Inhoudsopgave
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
-
plan:
het Bestemmingsplan Leendert den Bergerstraat 18-20 te Den Helder met identificatienummer NL.IMRO.0400.312BPLDBSTR1820-VST1 van de gemeente Den Helder;
-
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
-
aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
-
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
aangebouwd bijgebouw:
een bijgebouw welke aan het hoofdgebouw gebouwd is of gesitueerd is binnen 1 meter van het hoofdgebouw;
-
aangrenzende percelen:
percelen die grenzen aan het perceel waarop het bouwwerk wordt uitgevoerd ( waarbij de eerste 2 meter van brandgangen, stegen of openbaar groen wordt meegerekend niet zijnde het aangrenzende perceel.);
-
aan-huis-gebonden beroep/bedrijf:
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, uitgevoerd door (één van) de hoofdbewoner(s) van de woning, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet verkeersaantrekkend of milieuhinderlijk zijn, en geen betrekking hebbend op detailhandel (met uitzondering van internetdetailhandel) of horeca gerelateerde activiteiten, dat op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie en de woonomgeving ter plaatse;
-
achtererf:
het terrein gelegen achter het verlengde van de oorspronkelijke achtergevel, tot de achterperceelsgrens;
-
achtererfgebied:
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
-
antenne installatie:
antennedrager en antenne t.b.v. de mobile telecommunicatie;
-
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde;
-
bebouwingsgebied:
achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;
-
bebouwingspercentage:
een in het bestemmingsplan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
-
bed & breakfast (B&B):
particuliere verstrekking tegen betaling, met een niet bedrijfsmatig karakter in een woonhuis, aan derden van uitsluitend logies (met ontbijt) zonder dienstverlening – niet zijnde uitoefening van het hotel, pension of ander bedrijf- waarbij het aanbod zich beperkt tot maximaal 4 slaapplaatsen verdeeld over maximaal 2 kamers;
bestaand:
-
bij bouwwerken:
-
bestaand, in uitvoering of vergund ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;
-
bij gebruik:
-
bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod;
-
bestaande bebouwing:
een bouwwerk, dat ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is, dan wel na dat tijdstip mag worden gebouwd krachtens een bouwvergunning die na dit tijdstip, hoewel in strijd met het plan, niet mag worden geweigerd;
-
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
-
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
-
bijgebouw:
een op zichzelf staand (van het hoofdgebouw gescheiden), al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
-
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
-
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
-
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
-
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
-
bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
-
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde zijn toegelaten;
-
bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
-
dak:
iedere boven beëindiging van een gebouw;
-
dakkapel:
uitspringend dakvenster, waarbij de afstanden tot de noklijn, en/of dakranden minimaal 0,5 meter is;
-
dakopbouw:
een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok van het dak en/of goot, die het silhouet van het oorspronkelijke dak veranderd;
-
dakvenster:
opening waardoor het daglicht naar binnen kan, afgesloten met een glazen plaat gelegen in het dakvlak, waarbij de afstanden tot de noklijn, en/of dakranden minimaal 0,5 meter is;
-
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
erf:
het bouwperceel, voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw en verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw;
-
erker:
een overwegend (60% van het gevelvlak) glazen uitgebouwde overdekte ruimte gelegen voor de gevellijn van een als woning gebruikt gebouw;
-
erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertonen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
-
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
hogere grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidshinder en/of het Besluit geluidshinder;
-
hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, zijn constructie en/of afmetingen als belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
-
kampeermiddel:
-
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
-
enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde;
één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
-
nutsvoorzieningen:
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water-, elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;
-
overkapping:
een horizontale overbouwing, welke slechts bestaat uit een scheidingsconstructie tegen weersinvloeden;
-
peil:
-
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
-
de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
-
de gemiddelde hoogte van het op de hoekpunten van het gebouw aansluitende afgewerkte terrein; en
-
voor bijgebouwen geldt de hoogte van de bovenkant van de drempel van de hoofdtoegang van het bijgebouw;
-
indien in of op het water wordt gebouwd:
-
het peil van het water;
-
permanente bewoning:
bewoning van een ruimte als hoofdwoonverblijf;
-
seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
-
serre:
een overwegend glazen uitgebouwde overdekte ruimte gelegen op minimaal 1 meter achter de voorgevellijn van een als woning gebruikt gebouw;
-
uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
-
voorerf:
het gedeelte van het erf welke is gelegen voor de voorgevel of het verlengde daarvan van de oorspronkelijke woning;
-
voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die als zodanig moet worden aangemerkt;
-
wonen:
het gehuisvest zijn in een woning/wooneenheid, zoals omschreven in onderhavige begripsbepalingen;
-
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding, niet zijnde een bijzondere woonvorm;
-
wooneenheid:
onder het begrip wooneenheid wordt voor de werking van de bestemmingsplan verstaan een woning;
-
woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat;
-
zijerf:
gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen tussen het verlengde van de voorgevel en het verlengde van de achtergevel.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
de bouw-/ nokhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend;
-
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
(bij mansarde kappen indien de dakhellingen van de dakvlakken onderling niet meer dan 30 graden verschillen de gemiddelde dakhelling van de beide dakvlakken);
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
de (horizontale) diepte van een gebouw:
de buitenwaartse lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;
-
de breedte van een bouwwerk:
tussen de buitenzijde van beide zijgevels en/of harten van scheidsmuren gezien vanaf de voorgevel of het verlengde daarvan;
-
de afstand tot de (achter/zijdelingse) perceelsgrens:
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (achter/zijdelingse) perceelgrens;
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,50 meter wordt overschreden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen in de vorm van park, plantsoen, gazon en water;
-
bermen en beplanting;
-
fiets- en wandelpaden;
-
waterlopen en waterpartijen;
-
recreatief gebruik onder andere in de vorm van wandelen, spelen, verblijven, en beleven;
-
gebouwen in de vorm van bushokjes en/of nutsvoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde (zoals onder andere banken, verlichting, bruggen en bewegwijzering, terreinafscheiding etc.).
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van openbare nutsvoorzieningen en bushokjes waarvan het maximale oppervlak 20 m² mag bedragen en de maximale bouwhoogte 3 meter mag bedragen;
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 10 meter bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 meter bedragen.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de
bebouwing, ten behoeve van:
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de
bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik of laten gebruiken van de gronden voor parkeervoorzieningen;
-
het gebruik of laten gebruiken van de gronden voor wegen.
Artikel 4 Tuin
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woningen en/of woongebouwen;
-
indien de bestemming is gelegen voor de voorgevellijn bij woningen, erkers;
-
woonfuncties en/of een aan-huis-gebonden beroep, binnen de erker,
met de daarbij behorende:
-
parkeergelegenheid;
-
bouwwerken, geen gebouw zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwwerken voor de oorspronkelijke achtergevel
Voor het bouwen van bouwwerken vóór de naar de weg gelegen voorgevel (of het verlengde daarvan) van de bijbehorende woning gelden de volgende regels:
-
gebouwen en overkappingen mogen niet gebouwd worden voor de naar de weg gelegen voorgevel (of het verlengde daarvan), uitgezonderd het gestelde onder b en c;
-
voor het bouwen van uitbouwen vóór de naar de weg gelegen voorgevel (of het verlengde daarvan) gelden de volgende regels:
-
de maximale breedte van uitbouw mag niet meer bedragen dan 2/3 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
-
de maximale diepte mag niet meer bedragen dan:
-
1/4 van de breedte van de uitbouw;
-
1/4 van de diepte van de bestemming 'Tuin' ter plekke van de woning;
-
1,50 meter;
-
de maximale goothoogte mag niet meer dan de bovenkant van de 1e verdiepingsvloer bedragen;
-
de maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;
-
het dak van de uitbouw dient plat te zijn of indien de uitbouw van een kap wordt voorzien dient de helling gelijk te zijn aan die van het hoofdgebouw;
-
de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van geluidsgevoelige gebouwen mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
-
voor het bouwen van overkappingen voor de voorgevel van bestaande gebouwen gelden de volgende regels:
-
de overkapping mag alleen geplaatst worden aan de voorgevel van de woning;
-
de overkapping mag niet breder zijn dan het kozijn ter plaatse van de voordeur + 50 cm aan weerszijde;
-
de overkapping mag geen grotere diepte hebben dan 1 meter.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gelegen gevel c.q. het verlengde daarvan:
-
niet meer dan 1 meter mag bedragen, of
-
niet meer dan 1,5 meter met dien verstande dat deze boven de 0,75 meter transparant is, danwel voorzien is van een gaasconstructie met een minimale maaswijdte van 10 cm;
-
de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 10 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1,2 meter.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en verkeersveiligheid nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bebouwing, ten aanzien van:
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; en
-
de situering van de parkeervoorziening.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel.
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen;
-
parkeervoorzieningen;
-
(ondergrondse) nutsvoorzieningen,
met de daarbij behorende:
-
gebouwen;
-
aan-huis-gebonden beroep/bedrijf;
-
bed & breakfast;
-
tuinen en erven;
-
aan- en uitbouwen en (aangebouwde) bijgebouwen;
-
bouwwerken, geen gebouwen, zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
Voor het bouwen geldt de volgende regel:
-
het totale bebouwingspercentage per bouwperceel bedraagt niet meer dan 25%.
5.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
-
het aantal wooneenheden binnen een bouwvlak mag niet meer bedragen dan het aantal aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden";
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)";
-
een hoofdgebouw mag uitsluitend worden gebouwd indien wordt voldaan aan de parkeernormen zoals die zijn opgenomen in bijlage 1.
5.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
-
een aan- en/of uitbouw en/of bijgebouw behorende bij het hoofdgebouw mag binnen en/of buiten het bouwvlak worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, gelegen achter de oorspronkelijke voorgevel en niet behorende tot de oorspronkelijke woning op een bouwperceel mag:
-
in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m², 50% van dat bebouwingsgebied bedragen;
-
in geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m² en kleiner dan of gelijk aan 300 m², 50 m², vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m² bedragen;
-
in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m², 90 m², vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m², tot een maximum van in totaal 150 m² bedragen;
-
dan wel niet meer dan het bestaande met vergunning bebouwde oppervlak bedragen.
-
buiten het bouwvlak mag:
-
de goot-/beboeiingshoogte maximaal de hoogte van de bestaande verdiepingsvloer + 25 cm bedragen met een maximum van 4 meter;
-
de bouwhoogte maximaal 4,5 meter bedragen, danwel de bestaande met vergunning gerealiseerde bouwhoogte;
-
de dakhelling van bijgebouwen niet meer dan 45 graden bedragen;
-
de afstand van een gebouw tot de bestemmingsgrens dient minimaal 1 meter te bedragen.
-
voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:
-
overkappingen mogen alleen worden gerealiseerd op 1 meter achter de oorspronkelijke voorgevel (of het verlengde daarvan) van de bijbehorende woning en;
-
de afstand tussen een overkapping en de bestemmingsgrens dient minimaal 1 meter te bedragen;
-
overkappingen mogen maximaal één bouwlaag hoog zijn, met een maximale bouwhoogte van 3,5 meter.
5.2.4 Nutsgebouwen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsgebouwen gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte van nutsgebouwen mag niet meer bedragen dan 20 m²;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.
5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van masten en palen mag niet meer bedragen dan 10 meter;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen achter de voorgevel of het verlengde daarvan, maar binnen 1 meter vanaf de bestemmingsgrens, mag niet meer bedragen dan 1 meter, met daarop een open constructie met een minimale maaswijdte van 10 cm tot een maximale hoogte van 2 meter t.o.v. peil;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 1,50 meter.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegde gezag kan mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden,
met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 5.2.2 sub c voor het verhogen van de bouwhoogte tot 10 meter, met dien verstande dat de goothoogte in dat geval niet meer bedraagt dan 4 meter.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Algemeen
Ten aanzien van het gebruik geldt het bepaalde in lid 5.1 waarbij:
-
woonfuncties, bed and breakfast en/of een aan-huis-gebonden beroep/bedrijf buiten het bouwvlak alleen zijn toegestaan indien de aan- of uitbouw minimaal over een breedte van 2 meter aan het hoofdgebouw is verbonden, en het aantal woningen op het perceel niet toeneemt.
5.4.2 Beroep aan huis
Binnen de bestemming is de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep/bedrijf toegestaan, als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:
-
het betreft een aan-huis-gebonden beroep/bedrijf, waarbij de activiteiten met betrekking tot een aan-huis-gebonden beroep/bedrijf zowel naar gebruik als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het (woon) karakter van de woning en wijk;
-
het geen detailhandel betreft, tenzij het als ondergeschikte nevenactiviteit van het in de woning uitgeoefende aan-huis-gebonden beroep/bedrijf plaatsvindt;
-
de bedrijfsvloeroppervlakte beslaat niet meer dan 30% van de totale gezamenlijke begane grond vloeroppervlakte van de aanwezige hoofdbebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 35 m²;
-
er mag geen milieu- of verkeershinder ontstaan;
-
het beroep moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
-
de activiteiten mogen niet vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de Wet Milieubeheer.
5.4.3 Parkeren
Tot een strijdig gebruik van de gronden en gebouwen wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en gebouwen strijdig met de parkeernormen, zoals die zijn opgenomen in bijlage 1.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegde gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 5.4.2 onder c, en toestaan dat het oppervlak op het perceel voor het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep/bedrijf wordt vergroot tot:
-
maximaal 40% van de totale gezamenlijke begane grondoppervlakte van de aanwezige hoofdgebouw op het bouwperceel met een maximum van 50 m²;
mits het plan voldoet aan de parkeernorm zoals die zijn opgenomen in bijlage 1.
Er behoeft aan deze parkeernorm niet voldaan te worden indien aangetoond kan worden dat binnen een straal van 100 meter van het perceel voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn voor de bouwwerken en het gebruik hiervan binnen dat gebied.’
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
7.1 Bouwen binnen bouwvlak
-
Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak is aangegeven mag, behoudens andersluidende bepalingen in deze regels, uitsluitend worden gebouwd binnen dit bouwvlak.
-
Indien in een bestemmingsvlak geen bouwvlak is aangegeven, mag uitsluitend worden gebouwd voor zover daartoe in de betreffende bestemmingsregel uitdrukkelijk mogelijkheden zijn opgenomen.
7.2 Bebouwingspercentage
Indien in een bouwvlak geen bebouwingspercentage is aangegeven, mag dit vlak geheel bebouwd worden.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
8.1 Verboden gebruik
Tot een gebruik strijdig met de gegeven bestemmingen wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de gronden voor opslag van (aan de oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
-
het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
-
het opslaan of storten van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, buiten erven van gebouwen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gericht beheer van de gronden;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een thuisprostitutie, raamprostitutie en seksinrichting;
-
het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
-
het gebruik van gebouwen ten behoeve van verblijfsrecreatie anders dan in de bestemming is bepaald;
-
het gebruik als staan- of ligplaats voor onderkomens;
-
het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
9.1 Afwijkingen
het bevoegde gezag kan mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden,
met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
de bij recht in dit plan aangegeven maten en getallen, voor zover deze afwijking niet meer dan 10% bedraagt en met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is op het bebouwd grondoppervlak, het bruto vloeroppervlak, de bebouwingspercentages en de aantallen zoals aangegeven op de verbeelding;
-
voor de overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 1,50 meter bedragen en geen vergroting;
-
de bestemmingsplanregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of – intensiteit daartoe aanleiding geeft;
-
de bestemmingsplanregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
de bestemmingsplanregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
-
de bestemmingsplanregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouw zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 46 meter;
-
de bestemmingsplanregels ten aanzien van de parkeernormen, zoals die in bijlage 1 staan opgenomen, mits
-
het voldoen aan die regel door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
-
voorzover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien;
-
het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
-
de oppervlakte van de verhoging niet meer dan 6 m² bedraagt;
-
de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw met een maximum van 1,5 meter bedraagt.
9.2 Eerdere afwijkingen
Bij de beoordeling van een verzoek om afwijking wordt rekening gehouden met eerder verleende
afwijkingen op basis van dit artikel, om te beoordelen of maximale afwijkingsmogelijkheden al dan
niet worden overschreden.
9.3 Voorwaarden aan het verlenen van een afwijking
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.1, kan niet worden verleend indien enig aangrenzend terrein of aangrenzende bebouwing in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met het plan en/of indien op enig aangrenzend terrein de verwerkelijking van het plan wordt belemmerd en dit niet door het stellen van voorwaarden aan de ontheffing kan worden voorkomen.
-
de in lid 9.1 onder a en b genoemde afwijkingen mogen voorts slechts worden verleend indien zulks in het belang is voor een technisch of esthetisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, en hierdoor:
-
de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
-
de structurele opzet van het plan hierdoor niet aanmerkelijk zal worden aangetast;
-
het karakter van de bebouwing niet aanmerkelijk wordt aangetast;
-
de cultuurhistorische, de natuur- en /of landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergoten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
In het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van het Bestemmingsplan Leendert den Bergerstraat 18-20 te Den Helder".
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 28 november 2016.
|
|