1.1 plan:
het bestemmingsplan Lingenskamp 51 van de gemeente Laren;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0417.Lkamp51-Va01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het al dan niet in directe verbinding staat en daaraan functioneel ondergeschikt is;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:
beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend waarvan de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie verenigbaar is en waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en degene die het beroep of het bedrijf uitoefent ook bewoner van de woning is;
hieronder wordt in ieder geval niet verstaan: een detailhandelsvestiging, een afhaalzaak, een horecabedrijf en een (raam)prostitutiebedrijf;
hieronder wordt wel verstaan: een kleinschalige voorziening ten behoeve van kinderopvang van maximaal 7 kinderen en een bed and breakfast;
1.7 achtererfgebied:
erf aan de achterkant en zijkant, op meer dan 1 meter van de voorgevelrooilijn, van het hoofdgebouw. Gronden die gekoppeld zijn middels de aanduiding 'relatie' worden geacht onderdeel uit te maken van hetzelfde achtererfgebied;
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.9 bestaand bouwwerk:
een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
1.10 bestaand gebruik:
het op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan aanwezige gebruik;
1.11 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.12 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.13 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.14 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.15 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond;
1.16 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.17 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.18 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.19 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.20 bijgebouw:
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en hoort bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, niet bestemd voor bewoning en recreatief gebruik;
1.21 dak:
een bovenbeëindiging van een gebouw
1.22 dakkapel:
een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;
1.23 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van horeca;
1.24 dienstverlening:
het beroepsmatig verlenen van diensten waarbij een onderscheid gemaakt kan worden in:
- administratieve, financiële en zakelijke dienstverlening e.d.:
het verrichten van administratieve en daarmede gelijk te stellen werkzaamheden, al dan niet met daaraan ondergeschikte baliewerkzaamheden;
- publieksgerichte dienstverlening:
dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak publiekgerichte baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus e.d.
1.25 erf:
de gronden met een woonbestemming gelegen binnen het bouwperceel maar buiten het bouwvlak;
1.26 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.27 goot, druiplijn of boeiboord:
de laagste snijlijn van het dakvlak met de gevel;
1.28 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.29 kap:
een gesloten en (gedeeltelijk) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk;
1.30 KNA conform archeologisch onderzoeksrapport:
archeologisch onderzoek, uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;
1.31 mantelzorg:
de langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt aangeboden aan een aantoonbaar hulpbehoevende (zoals op fysiek en/of psychisch en/of psycho-sociaal vlak) door personen uit diens direct omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie;
1.32 ondergeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 25% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;
1.34 overkapping:
bijgebouw in de vorm van een overdekte ruimte, al dan niet omsloten door maximaal drie wanden;
1.35 peil:
- voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
- voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.36 terreinen:
afgebakende grasvelden, beplante of onaangetaste stukken grond die om een huis of een ander gebouw liggen en daar bijhoren qua functie;
1.37 uitbouw:
een gebouw dat aan een hoofdgebouw is gebouwd en daarmee functioneel en bouwkundig één geheel vormt;
1.38 vloeroppervlakte:
de vloeroppervlakte van alle bovengrondse bouwlagen gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingswanden, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimtes omhullen, inclusief trapgaten, lift- en leidingschachten, exclusief schalmgaten of vides.
1.39 voorgevel:
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;
1.40 voorgevelrooilijn
de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de naar het openbare gebied gekeerde gevel(s) van de hoofdbebouwing.
1.41 woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
- in- en uitritten;
- een hondenschool, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - hondenschool';
met de daarbij behorende
- parkeervoorzieningen, mits gelegen achter de voorgevelrooilijn van het op het bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
- groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en terreinen.
3.2.1 Erkers en uitbouwen
Binnen deze bestemming mogen erkers en uitbouwen bij een op het bouwperceel aanwezig hoofdgebouw gebouwd worden, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- de gezamenlijke oppervlakte mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 5 m2;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag, met een maximum van 3 meter.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
- de hoogte van terrein- en erfafscheidingen mag ten hoogste 1 meter bedragen;
- de hoogte van vlaggenmasten mag ten hoogste 8 meter bedragen;
- de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen.
3.3 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde:
- in artikel 3 lid 2.1 sub a voor het vergroten van de daar bedoelde oppervlakte tot ten hoogste 20 m2, met dien verstande dat:
- de oppervlakte in mindering wordt gebracht op de op het bouwperceel toelaatbare oppervlakte aan bijgebouwen;
- de afstand tussen de gebouwen en een aangrenzende bestemming 'Verkeer' of 'Verkeer - Verblijfsgebied' ten minste 5 meter bedraagt.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep- of bedrijf;
- garageboxen, ter plaatse van de aanduiding 'garage';
- een hondenschool, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - hondenschool';
- de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' aangegeven bouwwerken;
- de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' aangegeven bouwwerken;
- instandhouding, bescherming en herstel van waarvolle bebouwingskenmerken en -elementen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:
- erven, tuinen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
4.2.1 Hoofdbebouwing
Binnen deze bestemming mogen als hoofdgebouwen ten dienste van deze bestemming uitsluitend woonhuizen worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
- hoofdgebouwen ten dienste van de bestemming dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
- als woningtypen zijn toegestaan:
- ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen': twee-onder-een-kapwoningen en vrijstaande woningen;
- ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand': vrijstaande woningen;
- de goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mag niet worden overschreden;
- de inhoud van een woning dient ten minste 150 m3 te bedragen;
- de voorgevelbreedte van een woning dient ten minste 5 meter te bedragen, tenzij op de verbeelding een kleinere maat is aangegeven.
4.2.2 Erfbebouwingsregeling
Binnen deze bestemming mogen bijgebouwen en aan- en uitbouwen bij hoofdgebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
- op gronden gelegen binnen de bestemming 'Wonen' mag maximaal 50 m2 aan bijgebouwen en aan- en uitbouwen gerealiseerd worden, mits het achtererfgebied kleiner is dan 600 m2;
- op gronden gelegen binnen de bestemming 'Wonen' mag maximaal 60 m2 aan bijgebouwen en aan- en uitbouwen gerealiseerd worden, mits het achtererfgebied groter is dan 600 m2 en kleiner is dan 700 m2;
- op gronden gelegen binnen de bestemming 'Wonen' mag maximaal 70 m2 aan bijgebouwen en aan- en uitbouwen gerealiseerd worden, mits het achtererfgebied groter is dan 700 m2 en kleiner is dan 800 m2;
- op gronden gelegen binnen de bestemming 'Wonen' mag maximaal 80 m2 aan bijgebouwen en aan- en uitbouwen gerealiseerd worden, mits het achtererfgebied groter is dan 800 m2 en kleiner is dan 900 m2;
- op gronden gelegen binnen de bestemming 'Wonen' mag maximaal 90 m2 aan bijgebouwen en aan- en uitbouwen gerealiseerd worden, mits het achtererfgebied groter is dan 900 m2 en kleiner is dan 1.000 m2;
- op gronden gelegen binnen de bestemming 'Wonen' mag maximaal 100 m2 aan bijgebouwen en aan- en uitbouwen gerealiseerd worden, mits het achtererfgebied groter is dan 1.000 m2;
- algemeen geldt dat het gehele achtererfgebied voor maximaal 50% bebouwd mag worden met bijgebouwen en aan- en uitbouwen;
- de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen mag ten hoogste 3 meter respectievelijk 6 meter bedragen;
- zwembaden zijn niet toegestaan.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
- de hoogte van terrein- en erfafscheidingen mag ten hoogste 2 meter bedragen indien gebouwd achter de voorgevelrooilijn en 1 meter indien gebouwd voor de voorgevelrooilijn;
- de hoogte van vlaggenmasten mag ten hoogste 8 meter bedragen;
- de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen en de plaatsing van de bebouwing ten behoeve van:
- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- de aanwezige natuurwaarden.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijken voor zwembaden
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 4 lid 2.2 sub i voor de bouw van zwembaden en de daarbij behorende afscheidingen, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- de hoogte van afscheidingen behorende bij zwembassins mag niet meer dan 2 meter bedragen;
- ten tijde van de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van de bedoelde bouwwerken moet een woning op hetzelfde perceel aanwezig zijn;
- de oppervlakte van zwembassins mag ten hoogste 10% van het gedeelte van het bouwperceel waarop het zwembassin toelaatbaar is beslaan, met een maximum van 200 m2;
- indien de bedoelde bouwwerken zijn geprojecteerd binnen een afstand van 5 meter uit de perceelsgrenzen moeten omwonenden gehoord worden voordat een beslissing genomen wordt op een aanvraag om een omgevingsvergunning.
4.4.2 Afwijken voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde:
- in artikel 4 lid 2.3 sub a voor het bouwen van hekwerken behorende bij tennisbanen met een hoogte van ten hoogste 4 meter;
- in artikel 4 lid 2.3 voor het oprichten van een vrijstaande antennemast met een bouwhoogte van ten hoogste 15 meter.
4.5 Specifieke gebruiksregels
De uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf in samenhang met wonen is uitsluitend toegestaan indien:
- het vloeroppervlak ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf niet groter is dan 1/3 deel van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen;
- het, in geval van bedrijfsactiviteiten, bedrijfsactiviteiten betreft in maximaal categorie 1 van de van deze regels deeluitmakende bijlagen bij de regels dan wel bedrijfsactiviteiten waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist;
- er geen sprake is van verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
- het aan-huis-verbonden beroep wordt uitgeoefend in het hoofdgebouw.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Afwijken voor aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 4 lid 5:
- voor een vloeroppervlak van maximaal 60 m², inclusief aan- en uitbouwen, voor een aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf, indien de vloeroppervlakte van de woning groter is dan 150 m2;
- voor bedrijfsactiviteiten in categorie 2 van de van deze regels deeluitmakende bijlagen bij de regels, indien en voorzover deze naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
4.6.2 Afwijken voor mantelzorg
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het verbod op wonen in een bijgebouw en toestaan dat een bijgebouw bij een woning tijdelijk gebruikt wordt voor bewoning ten behoeve van mantelzorg, door de zorgbehoevende danwel de zorgverlener/mantelzorger, als afhankelijke woonruimte, waarbij:
- het gebruik als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, waartoe advies van een door de gemeente aan te wijzen gezondheidsinstelling wordt ingewonnen;
- de afhankelijke woonruimte qua oppervlakte past in de erfbebouwingsregeling;
- de afhankelijke woonruimte een maximale oppervlakte mag hebben van 35 m2, voor percelen kleiner dan 100 m2 en van 70 m2, voor percelen groter dan 100 m2;
- geen splitsing van eigendom (woning en bijgebouw/afhankelijke woornuimte) van het betreffende perceel plaatsvindt;
- het aantal gebruikers van de afhankelijke woonruimte maximaal twee bedraagt;
- aan de afhankelijke woonruimte geen permanent (huis)nummer wordt toegekend.
4.6.3 Intrekken omgevingsvergunning voor mantelzorg
Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning om af te wijken, verleend op grond van
artikel 4 lid 6.2, indien:
- in strijd met de voorwaarden van de afwijking wordt gehandeld;
- de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit het oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is;
Het vorenstaande kan bijvoorbeeld ontstaan door het beëindigen van het partnerschap of wanneer de zorgbehoevende niet meer woonachtig is op het perceel (bijvoorbeeld door overlijden of verhuizing).
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan te wijzigen ten behoeve van de verplaatsing van een bouwvlak met inachtneming van de volgende regels:
- bouwvlakken mogen uitsluitend verplaatst worden binnen de bestemming 'Wonen', waarbij bij verplaatsing van het bouwvlak de overige bestemmingen dienen te worden gehandhaafd;
- de oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot;
- de voorkant van het bouwvlak dient gelijk te lopen met de voorgevelrooilijn van de naastgelegen woningen of ten hoogste 3 meter achter de huidige voorgevelrooilijn te liggen;
- de achterzijde van het bouwvlak mag maximaal gelijk lopen met de achterzijde van de naastgelegen woningen;
- de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen dient minimaal 3 m te bedragen.
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene bouwregels
6.1 Bestaande maatvoering
Voor een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan vergund en aanwezig of legaal in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande maten afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, gelden ter plaatse van de afwijking die afwijkende maten als bepalingen voor de maatvoering, met dien verstande dat:
- bestaande maten die meer bedragen dan in regels hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen ter plaatse van de afwijking als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- bestaande maten die minder bedragen dan in regels hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen ter plaatse van de afwijking als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
- de (onderdelen van) bouwwerken waarvan de maten afwijken van hetgeen in regels hoofdstuk 2 is bepaald mogen niet worden vergroot of verhoogd;
- ingeval van herbouw dit lid onder a en b uitsluitend van toepassing is, indien de herbouw op dezelfde locatie plaatsvindt;
- op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, het bepaalde in artikel 11 lid 1 niet van toepassing is.
6.2 Overschrijding bouwgrenzen
Bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
- tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappenhuizen, hellingbanen, entreeportalen, veranda's en afdaken en andere bouwdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter;
- dakoverstekken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,6 meter.
6.3.1 Onder bestaande bebouwing
Tenzij in
regels hoofdstuk 2 anders is bepaald, zijn ondergrondse ruimten uitsluitend toegestaan geheel of gedeeltelijk onder bovengrondse bebouwing, voor zover:
- bijbehorende voorzieningen voor licht- en luchttoetreding en toegangen zijn gesitueerd aan de van de weg afgekeerde zijde van het (hoofd)gebouw;
- de hoogte, gemeten ten opzichte van de beganegrondvloer, van de in sub a bedoelde toegangen niet meer dan 3 meter bedraagt;
- de gezamenlijke breedte van de in sub a genoemde voorzieningen en toegangen niet meer bedraagt dan 50% van de breedte van de achtergevel tot een maximum van 9 meter (gemeten vanaf het oorspronkelijke maaiveld);
- in afwijking op het bepaalde in sub a, zijn voorzieningen voor licht- en luchttoetreding toegestaan aan de niet van de weg afgekeerde zijden van het gebouw binnen een strook van 1 meter vanuit de gevel van het gebouw, voor zover de gezamenlijke breedte van de voorzieningen niet meer bedraagt dan 25% van de breedte van de desbetreffende gevel (gemeten vanaf het maaiveld);
- de gedeelten van ondergrondse ruimten die niet gelegen zijn onder een bovengronds gebouw, dienen meegerekend te worden in de ingevolge regels hoofdstuk 2 toegestane oppervlakte aan gebouwen;
- ondergrondse ruimten moeten voldoen aan de elders in deze planregels voorgeschreven afstanden tot de perceelsgrenzen.
6.3.2 Niet onder bestaande bebouwing:
Het bouwen van ondergrondse ruimten, voor zover dit niet plaatsvindt geheel of gedeeltelijk onder een gebouw dat geheel boven het maaiveld is gelegen, is uitsluitend toegestaan indien:
- de afstand tot de gebouwen die boven het maaiveld zijn gelegen maximaal 10 meter bedraagt;
- ten hoogste één gevel zichtbaar is vanaf de weg;
- de oppervlakte van de ondergrondse bebouwing wordt meegerekend in de ingevolge regels hoofdstuk 2 toegestane oppervlakte aan gebouwen.
6.3.3 Afwijken voor toegang ondergrondse ruimten
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 6 lid 3.1 om ondergrondse ruimten met de toegang aan de niet van de weg afgekeerde zijden van het hoofdgebouw toe te laten, met dien verstande dat:
- de breedte van de toegang niet meer mag bedragen dan 50% van de breedte van de gevel met een maximum van 5 meter (gemeten vanaf het oorspronkelijke maaiveld);
- de toegang tot de ondergrondse ruimte niet (direct) zichtbaar mag zijn vanaf de openbare weg;
- de afstand van de toegangsdeur tot de weg minimaal 25 meter bedraagt;
- geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van het groene karakter;
- een omgevingsvergunning slechts kan worden verleend voor één ondergrondse toegang.
6.3.4 Afwijken voor zichtbare gevels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 6 lid 3.2 sub b, teneinde meer dan één vanaf de weg zichtbare gevels toe te staan, met dien verstande dat geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van het groene karakter.
6.3.5 Voorwaarde voor de omgevingsvergunning
Alvorens omtrent verlening van een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 6 lid 3.3 te beslissen, kan het bevoegd gezag advies inwinnen bij een landschapsdeskundige en de welstandscommissie omtrent de vraag of voldaan wordt aan het bepaalde in
artikel 6 lid 3.3.
6.4 Buiten toepassing verklaring Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende bepalingen:
- de richtlijnen voor het verlenen van de stedenbouwkundige bepalingen;
- de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- de ruimte tussen bouwwerken.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik geldt dat het niet is toegestaan onbebouwde gronden te gebruiken als:
- staan of -ligplaats voor onderkomens;
- als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
- als stortplaats voor puin en afvalstoffen, voor zover dit niet betreft het storten of opslaan in bij gebouwen behorende tuinen van geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van die tuinen.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
8.1 Afwijken voor geringe afwijkingen
Het bevoegd gezag kan, tenzij op basis van
regels hoofdstuk 2 reeds een omgevingsvergunning kan worden verleend en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de natuurwaarde, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van hoogtematen, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dit in het belang is van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of indien noodzakelijk in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
- de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- de bestemmingsbepalingen voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
- de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
- de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 20 meter;
- het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, trappenhuizen, lichtkappen en andere ondergeschikte bouwdelen, tot een maximum verhoging van 2 meter;
- het bepaalde ten aanzien van de maximale hoogte van hekwerken en toestaan dat de bouwhoogte van hekwerken wordt verhoogd tot niet meer dan 3 meter, met dien verstande dat hekwerken binnen de bestemmingen 'Wonen' mogen worden verhoogd tot een bouwhoogte van niet meer dan 2 meter.
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
9.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), ten behoeve van:
- overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 5 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen en/of andere grenslijnen en aanduidingen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 5 meter mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden van bestemmingsvlakken en/of aanduidingen ten opzichte van de feitelijke situatie of anderszins een meetverschil of indien de situatie ter plekke daartoe aanleiding geeft.
9.2 Voorwaarden bij wijzigingsbevoegdheid
- hiervoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in het bestemmingsplan beschreven en te beschermen stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke, c.q. de milieukwaliteiten van het gebied en de omgeving;
- geen verkeersonveilige situaties ontstaan.
Artikel 10 Algemene procedureregels
10.1 Afwijken
Op de voorbereiding van een besluit tot afwijking, zoals opgenomen in dit plan, is de in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geregelde procedure van toepassing.
10.2 Wijziging
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging, zoals opgenomen in dit plan, is de in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening geregelde procedure van toepassing.
10.3 Nadere eisen
Op de voorbereiding van een besluit tot het toepassen van een nadere eisenregeling, zoals opgenomen in dit plan, is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
11.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van
artikel 11 lid 1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in
artikel 11 lid 1 met maximaal 10%.
11.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
artikel 11 lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
11.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in
artikel 11 lid 4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
11.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in
artikel 11 lid 4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
11.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
artikel 11 lid 4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Lingenskamp 51 .