Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Dorpscentrum
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0451.BPDorpscentrum-VG01

Artikel 5 Centrum-2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor ‘Centrum-2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

In de eerste bouwlaag van de gebouwen:
  1. dienstverlening;
  2. detailhandel;
  3. bedrijven zoals genoemd in categorie 1 en 2 van de bij de regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  4. woningen;
  5. horeca, voor zover genoemd in categorie I en II van de bij de regels behorende Staat van Horeca-activiteiten;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening'; uitsluitend een dienstverlenend bedrijf;
in de bovengelegen bouwlagen van de gebouwen:
  1. woningen;
met daarbij behorende:   
  1. bouwwerken;
  2. overkappingen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. opslag-, laad- en losplaatsen;
  6. verkeersvoorzieningen;
  7. parkeerplaatsen;
  8. speelgelegenheden;
  9. tuinen en erven.
      

5.2 Bouwregels

5.2.1

Op deze gronden mogen met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de hierboven genoemde bestemming worden gebouwd:
  1. gebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2.2

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  2. bouwvlakken mogen volledig worden bebouwd, tenzij een ander bebouwingspercentage op de verbeelding is aangegeven;
  3. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  4. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  5. gebouwen dienen te worden voorzien van een kap, waarvan de dakhelling niet minder mag bedragen dan 30o en niet meer dan 50o;
  6. voor zover op de verbeelding alleen een bouwhoogte staat aangegeven, is een platte afdekking toegestaan;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' dient behoud en herstel van monumentale bebouwing zoals beschreven staat in artikel 23 lid 1.
 

5.2.3

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  2. deze gronden mogen volledig worden bebouwd, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  3. de hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

5.2.4

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. de hoogte van een erf- of terreinafscheiding mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 meter.

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.3.1 Afwijken ten behoeve van functies op de 1e verdieping

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 1 voor het toestaan van een vergaderruimte en/of horeca categorie I en/of II A op de verdieping bij horecabedrijven ter plaatse van de gebiedsaanduiding wro -zone- ontheffingsgebied-1, mits:
  1. de functies van de ruimten op de 1e verdieping bij het bedrijf op de begane grond horen. Het ontstaan van een afzonderlijk bedrijf op de verdieping is niet toegestaan;
  2. het stedenbouwkundige beeld ter plaatse niet wordt verstoord. Dit beeld dient te voldoen aan het beeldkwaliteitplan, zoals toegevoegd in de bijlage bij de regels;
  3. vanuit milieuoogpunt wordt aangetoond dat geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan, middels een akoestisch en/of geuronderzoek;
  4. door middel van een parkeeronderzoek wordt aangetoond dat het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse of dat in de onmiddellijke omgeving wordt voorzien in voldoende parkeervoorzieningen;
  5. door middel van een onderzoek bedrijven- en milieuzonering wordt aangetoond dat het gebruik geen belemmeringen vormt voor bedrijfsactiviteiten in de omgeving;
  6. waarden en belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad;
  7. geen gebruik is gemaakt van de uitbreidingsmogelijkheden, door middel van het wijzigingsbevoegdheid zoals bedoelt in artikel 26 lid 1 en zodoende het pand nog een beeldbepalend karakter heeft zoals deze was op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan;
  8. als voldoende is gebleken dat het stedenbouwkundig en architectonische beeld niet wordt verstoord en alvorens te beslissen over de vergunning vraagt het bevoegd gezag hierover advies aan een daartoe aangewezen beoordelingscommissie van deskundigen, bijvoorbeeld de welstandscommissie.

5.3.2 Vergroten van bouwmogelijkheden middengebied

Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van artikel 5 lid 2.2 sub b voor een overschrijding van het op de verbeelding aangegeven bebouwingspercentage tot 100%, mits;
  1. kan worden aangetoond dat dit in het kader van een meer adequate economische en organisatorische bedrijfsvoering ter plaatse noodzakelijk is;
  2. rekening wordt gehouden met de bereikbaarheid van hulpdiensten;
  3. de overschrijding niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse of dat in de onmiddellijke omgeving wordt voorzien in voldoende parkeervoorzieningen.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik als bedoelt in 2.1 lid 1 onder c van de Wabo wordt in ieder geval verstaan:
  1. het gebruik van de verdiepingen anders dan voor woonfuncties voor zover het bestaande woonfuncties betreft;
  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van discotheken en bar-dancings;
  3. het uitoefenen van detailhandel in bergingen;
  4. (zelfstandige) bewoning van bijgebouwen.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van artikel 5 lid 1 sub f voor het toestaan van dienstverlening op de 2de bouwlaag, mits;
  1. op de gronden behorende bij het pand geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de dienstverlening plaatsvindt;
  2. in de omgeving van het betreffende pand geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:.
    • voor het parkeren ten behoeve van de dienstverlening op eigen terrein voldoende ruimte aanwezig is, en
    • behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond het betreffende pand mogen plaatsvinden;
  3. er geen onevenredige inbreuk plaatsvindt op de privacy van omwonenden.