direct naar inhoud van Regels
Plan: Crailoseweg 117
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0406.BPCRAILOWEG117-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het bestemmingsplan Crailoseweg 117 met identificatienummer NL.IMRO.0406.BPCRAILOWEG117-VG01 van de gemeente Huizen.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de daarbij behorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

Grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aan- en uitbouw

Een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 Achtergevel

De gevel of gevels van het hoofdgebouw gericht naar de achterste perceelsgrens.

1.7 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.8 Beroep aan huis

Het uitoefenen van een beroep aan huis of de beroepsmatige verlening van diensten aan huis op administratief, juridisch, (para) medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen terrein, met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.

1.9 Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

Afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.10 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.11 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 Bevoegd gezag

Bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.13 Bijgebouw

Een niet voor bewoning bestemd vrijstaand gebouw dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw zoals een garage, berging of hobbyruimte.

1.14 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.15 Bouwperceelsgrens

De grens van een bouwperceel.

1.16 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.17 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.18 Escortbedrjf

De natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

1.19 Onderkomens

Voor verblijf van mensen geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, voer- of vliegtuigen, caravans en stacaravans, kampeerauto's voorzover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, alsmede tenten.

1.20 Overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en van ten hoogste één wand.

1.21 Peil
  • bij op te richten hoofdgebouwen en daarbij behorende aan- of uitbouwen: het straatpeil ter plaatse van de perceelgrens (ter plaatse van de hoofdtoegang) vermeerderd met 3 centimeter per meter afstand van het gebouw en de perceelgrens met een maximum van 30 centimeter;
  • bij op te richten bijgebouwen: de gemiddelde maaiveldhoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
  • bij te veranderen, uit te breiden en/of gedeeltelijk te vernieuwen gebouwen: een denkbeeldig vlak op 5 centimeter onder het niveau van de afgewerkte begane grondvloer ter plaatse van de hoofdtoegang van het gebouw;
  • bij een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct grenst aan de openbare weg: de hoogte van de weg ter plaatse van de perceelgrens;
  • bij een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat niet direct grenst aan de openbare weg: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.
1.22 Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.23 Seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.24 Sekswinkel

De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch – pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht.

1.25 Voorgevel

Een naar de openbare weg en/ of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw.

1.26 Voorgevelrooilijn

De snijlijn van de voorgevel van een woning of het hoofdgebouw en het grondvlak waarop de woning of het hoofdgebouw zich bevindt alsmede het verlengde (denkbeeldige doorgetrokken lijn) ervan binnen het bouwperceel.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 Afstand tot de bouwperceelsgrens

Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Natuur

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de aanwezige dan wel eigen natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

3.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.2.1 Verbod

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden af- en/ of vergraven, egaliseren, diepploegen en/ of ophogen van gronden;
  • b. het dempen en/ of graven van sloten en/ of andere watergangen;
  • c. het aanplanten en/ of verwijderen van bomen en/ of houtgewas, alsmede de verwijdering van bodem- en oevervegetaties;
  • d. het aanleggen, verharden en/ of het verbreden van wegen en/ of paden en/ of het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het verblijfsrecreatief medegebruik;
  • f. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
  • g. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie-, en/ of communicatieleidingen;
  • h. het scheuren en/ of omzetten van grasland;
  • i. het omzetten van bouwland naar grasland.
3.2.2 Toelaatbaarheid

De in het vorige lid vermelde werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de natuurwetenschappelijke, landschappelijke en /of cultuurhistorische waarden van deze gronden niet in onevenredige mate worden of kunnen worden verkleind.

3.2.3 Uitzonderingen

Van een verkleining van de natuurwetenschappelijke, landschappelijke en /of cultuurhistorische waarden van deze gronden als bedoeld in lid 3.2.2 is in elk geval sprake indien direct, hetzij indirect:

  • a. een blijvende verarming optreedt van de aanwezige karakteristieke vegetatie;
  • b. de ruimtematen in het landschap veranderen;
  • c. zichtbare kenmerken van de cultuurhistorische ontwikkeling verdwijnen.

Het in lid 3.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • d. het normale onderhoud betreffen;
  • e. reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, vrijstelling of anderszins mogen worden uitgevoerd.

Artikel 4 Tuin - Tuin I

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin- tuin I' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen en erven;
  • b. bij deze bestemming behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en verhardingen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van dakloze zwembaden worden opgericht;
  • b. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen mag ten hoogste 1 m bedragen m.d.v. dat de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen in zijtuinen op ten minste 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel ten hoogste 2 m mag bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b bedraagt de bouwhoogte van toegangspoorten voor de voorgevelrooilijn bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen ten hoogste 2 m waarbij het hek schuin / gebogen op kan lopen tot maximaal 2,5 m, met dien verstande dat de breedte ten hoogste 6 m bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag ten hoogste 7,5 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van de overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen.

Artikel 5 Tuin - Tuin III

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - tuin III' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen en erven;
  • b. voor het behoud van cultuurhistorische (landschappelijke) en natuurlijke waarden.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend erf- en perceelsafscheidingen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 2 m.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanplanten en/of verwijderen van bomen en/of houtgewas, alsmede de verwijdering van bodem- en oevervegetaties;
  • b. het scheuren en/of omzetten van grasland;
  • c. het aanleggen, verharden en/of het verbreden van wegen en/of paden en/of het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

5.3.2 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De in lid 5.3.1 vermelde werken en werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van deze gronden niet in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden tot herstel van die waarden niet in onevenredige mate worden of kunnen worden verkleind.

Van een verkleining van de landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van deze gronden is in elk geval sprake indien direct, hetzij indirect:

  • a. de ruimtematen in het landschap veranderen;
  • b. zichtbare kenmerken van de cultuurhistorische ontwikkelingen verdwijnen.

5.3.3 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het in lid 5.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, vrijstelling of anderszins mogen worden uitgevoerd.

 

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woondoeleinden en het daarbij behorende 'beroep aan huis';
  • b. bij deze bestemming behorende gebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, parkeervoorzieningen, verhardingen en dakloze zwembaden.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

6.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. er is maximaal één woning toegestaan;
  • c. de goothoogte van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 8 m;
6.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan;
  • b. de totale oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak bedraagt ten hoogste 150 m2, een en ander met dien verstande dat de oppervlakte van een bijgebouw niet meer dan 80 m2 mag bedragen;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw +25cm;
  • e. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 5,5 m;
  • f. de diepte van aan- en uitbouwen en overkappingen mag gemeten vanaf de van de weg afgekeerde bebouwingsgrens van het hoofdgebouw mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • g. aan één zijde naast het bouwvlak mag geen bebouwing worden gesitueerd.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 7,5 m;
  • c. de bouwhoogte van dakloze zwembaden bedraagt ten hoogste 0,2 m;
  • d. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 6.2.2 onder e voor een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 7 m;
    • 2. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 3 m is;
    • 3. dit geen onevenredige schaduwwerking en/of zichthinder voor aangrenzende percelen geeft, dan wel de gebruikswaarden van de aangrenzende percelen niet onevenredig wordt verminderd.
  • b. het bepaalde in lid 6.2.3 onder d voor de bouwhoogte van een schotelantenne met een doorsnede van maximaal 2 m, tot een bouwhoogte, gemeten vanaf de voet, van 5 m, mits dit geen onaanvaardbare zichthinder voor aangrenzende percelen oplevert.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het medegebruik van een woning voor het uitoefenen van een beroep aan huis gelden de volgende voorwaarden:

  • a. het gebruik mag uitsluitend uitgeoefend worden door de bewoner(s) van de woning;
  • b. het gebruik mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de woning en de omgeving en moet een kleinschalig karakter hebben;
  • c. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven;
  • d. het gebruik mag het uiterlijk ten aanzien van de woning niet aantasten;
  • e. reclame – uitingen mogen niet strijdig zijn met het woonkarakter van de omgeving;
  • f. het gebruik mag geen onevenredige parkeerdruk met zich meebrengen;
  • g. het gebruik mag geen ernstige en/of onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren en niet onder de werkingssfeer van de Wet Milieubeheer vallen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan (als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), wordt in ieder geval gerekend het gebruik:

  • a. als standplaats voor onderkomens;
  • b. voor het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen en onderdelen daarvan;
  • c. als opslag-, stort, of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen stoffen of producten, behoudens indien en voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  • d. gebruik van (vrijstaande) aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • e. voor seksinrichtingen, escortbedrijven en sekswinkels

8.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels, zoals genoemd in 8.1, wanneer strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 Milieuzone - Grondwaterbeschermingsgebied

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, enkel bouwwerken worden gebouwd indien de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening gewaarborgd blijft en de regels van de Provinciale Milieuverordening Noord-Holland dienaangaande in acht worden genomen.

9.2 Milieuzone - Bodembeschermingsgebied

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - bodembeschermingsgebied' mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, enkel bouwwerken worden gebouwd indien de bescherming van het aardkundig monument gewaarborgd blijft en de regels van de Provinciale Milieuverordening Noord-Holland dienaangaande in acht worden genomen.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Burgemeesters en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van dit plan voor:

10.1 Antennemasten

Het bouwen van antenne-installaties ten behoeve van het mobiele netwerk, met dien verstande dat:

  • 1. er zoveel mogelijk medegebruik wordt nagestreefd;
  • 2. de bouwhoogte maximaal 40 m bedraagt;
  • 3. de installatie geen afbreuk doet aan het karakter van de omgeving.

10.2 Kunstobjecten

Kunstobjecten, reclame- en informatieborden tot een maximale hoogte van 5 m.

10.3 Geringe afwijkingen

Geringe afwijkingen die

  • 1. in het belang zijn van een technisch of stedenbouwkundig beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken, of
  • 2. in verband met de werkelijke toestand van het terrein, of
  • 3. wegens onnauwkeurigheid van de kaart, met dien verstande, dat een afwijking in situering niet meer dan 3 m en een afwijking in verticale zin niet meer dan 30 cm mag zijn.

10.4 Kunstobjecten

Kunstobjecten, reclame- en informatieborden tot een maximale hoogte van 5 m.

10.5 Maatafwijkingen

Voor afwijkingen tot ten hoogste 10 % van de voorgeschreven maten inzake hoogten, afstanden en oppervlakten, indien dit in het belang is van een doelmatiger of esthetisch of technisch beter verantwoorde uitvoering van bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Crailoseweg 117'.