftelijke advies worden ingewonnen bij de leidingbeheerder.
13.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a. het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen t.b.v. inspectie en onderhoud van de gastransportleiding;

b. het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaar object wordt toegelaten.

13.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.6.1 Verboden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning), ter plaatse van de in artikel 13.1 bedoelde gronden, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, fiets- en wandelpaden, parkeerplaatsen of andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, anders dan normaal onderhoud en agrarische activiteiten;
  • c. het verlagen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, ontginnen, ophogen of egaliseren van de grond en het aanleggen van drainage;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het aanbrengen of rooien van bomen en diepwortelende en/of hoogopgaande beplantingen;
  • f. het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen t.b.v. inspectie en onderhoud van de gastransportleiding;
  • g. het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaar object wordt toegelaten;
  • h. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
13.6.2 Niet van toepassing

Het verbod in artikel 13.6.1 geldt niet voor werken en werkzaamheden, vallend onder normaal onderhoud en gebruik, waaronder normaal spit- en ploegwerk anders dan diepploegen en voor zover de belangen in verband met de leidingen hierdoor niet worden geschaad of waarvoor op het tijdstip waarop het plandeel rechtskracht verkrijgt vergunning is verleend.

13.6.3 Aanleg van leidingen

Het verbod in artikel 13.6.1 geldt ook voor de aanleg van leidingen binnen de bestemming. Bij beoordeling van de omgevingsvergunning voor de aanleg van een leiding dient de bijbehorende toetsingsafstand, de afstand waarbinnen de aard van de omgeving moet worden nagegaan, in ogenschouw te worden genomen.

13.6.4 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen

Alvorens omtrent het verlenen van de vergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken leidingbeheerder(s) omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leidingen niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

13.6.5 Uitzonderingen

Indien op basis van artikel 13.4 een omgevingsvergunning is verleend, behoeft voor daaruit voortvloeiende werken of werkzaamheden op de desbetreffende gronden geen omgevingsvergunning te worden aangevraagd.

Artikel 14 Leiding - Hoogspanning 1

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning 1' (L-H1) aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het aanleggen en in standhouden van ondergrondse hoogspanningsleidingen.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Afwijking

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemming) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

14.2.2 Bouwen van gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

14.2.3 Bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt:

  • a. de maximale bouwhoogte is 3 meter.
14.3 Afwijken van de bouwregels
14.3.1 Toestaan van bouwen

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de hoogspanningsleiding, een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van:

  • a. het bepaalde in artikel 14.2.1 en 14.2.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
  • b. het bepaalde in artikel 14.2.3 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Verboden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning), ter plaatse van de in artikel 14.1 bedoelde gronden, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, fiets- en wandelpaden, parkeerplaatsen of andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, anders dan normaal onderhoud en agrarische activiteiten;
  • c. het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de grond;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het aanbrengen van diepwortelende en/of hoogopgaande beplantingen.
14.4.2 Niet van toepassing

Het verbod in artikel 14.4.1 geldt niet voor werken en werkzaamheden, vallend onder normaal onderhoud en gebruik, waaronder normaal spit- en ploegwerk anders dan diepploegen en voor zover de belangen in verband met de leidingen hierdoor niet worden geschaad of waarvoor op het tijdstip waarop het plandeel rechtskracht verkrijgt vergunning is verleend.

14.4.3 Aanleg van leidingen

Het verbod in artikel 14.4.1 geldt ook voor de aanleg van leidingen binnen de bestemming. Bij beoordeling van de omgevingsvergunning voor de aanleg van een leiding dient de bijbehorende toetsingsafstand, de afstand waarbinnen de aard van de omgeving moet worden nagegaan, in ogenschouw te worden genomen.

14.4.4 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen

Alvorens omtrent het verlenen van de vergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken leidingbeheerder(s) omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leidingen niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

14.4.5 Uitzonderingen

Indien op basis van artikel 14.3 een omgevingsvergunning is verleend, behoeft voor daaruit voortvloeiende werken of werkzaamheden op de desbetreffende gronden geen omgevingsvergunning te worden aangevraagd.

Artikel 15 Leiding - Hoogspanning 2

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning 2' (L-H2) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse hoogspanningsverbinding alsmede voor de hierbij behorende beschermingszones en voorzieningen zoals glasvezel, kabels, (buis)leidingen, overkluizingen en mofputten.

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - in- en/of uittredepunt' is een in- en/of uittredepunt met bijbehorende tijdelijke werkterreinen toegestaan met de daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de aanleg van ondergrondse hoogspanningsverbinding alsmede voor de hierbij behorende voorzieningen als bedoeld in dit artikel, met dien verstande dat het werkterrein (al dan niet aaneengesloten) per aanduiding in totaal maximaal 15.000 m2 mag bedragen.

15.2 Bouwregels

Voor het bouwen geldt dat ten behoeve van de andere aan deze gronden toegekende bestemmingen - met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels - uitsluitend mag worden gebouwd, indien:

  • het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en hoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • het strandhuisjes betreft, met dien verstande dat deze uitsluitend aanwezig mogen zijn gedurende het strandseizoen.
15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.2 onder a en toestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de andere aan de gronden toegekende bestemming(en), mits:

  • de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad;
  • vooraf de beheerder van de desbetreffende hoogspanningsverbinding gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen omtrent de beoordeling bedoeld onder a, alsmede over de beperkingen en voorschriften die gesteld dienen te worden ter bescherming van de daar genoemde belangen, dan wel zoveel eerder als het advies is uitgebracht.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1 Verbod ter bescherming van de hoogspanningsverbinding

In het belang van de hoogspanningsverbinding als bedoeld in artikel 14.1 is het, behoudens het bepaalde in artikel 14.4.2, verboden op en in de in artikel 14.1 bedoelde gronden zonder omgevingsvergunning van bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen of afgraven;
  • het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen, alsmede het rooien van beplantingen en bomen;
  • het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • diepploegen;
  • het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
  • het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen, alsmede het verhogen of verlagen van het waterpeil;
  • het indrijven van voorwerpen;
  • het uitvoeren van grondbewerkingen.
15.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 14.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.

Het verbod als bedoeld in artikel 14.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die betrekking hebben op de realisatie van een hoogspanningsverbinding.

15.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 14.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van het de hoogspanningsverbinding als bedoeld in artikel 14.1;
  • vooraf advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder van de hoogspanningsverbinding.

15.5 Specifieke gebruiksregels
15.5.1 Voorwaardelijke verplichting aanlegmethode

De hoogspanningsverbinding als bedoeld in artikel 6.1 mag slechts aangelegd worden indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden ten aanzien van de wijze van aanleggen:

  • de aanleg van de hoogspanningsverbinding dient vanaf de aanduiding 'overige zone - in- en/of uittredepunt' op het strand in oostelijke richting verplicht middels een gestuurde boring plaats te vinden, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - in- en/of uittredepunt';
  • de hoogspanningsverbinding dient op een minimale diepte van 1,2 meter ten opzichte van het maaiveld te worden aangelegd.

Artikel 16 Leiding - Water

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' (L-W) aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het aanleggen en in standhouden van waterleidingen.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Afwijking

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemming) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

16.2.2 Bouwen van gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

16.2.3 Bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt:

  • a. de maximale bouwhoogte is 3 meter.
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.3.1 Toestaan van bouwen

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de nutsleiding, een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van:

  • a. het bepaalde in artikel 16.2.1 en 16.2.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
  • b. het bepaalde in artikel 16.2.3 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.4.1 Verboden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning), ter plaatse van de in artikel 16.1 bedoelde gronden, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, fiets- en wandelpaden, parkeerplaatsen of andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, anders dan normaal onderhoud en agrarische activiteiten;
  • c. het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de grond;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het aanbrengen van diepwortelende en/of hoogopgaande beplantingen.
16.4.2 Niet van toepassing

Het verbod in artikel 16.4.1 geldt niet voor werken en werkzaamheden, vallend onder normaal onderhoud en gebruik, waaronder normaal spit- en ploegwerk anders dan diepploegen en voor zover de belangen in verband met de leidingen hierdoor niet worden geschaad of waarvoor op het tijdstip waarop het plandeel rechtskracht verkrijgt vergunning is verleend.

16.4.3 Aanleg van leidingen

Het verbod in artikel 16.4.1 geldt ook voor de aanleg van leidingen binnen de bestemming. Bij beoordeling van de omgevingsvergunning voor de aanleg van een leiding dient de bijbehorende toetsingsafstand, de afstand waarbinnen de aard van de omgeving moet worden nagegaan, in ogenschouw te worden genomen.

16.4.4 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen

Alvorens omtrent het verlenen van de vergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken leidingbeheerder(s) omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leidingen niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

16.4.5 Uitzonderingen

Indien op basis van artikel 16.3 een omgevingsvergunning is verleend, behoeft voor daaruit voortvloeiende werken of werkzaamheden op de desbetreffende gronden geen omgevingsvergunning te worden aangevraagd.

Artikel 17 Waarde - Archeologie categorie 3

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie categorie 3' (WR-A3) aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Bouwen ten behoeve van de basisbestemmingen

Ten behoeve van de basisbestemmingen mag uitsluitend worden gebouwd, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder a bedoeld, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.
17.2.2 Uitzondering op de bouwregels

Het bepaalde in lid 17.2.1 onder a en b, is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  • a. verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij uitsluitend gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
  • c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
17.3 Regels voor werken en werkzaamheden
17.3.1 Verboden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een planomvang van meer dan 100 m² uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
17.3.2 Niet van toepassing

Het in lid 17.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke plaatsvinden in een gebied dat is aangewezen als archeologisch monument of:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. het onderhouds- en vervangingswerkzaamheden betreft van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen, waarbij niet dieper wordt gegraven dan de reeds uitgegraven diepte;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
17.3.3 Verlening vergunning

De in lid 17.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud van de archeologische waarden van de gronden.

17.3.4 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen

Alvorens omtrent het verlenen van de vergunning te beslissen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de waarden niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

17.3.5 Uitzonderingen

Indien op basis van artikel 17.2.1 een vergunning is verleend, behoeft voor daaruit voortvloeiende werken of werkzaamheden op de desbetreffende gronden geen omgevingsvergunning te worden aangevraagd.

Artikel 18 Waarde - Archeologie categorie 5

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie categorie 5' (WR-A5) aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Bouwen ten behoeve van de basisbestemmingen

Ten behoeve van de basisbestemmingen mag uitsluitend worden gebouwd, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder a bedoeld, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.
18.2.2 Uitzondering op de bouwregels

Het bepaalde in lid 18.2.1 onder a en b, is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  • a. verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij uitsluitend gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2500 m²;
  • c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 60 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
18.3 Regels voor werken en werkzaamheden
18.3.1 Verboden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een planomvang van meer dan 2500 m² uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 60 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
18.3.2 Niet van toepassing

Het in lid 18.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke plaatsvinden in een gebied dat is aangewezen als archeologisch monument of:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen, waarbij niet dieper wordt gegraven dan de reeds uitgegraven diepte;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
18.3.3 Verlening vergunning

De in lid 18.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud van de archeologische waarden van de gronden.

18.3.4 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen

Alvorens omtrent het verlenen van de vergunning te beslissen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de waarden niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

18.3.5 Uitzonderingen

Indien op basis van artikel 18.2.1 een vergunning is verleend, behoeft voor daaruit voortvloeiende werken of werkzaamheden op de desbetreffende gronden geen omgevingsvergunning te worden aangevraagd.

Artikel 19 Waterstaat - Waterkering

19.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Waterstaat - Waterkering' (WS-WK) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. primair de instandhouding van de primaire waterkering waaronder de kernzone van de waterkering en de beschermingszone van de waterkering;
  • b. secundair voor overige bestemmingen, voor zover op de verbeelding aangeduid;

met de daarbij behorende:

  • c. waterstaatwerken, zoals taluds, dijken en (onderhouds)wegen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde van wetbouwkundige aard, zoals duikers, keerwanden, walradarsystemen, beschoeiingen en kademuren en andere werken zoals hulpmiddelen voor verkeer te water.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Afwijking

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemming) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

19.2.2 Bouwen van gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

19.2.3 Bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt:

  • a. de maximale bouwhoogte is 3 meter.
19.3 Afwijken van de bouwregels
19.3.1 Toestaan van bouwen

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de nutsleiding, een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van:

  • a. het bepaalde in artikel 19.2.1 en 19.2.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende beheerder;
  • b. het bepaalde in artikel 19.2.3 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende beheerder.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1 Verboden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning), ter plaatse van de in artikel 19.1 bedoelde gronden, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, fiets- en wandelpaden, parkeerplaatsen of andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, anders dan normaal onderhoud en agrarische activiteiten;
  • c. het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de grond;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het aanbrengen van diepwortelende en/of hoogopgaande beplantingen.
19.4.2 Niet van toepassing

Het verbod in artikel 19.4.1 geldt niet voor werken en werkzaamheden, vallend onder normaal onderhoud en gebruik, waaronder normaal spit- en ploegwerk anders dan diepploegen en voor zover de belangen in verband met de leidingen hierdoor niet worden geschaad of waarvoor op het tijdstip waarop het plandeel rechtskracht verkrijgt vergunning is verleend.

19.4.3 Aanleg van leidingen

Het verbod in artikel 19.4.1 geldt ook voor de aanleg van leidingen binnen de bestemming. Bij beoordeling van de omgevingsvergunning voor de aanleg van een leiding dient de bijbehorende toetsingsafstand, de afstand waarbinnen de aard van de omgeving moet worden nagegaan, in ogenschouw te worden genomen.

19.4.4 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen

Alvorens omtrent het verlenen van de vergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken leidingbeheerder(s) omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leidingen niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

19.4.5 Uitzonderingen

Indien op basis van artikel 19.3 een omgevingsvergunning is verleend, behoeft voor daaruit voortvloeiende werken of werkzaamheden op de desbetreffende gronden geen omgevingsvergunning te worden aangevraagd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 20 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 21 Algemene bouwregels

21.1 Overschrijding bouwgrenzen
21.1.1 Bouwgrenzen

De bouwgrenzen mogen in afwijking van de verbeelding, de bestemmingsregels uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's, afdaken en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter.
21.1.2 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. ondergronds bouwen is toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de verticale bouwdiepte mag niet meer bedragen dan 3 meter onder peil;
  • c. de gebouwen mogen uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig het bij de bestemming toegestane gebruik.
  • d. de grondwatersituatie in de omgeving van de gebouwen mag niet verslechteren. Indien er verslechtering optreedt dienen maatregelen genomen te worden om het nadelig effect te niet te doen.
21.1.3 Bouwen boven een weg

Indien boven een weg wordt gebouwd, mag niet lager worden gebouwd dan:

  • a. 4,5 m boven de hoogte van de rijweg, met inbegrip van een strook van 0,5 m breedte aan weerszijden van de rijweg;
  • b. 2,5 m boven de hoogte van een ander deel van de weg, mits de veiligheid van de gebruikers van de weg niet in gevaar komt.
21.1.4 bouwen van een tunnel

Ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'tunnel'(tu) geldt dat de bestaande maatvoering niet mag worden gewijzigd.

21.1.5 Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:

a. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
b. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken, als opgenomen in dit plan, niet van toepassing.

Artikel 22 Algemene aanduidingsregels

22.1 Gebiedsaanduidingen
22.1.1 Geluidzone - industrie - 1

Binnen de op de verbeelding voor Geluidzone - industrie - 1 aangeduide gronden (industrieterrein IJmond) is het bouwen van nieuwe gebouwen met een geluidgevoelige bestemming, in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk 2 in dit plan, uitsluitend toegestaan, indien is gebleken dat de geluidbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van de gebouwen met deze geluidgevoelige bestemmingen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

22.1.2 Geluidzone - industrie - 2

Binnen de op de verbeelding voor Geluidzone - industrie - 2 aangeduide gronden (industrieterrein De Pijp) is het bouwen van nieuwe gebouwen met een geluidgevoelige bestemming, in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk 2 in dit plan, uitsluitend toegestaan, indien is gebleken dat de geluidbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van de gebouwen met deze geluidgevoelige bestemmingen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

22.1.3 Milieuzone - 2.0

Binnen de op de verbeelding voor Milieuzone - 2.0 aangeduide gronden zijn uitsluitend bedrijfsactiviteiten toegestaan welke zijn opgenomen in de bij de regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten tot en met maximaal categorie 2, dit met uitzondering van Bevi-inrichtingen en Wgh-inrichtingen.

22.1.4 Milieuzone - 3.2

Binnen de op de verbeelding voor Milieuzone - 3.2 aangeduide gronden zijn uitsluitend bedrijfsactiviteiten toegestaan welke zijn opgenomen in de bij de regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten tot en met maximaal categorie 3.2, dit met uitzondering van Bevi-inrichtingen en Wgh-inrichtingen.

22.1.5 Milieuzone - 4.2

Binnen de op de verbeelding voor Milieuzone - 4.2 aangeduide gronden zijn uitsluitend bedrijfsactiviteiten toegestaan welke zijn opgenomen in de bij de regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten tot en met maximaal categorie 4.2, dit met uitzondering van Bevi-inrichtingen en Wgh-inrichtingen.

22.1.6 Milieuzone - 5.1

Binnen de op de verbeelding voor Milieuzone - 5.1 aangeduide gronden zijn uitsluitend bedrijfsactiviteiten toegestaan welke zijn opgenomen in de bij de regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten tot en met maximaal categorie 5.1, dit met uitzondering van Bevi-inrichtingen en Wgh-inrichtingen.

22.1.7 Veiligheidszones
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' mag de oriënterende waarde als gevolg van het lpg-tankstation aan de Parallelweg 1 niet worden overschreden
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' zijn kwetsbare objecten niet toegestaan.
22.1.8 Afwijking van veiligheidszone

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 22.1.7 onder a, waarbij de oriënterende waarde als gevolg van het lpg-tankstation aan de Parallelweg 1 mag worden overschreden, indien naar mening van het bevoegd gezag sprake is van een verantwoorde situatie ten aanzien van externe veiligheid.

22.1.9 Wijzigen aanduidingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de ligging van de aanduidingen 'veiligheidszone - lpg' en/of 'veiligheidszone - bevi' te wijzigen en/of te verkleinen, indien is gebleken dat de aangegeven veiligheidszones niet overeen komen met de daadwerkelijke risicocontouren.

22.1.10 Veiligheidszone - activiteitenbesluit

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - Activiteitenbesluit' gelden de volgende afstanden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten:

Categorie-indeling   Opstellingswijze   kwetsbare objecten   beperkt kwetsbare objecten  
B










 
kast
__________________
(semi-)ondergronds station
_________________
Kaststation
__________________
Open opstelling/ vrijstaand gebouw  
4 meter
__________________
4 meter

__________________
6 meter
__________________
10 meter  
2 meter
__________________
2 meter

__________________
4 meter
__________________
4 meter  
c





 

Alle stations t/m 40000 normaal kubieke meter per uur aardgas
__________________
Alle stations boven 40000 kubieke meter per uur aardgas  

15 meter



__________________
25 meter  

4 meter



__________________
4 meter  

22.1.11 Veiligheidszone - bedrijven

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geldt op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding "veiligheidszone - bedrijven' het volgende:

  • a. er mogen ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - bedrijven 1' geen beperkt kwetsbare objecten en kwetsbare objecten worden gebouwd;
  • b. er mogen ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - bedrijven 2' geen kwetsbare objecten worden gebouwd.

22.1.12 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken binnen 'Veiligheidszone - bedrijven 1' voor beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken binnen 'Veiligheidszone - bedrijven 2' voor kwetsbare objecten.

Artikel 23 Algemene gebruiksregels

23.1 Verboden

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels in dit bestemmingsplan.

23.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. opslagplaats voor bagger en grondspecie;
  • b. opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw-)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
  • c. uitstalling-, opslag,- stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
  • d. seksinrichting;
  • e. kunst of kunstuitingen in de openbare ruimte.
23.3 Uitzonderingen op strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval niet verstaan:

  • a. vormen van gebruik als bedoeld in artikel 23.2, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt;
  • b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.
23.4 Afwijking

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde in artikel 23.1, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.

Artikel 24 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat het verloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen, met ten hoogste 3,0 m worden overschreden en geen vergroting van bestemmings- of bouwvlakken inhouden anders dan bedoeld onder a, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft(laatste is facultatief).

Bij de beoordeling van een verzoek om een omgevingsvergunning wordt rekening gehouden met eerder verleende omgevingsvergunningen op basis van dit artikel, om te beoordelen of maximale afwijkingsmogelijkheden al dan niet worden overschreden.

Artikel 25 Overige regels

Onverminderd het bepaalde in voorgaande artikelen dient worden te voldaan aan onderstaande regels.

25.1 Parkeren

Bij de bevoegdheid van college tot het verlenen van een vergunning waarbij dit bestemmingsplan als toetsingsgrond geldt is tevens het op het moment van indiening vigerende parkeernormenbeleid van toepassing. Indien niet wordt voldaan aan de in dit parkeernormenbeleid genoemde parkeernormen zal de vergunning worden geweigerd.

25.1.1 Afwijking

Van het bepaalde in artikel 25.1 kan worden afgeweken indien:

  • a. het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
  • b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeerruimte wordt voorzien.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 26 Overgangsrecht

26.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
26.1.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

26.1.2 Uitzondering

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

26.2 Overgangsrecht gebruik
26.2.1 Voortzetting strijdig gebruik

Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

26.2.2 Verandering strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, als bedoeld in 26.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

26.2.3 Geldigheidsduur

Indien het gebruik, als bedoeld in 26.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Artikel 27 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen Velsen-Noord' met idn: NL.IMRO.0453.BP0300BEDRIJVENTE1-R001