direct naar inhoud van Regels
Plan: Lingerzijde - Doelenstraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0385.bpLzijdeDoelenstr-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan:

Het bestemmingsplan 'Lingerzijde - Doelenstraat' met identificatienummer NL.IMRO.0385.bpLzijdeDoelenstr-vg01 van de gemeente Edam-Volendam;

1.2 Bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 Aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 Aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 Aan-huis-verbonden bedrijf:

Het verlenen van diensten of het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende bouwwerken past en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate blijft behouden. Hieronder mede begrepen consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten;

1.6 Aan-huis-verbonden beroep:

De uitoefening van een (vrij) beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend, waaronder niet begrepen de uitoefening van horeca en detailhandel of consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten;

1.7 Achtererfgebied:

Erf aan de achterkant en aan de zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.8 Antenne-installatie:

Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.9 Balkon:

Open uitbouw met balustrade aan een verdieping van een gebouw;

1.10 Bebouwing:

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 Bed en breakfast:

Een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, welke ondergeschikt is aan de hoofdbestemming;

1.12 Bedrijf:

Een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen;

1.13 Beeldbepalend bouwwerk:

Een bouwwerk met een gemiddelde cultuurhistorische en/of architectonische waarde, dat wil zeggen een cultuurhistorische waardestelling met een score van 8 tot en met 13 punten, en waarvan het exterieur van het gebouw/bouwwerk, zoals omschreven in de als Bijlage 2 - Cultureel Erfgoed Lingerzijde-Doelenstraat Inventarisatie, Arcx buro, 2012 bij deze regels opgenomen bijlage als gemeentelijk monument bescherming geniet ingevolge de dubbelbestemming 'Waarde - Edams - Volendams erfgoed';

1.14 Bestaand:
  • a. ten aanzien van bouwwerken:
    een bouwwerk, dat:
    • 1. ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaat of in uitvoering is of
    • 2. na het in lid 1 genoemde tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend;
  • b. ten aanzien van gebruik:
    het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.15 Bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak;

1.16 Bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 Bijbehorend bouwwerk:

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.18 Bouwhistorisch onderzoek:

Een onderzoek naar de ontstaansgeschiedenis en ontwikkeling van een gebouw of ensemble met een nadruk op de fysieke samenstelling, conform de 'Richtlijnen bouwhistorisch onderzoek' van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;

1.19 Bouwen:

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.20 Bouwgrens:

De grens van een bouwvlak;

1.21 Bouwlaag:

Het geheel van op gelijke of nagenoeg gelijke vloerhoogte gelegen ruimten in een gebouw met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder, onderbouw, zolder en vliering;

1.22 Bouwperceel:

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 Bouwperceelgrens:

De grens van een bouwperceel;

1.24 Bouwvlak:

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.25 Bouwwerk:

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.26 Contra-expertise:

Een deskundig advies met daarin een afweging van de cultuurhistorische waarde ten opzichte van de bouwtechnische staat van het object, zoals aangegeven in een bouwhistorisch onderzoek;

1.27 Cultureel erfgoed:

Alle materiële getuigenissen uit het verleden die de samenleving van belang vindt om te conserveren, te onderzoeken, te presenteren en over te informeren;

1.28 Cultuurhistorische waarde:

De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of gebied;

1.29 Cultuurhistorische waardestelling:

Een toegekende samenhangende waardestelling op het gebied van algemene historische waarden en/of de ensemblewaarden en/of de architectuurhistorische waarden en/of de bouwhistorische waarden en/of de waarden vanuit de gebruikshistorie, toegekend aan een zaak en/of object en/of gebied vastgelegd in een cultuurhistorisch rapport, met als mogelijke uitkomst na beoordeling:

  • a. een bouwwerk met een hoge cultuurhistorische en/of architectonische waarden: een uitkomst c.q. score van 14 tot en met 20 punten;
  • b. een bouwwerk met een gemiddelde cultuurhistorische en/of architectonische waarden: een uitkomst c.q. score van 8 tot en met 13 punten;
  • c. een bouwwerk met een lage cultuurhistorische en/of architectonische waarden zonder specifieke status: een uitkomst c.q. score van 0 tot en met 7 punten;
1.30 Cultuurhistorisch rapport:

Onderzoek waarin de algemene historische waarden en/of de ensemblewaarden en/of de architectonische waarden en/of de bouwhistorische waarden en/of de waarden vanuit de gebruikhistorie zijn geïnventariseerd en vastgelegd en waarvan op basis van het puntensysteem op de onderdelen 7 tot en met 20 van het cultuurhistorisch rapport een score haalbaar is van 0 tot en met 20 punten;

1.31 Detailhandel:

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en-/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan voor consumptie ter plaatse en anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.32 Evenementen:

Periodieke en-/of incidentele manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, shows, tentoonstellingen, thematische markten, kermissen, circussen en andere vertoningen;

1.33 Gebouw:

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt:

1.34 Hoofdgebouw:

Eén of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.35 Luifel:

Een afdak aan een gebouw, al dan niet ondersteund;

1.36 Maaiveld:

De hoogte van het bouwperceel ter plaatse, dan wel; de hoogte van het afgewerkte bouwperceel ter plaatse na het verlenen van een omgevingsvergunning;

1.37 Nutsvoorzieningen:

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.38 Ondergronds bouwen:

Bouwen onder het maaiveld met minimaal 0,35 m;

1.39 Overig bouwwerk:

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.40 Overkapping:

Een bijbehorend bouwwerk dat bestaat uit een dakconstructie zonder eigen wanden;

1.41 Pand:

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.42 Prostitutiebedrijf:

Een bedrijf, waarin het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding als beroep wordt uitgeoefend;

1.43 Puntensysteem en maximale score cultuurhistorisch rapport

Nr   Omschrijving   Toelichting   Maximale score  
7   Functie   Van belang vanwege cultuurhistorische aspecten vanwege het (voormalige) gebruik.   1 punt  
8   Bouwjaar   Hierbij is gekozen als 'peildatum' objecten vóór of na 1960 (ouder dan 50 jaar of niet.   2 punten  
9   Stijl/gaafheid   Van belang vanwege de architectonische gaafheid van het exterieur.   1 punt  
10   Stijl/gaafheid   Van belang vanwege een bepaalde stijl of bouwtrant.   1 punt  
11   Stijl/gaafheid   Van belang vanwege bijzondere esthetische kwaliteiten (zoals gevelindeling, bijzondere detaillering, materiaal en/of kleurgebruik etc.)   4 punten  
12   Stijl/gaafheid   Van belang vanwege een unieke (bouw)techniek of (bouw)type.   1 punt  
13   Stijl/gaafheid   Van belang vanwege een bekende architect en/of de plaatselijke, regionale en/of landelijke architectuurgeschiedenis.   1 punt  
14   Stijl/gaafheid   Van belang vanwege de oorspronkelijkheid of de bijzonderheid van (een onderdeel van) het exterieur.   1 punt  
15   Historisch belang   Van belang vanwege het feit dat het object samen met andere delen of objecten (gebouwen, hekwerken, entree, tuin) een karakteristiek historisch complex of historisch stedenbouwkundig structuur vormt.   1 punt  
16   Historisch belang   Van belang vanwege het feit dat het object als onderdeel van een historisch gegroeid stedelijk gebied, lint of landelijk gebied daarin beeldbepalend is.   1 punt  
17   Historisch belang   Van belang vanwege de bijzondere betekenis van het object voor het aanzien van een streek, stad, dorp of wijk (oriëntatiepunt).   1 punt  
18   Historisch belang   Van belang vanwege het feit dat het object deel uitmaakt van een gebied met een grote continuïteit, waardoor het historische patroon van verkaveling, wegen en waterlopen goed geconserveerd is gebleven.   1 punt  
19   Historisch belang   Van belang vanwege de historische herinneringen verbonden aan het object in de ruimste zin van het woord (feiten, gebeurtenissen, eigenaren/bewoners, beroepen etc.).   2 punten  
20   Historisch belang   Van belang vanwege een plaatselijke, regionale of landelijke historische ontwikkeling (op sociaal, cultureel, technisch, bestuurlijk, economisch gebied etc.).   2 punten  
  Waardestelling gehele object   20 punten  
1.44 Rijksmonument:

Onroerend monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;

1.45 Seksinrichting:

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof het bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch en pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een prostitutiebedrijf of een parenclub al dan niet in combinatie met elkaar;

1.46 Waterhuishoudkundige voorzieningen:

Voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging- , hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten en andere daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

1.47 Woning:

Een gebouw bestaande uit een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;

1.48 Woongebouw:

Een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Meetwijzen
2.1.1 De bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.2 De bouwhoogte van een antenne-installatie:
  • a. Ingeval van een vrijstaande antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de antenne-installatie;
  • b. Ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde antenne-installatie: het hoogste punt van de antenne-installatie;
2.1.3 De bouwhoogte van balkon- en dakterrashekken:

Tussen het hoogste punt van het balkon- respectievelijk het dakterrashek en de bovenkant van de balkonvloer/het dak;

2.1.4 De bouwhoogte van schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen:

Tussen het hoogste punt van de schoorsteen, antenne of naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen en de plaats van het dak waar dit bouwwerk is aangebracht;

2.1.5 De dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.1.6 De goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.1.7 De inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en-/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.8 De oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en-/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.9 Het peil:
  • a. voor het hoofdgebouw binnen een bouwvlak: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van het bouwvlak;
  • b. voor een bouwwerk binnen en buiten het bouwvlak gebouwd aan het hoofdgebouw: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van het bouwvlak;
  • c. overige bouwwerken die vrijstaand zijn gebouwd: het maaiveld.
2.2 De vloeroppervlakte

De gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

2.3 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,5 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. nutsvoorzieningen;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;

met daarbij behorende:

  • d. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwregels voor gebouwen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken geldt dat de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • d. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen, prostitutiebedrijf, escortbedrijf en sekswinkel is niet toegestaan;
  • f. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende bestemming gelegen hoofdgebouwen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument', zijn de gronden mede bestemd voor een rijksmonument;
  • c. de bescherming van de karakteristieke kwaliteiten van het tuinontwerp zoals omschreven in Bijlage 1 bij deze regels (Advies behoud en herinrichting tuinen Lingerzijde Edam, Paul van Beek landschappen BNT, 2012);

met de daarbij behorende:

  • d. bijbehorende bouwwerken, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - theekoepel';
  • e. erven en terreinen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwregels voor bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - theekoepel';
  • b. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte.
4.2.2 Bouwregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels: uitsluitend een balkon al dan niet ondersteund mag worden gebouwd tot een diepte van maximaal 1,6 m met daarbij behorende balkonhekken niet hoger dan 1,2 m.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de bescherming van de karakteristieke waarden van het tuinontwerp;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeerssituatie;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
4.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.2 voor het realiseren van:

  • a. vlaggenmasten met een bouwhoogte van maximaal 6 m;
  • b. erf- en terreinscheidingen met een bouwhoogte van maximaal 1 m.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf en verplaatsing;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. wegen en paden;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. kunstwerken;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte van:

  • a. speelvoorzieningen ten hoogste 4 m mag bedragen;
  • b. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3 m mag bedragen.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het behoud van het (cultuur) historisch karakter van Edam;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeerssituatie;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. watergangen en waterpartijen;
  • b. verkeer te water;
  • c. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  • d. oevers;

met de daarbij behorende:

  • e. groenvoorzieningen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder keermuren voor waterbeheersing en duikers.
6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van bruggen en steigers, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting mag niet meer bedragen dan 2 m.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het behoud van het (cultuur) historisch karakter van Edam;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeerssituatie;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep en/of bed & breakfast;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument', zijn de gronden mede bestemd voor een rijksmonument;

met de daarbij behorende:

  • c. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken;
  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. water.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken.
7.2.2 Bouwregels voor hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. hoofdgebouwen worden gebouwd in de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • c. per bouwvlak mag één woning aanwezig zijn;
  • d. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte zoals aangegeven in de als bijlage bij deze regels opgenomen bijlage “Bijlage 4 - Bestaande goot- en bouwhoogte Lingerzijde 33-45, 36, W3 Architecten en Ingenieurs, 1 juni 2012”; in uitzondering op de maximale goothoogte zijn loggia's toegestaan;
  • e. de dakhelling mag niet meer dan 60 graden en niet minder dan 40 graden bedragen;
  • f. ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan binnen de grenzen van het bouwvlak;
  • g. ondergronds bouwen mag in één bouwlaag tot een maximale verticale diepte van 3,5 m.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het behoud van het (cultuur) historisch karakter van Edam;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeerssituatie;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
7.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. het bepaalde onder 7.2.2 onder e voor een afwijkende dakhelling, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in de toelichting weergegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en de Welstands- en Monumentencommissie vooraf geadviseerd heeft;
  • b. bij het besluit tot afwijken op grond van het bepaalde onder a zal het welstands- en monumenten oordeel richtinggevend zijn;
  • c. het bepaalde onder artikel 7.2.1 voor het realiseren van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij:
    • 1. de bouwhoogte van erfafscheidingen, voor zover gelegen in het achtererfgebied, maximaal 2 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes, maximaal 5 m bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte van vlaggenmasten maximaal 6 m bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3 m bedraagt.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Algemeen

Voor de in artikel 7.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

  • a. de uitoefening van aan-huis-verbonden bedrijven is niet toegestaan;
  • b. de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. het vloeroppervlak voor aan-huis-verbonden beroepen in de woning en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 20 m2;
    • 2. horeca-activiteiten zijn niet toegestaan;
    • 3. detailhandelactiviteiten zijn niet toegestaan, met uitzondering van een beperkte verkoop van aan het beroep gerelateerde producten en ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep;
    • 4. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat diegene die de activiteiten in de woning of in een bijbehorend bouwwerk uitvoert tevens een in de Gemeentelijke Basisadministratie ingeschreven bewoner van de woning is;
    • 5. reclame-uitingen zijn niet toegestaan;
  • c. de uitoefening van een bed & breakfast is uitsluitend binnen het hoofdgebouw toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt;
    • 2. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is en geen personeel in dienst heeft;
    • 3. de kamers mogen niet als zelfstandige wooneenheid functioneren;
    • 4. maximaal 45% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw mag ten behoeve van een bed & breakfast in gebruik zijn;
    • 5. bed & breakfast mag aan maximaal 10 personen worden aangeboden;
    • 6. er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon-en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan;
    • 7. het gebruik is recreatief, met dien verstande dat permanente bewoning, en het huisvesten van arbeiders voor tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid niet is toegestaan;
    • 8. er mogen geen andere horeca-activiteiten plaatsvinden dan het verstrekken van logies en ontbijt.
7.5.2 Voorwaardelijke verplichting

Het gebruik van de gebouwen op de gronden met de bestemming 'Wonen' conform de bestemming is alleen dan toegestaan indien de tuin op de gronden met de bestemming 'Tuin' overeenkomstig het in bijlage 1 bij deze regels (Advies behoud en herinrichting tuinen Lingerzijde Edam, Paul van Beek landschappen BNT) opgenomen tuininrichtingsvoorstel is aangelegd en in stand wordt gehouden, met uitzondering van een periode van 2 maanden daags na oplevering van de woningen waar binnen voornoemd gebod niet geldt.

7.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 7.5.1 voor:

  • a. de uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. het vloeroppervlak van een aan-huis-verbonden bedrijf in de woning en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 20 m2;
    • 2. de woonfunctie als hoofddoel en primaire functie gehandhaafd blijft;
    • 3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
    • 4. horeca-activiteiten zijn niet toegestaan;
    • 5. detailhandelsactiviteiten zijn niet toegestaan, met uitzondering van een beperkte verkoop van aan het bedrijf gerelateerde producten en ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-verbonden bedrijf;
    • 6. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat diegene die de activiteit in de woning of in een bijbehorend bouwwerk uitvoert tevens een in de Gemeentelijke Basisadministratie ingeschreven bewoner van de woning is en geen personeel in dienst heeft;
    • 7. het gebruik mag niet leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige toename van de parkeerdruk op de openbare ruimte;
    • 8. bedrijfsactiviteiten die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van de Wabo of andere milieuwetgeving zijn niet toegestaan;
    • 9. er vindt slechts een beperkt cliëntenbezoek aan huis plaats;
    • 10. reclame-uitingen zijn niet toegestaan;
  • b. de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen tot een maximaal vloeroppervlak van 35 m2, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de woonfunctie als hoofddoel en primaire functie gehandhaafd blijft;
    • 2. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
    • 3. horeca-activiteiten zijn niet toegestaan;
    • 4. detailhandelsactiviteiten zijn niet toegestaan, met uitzondering van een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep;
    • 5. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat de hoofdbeoefenaar die de activiteit in de woning of in een bijbehorend bouwwerk uitvoert tevens een in de Gemeentelijke Basisadministratie ingeschreven bewoner van de woning is;
    • 6. het gebruik mag niet leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige toename van de parkeerdruk op de openbare ruimte;
    • 7. het gebruik dient vanuit milieuhygiënisch oogpunt inpasbaar te zijn;
    • 8. er vindt slechts een beperkt cliëntenbezoek aan huis plaats;
    • 9. reclame-uitingen zijn niet toegestaan.
7.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Wonen' te wijzigen in de bestemming 'Wonen - Woongebouw' met dien verstande dat:

  • a. ter plaatse van Lingerzijde no 33. maximaal drie woningen zijn toegestaan en ter plaatse van Lingerzijde no. 39 maximaal twee woningen zijn toegestaan;
  • b. er voldoende parkeergelegenheid in of onder het gebouw dan wel op het terrein bij de woning is gerealiseerd (de norm is 1 parkeerplaats per wooneenheid);
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen, indien voor het realiseren van de parkeernorm geen fysieke ruimte aanwezig is op eigen terrein, in het kader van het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid in onderstaande gevallen afwijken van het bepaalde onder sub b:
    • 1. wanneer in de directe omgeving op andere wijze in het aantal vereiste parkeerplaatsen kan worden voorzien (op kosten van de verzoeker) dan wel wanneer een bijdrage wordt gestort in het gemeentefonds overeenkomstig de berekening en voorwaarden;
    • 2. voldaan dient te worden aan de parkeernormen van de Parkeernota Edam-Volendam (2010) en de Nota parkeerfonds Edam - Volendam (2011) zoals die gelden ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.

Artikel 8 Wonen - Woongebouw

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    • 1. een aan-huis-verbonden beroep;
    • 2. opslag en stalling;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' is tevens het gebruik als garage en bergplaats op de begane grond ten behoeve van woningen toestaan;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dakterras' is tevens het gebruik als dakterras toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument', zijn de gronden mede bestemd voor een rijksmonument;

met de daarbij behorende:

  • e. wegen en paden;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. water;
  • i. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken;
  • j. tuinen, erven en terreinen;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – bijbehorend bouwwerk' mogen de gronden gebruikt worden ten dienste van de woningen aan de Lingerzijde 33-45; in uitzondering op de maximale goothoogte zijn loggia's toegestaan;
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte zoals aangegeven in de als bijlage bij deze regels opgenomen bijlage “Bijlage 4 - Bestaande goot- en bouwhoogte Lingerzijde 33-45, 36, W3 Architecten en Ingenieurs, 1 juni 2012”;
  • c. in afwijking van b is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dakterras' een overschrijding van de bestaande bouwhoogte van 0,5 m ten behoeve van een dakterras toegestaan;
  • d. het aantal wooneenheden bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal.
8.2.3 Bouwregels voor bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak alsmede ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijbehorend bouwwerk';
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de huidige bouwhoogte.
8.2.4 Bouwregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. balkons en/of galerijen zijn toegestaan tot een diepte van maximaal 1,6 m;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 2 m voor erfafscheidingen;
    • 2. 2 m voor tuinmeubilair;
    • 3. 5 m voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van nutsvoorzieningen;
    • 4. 5 m voor antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes;
    • 5. 6 m voor vlaggenmasten;
    • 6. 1,2 m voor balkon-, en galerijhekken;
    • 7. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het behoud van het (cultuur) historisch karakter van Edam;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeerssituatie;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Aan-huis-verbonden beroepen

De uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het vloeroppervlak voor aan-huis-verbonden beroepen in de woning en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 20 m2;
  • b. horeca-activiteiten zijn niet toegestaan;
  • c. detailhandelactiviteiten zijn niet toegestaan, met uitzondering van een beperkte verkoop van aan het beroep gerelateerde producten en ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep;
  • d. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat diegene die de activiteiten in de woning of in een bijbehorend bouwwerk uitvoert tevens een in de Gemeentelijke Basisadministratie ingeschreven bewoner van de woning is;
  • e. reclame-uitingen zijn niet toegestaan.
8.4.2 Voorwaardelijke verplichting

Het gebruik van de gebouwen op de gronden met de bestemming 'Wonen - Woongebouw' conform de bestemming is alleen dan toegestaan indien de tuin op de gronden met de bestemming 'Tuin' overeenkomstig het in bijlage 1 bij deze regels (Advies behoud en herinrichting tuinen Lingerzijde Edam, Paul van Beek landschappen BNT) opgenomen tuininrichtingsvoorstel is aangelegd en in stand wordt gehouden, met uitzondering van een periode van 2 maanden daags na oplevering van de woningen waar binnen voornoemd gebod niet geldt.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder artikel 8.4 voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen tot een maximale vloeroppervlak van 35 m2, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de woonfunctie als hoofddoel en primaire functie gehandhaafd blijft;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • c. horeca-activiteiten zijn niet toegestaan;
  • d. detailhandelsactiviteiten zijn niet toegestaan, met uitzondering van een beperkte verkoop van aan het beroep gerelateerde producten en ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep;
  • e. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat de hoofdbeoefenaar die de activiteit in de woning of in een bijbehorend bouwwerk uitvoert tevens een in de Gemeentelijke Basisadministratie ingeschreven bewoner van de woning is;
  • f. het gebruik mag niet leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige toename van de parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • g. het gebruik dient vanuit milieuhygiënisch oogpunt inpasbaar te zijn;
  • h. er vindt slechts een beperkt cliëntenbezoek aan huis plaats;
  • i. reclame-uitingen zijn niet toegestaan.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 1

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 9.1 mag ten behoeve van de andere bestemmingen, met inachtneming van de daarvoor geldende regels, uitsluitend worden gebouwd, indien de bouwactiviteit betreft:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder peil niet wordt vergroot;
  • b. een bouwwerk dat wordt gebouwd zonder graaf- of heiwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,40 meter onder peil;
  • c. een bouwwerk met een oppervlakte van maximaal 50 m2;
  • d. een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 50 m2, mits:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en:
    • 2. de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder 1 bedoelde rapport, door het bouwen niet wezenlijk worden geschaad, met dien verstande dat ter voorkoming van mogelijke schade, aan de vergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden:
      a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de aanwezige archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
      b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
9.2.2 Bouwverbod

Indien uit het onder artikel 9.2.1 lid d onder 1 bedoelde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in artikel 9.2.1 lid d onder 2 genoemde verplichtingen veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.3.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden, behoudens het bepaalde in artikel 9.2, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de in artikel 9.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren, over een oppervlakte van 50 m2 of meer:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/-of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,4 meter onder peil, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,4 meter onder peil;
  • c. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,4 meter onder peil;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • f. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • g. het ophogen en egaliseren van gronden.
9.3.2 Toegestane werken en werkzaamheden

Het in artikel 9.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. in het kader van het uitvoeren van een bouwplan als bedoeld in artikel 9.2.1;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • d. gelegen binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • e. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van de vaststelling van het plan;
  • f. betrekking hebben op het realiseren van een parkeervoorziening aan de Doelen-straat.
9.3.3 Toetsingscriterium bij vergunningverlening

De werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in artikel 9.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. die werken of werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan, niet zullen leiden tot een verstoring van één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en;
  • b. vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
9.3.4 Voorwaarden vergunning

Voor zover de in artikel 9.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende verplichtingen wordt verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • d. betrekking hebben op het realiseren van een parkeervoorziening aan de Doelen-straat.
9.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind of uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van de archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 10 Waarde - Beschermd stadsgezicht

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud, herstel en de uitbouw van de in de toelichting en het daarbij behorende aanwijzingsbesluit aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.

10.2 Bouwregels
  • a. voor het bouwen op de in artikel 10.1 bedoelde gronden geldt, naast en mogelijk in afwijking van het bepaalde elders in deze regels, dat bestaande kapvormen, bestaande kaprichting de gevelindeling van gebouwen uitsluitend mogen worden veranderd indien dit geen onevenredige afbreuk doet aan de waarden van het beschermd stadsgezicht en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. in aanvulling op sub a geldt dat de voorgevels van de Lingerzijde 33-45 en 36 dienen te voldoen aan de geveltekeningen zoals opgenomen in als bijlage bij deze regels opgenomen Bijlage 3 Straatwandtekening Lingerzijde 33-45 en 36.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de in artikel 10.1 bedoelde gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem met meer dan 30 cm;
  • b. het aanleggen, verbreden, herprofileren, verleggen en verharden van wegen en paden;
  • c. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het verwijderen of veranderen van stoepen binnen de ter plaatse aangegeven aanduiding 'overige zone - stoepenzone'.
10.3.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 10.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  • d. voor zover ze betrekking hebben op het slopen van gebouwen: ze dienen ter uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend;
  • e. betrekking hebben op het realiseren van een parkeervoorziening aan de Doelenstraat.
10.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in de toelichting weergegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en de Welstands- en Monumentencommissie vooraf geadviseerd heeft.

Artikel 11 Waarde - Edams - Volendams erfgoed

11.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. de voor 'Waarde - Edams - Volendams erfgoed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor de bescherming van het op die gronden aanwezige cultureel erfgoed;
  • b. de voor 'Waarde - Edams - Volendams erfgoed' aangewezen gronden kennen de volgende onderverdeling van het op die gronden aanwezige cultureel erfgoed, waarbij het onder 1 genoemde erfgoed overeenkomstig het bepaalde in de gemeentelijke Erfgoedverordening de status heeft van gemeentelijk monument:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend bouwwerk': beeldbepalend bouwwerk, met dien verstande dat sprake is van een bouwwerk met een gemiddelde cultuurhistorische en/-of architectonische waarde en waarvan het exterieur van het gebouw/bouwwerk, zoals omschreven in de als bijlage bij deze regels opgenomen Bijlage 2 - Cultureel Erfgoed Lingerzijde-Doelenstraat Inventarisatie, Arcx buro, 2012 wordt beschermd.
11.2 Bouwregels
  • a. op de voor 'Waarde - Edams - Volendams erfgoed' aangewezen gronden, voor zover het daarbij gaat om beschermde gemeentelijke monumenten, mag uitsluitend worden gebouwd indien:
    • 1. bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming en;
    • 2. de bestaande cultuurhistorische waardestelling niet wordt aangetast door wezenlijke veranderingen in het stedenbouwkundige en architectonische beeld, bepaald door situering, massa, kapvorm, hoogtematen, gevel- en raamindeling en gevelafwerking met kleur en materiaalgebruik, zulks met inbegrip van waardevolle details;
    • 3. de bouwwerkzaamheden niet strijdig zijn met:
      a. de toegekende cultuurhistorische waardestelling zoals neergelegd in Bijlage 2 - Cultureel Erfgoed Lingerzijde-Doelenstraat Inventarisatie, Arcx buro, 2012 welke is opgenomen als bijlage bij deze regels;
      b. de van toepassing zijnde uitgangspunten uit de Erfgoedverordening gemeente Edam-Volendam zoals die geldt ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend bouwwerk':
    • 1. het bouwwerk geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd met inachtneming van de toegekende cultuurhistorische waardestelling;
    • 2. het bouwwerk gedeeltelijk worden vernieuwd of gewijzigd in afwijking van de toegekende cultuurhistorische waardestelling, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke verschijningsvorm en hoofdvorm van het object.
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument kan worden verleend, indien de directe of indirecte gevolgen van de in de aanvraag genoemde werken en/-of werkzaamheden niet leiden tot een verandering en/-of aantasting van het gemeentelijk monument;
  • b. voor zover het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen van de in de aanvraag genoemde werken en-/of werkzaamheden, wel leiden tot een verandering en-/of aantasting van een gemeentelijk monument, kan aan de omgevingsvergunning de verplichting tot het treffen van maatregelen worden verbonden, waardoor de toegekende cultuurhistorische waardestelling van het betreffende monument kan worden behouden.
11.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Een omgevingsvergunning voor het slopen van een gemeentelijk monument, zoals bedoeld in artikel 3 van de Erfgoedverordening gemeente Edam-Volendam 2010 zoals die geldt ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, kan worden verleend, indien het bouwwerken betreft die als beeldbepalend bouwwerk zijn aangeduid en waarvoor medewerking conform artikel 11.2 onder b mogelijk is.

11.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de gebieden of bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend bouwwerk' de voormelde aanduiding geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van een contra-expertise is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen cultuurhistorische waardestelling (meer) aanwezig zijn, dan wel deze waarden niet meer als zodanig bescherming behoeven;
  • b. op terreinen en hun opstallen alsnog de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend bouwwerk' te leggen, indien de noodzaak hiertoe blijkt uit een nader cultuurhistorisch rapport;
  • c. de bestemming 'Waarde - Edams - Volendams erfgoed' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voor zover de noodzaak hiertoe blijkt uit een nader cultuurhistorisch rapport of contra-expertise.

Artikel 12 Waterstaat - Waterkering

12.1 Bestemmingsomschrijving

De op de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor de waterkering en de waterbeheersing met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, één en ander met inachtneming van de Keur van het Waterschap en secundair voor de andere daar voorkomende bestemming(en).

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen overeenkomstig de medebestemming uitsluitend gebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, mits daartegen uit hoofde van de waterstaatsbelangen geen overwegende bezwaren bestaan en vooraf advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene bouwregels

14.1 Algemeen
  • a. De bouwhoogte van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, luchtbehandelingkasten, liftkokers, lichtkappen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen bedraagt ten hoogste 2 m ten opzichte van de voor het betreffende perceel geldende maatvoering.
  • b. De grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak mogen naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, mits de bouwgrens met niet meer dan 0,50 m wordt overschreden;
    • 3. kozijnen, mits de bouwgrens met niet meer dan 0,25 m wordt overschreden.

Artikel 15 Algemene gebruiksregels

15.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • b. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • c. het storten van puin en afvalstoffen;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiebedrijven; seksinrichtingen, escortbedrijven en sekswinkels;
  • f. een gebruik van grond voor opslag van goederen op onbebouwde gronden;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van smart- en growshops of als groothandel in smart- en growproducten.

Artikel 16 Algemene aanduidingsregels

16.1 geluidzone - industrie
16.1.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'geluidzone - industrie' aangewezen gronden zijn, behalve de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidbelasting vanwege industrielawaai op geluidgevoelige gebouwen en terreinen.

16.1.2 Bouwregels
  • a. in afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemmingen mogen geen nieuwe woningen en andere geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd;
  • b. in afwijking van sub a zijn nieuwe woningen en andere geluidgevoelige toegestaan voor zover deze voldoen aan de waarde (dB[A]) als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder.
16.1.3 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 16.1.2 en worden toegestaan dat nieuwe woningen en andere geluidgevoelige gebouwen mogen worden gebouwd, mits de geluidbelasting vanwege het industrielawaai niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende maximale geluidbelasting.

16.1.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. tot een gebruik, strijdig met deze aanduiding, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden voor geluidgevoelige terreinen;
  • b. in afwijking van sub a is een gebruik van gronden voor geluidgevoelige terreinen toegestaan voor zover deze voldoen aan de waarde (dB[A]) als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder.
16.1.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 16.1.4 en worden toegestaan dat gronden worden gebruikt voor geluidgevoelige terreinen, mits de geluidbelasting vanwege het industrielawaai niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende maximale geluidbelasting.

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels

In afwijking van de desbetreffende regels van het plan kan het bevoegd gezag omgevingsvergunning verlenen voor:

  • a. afwijkingen van maten met ten hoogste 10%, voor zover zulks van belang is voor de technische realisering van bouwwerken in aansluiting op bestaande bouwwerken;
  • b. het bouwen van dakkapellen tot een maximale gezamenlijke breedte van 40% van het dakvlak, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in de toelichting weergegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied;
  • c. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • d. de bouw van een vluchttrap ter voldoening aan de minimale eisen met betrekking tot brandveiligheid, veiligheid en bruikbaarheid;

tenzij daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 18 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwwerken
19.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
19.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 19.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 19.1.1 met maximaal 10%.

19.1.3 Uitzondering

Artikel 19.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

19.2 Overgangsrecht gebruik
19.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

19.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 19.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

19.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 19.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

19.2.4 Uitzondering

Artikel 19.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

19.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.

Artikel 20 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Lingerzijde - Doelenstraat'.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ….