direct naar inhoud van Regels
Plan: Uitwerkingsplan Vinckebuurt
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0451.uwvinckebuurt-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het uitwerkingsplan 'Vinckebuurt' van de gemeente Uithoorn;

1.2 uitwerkingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0451.uwvinckebuurt-VG01 met bijhorende regels (en bijlagen);

1.3 verbeelding:

de verbeelding, met het nummer 2396-390, van het uitwerkingsplan 'Vinckebuurt' met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven;

1.4 aanbouw:

een bijbehorend bouwwerk dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aan-huis-gebonden beroep:

het uitoefenen van een vrij en zelfstandig beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw, waarmee het niet in directe verbinding staat en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.12 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.13 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.14 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, een parkeergarage, en zolder;

1.15 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.16 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.17 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegestaan;

1.18 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.19 bouwwerk, geen gebouw zijnde:

elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde;

1.20 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van het bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.21 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.22 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.23 dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.24 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.25 geluidzone - industrie:

de zone zoals bedoeld in artikel 52 van de Wet geluidhinder (Wgh);

1.26 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 gestapelde woning:

een woning, deel uitmakend van een gebouw waarin meerdere woningen zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven dan wel beneden en al dan niet tevens naast elkaar zijn gesitueerd en waarvan in ieder geval een gedeelte van de tot het gebouw behorende woningen niet direct toegankelijk is vanaf een weg of langzaam verkeersroute;

1.28 grondgebonden woning

een woning, welke een zelfstandig gebouw vormt en direct toegankelijk is vanaf het aangrenzende maaiveld;

1.29 hellingbaan:

een beloopbare en berijdbare helling inclusief de bijbehorende bordessen, met als karakteristieke functie het overbruggen van een hoogteverschil;

1.30 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.31 horecabedrijf:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik al dan niet ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaakfunctie;

1.32 kantoor:

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.33 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten die in beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend;

1.34 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het al dan niet openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.35 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

1.36 parkeernorm:

criterium voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen bij verschillende functies;

1.37 peil:
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang, met dien verstande dat indien een terrein is gelegen aan meerdere wegen: de laagste weg
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld;
1.38 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.39 raam- en straatprostitutie:

het op of aan de weg, vanachter een raam of op een andere voor publiek toegankelijke plaats door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken;

1.40 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf en een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.41 steiger:

boven het water aangebrachte of op het water dragende of drijvende constructie, waarover gelopen en waarop geparkeerd kan worden;

1.42 straatmeubilair:

de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, vlaggenmasten, rijwielstandaards, papierbakken, afvalcontainers, openbare toiletten, zitbanken, plantenbakken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, speelplekvoorzieningen, telefooncellen, kunstobjecten en abri's;

1.43 uitbouw:

een bijbehorend bouwwerk dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.44 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.45 vrij beroep:

een beroep of beroepsmatige dienstverlening op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch en daarmee gelijk te stellen gebied;

1.46 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de kaart voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen;
  • b. parkeren.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de hierboven genoemde bestemming worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van een erf- of terreinafscheiding mag 1 meter achter de voorgevel of het verlengde daarvan niet meer dan 2 meter bedragen en daarvoor niet meer dan 1 meter bedragen;
  • b. de hoogte van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen. De hoogte van een vlaggenmast mag niet meer bedragen dan 6 meter.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Erkers

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.1 en toestaan dat een erker of uitbouw wordt gebouwd, mits:

  • a. de diepte niet meer bedraagt dan 1 meter;
  • b. de breedte niet meer bedraagt dan 2/3 van de gevelbreedte van de woning;
  • c. de hoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning waaraan wordt gebouwd;
  • d. de op grond van het bepaalde onder sub c toegelaten bouwhoogte mag alleen worden overschreden door balustrades of borstweringen, waarbij de overschrijding niet meer mag bedragen dan 1 m.

Artikel 4 Wonen - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-1' aangegeven gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen;
  • b. erven;
  • c. parkeren;
  • d. beroepen (en bedrijf) aan huis;

Alsmede:

  • e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': parkeergarages.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de hierboven genoemde bestemming worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • d. overkappingen.

4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is aangegeven;
  • c. de goot- en nokhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en nokhoogte' is aangegeven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' mag het aantal niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld uitgesloten' mogen uitsluitend grondgebonden woningen worden gebouwd;
  • g. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt niet minder dan het ter plaatse van de aanduiding 'minimum aantal wooneenheden' aangegeven aantal woningen en niet meer dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal woningen.

4.2.2 Aan-, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan-, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50%, van de gronden buiten het bouwvlak met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 50m2;
  • b. de hoogte bedraagt niet meer dan 3 meter;
  • c. de bovenzijde (dakrand) van een aan- of uitbouw of (aangebouwd) bijgebouw mag niet hoger worden gesitueerd dan 30 cm boven de bovenzijde van de vloer van de 1e verdieping;
  • d. de diepte van de aan de achtergevel te bouwen aan- of uitbouw of (aangebouwd) bijgebouw mag ten hoogste 3 meter bedragen, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw;
  • e. de breedte van de aan de oorspronkelijke achtergevel te bouwen aan- of uitbouw of (aangebouwd) bijgebouw mag niet meer bedragen dan de breedte van de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw;
  • f. een aan de zijgevel van de woning te bouwen aan- of uitbouw of (aangebouwd) bijgebouw mag op niet minder dan 1 meter achter de voorgevelrooilijn en op niet meer dan 3 meter achter het verlengde van de oorspronkelijke achtergevel van de woning worden gebouwd en mag niet breder zijn dan 3 meter;
  • g. de aan- of uitbouwen of (aangebouwde) bijgebouwen mogen uitsluitend plat worden afgedekt.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van een erf- of terreinafscheiding mag 1 meter achter de voorgevel of het verlengde daarvan niet meer dan 2 meter en daarvoor niet meer dan 1 meter bedragen;
  • b. de hoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8 meter bedragen;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 meter.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Kap

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4 lid 2.2 voor het toestaan van een kap op een bijgebouw, mits:

  • a. de nokhoogte niet meer mag bedragen dan 5,5 meter;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige stedenbouwkundige, architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woongenot van omwonenende.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Een woning en de daarbij behorende aan-, uitbouwen en bijgebouwen op gronden als in de hiervoor omschreven bestemmingsomschrijving mogen worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsactiviteiten, mits:

  • a. de gezamenlijke vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van het bruto vloeroppervlak van de betreffende woning en bijbehorende aan-, uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van 45m²;
  • b. het geen horecabedrijf of detailhandel betreft;
  • c. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het aan huis gebonden beroep en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten plaatsvindt;
  • d. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
  • voor het parkeren ten behoeve van de beroeps- en bedrijfsactiviteiten op eigen terrein voldoende ruimte aanwezig is, en
  • behoudens in- en uitladen, geen beroeps- en bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden;
  • a. reclame-uitingen en naamborden uitsluitend in de vorm van opschriften en aankondigingen zijn uitgevoerd die betrekking hebben op het beroep, de dienst of het bedrijf dat in of op de onroerende zaak wordt uitgeoefend of waarvoor die zaak is bestemd, en mits deze reclame-uitingen en naamborden gezamenlijk geen groter oppervlakte hebben dan 0,50 m2 en geen van alle een grotere afmeting in een richting hebben dan 1 meter en mits deze opschriften en aankondigingen zijn aangebracht op of aan een onroerende zaak.

4.5 Voorwaardelijke verplichting

Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de volgende normering:

functie   parkeernorm  
Wonen (goedkoop)   1,3 parkeerplaats per woning  
Wonen (middenduur/duur)   1,7 parkeerplaats per woning  
kantoor/praktijkruimte aan huis   1 parkeerplaats per 25 m² b.v.o., met een minimum van 1 parkeerplaats  

Artikel 5 Wonen - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-2' aangegeven gronden zijn bestemd voor:

  • a. parkeervoorzieningen met bijbehorend groen en paden;
  • b. garages;
  • c. een hellingbaan.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de hierboven genoemde bestemming worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgen regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is aangegeven.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen(en), mede bestemd voor:

  • a. de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden van de gebieden met een hoge verwachtingswaarde.

6.1.1

Voor zover de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' of gedeeltelijk samenvalt met andere dubbelbestemmingen die op deze gronden rusten, geldt dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' voorrang krijgt.

6.2 Bouwregels

Ten behoeve van andere, voor de gronden geldende bestemmingen is, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende bouwregels, het volgende van toepassing:

  • a. in geval van een aanvraag voor een reguliere bouwvergunning voor de gronden met de aanduiding Waarde-Archeologie 2, waarbij bodemroerende werkzaamheden ter realisering van deze gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, noodzakelijk zijn, die:
    • 1. een oppervlakte hebben groter dan 50m2 en;
    • 2. verder gaan dan een diepte van 0,30m,

eisen burgemeester en wethouders dat alvorens de bouwvergunning verleend wordt, door de aanvrager een archeologisch rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

  • b. indien uit dit archeologisch rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de activiteiten door de archeologische deskundige.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.

6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1

Burgemeester en wethouders zij bevoegd af te wijken via een omgevingsvergunning van het bepaalde in Artikel 6 lid 1.1, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende regels.

6.4.2

De vergunning als bedoeld in Artikel 6 lid 4.1 wordt in ieder geval verleend indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de aanvrager van de bouwvergunning aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of als er, mede naar het oordeel van de gemeentelijke archeologisch deskundige geen archeologische waarden te verwachten zijn.

6.4.3

De vergunning zoals bedoeld in Artikel 6 lid 4.1 wordt ook verleend, indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de aanvrager van de bouwvergunning aan de hand van andere informatie heeft aangetoond dat door grondroerende werkzaamheden of andere bodemverstoringen op de betrokken locatie een archeologische waarden verstoord zullen worden.

6.4.4

De vergunning zoals bedoeld in Artikel 6 lid 4.1, wordt voorts verleend, indien:

  • a. de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op het bovengenoemd rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5.1

Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde- Archeologie 2' zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,3 meter waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van gronden met meer dan 0,3 meter;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen, baggeren of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, met een diepte van 0,3 meter of meer;
  • d. het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
  • e. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • f. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

6.5.2

Bovengenoemd verbod is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingsvergunning;
  • c. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan is afgeweken;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

6.5.3
  • a. Omgevingsvergunning wordt in ieder geval verleend, indien de aanvrager van de aanlegvergunning aan de hand van archeologische onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn.
  • b. Omgevingsvergunning wordt voorts verleend indien de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Omgevingsvergunning wordt voorts verleend indien de betrokken archeologische waarden, gelet op het bovengenoemd rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de activiteiten door de archeologische deskundige.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 3

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen(en), mede bestemd voor:

  • a. de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden van de gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde.

7.1.1

Voor zover de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' of gedeeltelijk samenvalt met andere dubbelbestemmingen die op deze gronden rusten, geldt dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' voorrang krijgt.

7.2 Bouwregels

Ten behoeve van andere, voor de gronden geldende bestemmingen is, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende bouwregels, het volgende van toepassing:

  • a. in geval van een aanvraag voor een reguliere bouwvergunning voor de gronden met de aanduiding 'Waarde - Archeologie 3', waarbij bodemroerende werkzaamheden ter realisering van deze gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, noodzakelijk zijn, die:
    • 1. een oppervlakte hebben groter dan 500 m2 en;
    • 2. verder gaan dan een diepte van 0,30 meter,

eisen burgemeester en wethouders dat alvorens de bouwvergunning verleend wordt, door de aanvrager een archeologisch rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

  • b. indien uit dit archeologisch rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de activiteiten door de archeologische deskundige.

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming "Waarde- Archeologie 3", indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.

7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1

Burgemeester en wethouders zij bevoegd af te wijken via een omgevingsvergunning van het bepaalde in artikel 7 lid 1.1, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende regels.

7.4.2

De vergunning als bedoeld in artikel 7 lid 4.1 wordt in ieder geval verleend indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de aanvrager van de bouwvergunning aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of als er, mede naar het oordeel van de gemeentelijke archeologisch deskundige geen archeologische waarden te verwachten zijn.

7.4.3

De vergunning zoals bedoeld in artikel 7 lid 4.1 wordt ook verleend, indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de aanvrager van de bouwvergunning aan de hand van andere informatie heeft aangetoond dat door grondroerende werkzaamheden of andere bodemverstoringen op de betrokken locatie een archeologische waarden verstoord zullen worden.

7.4.4

De vergunning zoals bedoeld in artikel 7 lid 4.1 wordt voorts verleend, indien:

  • a. de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op het bovengenoemd rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5.1

Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde- Archeologie 3' zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,3 meter waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van gronden met meer dan 0,3 meter;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen, baggeren of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, met een diepte van 0,3 meter of meer;
  • d. het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
  • e. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • f. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

7.5.2

Bovengenoemd verbod is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingsvergunning;
  • c. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan is afgeweken;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

7.5.3
  • a. Omgevingsvergunning wordt in ieder geval verleend, indien de aanvrager van de aanlegvergunning aan de hand van archeologische onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn.
  • b. Omgevingsvergunning wordt voorts verleend indien de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Omgevingsvergunning wordt voorts verleend indien de betrokken archeologische waarden, gelet op het bovengenoemd rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de activiteiten door de archeologische deskundige.

Artikel 8 Waterstaat - Waterkering

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen(en), mede bestemd voor:

  • a. werken ten behoeve van de waterkering;
  • b. de waterhuishouding met de daarbij behorende voorzieningen;
  • c. voorzieningen ten dienste van de geleiding en beveiliging van het scheepvaartverkeer.

8.2 Bouwregels
8.2.1

Op of in deze gronden mag worden gebouwd ten behoeve van het aanleggen en onderhouden van de waterkering.

8.2.2

Voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen geldt dat dit:

  • a. geschiedt overeenkomstig de bouwregels van de desbetreffende bestemming;
  • b. niet ten koste gaat van de mogelijkheid tot het onderhouden en aanleggen van de waterkering;
  • c. geen negatieve invloed heeft op de bestaande waterkering;
  • d. alleen is toegestaan na overleg met de beheerder van de waterkering.

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven of ophogen van gronden met meer dan 0,3 m;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • c. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanleggen van een vooroeverconstructie.

8.3.2

Het in artikel 8 lid 3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan in uitvoering zijn;
  • c. werken en/of werkzaamheden die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

8.3.3

Werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 8 lid 3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden welke het plan beoogt te beschermen niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 9 Waterstaat - Waterlopen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat-Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming, beheer en onderhoud van primaire wateren, zoals watergangen, overeenkomstig de Keur van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht.

9.2 Bouwregels

Op de tot 'Waterstaat-Waterlopen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken van geringe omvang, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van primaire wateren;
  • b. met een maximale bouwhoogte van 3,5m.

9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1

Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in artikel 9 lid 2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. geschiedt overeenkomstig de bouwregels van de desbetreffende bestemming;
  • b. niet ten koste gaat van de mogelijkheid tot het onderhouden en aanleggen van de waterloop;
  • c. alleen is toegestaan na overleg met de beheerder van de waterloop.

9.3.2

Het bepaalde in artikel 9 lid 3.1 geldt niet voor het uitvoeren van:

  • 1. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • 2. werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan in uitvoering zijn;
  • 3. werken en/of werkzaamheden die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen, bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Maximum bouwprofiel

Waar in dit plan voor hoofdgebouwen een maximale goothoogte en/of een maximale bouwhoogte is voorgeschreven mag het hieruit voortvloeiende maximum bouwprofiel worden overschreden door antennes, schoorstenen en ondergeschikte dakopbouwen ten behoeve van technische installaties.

11.2 Overschrijding bouw- en of bestemmingsgrenzen

De bouwgrenzen mogen, in afwijking van het op de en/of in hoofdstuk 2 bepaalde, uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, veranda's, en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen als goot- en kroonlijsten, gevellijsten, pilasters, plinten, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, kozijnen, dorpels en afvoerpijpen.

11.3 Geluidzone - industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie' zijn geen geluidgevoelige functies toegestaan, zoals opgenomen in de Wet geluidhinder, tenzij:

  • a. de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein op de gevels van het geluidsgevoelige object niet hoger zal zijn dan de voorkeursgrenswaarde of;
  • b. de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein op de gevels van het geluidsgevoelige object niet hoger zal zijn dan een door het bevoegd gezag vastgestelde hogere grenswaarde of;
  • c. het geluidsgevoelige object aan de geluidsbelaste zijde(n) voorzien is van een dove gevel als bedoeld in de Wet geluidhinder.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

12.1 Algemeen verbod op strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik als bedoeld in 2.1 lid 1 onder c van de Wabo wordt in ieder geval verstaan het gebruik of het laten gebruiken van gebouwen en/of onbebouwde gronden als:

  • a. seksinrichting en raam- en straatprostitutie;
  • b. opslagplaats voor vaten en kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen, grond- en baggerspecie;
  • c. uitstallings-, opslag-, stand-, of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
  • d. kampeerterrein.

12.2 Afwijken van de algemene gebruiksregels

Indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd kan worden afgeweken van het gestelde in de bepaling, met uitzondering van het bepaalde in artikel 12 lid 1.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

13.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de regels van dit plan voor:

  • a. de bouw van straatmeubilair en utilitaire bouwwerken waaronder transformatorhuisjes, wachthuisjes, gemalen, gasdrukregel- en meetstations, telecommunicatievoorzieningen en een centrale antenne-inrichting, met dien verstande, dat de oppervlakte per gebouw niet meer dan 25m2 mag bedragen en de goothoogte niet meer dan 3,5m mag bedragen;
  • b. afwijkingen van de in dit plan voorgeschreven afmetingen van de bebouwing, met dien verstande dat de afwijkingen niet meer dan 10% mogen bedragen, uitsluitend indien bij definitieve uitmeting van het terrein bij de nieuwbouwwerkzaamheden blijkt dat die overschrijding in het belang is van een betere realisering van de bestemming en/of bebouwing, met dien verstande dat dit geen vergroting van bouwvlakken mag inhouden;
  • c. het plaatsten van lichtmasten op gronden met de bestemming verkeer, met dien verstande dat de hoogte niet meer bedraagt dan 15 meter.

13.2 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering, afmeting en nokrichting van de bebouwing op grond van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS EN SLOTREGELS

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsgrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
  • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

14.3 Persoonsgebonden overgangsrecht

Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.

14.4 Ten aanzien van bestaande afstanden en andere maten
  • a. indien afstanden ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge regels hoofdstuk 2 is toegestaan, mogen de bestaande afstanden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. in die gevallen dat hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken op de dag van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan meer of minder bedragen dan ingevolge regels hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal worden aangehouden.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het uitwerkingsplan "Vinckebuurt" van de gemeente Uithoorn.

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 29 augustus 2016.

De voorzitter, De secretaris,

…………………………………………. …………………………………………..