direct naar inhoud van Regels
Plan: Klein Twiske 2015
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0431.BP2015002013-0401

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan "Klein Twiske 2015" met identificatienummer NL.IMRO.0431.BP2015002013-0401 van de gemeente Oostzaan;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aanbouw:

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een toevoeging van een ruimte aan een hoofdgebouw, dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aaneengebouwde woningen:

bebouwing bestaande uit meer dan twee aaneengebouwde grondgebonden woningen;

1.7 aan huis verbonden beroep/bedrijf:

administratieve, juridische, medische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerp-technische of hiermee gelijk te stellen beroep, alsmede het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en die door de beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de hoofdfunctie wonen als primaire functie behouden en herkenbaar blijft;

1.8 achtererf:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw (zie figuur onder 1.22 van dit artikel);

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 Besluit omgevingsrecht (Bor):

Besluit van 25 maart 2010, houdende regels ter uitvoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Besluit omgevingsrecht), Staatsblad 2010, 143;

1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bijbehorende bebouwing:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.14 bijgebouw:

bijbehorende bebouwing in de vorm van een vrijstaand gebouw, behorende bij en dienstbaar aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.21 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstallen ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.22 erfgebied:

het gedeelte van het bouwperceel, met uitzondering van het hoofdgebouw, dat kan worden onderverdeeld in het achtererf, het zijerf en het voorerf, volgens onderstaande figuur;
afbeelding "i_NL.IMRO.0431.BP2015002013-0401_0001.jpg"

1.23 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.24 halfvrijstaande woning:

een woningtype waarbij verschillende hoofdgebouwen aan elkaar geschakeld zijn door middel van ondergeschikte bouwdelen, zoals garages, en waarbij al dan niet de mogelijkheid aanwezig is om aan één zijde rond het huis te lopen;

1.25 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.26 horeca:

een bedrijf dat in zijn algemeenheid gericht is op het verstrekken van nachtverblijf en/of op het verstrekken en/of ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie;

1.27 nutsvoorziening

(bouwkundige) voorzieningen ten behoeve van (de aansluiting op) het openbare net van gas, water, elektriciteit, riolering, stadsverwarming en het telecommunicatieverkeer, of daaraan gelijk te stellen voorzieningen;

1.28 omgevingsvergunning:

een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.29 overkapping:

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een bouwwerk, omsloten door maximaal twee, al dan niet tot de constructie zelf behorende wanden en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;

1.30 perceelontsluiting:

een entree van een (bouw)perceel vanaf de openbare weg, zoals een oprit of oprijlaan;

1.31 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.32 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.33 uitbouw:

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een vergroting van een bestaande ruimte aan een hoofdgebouw, dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;

1.34 twee-aaneengebouwde woning:

bebouwing bestaande uit twee aaneengebouwde grondgebonden woningen;

1.35 verkeers- en verblijfsactiviteiten:

activiteiten die grotendeels betrekking hebben op het verplaatsen en (in de openlucht) verblijven van personen en die veelal plaatsvinden in straten, woonerven en op pleinen, daaronder begrepen paden, parkeerplaatsen, groen- en watervoorzieningen;

1.36 voorgevel:

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel;

1.37 voorste begrenzing van het bouwvlak:

de grens van het bouwvlak, die conform het bepaalde in 1.22, de begrenzing van het voorerf bepaalt;

1.38 vrijstaande woning:

een niet-aaneengebouwde woning;

1.39 woning:

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.40 zijerf:

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en aan de naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant van het hoofdgebouw en tevens op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw zijn gelegen (zie figuur onder 1.22 van dit artikel).

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.4 oppervlakte van bouwwerken, geen gebouw zijnde:

de verticale projectie van alle delen van die werken binnen de omtrekslijn;

2.5 onderlinge afstanden:

afstanden tussen bouwwerken onderling en ook afstanden van bouwwerken tot erfscheidingen worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.6 peil:
  • a. bij ligging op een afstand van minder dan 10 meter uit de as van de weg: de kruin van de weg;
  • b. bij ligging anderszins: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
2.7 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen voor balkons niet meer dan 1, 5 meter bedraagt en voor de overige ondergeschikte bouwdelen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingen

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Groen" aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. water;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. perceelsontsluitingen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Ten behoeve van de in 3.1 genoemde bestemmingsomschrijving mogen met inachtneming van de in 3.2.2 genoemde bepalingen, de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en werken, geen bouwwerk zijnde worden gerealiseerd.

3.2.2 Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken geldt dat dit uitsluitend is toegestaan voor zover (en in het geval dat) deze zonder omgevingsvergunning zijn toegestaan conform artikel 2 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid; en
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor "Tuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen;
  • b. perceelsontsluitingen;
  • c. parkeren.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Ten behoeve van de in 4.1 genoemde bestemmingsomschrijving mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gerealiseerd voor zover (en in het geval dat) deze zonder omgevingsvergunning zijn toegestaan conform artikel 2 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.

4.2.2 Bergingen en entrees

In afwijking van het bepaalde in 4.2.1 zijn bergingen en entrees toegestaan voor zover deze ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan legaal aanwezig waren, dan wel legaal gebouwd mochten worden volgens een verleende omgevingsvergunning.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor "Verkeer - Verblijfsgebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeers- en verblijfsactiviteiten;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. nutsvoorziening;
  • d. parkeren.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Ten behoeve van de in 5.1 genoemde bestemmingsomschrijving mogen met inachtneming van de in 5.2.2 genoemde bepalingen, de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en werken, geen bouwwerk zijnde worden gerealiseerd.

5.2.2 Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt dat dit uitsluitend is toegestaan voor zover (en in het geval dat) deze zonder omgevingsvergunning zijn toegestaan conform artikel 2 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor "Water" aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor de waterhuishouding, met de daarbij behorende oevers.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Ten behoeve van de in 6.1 genoemde bestemmingsomschrijving mogen, met inachtneming van de in 6.2.2 en 6.2.3 genoemde bepalingen, de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en werken, geen bouwwerk zijnde worden gerealiseerd. Het bevoegd gezag toetst voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning of voldaan wordt aan de keur van de waterbeheerder, dan wel een ontheffing daarvan nodig is.

6.2.2 Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken geldt dat dit uitsluitend is toegestaan voor zover (en in het geval dat) deze zonder omgevingsvergunning zijn toegestaan conform artikel 2 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.

6.2.3 Bruggen

In afwijking van het bepaalde onder 6.2.2 is het bouwen van bruggen uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "brug".

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
6.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het kanaliseren en/of dempen van watergangen;
  • b. het aanleggen van dammen, dijken of andere taluds, of het vergraven en ontgronden van bestaande dammen of andere taluds.
6.3.2 Advies waterbeheerder

Alvorens het bevoegd gezag de omgevingsvergunning verleent, vraagt zij advies aan de waterbeheerder.

6.3.3 Toepasbaarheid

Het gestelde verbod in 6.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en beheer van de gronden betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven;
  • c. tuinen en erven;
  • d. parkeren;
  • e. perceelsontsluitingen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemene bouwregels

Ten behoeve van de in 7.1 genoemde bestemmingsomschrijving mogen, met inachtneming van de in 7.2.2 t/m 7.2.4 genoemde regels, de daarbij behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gerealiseerd.

7.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend in de vorm van vrijstaande, halfvrijstaande, twee-aaneengebouwde en aaneengebouwde woningen binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat de voorgevel in de voorste begrenzing van het bouwvlak wordt gebouwd,
  • b. ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" mag de aangegeven goot- en bouwhoogte niet worden overschreden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "maximum bebouwingspercentage" mag het bebouwingspercentage van het hoofdgebouw, exclusief bijbehorende bouwwerken, niet meer bedragen dan is aangegeven.
7.2.3 Bijbehorende bouwwerken (aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen)

Bijbehorende bouwwerken voldoen aan de volgende regels:

  • a. de goothoogte en bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de bovenzijde van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw, met een maximum van 4,00 meter;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mag de hoogte van aan- en uitbouwen ten hoogste 4,50 meter, bedragen met dien verstande dat:
    • 1. de afdekking plaatsvindt door middel van een hellend dak;
    • 2. de dakhelling en -richting gelijk is aan die van het hoofdgebouw;
    • 3. de goothoogte niet hoger is dan 3,00 meter;
  • c. de diepte van aan- en uitbouwen mag, gemeten uit de gevel van het hoofdgebouw, niet meer bedragen dan 4,00 meter;
  • d. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,00 meter;
  • e. de hoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4,50 meter;
  • f. de hoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3,00 meter;
  • g. het gezamenlijk grondoppervlak van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 30% van het erf van het bijbehorende bouwperceel met een maximum van 40 m ²;
7.2.4 Bouwwerken geen gebouw zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, voor zover gesitueerd op het zij- of achtererf, bedraagt maximaal 3 meter, met uitzondering van erfscheidingen die een bouwhoogte hebben van maximaal 2 meter.

7.3 Afwijking bouwregels
7.3.1 Tijdelijke afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 7.2.3, onder e en g, zodat de maximale bouwhoogte van bijgebouwen 6 meter bedraagt en/of het maximale gezamenlijk grondoppervlak van bijbehorende bouwwerken 50 m2 bedraagt, met dien verstande dat:

  • a. de bevoegdheid kan worden toegepast op aanvragen die vóór 1 april 2017 zijn ingediend;
  • b. de bevoegdheid kan niet worden toegepast op aanvragen die vanaf 1 april 2017 worden ingediend.

7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Aan huis verbonden beroepen/bedrijven

Het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep en/of een aan huis verbonden bedrijf is in overeenstemming met de woonfunctie, indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. de oppervlakte maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt tot een maximum van 50 m2;
  • b. de beroeps- en bedrijfsactiviteiten door de bewoners worden uitgeoefend;
  • c. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • d. er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf.
7.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met de bestemming van de in dit artikel bedoelde gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gebouwen voor detailhandel en voor de uitoefening van een seksinrichting.

7.4.3 Bewoning bijgebouwen

Vrijstaande bijgebouwen mogen niet voor bewoning worden gebruikt.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

Bouwwerken (of delen daarvan) voor zover deze ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan legaal aanwezig waren, dan wel legaal gebouwd mochten worden volgens een verleende omgevingsvergunning, worden geacht te voldoen aan de regels van dit bestemmingsplan.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 10% regeling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels van het plan, ten behoeve van een vermeerdering van de voorgeschreven maten en percentages, alsmede de inhoud en de oppervlakte van de bouwwerken, mits de vermeerdering niet meer dan 10% bedraagt.

10.2 Goede uitvoering

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels van het plan, voor zover dit noodzakelijk is voor een goede uitvoering van het plan, met dien verstande dat de genoemde afwijkingen ten hoogste 2,00 meter mogen bedragen.

10.3 Afwijking bruggen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels voor een andere situering van bruggen dan aangegeven in de 6.2.3, indien dit gewenst is voor de perceelsontsluiting aan de zijde van het Noordeinde, met dien verstande dat de breedte van een brug niet meer dan 3 meter bedraagt en er geen verkeerstechnische bezwaren bestaan.

10.4 Vereisten omgevingsvergunning

De in 10.1 en 10.2 bedoelde omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Bouwen
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als "Regels van het bestemmingsplan Klein Twiske 2015"