direct naar inhoud van Artikel 20 Wonen
Plan: Bestemmingsplan Haven en Bedrijventerreinen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0406.BPHENB2010-VG01

Artikel 20 Wonen

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen;
  • b. beroep aan huis;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijven': tevens bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein', alsmede kinderdagverblijven en praktijkruimten, uitsluitend op de beganegrondlaag;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': tevens horeca uit ten hoogste categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de beganegrondlaag;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, verhardingen, tuinen en water.

20.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

20.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden gebouwd in het bouwvlak;
  • b. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het aantal hoofdgebouwen zoals aanwezig ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn gestapelde woningen toegestaan;
  • d. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • e. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' mag op de begane grond tot een hoogte van 4 m niet worden gebouwd;
  • g. de onder d en e aangegeven hoogten mogen worden overschreden door dakkapellen en dakopbouwen mits de gezamenlijke breedte aan de voorzijde ten hoogste 50% van de gevelbreedte bedraagt en aan de achterzijde van een gebouw ten hoogste 70% van de gevelbreedte.

20.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan;
  • b. de totale oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak op het zij- en achtererf bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf, met een maximum van 40 m²;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b bedraagt de maximale oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak ten hoogste 60 m² indien het zij- en achtererf groter zijn dan 200 m²;
  • d. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • e. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  • f. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de beganegrondlaag van het hoofdgebouw +25 cm;
  • g. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 4,5 m.

20.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 7,5 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, elders bedraagt ten hoogste 3 m.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 20.2.2 onder e en g, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5,5 m, mits dit niet leidt tot een onevenredige schaduwwerking en/of zichthinder voor aangrenzende percelen;
  • b. lid 20.2.2 onder b om voor percelen kleiner dan 200 m² een maximale oppervlakte van 60 m² toe te staan, mits dit niet leidt tot een onevenredige verdichting van het perceel en/of onevenredige aantasting van de woonsituatie;
  • c. lid 20.2.3 onder c voor de bouwhoogte van een antennemast voor een radio-ontvangst- of zendinstallatie tot ten hoogste 3 m boven de aanwezige bouwhoogte van de omliggende hoofdgebouwen, mits dit geen onaanvaardbare zichthinder voor aangrenzende percelen oplevert;
  • d. 20.2.3 onder c voor de bouwhoogte van een schotelantenne met een doorsnede van ten hoogste 2 m tot een bouwhoogte, gemeten vanaf de voet, van 5 m, mits dit geen onaanvaardbare zichthinder voor aangrenzende percelen oplevert.

20.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het medegebruik van een woning en de bijhorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen voor het uitoefenen van een beroep aan huis gelden de volgende voorwaarden:

  • a. het gebruik mag uitsluitend uitgeoefend worden door de bewoner(s) van de woning;
  • b. het gebruik mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de woning en de omgeving en moet een kleinschalig karakter hebben;
  • c. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven;
  • d. het gebruik mag het uiterlijk ten aanzien van de woning niet aantasten;
  • e. reclame-uitingen mogen niet strijdig zijn met het woonkarakter van de omgeving;
  • f. het gebruik mag geen onevenredige parkeerdruk met zich meebrengen;
  • g. het gebruik mag geen ernstige en/of onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren en niet onder de werkingsfeer van de Wet milieubeheer vallen.