direct naar inhoud van Regels
Plan: De Broeckgouw
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0385.bpDeBroeckgouw-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'De Broeckgouw' met identificatienummer NL.IMRO.0385.bpDeBroeckgouw-vg01 van de gemeente Edam-Volendam;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-verbonden bedrijf

het verlenen van diensten of het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende bouwwerken past en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate blijft behouden, waaronder mede begrepen consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten en daaronder niet begrepen prostitutiebedrijf;

1.6 aan-huis-verbonden beroep

de uitoefening van een (vrij) beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend, waaronder niet begrepen de uitoefening van een horecabedrijf en detailhandel, prostitutiebedrijf of consumentenverzorgende bedrijfsactiviteiten;

1.7 aan- of uitbouw

een al dan niet voor bewoning bestemd gedeelte van een hoofdgebouw, dat door zijn constructie en/of afmetingen als ondergeschikt valt aan te merken, zoals aangebouwde garages, erkers, serres en dergelijke;

1.8 achtererfgebied

het gedeelte van het bouwperceel dat zich achter de achtergevel bevindt, met dien verstande dat daaronder tevens is begrepen dat gedeelte van het bouwperceel dat meer dan 1 meter achter de doorgetrokken voorgevel is gesitueerd. Bij hoekwoningen vormt het gedeelte van het bouwperceel dat op minder dan 1 meter van de openbare weg, plantsoen, berm of watergang is gelegen, hierop een uitzondering. Dit deel van het bouwperceel behoort namelijk tot het voorerf. Indien de bebouwingsgrens aan de zijkant op minder dan 1 meter van de openbare weg, plantsoen, berm of watergang is gelegen, behoort een strook met de feitelijke breedte tot het voorerf. In het geval van hoekwoningen wordt de grens tussen voor- en achtererf, dan wel de grens tussen voorerf en gebouw als voorgevelrooilijn beschouwd;

1.9 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.10 baggerdepot

een inrichting die in hoofdzaak is bestemd voor de opslag, rijping en het indrogen van baggerspecie;

1.11 balkon

open uitbouw met balustrade aan een verdieping van een gebouw;

1.12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.13 bebouwingspercentage

een in de regels of in een aanduiding aangegeven percentage van een op de verbeelding aangegeven bouwvlak, of indien geen bebouwingsgrenzen zijn aangegeven het percentage van het bestemmingsvlak, dat ten hoogste bebouwd mag worden met gebouwen, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.14 bed & breakfast

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, welke ondergeschikt is aan de hoofdbestemming;

1.15 bedrijf

een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen;

1.16 bestaand
  • a. ten aanzien van bouwwerken:
    • 1. een bouwwerk, dat ten tijde van de eerste dag van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaat of in uitvoering is;
    • 2. een bouwwerk, dat na het in lid 1 genoemde tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend;
  • b. ten aanzien van gebruik, het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan en in overeenstemming is met het voorheen geldende planologisch regime;
1.17 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.19 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de grond verbonden gebouw, of ander bouwwerk, met een dak, zoals een aan- of uitbouw of een bijgebouw;

1.20 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw (behorende bij een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw) en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, zoals schuurtjes, tuinhuisjes, garages etc.;

1.21 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.22 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.23 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, niet zijnde een kelder of souterrain;

1.24 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.25 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.26 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.27 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct duurzaam met de aarde is verbonden;

1.28 bruto vloeroppervlak

de gezamenlijke oppervlakte van verkoopruimten, productieruimten, magazijnen, bergingen, kantoren en verblijfsruimten en de overige voor de bedrijfsvoering, detailhandel of maatschappelijke voorzieningen benodigde vloeroppervlakte;

1.29 consumentenverzorgende bedrijfsactiviteiten

het bedrijfsmatig verrichten van diensten gericht op consumentverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend;

1.30 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan voor consumptie ter plaatse en anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.31 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, al dan niet door middel van een baliefunctie, met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting; dienstverlening onderscheidt zich van kantoorfunctie door het overwegend openbare karakter - de dienst wordt ter plaatse aangeboden - zoals: kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, reisbureaus, makelaardijen, uitzendbureaus, banken, fysiotherapiepraktijken, e.d.;

1.32 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voorzover de bestemming deze inrichting niet verbiedt;

1.33 evenementen

periodieke en/of incidentele manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, shows, tentoonstellingen, thematische markten, kermissen, circussen en andere vertoningen;

1.34 frans balkon

een hekwerk voor een naar binnen draaiend deel, dat tot de vloer loopt, op een verdieping van een gebouw;

1.35 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.36 geurgevoelige functies

(dag)scholen, jeugd- en kinderopvang, ziekenhuis, zorgcentrum/verzorgingstehuis of daarmee gelijk te stellen geurgevoelige functies, waaronder recreatie en sportvoorzieningen niet worden begrepen;

1.37 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceelen, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.38 horecabedrijf

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren worden verstrekt voor consumptie ter plaatse en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie en conform de toegestane categorieën zoals nader omschreven in de in de bijlage bij de regels opgenomen Staat van Horeca-activiteiten;

1.39 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.40 kelder

Een bijzondere bouwlaag waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 0,5 meter boven het peil is gelegen.

1.41 luifel

een afdak aan een gebouw, al dan niet ondersteund;

1.42 maaiveld

de hoogte van het bouwperceel ter plaatse, dan wel; de hoogte van het afgewerkte bouwperceel ter plaatse na het verlenen van een omgevingsvergunning;

1.43 maatschappelijke voorzieningen

(overheids- en/of semi-overheids) voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, turnaccommodatie, recreatie, wijkvoorzieningen, openbare orde en veiligheid, openbaar bestuur en/of overheid, club- en buurthuiswerk, verenigingsleven, jeugd- en kinderopvang, onderwijs en daarmee gelijk te stellen sectoren;

1.44 nevenactiviteit

een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel;

1.45 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.46 ondersteunende horeca

een horeca-activiteit in een inrichting die geen (planologische) hoofdbestemming "Horeca" heeft, en waar men in het verlengde van de hoofdactiviteit als nevenactiviteit (kleine) eet- en/of (alcoholische) drinkwaren kan consumeren en men daarvoor moet betalen;

1.47 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.48 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.49 overkapping

een bijbehorend bouwwerk, zijnde een op de grond staand bouwwerk met een dak;

1.50 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.51 perceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige bebouwing met een gebouw of bij elkaar behorende gebouwen is toegestaan;

1.52 prostitutiebedrijf

een bedrijf, waarin het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding als beroep wordt uitgeoefend;

1.53 recreatie

bedrijfsmatig uitoefenen van diensten op het gebied van recreatie, sport, educatie, toerisme of cultuur welke geheel of in overwegende mate in de open lucht worden aangeboden, met de daarbij behorende voorzieningen;

1.54 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof het bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch -en pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een escortbedrijf, een sekswinkel, prostitutiebedrijf of een parenclub al dan niet in combinatie met elkaar;

1.55 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die als Bijlage 1 van deze planregels onderdeel uitmaakt;

1.56 standplaats voor ambulante handel

verkoopwagen of kraam op de openbare weg van waaruit ondernemers detailhandel bedrijven;

1.57 souterrain

Een bijzondere bouwlaag waarvan de vloer onder het peil is gelegen en waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 0,50 tot 1,50 meter boven het peil is gelegen.

1.58 verkoopvloeroppervlak

de oppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimte(n);

1.59 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede bereikbaarheid over water, wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, infiltratie voorzieningen, gemalen, inlaten, kademuren, bruggen/brugconstructies en andere daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

1.60 werk

een constructie geen gebouw zijnde;

1.61 woning

een gebouw bestaande uit een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden.

1.62 woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd;

1.63 zorgeenheden

wooneenheden, niet zijnde woningen, bestemd voor zorgbehoevenden die in meer of mindere mate afhankelijk zijn van 24 uur per dag beschikbare zorg.

1.64 zorgcentrum

(een gedeelte van) een gebouw bedoeld voor zorgeenheden, intramurale zorg(voorzieningen) en/of andere daarmee vergelijkbare zorgeenheden met zorgondersteunende infrastructuur.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de breedte en diepte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken of het hart van scheidingsmuren.

2.7 de bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. in geval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. in geval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.8 de bouwhoogte van balkon- en dakterrashekken

tussen het hoogste punt van het balkon- respectievelijk het dakterrashek en de bovenkant van de balkonvloer / het dak.

2.9 de bouwhoogte van schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen

tussen het hoogste punt van de schoorsteen, (schotel)antenne of naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen en de plaats van het dak waar dit bouwwerk is aangebracht.

2.10 peil
  • a. voor het hoofdgebouw binnen een bouwvlak: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van het bouwvlak;
  • b. voor het hoofdgebouw gelegen aan een dijk: de hoogte van de kruin van de dijk ter plaatse van het bouwvlak;
  • c. voor een bouwwerk binnen en buiten het bouwvlak gebouwd aan een hoofdgebouw: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van het bouwvlak;
  • d. voor een bouwwerk binnen en buiten het bouwvlak gebouwd aan een hoofdgebouw gelegen aan een dijk: de gemiddelde hoogte van het terrein zoals ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan aanwezig was ter plaatse van het bouwwerk;
  • e. overige bouwwerken die vrijstaand zijn gebouwd: het gemiddelde niveau van het aanliggende maaiveld.
2.11 de vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

2.12 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,5 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Baggerdepot

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf - Baggerdepot’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijf, zijnde een inrichting voor de opslag van bestratingsmateriaal, straatmeubilair en incourant materiaal;

met de daarbij behorende,

  • b. wegen en paden;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. laad- en losvoorzieningen;
  • g. erven en terreinen;
  • h. water.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2.2 Bouwregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maximale bouwhoogtes:

  • a. 2,5 meter voor erf- of terreinafscheidingen;
  • b. 5 meter voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van nutsvoorzieningen;
  • c. 15 meter voor vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en met techniekkast;
  • d. 6 meter voor vlaggenmasten;
  • e. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeerssituatie;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. de waarborging van de brand- en externe veiligheid.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Gebruiksregels

Voor de in lid 3.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

  • a. Het parkeren, opstellen van auto's, vrachtwagens en andere (voortgetrokken) voertuigen van werknemers en bezoekers en het laden en lossen dient geheel plaats te vinden binnen het bestemmingsvlak.

Artikel 4 Bedrijf - Gemaal

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf - Gemaal’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijf, uitsluitend zijnde een gemaal;

met de daarbij behorende,

  • b. wegen en paden;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. erven en terreinen;
  • g. water.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2.2 Bouwregels voor gebouwen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 meter.
4.2.3 Bouwregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en de bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter.

Artikel 5 Gemengd

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met de daarbij behorende,

  • f. wegen en paden;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. laad- en losvoorzieningen;
  • k. erven en terreinen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
  • a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
    • 1. gebouwen;
    • 2. bijbehorende bouwwerken;
    • 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  • b. Op deze gronden is het bepaalde in 20.1 van toepassing met betrekking tot het maximum aantal woningen binnen de grenzen van het bestemmingsplan.
5.2.2 Bouwregels voor gebouwen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. maximum bouwhoogte: zoals bestaand;
  • c. maximum goothoogte: zoals bestaand.
5.2.3 Bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en de bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 1 meter voor erfafscheidingen;
    • 2. 5 meter voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van nutsvoorzieningen;
    • 3. 5 meter voor antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes;
    • 4. 6 meter voor vlaggenmasten;
    • 5. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2.4 Parkeren
  • a. Per woning dient gemiddeld over het plangebied 1,5 parkeerplaats te worden gerealiseerd;
  • b. Voor overige functies gelden de normen overeenkomstig de van toepassing zijnde kengetallen van het CROW zoals deze werden geadviseerd ten tijde van het vaststellen van dit bestemmingsplan.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. de verkeerssituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken. 
5.4 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 5.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksbepalingen:

  • a. op deze gronden is het bepaalde in 20.2 van toepassing met betrekking tot het minimum oppervlak water binnen de grenzen van het bestemmingsplan;
  • b. het maximum verkoopvloeroppervlak detailhandel bedraagt 1.500 m2;
  • a. de uitoefening van aan-huis-verbonden bedrijven is niet toegestaan;
  • b. de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen is toegestaan, met inachtneming van de volgende bepalingen:
    • 1. het vloeroppervlak voor aan-huis-verbonden beroepen in de woning en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 20 m²;
    • 2. horeca-activiteiten zijn niet toegestaan;
    • 3. detailhandelactiviteiten zijn niet toegestaan, met uitzondering van een beperkte verkoop van aan het beroep gerelateerde producten en ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep;
    • 4. het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat diegene die de activiteiten in de woning of in een bijbehorend bouwwerk uitvoert tevens een in de Gemeentelijke Basisadministratie ingeschreven bewoner van de woning is;
    • 5. reclame-uitingen zijn niet toegestaan.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder artikel 5.4 voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep in een woning tot een maximale vloeroppervlak van 35 m2, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de woonfunctie als hoofddoel en primaire functie gehandhaafd blijft;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • c. horeca-activiteiten zijn niet toegestaan;
  • d. detailhandelsactiviteiten zijn niet toegestaan, met uitzondering van een beperkte verkoop van aan het beroep gerelateerde producten en ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep;
  • e. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat de hoofdbeoefenaar die de activiteit in de woning of in een bijbehorend bouwwerk uitvoert tevens een in de Gemeentelijke Basisadministratie ingeschreven bewoner van de woning is;
  • f. het gebruik mag niet leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige toename van de parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • g. het gebruik dient vanuit milieuhygiënisch oogpunt inpasbaar te zijn;
  • h. er vindt slechts een beperkt cliëntenbezoek aan huis plaats;
  • i. reclame-uitingen zijn niet toegestaan.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daaraan ondergeschikt:

  • d. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
  • e. parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2.2 Bouwregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. maximum bouwhoogte speelvoorzieningen: 4 meter.
  • b. vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en met techniekkast: 15 meter;
  • c. maximum volume techniekkast als bedoeld onder b: 1,5 m3;
  • d. maximum bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Op deze gronden is het bepaalde in 20.2 van toepassing met betrekking tot het minimum oppervlak water binnen de grenzen van het bestemmingsplan. 

Artikel 7 Maatschappelijk

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen met de daarbij behorende ondersteunende horeca;
  • b. een bouwspeelplaats met de daarbij behorende ondersteunende horeca ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin';
  • c. bouwwerken ten behoeve van volkstuinen ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
  • d. stallingsplaatsen voor viswagens ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';

met de daarbij behorende,

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2.2 Bouwregels voor gebouwen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bijbehorende bouwwerken worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
  • c. het maximum bebouwingspercentage bedraagt 100%, tenzij met de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ anders is aangegeven;
  • d. ten behoeve van de bouwspeelplaats is het toegestaan gebouwen te bouwen, waaronder in ieder geval hutten, vergelijkbare bouwwerken en gebouwde opslagvoorzieningen;
  • e. de bouwhoogte mag met 1,2 meter worden overschreden voor balkon- en dakterrashekken.
7.2.3 Bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en de bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 2 meter voor erfafscheidingen;
    • 2. 5 meter voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van nutsvoorzieningen;
    • 3. 5 meter voor antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes;
    • 4. 6 meter voor vlaggenmasten;
    • 5. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2.4 Parkeren
  • a. Het gebruik op grond van de regels in dit artikel (oprichting van een gebouw, verandering van functie of uitbreiding van bestaand gebruik) is slechts toegestaan als voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid en voldoende ruimte voor laden en lossen, en deze in stand wordt gehouden. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeerkencijfers van het CROW bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
  • b. De onder a bedoelde parkeerplaatsen moeten afmetingen hebben die voldoen aan de richtlijnen van het CROW;
  • c. Bij de toepassing van het bepaalde onder a en b wordt uitgegaan van de kencijfers en richtlijnen zoals die door het CROW geadviseerd zijn op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan;
  • d. Bij een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde onder a en b, indien het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, er een bijzonder gemeentelijk belang mee is gemoeid of op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
7.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    • 1. de woonsituatie;
    • 2. de verkeerssituatie;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van de stallingsplaatsen voor viswagens, ten behoeve van:
    • 1. de beeldkwaliteit en stedeschoon;
    • 2. landschappelijke inpassing;
    • 3. de verkeerssituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
7.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Op deze gronden is het bepaalde in 20.2 van toepassing met betrekking tot het minimum oppervlak water binnen de grenzen van het bestemmingsplan;
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone--geurzone' mogen gronden en bouwwerken niet worden gebruikt voor geurgevoelige functies.

Artikel 8 Natuur

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de ontwikkeling en instandhouding van een gebied met natuur- en landschapswaarden;
  • b. sociaal-culturele en educatieve voorzieningen;
  • c. weidegronden;
  • d. milieu-educatie;
  • e. groen- en speelvoorzieningen;
  • f. fiets- en voetpaden;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. water;
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. maximum bouwhoogte erfscheidingen: 1 meter;
  • b. maximum bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 5 meter.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder 8.2.1 voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. totale oppervlakte gebouwen: 300 m2;
  • b. maximum goothoogte gebouwen: 3,5 meter;
  • c. gebouwen zijn niet toegestaan ter plaatse van de bestemming 'Waterstaat - Waterkering'.
8.4 Specifieke gebruiksregels

Op deze gronden is het bepaalde in 20.2 van toepassing met betrekking tot het minimum oppervlak water binnen de grenzen van het bestemmingsplan. 

8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' de bestemming 'Natuur' wijzigen in de bestemming 'Wonen-3', onder de volgende voorwaarden:

  • a. minimum afstand van het bouwvlak tot de kant van de weg langs de Zeedijk: 47 meter;
  • b. toegelaten woningtypen: uitsluitend twee-aaneengebouwde eengezinshuizen;
  • c. maximum aantal woningen: 2;
  • d. maximum goothoogte hoofdgebouwen: 3,5 meter;
  • e. maximum inhoud van een twee-aaneengebouwde eengezinshuis, inclusief aan- of uitbouwen, per woning: 900 m3;
  • f. maximum goothoogte aan-, uit- en bijgebouwen: 3,2 meter;
  • g. maximum aan-, uit- en bouwhoogte bijgebouwen: 6 meter;
  • h. maximum totale oppervlakte aan-, uit- en bijgebouwen op het achtererfgebied: 40 m2, met inbegrip van de oppervlakte aan gebouwen die vergunningvrij gerealiseerd mogen worden en met dien verstande dat tenminste 25 m2 van het achtererfgebied onbebouwd en onoverdekt moet blijven;
  • i. de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 1 meter voor een erf- of perceelafscheiding;
    • 2. 2 meter voor een erfafscheiding
      • achter de voorgevelrooilijn, en
      • op meer dan 1 m van openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn.

Artikel 9 Verkeer - Verblijfsgebied

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en (fiets)paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
  • b. wegen met een functie voor zowel het verkeer met een doorgaand karakter als voor de ontsluiting van aanliggende gronden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. reclame-uitingen;

met de daarbij behorende,

  • i. waterlopen;
  • j. bermen;
  • k. beplanting.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend gebouwen voor nutsvoorzieningen zijn toegelaten, waarvoor de volgende regels gelden:
    • 1. de oppervlakte van het gebouw mag niet meer bedragen dan 40 m²;
    • 2. de bouwhoogte van het gebouw mag niet meer bedragen dan 5 meter.
9.2.3 Bouwregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. maximum bouwhoogte speelvoorzieningen: 4 meter;
  • a. maximum bouwhoogte vlaggenmasten: 5 meter;
  • b. maximum bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 9 meter.
9.3 Specifieke gebruiksregels

Op deze gronden is het bepaalde in 20.2 van toepassing met betrekking tot het minimum oppervlak water binnen de grenzen van het bestemmingsplan.

Artikel 10 Water

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. watergangen en waterpartijen;
  • b. verkeer te water;
  • c. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  • d. bij deze bestemming behorende waterhuishoudkundige voorzieningen en overige voorzieningen, zoals bruggen, keermuren voor waterbeheersing, kades, oeverbeschoeiingen en kunstwerken zoals duikers etc.;
  • e. oevers;

met daaraan ondergeschikt,

  • f. wegen en paden ter plaatse van bruggen en duikers;
  • g. groenvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2.2 Bouwregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. maximum bouwhoogte speelvoorzieningen en bruggen: 3 meter;
  • a. maximum bouwhoogte overige bouwwerken: 2 meter.
10.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Op deze gronden is het bepaalde in 20.2 van toepassing met betrekking tot het minimum oppervlak water binnen de grenzen van het bestemmingsplan.
  • b. In aanvulling op het algemene gebruiksverbod in artikel 20 wordt tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, in ieder geval gerekend het gebruik als ligplaats voor een verblijfsmiddel.

Artikel 11 Wonen-1

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daaraan ondergeschikt,

met de daarbij behorende,

  • h. tuinen, erven en terreinen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen
  • a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
    • 1. gebouwen;
    • 2. bijbehorende bouwwerken;
    • 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  • b. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. Op deze gronden is het bepaalde in 20.1 van toepassing met betrekking tot het maximum aantal woningen binnen de grenzen van het bestemmingsplan;
  • d. Op deze gronden mogen vrijstaande eengezinshuizen, twee-aaneengebouwde eengezinshuizen, meer-aaneengebouwde eengezinshuizen, maisonnettewoningen en appartementengebouwen worden gebouwd;
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' geldt voor gebouwde parkeervoorzieningen:
    • 1. gebouwen mogen tevens buiten het bouwvlak worden gebouwd, uitsluitend in de eerste bouwlaag, kelder of souterrain;
    • 2. de overige bouwregels betreffende minima en maxima, zoals genoemd in 11.2.2, 11.2.3, 11.2.4 en 11.2.5, zijn niet van toepassing.
11.2.2 Bouwregels voor vrijstaande eengezinshuizen

Voor bestaande vrijstaande eengezinshuizen geldt:

  • a. minimum afstand achtergevelrooilijn van hoofdgebouwen tot de perceelsgrens: 4 meter, met uitzondering van woningen grenzend aan water. Deze woningen mogen een terras realiseren van ten hoogste 60 m2 per woning;
  • b. maximum bouwhoogte hoofdgebouwen: zoals bestaand;
  • c. maximum goothoogte hoofdgebouwen: zoals bestaand;
  • d. maximum bebouwingsoppervlak per perceel: 40%;
  • e. voor bijbehorende bouwwerken geldt:
    • 1. maximum goothoogte aan- en uitbouwen: 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping, met dien verstande dat de maximum goothoogte 4 meter bedraagt bij woningen die uit maximaal 1 bouwlaag bestaan;
    • 2. maximum goothoogte bijgebouwen: 3 meter;
    • 3. maximum bouwhoogte aan-, uit- en bijgebouwen: 5 meter, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte 4 meter bedraagt bij woningen die uit maximaal 1 bouwlaag bestaan;
    • 4. maximum totale oppervlakte aan-, uit- en bijgebouwen op het achtererfgebied: 40 m2, met inbegrip van de oppervlakte aan gebouwen die vergunningvrij gerealiseerd mogen worden en met dien verstande dat tenminste 25 m2 van het achtererfgebied onbebouwd en onoverdekt moet blijven;
    • 5. nadat de woning gerealiseerd is, geldt vanaf dat moment voor de bepaling van de oppervlakte- en hoogtebepalingen van aan-, uit- en bijgebouwen de op dat moment gerealiseerde achtergevel (en/of zijgevel indien van toepassing) van het hoofdgebouw als uitgangs- of beginpunt voor de bepaling van die oppervlakte en hoogte; een aan-, uit of bijgebouw dat gelijktijdig als optie is meegenomen bij de bouw wordt niet als bestaande achtergevel van het hoofdgebouw aangemerkt en dient te worden meegenomen in de berekening van de totale toegestane oppervlakte op het achtererfgebied;
    • 6. minimum afstand bijgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens: 1 meter, tenzij in de zijdelingse perceelgrens wordt gebouwd.
11.2.3 Bouwregels voor twee-aaneengebouwde eengezinshuizen

Voor bestaande twee-aaneengebouwde eengezinshuizen geldt:

  • a. minimum afstand achtergevelrooilijn van hoofdgebouwen tot de perceelsgrens: 4 meter, met uitzondering van woningen grenzend aan water. Deze woningen mogen een terras realiseren van ten hoogste 60 m2;
  • b. maximum bouwhoogte hoofdgebouwen: zoals bestaand;
  • c. maximum goothoogte hoofdgebouwen: zoals bestaand;
  • d. maximum bebouwingsoppervlak per perceel: 50%;
  • e. voor bijbehorende bouwwerken geldt:
    • 1. maximum goothoogte aan- en uitbouwen: 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping, met dien verstande dat de maximum goothoogte 4 meter bedraagt bij woningen die uit maximaal 1 bouwlaag bestaan;
    • 2. maximum goothoogte bijgebouwen: 3 meter;
    • 3. maximum bouwhoogte aan-, uit- en bijgebouwen: 5 meter, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte 4 meter bedraagt bij woningen die uit maximaal 1 bouwlaag bestaan;
    • 4. maximum totale oppervlakte aan-, uit- en bijgebouwen op het achtererfgebied: 40 m2, met inbegrip van de oppervlakte aan gebouwen die vergunningvrij gerealiseerd mogen worden en met dien verstande dat tenminste 25 m2 van het achtererfgebied onbebouwd en onoverdekt moet blijven;
    • 5. nadat de woning gerealiseerd is, geldt vanaf dat moment voor de bepaling van de oppervlakte- en hoogtebepalingen van aan-, uit of bijgebouwen de op dat moment gerealiseerde achtergevel (en/of zijgevel indien van toepassing) van het hoofdgebouw als uitgangs- of beginpunt voor de bepaling van die oppervlakte en hoogte; een aan-, uit of bijgebouw dat gelijktijdig als optie is meegenomen bij de bouw wordt niet als bestaande achtergevel van het hoofdgebouw aangemerkt en dient te worden meegenomen in de berekening van de totale toegestane oppervlakte op het achtererfgebied;
    • 6. minimum afstand bijgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens: 1 meter, tenzij in de zijdelingse perceelgrens wordt gebouwd.
11.2.4 Bouwregels voor meer-aaneengebouwde eengezinshuizen / maisonnettewoningen

Voor bestaande meer-aaneengebouwde eengezinshuizen / maisonnettewoningen geldt:

  • a. minimum afstand achtergevelrooilijn van hoofdgebouwen tot de perceelsgrens: 8 meter, met uitzondering van woningen grenzend aan water. Deze woningen mogen een terras realiseren van ten hoogste 40 m2;
  • b. maximum bouwhoogte hoofdgebouwen: zoals bestaand;
  • c. maximum goothoogte hoofdgebouwen: zoals bestaand;
  • d. maximum bebouwingsoppervlak per perceel: 65%;
  • e. voor bijbehorende bouwwerken geldt:
    • 1. maximum goothoogte aan- en uitbouwen: 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping, met dien verstande dat de maximum goothoogte 4 meter bedraagt bij woningen die uit maximaal 1 bouwlaag bestaan;
    • 2. maximum goothoogte bijgebouwen: 3 meter;
    • 3. maximum bouwhoogte aan-, uit- en bijgebouwen: 3 meter, dan wel gelijk aan de gerealiseerde goothoogte van het hoofdgebouw indien deze lager is;
    • 4. maximum totale oppervlakte aan-, uit- en bijgebouwen op het achtererfgebied: 40 m2, met inbegrip van de oppervlakte aan gebouwen die vergunningvrij gerealiseerd mogen worden en met dien verstande dat tenminste 25 m2 van het achtererfgebied onbebouwd en onoverdekt moet blijven;
    • 5. nadat de woning gerealiseerd is, geldt vanaf dat moment voor de bepaling van de oppervlakte- en hoogtebepalingen van aan-, uit of bijgebouwen de op dat moment gerealiseerde achtergevel (en/of zijgevel indien van toepassing) van het hoofdgebouw als uitgangs- of beginpunt voor de bepaling van die oppervlakte en hoogte; een aan-, uit of bijgebouw dat gelijktijdig als optie is meegenomen bij de bouw wordt niet als bestaande achtergevel van het hoofdgebouw aangemerkt en dient te worden meegenomen in de berekening van de totale toegestane oppervlakte op het achtererfgebied.
11.2.5 Bouwregels voor appartementengebouwen

Voor bestaande appartementengebouwen geldt:

  • a. maximum bouwhoogte hoofdgebouwen: zoals bestaand;
  • b. maximum goothoogte hoofdgebouwen: zoals bestaand;
  • c. maximum bebouwingsoppervlak per perceel: zoals bestaand.
11.2.6 Bouwregels voor dakkapellen

Voor het bouwen van dakkapellen gelden de volgende regels:

  • a. tenzij dit geïntegreerd dan wel meegenomen is in het architectonisch ontwerp en in de ontwikkelingsfase gelijktijdig is uitgevoerd tijdens de bouw van de woning dan wel binnen dat kader als (meerwerk)optie is mee-ontworpen, worden in het dakvlak aan de voorzijde van de woning en bij hoekwoningen in een naar de weg of het openbaar groen gekeerd dakvlak dakkapellen toegelaten, met dien verstande dat de gezamenlijke breedte daarvan niet meer mag bedragen dan 50% van de breedte van het dakvlak van de woning waarin de dakkapel wordt gebouwd;
  • b. op het achterdakvlak of een niet naar de weg of het openbaar groen gekeerd zijdakvlak mogen uitsluitend dakkapellen worden geplaatst die overeenkomstig het bepaalde in Bijlage II, artikel 2, vierde lid van het Besluit omgevingsrecht vergunningvrij zijn, met dien verstande dat de daarin toegelaten hoogte van 1,75 meter van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, niet van toepassing is.
11.2.7 Bouwregels voor balkons en terrassen

Ten aanzien van de woningen als bedoeld in 11.2.2, 11.2.3 en 11.2.4 geldt:

  • a. Balkons en terrassen op aan-, uit- en bijgebouwen op achtererfgebied worden niet toegelaten, tenzij dit geïntegreerd dan wel meegenomen is in het architectonisch ontwerp en in de ontwikkelingsfase gelijktijdig is uitgevoerd tijdens de bouw van de woning dan wel binnen dat kader als (meerwerk)optie is mee-ontworpen.
11.2.8 Bouwregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. balkons zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van een ´frans balkon´;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 1 meter voor een erf- of perceelafscheiding;
    • 2. 2 meter voor een erfafscheiding
      • op een erf of perceel waarop al een gebouw staat waarmee de erf- of perceelafscheiding in functionele relatie staat,
      • achter de voorgevelrooilijn, en
      • op meer dan 1 m van openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn;
    • 3. 2 meter voor tuinmeubilair;
    • 4. 5 meter voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van nutsvoorzieningen;
    • 5. 9 meter voor lichtmasten en verkeersvoorzieningen;
    • 6. 5 meter voor antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes;
    • 7. 6 meter voor vlaggenmasten;
    • 8. 1,2 meter voor balkon- en dakterrashekken;
    • 9. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2.9 Parkeren
  • a. Bij de vrijstaande en twee-aaneengesloten woningen dient in ieder geval op hetzelfde perceel een parkeerplaats van minimaal 2,5 x 5 meter gerealiseerd te worden;
  • b. Gebouwde parkeervoorzieningen zijn zowel onder- als bovengronds toegestaan;
  • c. Per woning dient gemiddeld over het plangebied 1,5 parkeerplaats te worden gerealiseerd.
11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. de verkeerssituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
11.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder 11.2.4 voor wat betreft de hoogte van aan-, uit- en bijgebouwen tot maximaal 5 meter;
  • b. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder 11.2 voor wat betreft de situering van aan-, uit- en bijgebouwen buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  • c. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder 11.2.8, lid b, sub 1 voor wat betreft de hoogte van erfafscheidingen tot maximaal 2 meter;
  • d. Voor de toepassing ven de bevoegdheden als genoemd onder a, b en c gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. de afwijking dient in overeenstemming te zijn met de welstandsnota;
    • 2. de afwijking dient qua architectuur geïntegreerd dan wel meegenomen te zijn in het architectonisch ontwerp van de woning met bijbehorende bebouwing dan wel binnen dat kader als (meerwerk)optie mee-ontworpen te zijn en een kwalitatieve bijdrage te leveren aan de totale architectonische kwaliteit;
    • 3. de omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de Welstand- en Monumentencommissie Edam-Volendam vooraf positief geadviseerd heeft.
11.5 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 11.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksbepalingen:

  • a. op deze gronden is het bepaalde in 20.2 van toepassing met betrekking tot het minimum oppervlak water binnen de grenzen van het bestemmingsplan;
  • b. de uitoefening van aan-huis-verbonden bedrijf is niet toegestaan;
  • c. de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep is toegestaan, met inachtneming van de volgende bepalingen:
    • 1. het vloeroppervlak voor aan-huis-verbonden beroepen in de woning en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 20 m²;
    • 2. horeca-activiteiten zijn niet toegestaan;
    • 3. detailhandelactiviteiten zijn niet toegestaan, met uitzondering van een beperkte verkoop van aan het beroep gerelateerde producten en ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep;
    • 4. het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat diegene die de activiteiten in de woning of in een bijbehorend bouwwerk uitvoert tevens een in de Gemeentelijke Basisadministratie ingeschreven bewoner van de woning is;
    • 5. reclame-uitingen zijn niet toegestaan.
  • d. de uitoefening van een 'bed & breakfast' is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de woning dient in overwegende mate haar woonfunctie te behouden;
    • 2. het gebruik van 'bed & breakfast' is uitsluitend in het hoofdgebouw toegestaan;
    • 3. het gebruik van 'bed & breakfast' dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is en geen personeel in dienst heeft;
    • 4. de kamers mogen niet als zelfstandige wooneenheid functioneren;
    • 5. maximaal 45% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw mag ten behoeve van een 'bed & breakfast' in gebruik zijn;
    • 6. ´bed & breakfast' mag aan maximaal 10 personen worden aangeboden;
    • 7. er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonende en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan;
    • 8. het gebruik is recreatief, met dien verstande dat permanente bewoning, en het huisvesten van arbeiders voor tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid niet is toegestaan;
    • 9. er mogen geen andere horeca-activiteiten plaatsvinden dan het verstrekken van logies en ontbijt.
11.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 11.5 voor:

  • a. de uitoefening van aan-huis-verbonden bedrijf, met in achtneming van de volgende regels:
    • 1. het vloeroppervlak van aan-huis-verbonden bedrijven in de woning en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 20 m²;
    • 2. de woonfunctie als hoofddoel en primaire functie blijft gehandhaafd;
    • 3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
    • 4. horeca-activiteiten zijn niet toegestaan;
    • 5. detailhandelsactiviteiten zijn niet toegestaan, met uitzondering van een beperkte verkoop van aan het bedrijf gerelateerde producten en ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-verbonden bedrijf;
    • 6. het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat diegene die de activiteit in de woning of in een bijbehorend bouwwerk uitvoert tevens een in de Gemeentelijke Basisadministratie ingeschreven bewoner van de woning is en geen personeel in dienst heeft;
    • 7. het gebruik mag niet leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige toename van de parkeerdruk op de openbare ruimte.
    • 8. bedrijfsactiviteiten die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van de Wabo of andere milieuwetgeving zijn niet toegestaan;
    • 9. er vindt slechts een beperkt cliëntenbezoek aan huis plaats;
    • 10. reclame-uitingen zijn niet toegestaan.
  • b. de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep tot een maximale vloeroppervlak van 35 m², met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de woonfunctie als hoofddoel en primaire functie blijft gehandhaafd;
    • 2. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
    • 3. horeca-activiteiten zijn niet toegestaan;
    • 4. detailhandelsactiviteiten zijn niet toegestaan, met uitzondering van een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep;
    • 5. het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat de hoofdbeoefenaar die de activiteit in de woning of in een bijbehorend bouwwerk uitvoert tevens een in de Gemeentelijke Basisadministratie ingeschreven bewoner van de woning;
    • 6. het gebruik mag niet leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige toename van de parkeerdruk op de openbare ruimte.
    • 7. het gebruik dient vanuit milieuhygiënisch oogpunt inpasbaar te zijn;
    • 8. er vindt slechts een beperkt cliëntenbezoek aan huis plaats;
    • 9. reclame-uitingen zijn niet toegestaan.

Artikel 12 Wonen-2

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met de daarbij behorende,

  • j. tuinen, erven en terreinen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen
  • a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
    • 1. gebouwen;
    • 2. bijbehorende bouwwerken;
    • 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  • b. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. Het bepaalde in 20.1 is van toepassing met betrekking tot het maximum aantal woningen binnen de grenzen van het bestemmingsplan. 
  • d. Ter plaatse van:
    • 1. de aanduiding 'vrijstaand' mogen alleen vrijstaande eengezinshuizen worden gebouwd;
    • 2. de aanduiding 'twee-aaneen' mogen tevens twee-aaneengebouwde eengezinshuizen worden gebouwd;
    • 3. de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen tevens meer-aaneengebouwde eengezinshuizen worden gebouwd;
    • 4. gronden zonder voornoemde aanduidingen mogen vrijstaande eengezinshuizen, twee-aaneengebouwde eengezinshuizen, meer-aaneengebouwde eengezinshuizen, maisonnettewoningen en appartementengebouwen worden gebouwd;
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'as van de weg - indicatief' geldt als indicatieve richtlijn dat bij het realiseren van bebouwing rekening wordt gehouden met de aanleg van een verkeersontsluiting;
  • f. Ter plaatse van de aanduiding 'relatie' geldt als indicatieve richtlijn dat bij het realiseren van bebouwing rekening wordt gehouden met het streven om een groene verbinding te realiseren.
12.2.2 Bouwregels voor vrijstaande eengezinshuizen

Voor vrijstaande eengezinshuizen geldt:

  • a. minimum afstand voorgevelrooilijn tot de perceelsgrens: 3 meter;
  • b. minimum afstand achtergevelrooilijn tot de perceelsgrens: 4 meter, met uitzondering van woningen grenzend aan water. Deze woningen mogen een terras realiseren van ten hoogste 60 m2;
  • c. maximum bouwdiepte hoofdgebouw: 15 meter;
  • d. maximum bouwhoogte: 10 meter, dan wel 12 meter indien dat op de verbeelding staat aangegeven met 'maximum bouwhoogte (m)';
  • e. maximum goothoogte: 6 meter, dan wel 12 meter indien dat op de verbeelding staat aangegeven met 'maximum bouwhoogte (m)';
  • f. nadat de woningen gerealiseerd zijn, geldt vanaf dat moment als maximale goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw de op dat moment aanwezige goot- en bouwhoogte. Indien een woning nog niet is gebouwd, maar wel is vergund, geldt vanaf het moment van vergunningverlening de daarin opgenomen goot- en bouwhoogte;
  • g. maximum bebouwingsoppervlak per perceel: 40%;
  • h. maximum goothoogte aan- en uitbouwen: 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping, met dien verstande dat de maximum goothoogte 4 meter bedraagt bij woningen die uit maximaal 1 bouwlaag bestaan;
  • i. maximum goothoogte bijgebouwen: 3 meter;
  • j. maximum bouwhoogte aan-, uit- en bijgebouwen: 5 meter, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte 4 meter bedraagt bij woningen die uit maximaal 1 bouwlaag bestaan;
  • k. maximum totale oppervlakte aan-, uit- en bijgebouwen op het achtererfgebied: 40 m2, met inbegrip van de oppervlakte aan gebouwen die vergunningvrij gerealiseerd mogen worden en met dien verstande dat tenminste 25 m2 van het achtererfgebied onbebouwd en onoverdekt moet blijven;
  • l. nadat de woning gerealiseerd is, geldt vanaf dat moment voor de bepaling van de oppervlakte- en hoogtebepalingen van aan-, uit en bijgebouwen de op dat moment gerealiseerde achtergevel (en/of zijgevel indien van toepassing) van het hoofdgebouw als uitgangs- of beginpunt voor de bepaling van die oppervlakte en hoogte; een aan-, uit en bijgebouw dat gelijktijdig als optie is meegenomen bij de bouw wordt niet als bestaande achtergevel van het hoofdgebouw aangemerkt en dient te worden meegenomen in de berekening van de totale toegestane oppervlakte op het achtererfgebied;
  • m. minimum afstand hoofdgebouw tot zijdelingse perceelsgrens: 2 meter;
  • n. minimum afstand bijgebouw tot zijdelingse perceelsgrens: 1 meter, tenzij in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd.
12.2.3 Bouwregels voor twee-aaneengebouwde eengezinshuizen

Voor twee-aaneengebouwde eengezinshuizen geldt:

  • a. minimum afstand voorgevelrooilijn tot de perceelsgrens: 3 meter;
  • b. minimum afstand achtergevelrooilijn tot de perceelsgrens: 4 meter, met uitzondering van woningen grenzend aan water. Deze woningen mogen een terras realiseren van ten hoogste 60 m2;
  • c. maximum bouwdiepte hoofdgebouw: 12 meter;
  • d. maximum bouwhoogte: 10 meter, dan wel 12 meter indien dat op de verbeelding staat aangegeven met 'maximum bouwhoogte (m)';
  • e. maximum goothoogte: 6 meter, dan wel 12 meter indien dat op de verbeelding staat aangegeven met 'maximum bouwhoogte (m)';
  • f. nadat de woningen gerealiseerd zijn, geldt vanaf dat moment als maximale goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw de op dat moment aanwezige goot- en bouwhoogte. Indien een woning nog niet is gebouwd, maar wel is vergund, geldt vanaf het moment van vergunningverlening de daarin opgenomen goot- en bouwhoogte;
  • g. maximum bebouwingsoppervlak per perceel: 50%;
  • h. maximum goothoogte aan- en uitbouwen: 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping, met dien verstande dat de maximum goothoogte 4 meter bedraagt bij woningen die uit maximaal 1 bouwlaag bestaan;
  • i. maximum goothoogte bijgebouwen: 3 meter;
  • j. maximum bouwhoogte aan-, uit- en bijgebouwen: 5 meter, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte 4 meter bedraagt bij woningen die uit maximaal 1 bouwlaag bestaan;
  • k. maximum totale oppervlakte aan-, uit- en bijgebouwen op het achtererfgebied: 40 m2, met inbegrip van de oppervlakte aan gebouwen die vergunningvrij gerealiseerd mogen worden en met dien verstande dat tenminste 25 m2 van het achtererfgebied onbebouwd en onoverdekt moet blijven;
  • l. nadat de woning gerealiseerd is, geldt vanaf dat moment voor de bepaling van de oppervlakte- en hoogtebepalingen van aan-, uit of bijgebouwen de op dat moment gerealiseerde achtergevel (en/of zijgevel indien van toepassing) van het hoofdgebouw als uitgangs- of beginpunt voor de bepaling van die oppervlakte en hoogte; een aan-, uit of bijgebouw dat gelijktijdig als optie is meegenomen bij de bouw wordt niet als bestaande achtergevel van het hoofdgebouw aangemerkt en dient te worden meegenomen in de berekening van de totale toegestane oppervlakte op het achtererfgebied;
  • m. minimum afstand hoofdgebouw tot zijdelingse perceelsgrens: 2 meter;
  • n. minimum afstand bijgebouw tot zijdelingse perceelsgrens: 1 meter, tenzij in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd.
12.2.4 Bouwregels voor meer-aaneengebouwde eengezinshuizen / maisonnettewoningen

Voor meer-aaneengebouwde eengezinshuizen / maisonnettewoningen geldt:

  • a. maximum afstand voorgevelrooilijn tot de perceelsgrens: 5 meter;
  • b. minimum afstand achtergevelrooilijn tot de perceelsgrens: 8 meter, met uitzondering van woningen grenzend aan water. Deze woningen mogen een terras realiseren van ten hoogste 60 m2;
  • c. maximum bouwdiepte hoofdgebouw: 10 meter;
  • d. maximum bouwhoogte: 10 meter, dan wel 12 meter indien dat op de verbeelding staat aangegeven met 'maximum bouwhoogte (m)';
  • e. maximum goothoogte: 10 meter, dan wel 12 meter indien dat op de verbeelding staat aangegeven met 'maximum bouwhoogte (m)';
  • f. nadat de woningen gerealiseerd zijn, geldt vanaf dat moment als maximale goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw de op dat moment aanwezige goot- en bouwhoogte. Indien een woning nog niet is gebouwd, maar wel is vergund, geldt vanaf het moment van vergunningverlening de daarin opgenomen goot- en bouwhoogte;
  • g. maximum bebouwingsoppervlak per perceel: 65%;
  • h. maximum goothoogte aan- en uitbouwen: 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping, met dien verstande dat de maximum goothoogte 4 meter bedraagt bij woningen die uit maximaal 1 bouwlaag bestaan;
  • i. maximum goothoogte bijgebouwen: 3 meter;
  • j. maximum bouwhoogte aan-, uit- en bijgebouwen: gelijk aan de toegestane goothoogte, zoals bedoeld onder i;
  • k. maximum totale oppervlakte aan-, uit- en bijgebouwen op het achtererfgebied: 40 m2, met inbegrip van de oppervlakte aan gebouwen die vergunningvrij gerealiseerd mogen worden en met dien verstande dat tenminste 25 m2 van het achtererfgebied onbebouwd en onoverdekt moet blijven;
  • l. nadat de woning gerealiseerd is, geldt vanaf dat moment voor de bepaling van de oppervlakte- en hoogtebepalingen van aan-, uit of bijgebouwen de op dat moment gerealiseerde achtergevel (en/of zijgevel indien van toepassing) van het hoofdgebouw als uitgangs- of beginpunt voor de bepaling van die oppervlakte en hoogte; een aan-, uit of bijgebouw dat gelijktijdig als optie is meegenomen bij de bouw wordt niet als bestaande achtergevel van het hoofdgebouw aangemerkt en dient te worden meegenomen in de berekening van de totale toegestane oppervlakte op het achtererfgebied.
12.2.5 Bouwregels voor appartementengebouwen

Voor appartementengebouwen geldt:

  • a. maximum bouwhoogte: zoals op de verbeelding staat aangegeven met 'maximum bouwhoogte (m)';
  • b. nadat het appartementengebouw gerealiseerd is, geldt vanaf dat moment als maximale goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw de op dat moment aanwezige goot- en bouwhoogte. Indien het gebouw nog niet is gebouwd, maar wel is vergund, geldt vanaf het moment van vergunningverlening de daarin opgenomen goot- en bouwhoogte;
  • c. minimum afstand hoofdgebouw tot zijdelingse perceelsgrens: 10 meter.
12.2.6 Bouwregels binnen het aanduidingsvlak 'zorgwoning'

Voor gebouwen ter plaatse van de gronden aangeduid als 'zorgwoning' geldt, in afwijking van het bepaalde in voorgaande subleden:

  • a. maximum bouwhoogte: zoals op de verbeelding staat aangegeven met 'maximum bouwhoogte (m)';
  • b. nadat de hoofdgebouwen gerealiseerd zijn, geldt vanaf dat moment als maximale goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw, de op dat moment aanwezige goot- en bouwhoogte. Indien het gebouw nog niet is gebouwd, maar wel is vergund, geldt vanaf het moment van vergunningverlening de daarin opgenomen goot- en bouwhoogte;
  • c. maximum bebouwingsoppervlak per perceel: 70%;
  • d. binnen het aanduiding 'zorgwoning' waar tevens een maximum bouwhoogte van 22 meter staat aangeduid geldt dat het aantal woningen en/of zorgeenheden niet meer mag bedragen dan 150.
12.2.7 Bouwregels binnen het aanduidingsvlak 'maatschappelijk'

Voor gebouwen ter plaatse van de gronden aangeduid als 'maatschappelijk' geldt, in afwijking van het bepaalde in voorgaande subleden:

  • a. maximum bouwhoogte: zoals op de verbeelding staat aangegeven met 'maximum bouwhoogte (m)';
  • b. nadat de hoofdgebouwen gerealiseerd zijn, geldt vanaf dat moment als maximale goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw, de op dat moment aanwezige goot- en bouwhoogte. Indien het gebouw nog niet is gebouwd, maar wel is vergund, geldt vanaf het moment van vergunningverlening de daarin opgenomen goot- en bouwhoogte;
  • c. maximum bebouwingsoppervlak per perceel: 70%.
12.2.8 Groter bebouwingspercercentage

Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is het toegestaan in afwijking van het bepaalde in de leden 12.2.2, 12.2.3 en 12.2.4 ten behoeve van eengezinshuizen een bebouwingsoppervlak per perceel van maximaal 80% te realiseren, mits de bouwhoogte van deze huizen niet groter is dan 7 meter.

12.2.9 Bouwregels voor dakkapellen

Voor het bouwen van dakkapellen gelden de volgende regels:

  • a. tenzij dit geïntegreerd dan wel meegenomen is in het architectonisch ontwerp en in de ontwikkelingsfase gelijktijdig is uitgevoerd tijdens de bouw van de woning dan wel binnen dat kader als (meerwerk)optie is mee-ontworpen, worden in het dakvlak aan de voorzijde van de woning en bij hoekwoningen in een naar de weg of het openbaar groen gekeerd dakvlak dakkapellen toegelaten, met dien verstande dat de gezamenlijke breedte daarvan niet meer mag bedragen dan 50% van de breedte van het dakvlak van de woning waarin de dakkapel wordt gebouwd;
  • b. op het achterdakvlak of een niet naar de weg of het openbaar groen gekeerd zijdakvlak mogen uitsluitend dakkapellen worden geplaatst die overeenkomstig het bepaalde in Bijlage II, artikel 2, vierde lid van het Besluit omgevingsrecht vergunningvrij zijn, met dien verstande dat de daarin toegelaten hoogte van 1,75 meter van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, niet van toepassing is.
12.2.10 Bouwregels voor balkons en terrassen

Ten aanzien van de woningen als bedoeld in 12.2.2, 12.2.3 en 12.2.4 geldt:

  • a. Balkons en terrassen op aan-, uit- en bijgebouwen op achtererfgebied worden niet toegelaten, tenzij dit geïntegreerd dan wel meegenomen is in het architectonisch ontwerp en in de ontwikkelingsfase gelijktijdig is uitgevoerd tijdens de bouw van de woning dan wel binnen dat kader als (meerwerk)optie is mee-ontworpen.
12.2.11 Bouwregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. balkons zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van een ´frans balkon´;
  • b. vlonders of steigers zijn uitsluitend toegestaan met toepassing van artikel 21.1;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 1 meter voor een erf- of perceelafscheiding;
    • 2. 2 meter voor een erfafscheiding
      • op een erf of perceel waarop al een gebouw staat waarmee de erf- of perceelafscheiding in functionele relatie staat,
      • achter de voorgevelrooilijn, en
      • op meer dan 1 m van openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn;
    • 3. 2 meter voor tuinmeubilair;
    • 4. 5 meter voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van nutsvoorzieningen;
    • 5. 9 meter voor lichtmasten en verkeersvoorzieningen;
    • 6. 5 meter voor antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes;
    • 7. 6 meter voor vlaggenmasten;
    • 8. 1,2 meter voor balkon- en dakterrashekken;
    • 9. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2.12 Parkeren
  • a. Bij de vrijstaande en twee-aaneengesloten woningen dient in ieder geval op hetzelfde perceel een parkeerplaats van minimaal 2,5 x 5 meter gerealiseerd te worden;
  • b. Gebouwde parkeervoorzieningen zijn zowel onder- als bovengronds toegestaan;
  • c. Per woning dient gemiddeld over het plangebied 1,5 parkeerplaats te worden gerealiseerd;
  • d. Voor zorgcentrum en maatschappelijke voorzieningen geldt:
    • 1. Het gebruik op grond van de regels in dit artikel (oprichting van een gebouw, verandering van functie of uitbreiding van bestaand gebruik) is slechts toegestaan als voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid en voldoende ruimte voor laden en lossen, en deze in stand wordt gehouden. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeerkencijfers van het CROW bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
    • 2. De onder 1 bedoelde parkeerplaatsen moeten afmetingen hebben die voldoen aan de richtlijnen van het CROW;
    • 3. Bij de toepassing van het bepaalde onder 1 en 2 wordt uitgegaan van de kencijfers en richtlijnen zoals die door het CROW geadviseerd zijn op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan;
    • 4. Bij een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde onder 1 en 2, indien het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, er een bijzonder gemeentelijk belang mee is gemoeid of op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
12.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    • 1. de woonsituatie;
    • 2. de verkeerssituatie;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • a. Binnen de aanduiding 'geluidzone' kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan de gevels van woningen indien de geluidsbelasting vanwege het zwembad op de gevels van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen hoger is dan de etmaalwaarde Letm = 50 dB(A), met het oog op het voldoen aan de binnenwaarde van 33 dB zoals bepaald in het Bouwbesluit.
12.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder 12.2.4 voor wat betreft de diepte van gebouwen tot maximaal 12 meter, in het geval er waterwoningen worden gebouwd;
  • b. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder 12.2.4 voor wat betreft de hoogte van aan-, uit- en bijgebouwen tot maximaal 5 meter;
  • c. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder 12.2.5 voor wat betreft de minimum afstand tot de zijdelings perceelgrens, met dien verstande dat de minimum afstand niet kleiner mag zijn dan 5 meter;
  • d. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder 12.2.11, lid c sub 1 voor wat betreft de hoogte van erfafscheidingen tot maximaal 2 meter;
  • e. Voor de toepassing ven de bevoegdheden als genoemd onder b en c gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. de afwijking dient in overeenstemming te zijn met de welstandsnota;
    • 2. de afwijking dient qua architectuur geïntegreerd dan wel meegenomen te zijn in het architectonisch ontwerp van de woning met bijbehorende bebouwing dan wel binnen dat kader als (meerwerk)optie mee-ontworpen te zijn en een kwalitatieve bijdrage te leveren aan de totale architectonische kwaliteit;
    • 3. de omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de Welstand- en Monumentencommissie Edam-Volendam vooraf positief geadviseerd heeft.
12.5 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 12.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksbepalingen:

  • a. op deze gronden is het bepaalde in 20.2 van toepassing met betrekking tot het minimum oppervlak water binnen de grenzen van het bestemmingsplan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'as van de weg - indicatief' geldt als indicatieve richtlijn dat bij het verwezenlijken van de bestemming rekening wordt gehouden met de aanleg van verkeersareaal;
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'relatie' geldt als indicatieve richtlijn dat bij het verwezenlijken van de bestemming rekening wordt gehouden met het streven om een groene verbinding te realiseren;
  • b. de uitoefening van aan-huis-verbonden bedrijf is niet toegestaan;
  • c. de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep is toegestaan, met inachtneming van de volgende bepalingen:
    • 1. het vloeroppervlak voor aan-huis-verbonden beroepen in de woning en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 20 m²;
    • 2. horeca-activiteiten zijn niet toegestaan;
    • 3. detailhandelactiviteiten zijn niet toegestaan, met uitzondering van een beperkte verkoop van aan het beroep gerelateerde producten en ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep;
    • 4. het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat diegene die de activiteiten in de woning of in een bijbehorend bouwwerk uitvoert tevens een in de Gemeentelijke Basisadministratie ingeschreven bewoner van de woning is;
    • 5. reclame-uitingen zijn niet toegestaan.
  • d. de uitoefening van een 'bed & breakfast' is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de woning dient in overwegende mate haar woonfunctie te behouden;
    • 2. het gebruik van 'bed & breakfast' is uitsluitend in het hoofdgebouw toegestaan;
    • 3. het gebruik van 'bed & breakfast' dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is en geen personeel in dienst heeft;
    • 4. de kamers mogen niet als zelfstandige wooneenheid functioneren;
    • 5. maximaal 45% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw mag ten behoeve van een 'bed & breakfast' in gebruik zijn;
    • 6. ´bed & breakfast' mag aan maximaal 10 personen worden aangeboden;
    • 7. er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonende en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan;
    • 8. het gebruik is recreatief, met dien verstande dat permanente bewoning, en het huisvesten van arbeiders voor tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid niet is toegestaan;
    • 9. er mogen geen andere horeca-activiteiten plaatsvinden dan het verstrekken van logies en ontbijt.
12.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 12.5 voor:

  • a. de uitoefening van aan-huis-verbonden bedrijf, met in achtneming van de volgende regels:
    • 1. het vloeroppervlak van aan-huis-verbonden bedrijven in de woning en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 20 m²;
    • 2. de woonfunctie als hoofddoel en primaire functie blijft gehandhaafd;
    • 3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
    • 4. horeca-activiteiten zijn niet toegestaan;
    • 5. detailhandelsactiviteiten zijn niet toegestaan, met uitzondering van een beperkte verkoop van aan het bedrijf gerelateerde producten en ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-verbonden bedrijf;
    • 6. het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat diegene die de activiteit in de woning of in een bijbehorend bouwwerk uitvoert tevens een in de Gemeentelijke Basisadministratie ingeschreven bewoner van de woning is en geen personeel in dienst heeft;
    • 7. het gebruik mag niet leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige toename van de parkeerdruk op de openbare ruimte.
    • 8. bedrijfsactiviteiten die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van de Wabo of andere milieuwetgeving zijn niet toegestaan;
    • 9. er vindt slechts een beperkt cliëntenbezoek aan huis plaats;
    • 10. reclame-uitingen zijn niet toegestaan.
  • b. de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep tot een maximale vloeroppervlak van 35 m², met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de woonfunctie als hoofddoel en primaire functie blijft gehandhaafd;
    • 2. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
    • 3. horeca-activiteiten zijn niet toegestaan;
    • 4. detailhandelsactiviteiten zijn niet toegestaan, met uitzondering van een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep;
    • 5. het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat de hoofdbeoefenaar die de activiteit in de woning of in een bijbehorend bouwwerk uitvoert tevens een in de Gemeentelijke Basisadministratie ingeschreven bewoner van de woning;
    • 6. het gebruik mag niet leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige toename van de parkeerdruk op de openbare ruimte.
    • 7. het gebruik dient vanuit milieuhygiënisch oogpunt inpasbaar te zijn;
    • 8. er vindt slechts een beperkt cliëntenbezoek aan huis plaats;
    • 9. reclame-uitingen zijn niet toegestaan.

Artikel 13 Wonen-3

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daaraan ondergeschikt,

met de daarbij behorende,

  • i. tuinen, erven en terreinen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen
  • a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
    • 1. gebouwen;
    • 2. bijbehorende bouwwerken;
    • 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  • b. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het aangegeven bouwvlak.
13.2.2 Gebouwen - specifieke bouwaanduiding - 1

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' gelden voor het bouwen van gebouwen de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend twee hoofdgebouwen worden gerealiseerd, zijnde:
    • 1. twee vrijstaande eengezinshuizen of
    • 2. één vrijstaand eengezinshuis en twee woningen van het type 'twee-onder-een-kap woningen' opgenomen in één stolp;
  • b. de inhoud van een vrijstaande eengezinshuizen mag inclusief aan-en uitbouwen niet meer bedragen dan 1.000 m³;
  • c. de inhoud van een twee-onder-een-kap-woning mag inclusief aan-en uitbouwen niet meer bedragen dan 900 m³ per woning;
  • d. maximum goothoogte: 3 meter;
  • e. maximum bouwhoogte: 11 meter.
13.2.3 Gebouwen - specifieke bouwaanduiding - 2

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' gelden voor het bouwen van gebouwen de volgende regels:

  • a. er mag maximaal één vrijstaand eengezinshuis per bestemmingsvlak worden gerealiseerd:
  • b. de inhoud van een vrijstaand eengezinshuis mag inclusief aan-en uitbouwen niet meer bedragen dan 1.000 m³;
  • c. maximum goothoogte: 3 meter;
  • d. maximum bouwhoogte: 6 meter.
13.2.4 Gebouwen - horeca

Ter plaatse van de aanduiding 'horeca' geldt dat in afwijking van het bepaalde in 13.2.3 een horecavestiging van categorie 1a (lichte horeca) met een maximum bruto vloeroppervlak van 200 m2 mag worden gerealiseerd en met een extra eengezinshuis, waarvoor het bepaalde in 13.2.3 onder b, c en d en onder 13.2.5 van overeenkomstige toepassing is.

13.2.5 Bijbehorend bouwwerk

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken geldt:

  • a. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 40 m², met inbegrip van de oppervlakte aan gebouwen die vergunningvrij gerealiseerd mogen worden;
  • b. maximum goothoogte aan-, uit- en bijgebouwen: 3,2 meter;
  • c. maximum bouwhoogte aan-, uit- en bijgebouwen: 6 meter;
  • d. in afwijking van het gestelde onder a geldt voor het betreffende bouwperceel, aangegeven met de aanduiding 'maximum vloeroppervlakte; bvo (m2)', een totaal maximum oppervlakte van bijbehorende bouwwerken zoals is aangeduid.
13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. de verkeerssituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
13.4 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 13.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksbepalingen:

  • a. op deze gronden is het bepaalde in 20.2 van toepassing met betrekking tot het minimum oppervlak water binnen de grenzen van het bestemmingsplan;
  • b. de uitoefening van aan-huis-verbonden bedrijf is niet toegestaan;
  • c. de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep is toegestaan, met inachtneming van de volgende bepalingen:
    • 1. het vloeroppervlak voor aan-huis-verbonden beroepen in de woning en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 20 m²;
    • 2. horeca-activiteiten zijn niet toegestaan;
    • 3. detailhandelactiviteiten zijn niet toegestaan, met uitzondering van een beperkte verkoop van aan het beroep gerelateerde producten en ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep;
    • 4. het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat diegene die de activiteiten in de woning of in een bijbehorend bouwwerk uitvoert tevens een in de Gemeentelijke Basisadministratie ingeschreven bewoner van de woning is;
    • 5. reclame-uitingen zijn niet toegestaan.
  • d. de uitoefening van een 'bed & breakfast' is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de woning dient in overwegende mate haar woonfunctie te behouden;
    • 2. het gebruik van 'bed & breakfast' is uitsluitend in het hoofdgebouw toegestaan;
    • 3. het gebruik van 'bed & breakfast' dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is en geen personeel in dienst heeft;
    • 4. de kamers mogen niet als zelfstandige wooneenheid functioneren;
    • 5. maximaal 45% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw mag ten behoeve van een 'bed & breakfast' in gebruik zijn;
    • 6. ´bed & breakfast' mag aan maximaal 10 personen worden aangeboden;
    • 7. er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonende en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan;
    • 8. het gebruik is recreatief, met dien verstande dat permanente bewoning, en het huisvesten van arbeiders voor tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid niet is toegestaan;
    • 9. er mogen geen andere horeca-activiteiten plaatsvinden dan het verstrekken van logies en ontbijt.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' geldt:
    • 1. voor bed & breakfast is een maximum inhoud toegestaan van 270 m3, met dien verstande dat dit gebruik uitsluitend is toegestaan in de hooiklamp;
    • 2. er is een muziekstudio toegestaan met een maximum oppervlak van 30 m2, met dien verstande dat dit gebruik uitsluitend is toegestaan in het los op het perceel gebouwde bijgebouw.
13.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 13.4 voor:

  • a. de uitoefening van aan-huis-verbonden bedrijf, met in achtneming van de volgende regels:
    • 1. het vloeroppervlak van aan-huis-verbonden bedrijven in de woning en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 20 m²;
    • 2. de woonfunctie als hoofddoel en primaire functie blijft gehandhaafd;
    • 3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
    • 4. horeca-activiteiten zijn niet toegestaan;
    • 5. detailhandelsactiviteiten zijn niet toegestaan, met uitzondering van een beperkte verkoop van aan het bedrijf gerelateerde producten en ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-verbonden bedrijf;
    • 6. het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat diegene die de activiteit in de woning of in een bijbehorend bouwwerk uitvoert tevens een in de Gemeentelijke Basisadministratie ingeschreven bewoner van de woning is en geen personeel in dienst heeft;
    • 7. het gebruik mag niet leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige toename van de parkeerdruk op de openbare ruimte.
    • 8. bedrijfsactiviteiten die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van de Wabo of andere milieuwetgeving zijn niet toegestaan;
    • 9. er vindt slechts een beperkt cliëntenbezoek aan huis plaats;
    • 10. reclame-uitingen zijn niet toegestaan.
  • b. de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep tot een maximale vloeroppervlak van 35 m², met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de woonfunctie als hoofddoel en primaire functie blijft gehandhaafd;
    • 2. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
    • 3. horeca-activiteiten zijn niet toegestaan;
    • 4. detailhandelsactiviteiten zijn niet toegestaan, met uitzondering van een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep;
    • 5. het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat de hoofdbeoefenaar die de activiteit in de woning of in een bijbehorend bouwwerk uitvoert tevens een in de Gemeentelijke Basisadministratie ingeschreven bewoner van de woning;
    • 6. het gebruik mag niet leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige toename van de parkeerdruk op de openbare ruimte.
    • 7. het gebruik dient vanuit milieuhygiënisch oogpunt inpasbaar te zijn;
    • 8. er vindt slechts een beperkt cliëntenbezoek aan huis plaats;
    • 9. reclame-uitingen zijn niet toegestaan.

Artikel 14 Waarde - Archeologie - 1

14.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.
  • b. De bestemming 'Waarde - Archeologie - 1' is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
  • c. Daar waar dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen gelden:
    • 1. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 17;
    • 2. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 14 respectievelijk artikel 15;
    • 3. in de derde plaats de bepalingen van artikel 16.
14.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 14.1 bedoelde gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. uitbreiding en verbouw van een hoofdgebouw overeenkomstig de medebestemming, waarbij de bestaande oppervlakte met ten hoogste 50 m² wordt vergroot en niet dieper dan 40 cm beneden maaiveld;
  • b. de bouw van een bijbehorend bouwwerk overeenkomstig de medebestemming met een oppervlakte van ten hoogste 50 m² en niet dieper dan 40 cm beneden maaiveld.
14.3 Afwijken van de bouwregels
14.3.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 14.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de medebestemming, mits op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

14.3.2 Voorwaarden

Aan de mogelijkheid om af te wijken van de bouwregels ingevolge lid 14.3.1 kunnen regels worden verbonden tot:

  • a. het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks het uitvoeren van een bouwplan) monumenten in de bodem worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. het doen van opgravingen door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
  • c. het begeleiden van de activiteiten waarvoor ontheffing is verleend door een daarvoor aangewezen archeologisch deskundige.
14.3.3 Toetsingscriteria

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Algemeen

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 meter;
  • b. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande fundering en de uitvoering van bodemsanering werkzaamheden), woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • c. het verlagen van het waterpeil;
  • d. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • e. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwaarden in de bodem;
  • f. het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • g. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  • h. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
14.4.2 Uitzondering

Het in lid 14.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. niet dieper dan 40 cm onder het bestaande maaiveld plaatsvinden; inbegrepen eventueel aan te leggen, te verbreden of te verharden wegen, voet- of rijwielpaden, parkeergelegenheden en;
  • b. het normale onderhoud en beheer betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
14.4.3 Toetsingscriteria
  • a. De in lid 14.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en welke voorwaarden aan de vergunning moeten worden gesteld.
  • b. De in lid 14.4.1 genoemde vergunning moet worden geweigerd indien de archeologische belangen onevenredig worden aangetast en dat niet kan worden voorkomen door voorwaarden in de vergunning op te nemen.
14.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, te wijzigen, in die zin dat de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie - 1’ komt te vervallen, mits uit archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 15 Waarde - Archeologie - 2

15.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.
  • b. De bestemming 'Waarde - Archeologie - 2' is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
  • c. Daar waar dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen gelden:
    • 1. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 17;
    • 2. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 14 respectievelijk artikel 15;
    • 3. in de derde plaats de bepalingen van artikel 16.
15.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 15.1 bedoelde gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. uitbreiding en verbouw van een hoofdgebouw overeenkomstig de medebestemming, waarbij de bestaande oppervlakte met ten hoogste 2.500 m² wordt vergroot en niet dieper dan 40 cm beneden maaiveld;
  • b. de bouw van een bijbehorend bouwwerk overeenkomstig de medebestemming met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m² en niet dieper dan 40 cm beneden maaiveld.
15.3 Afwijken van de bouwregels
15.3.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 15.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de medebestemming, mits op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

15.3.2 Voorwaarden

Aan de mogelijkheid om af te wijken van de bouwregels ingevolge lid 15.3.1 kunnen regels worden verbonden tot:

  • a. het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks het uitvoeren van een bouwplan) monumenten in de bodem worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. het doen van opgravingen door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
  • c. het begeleiden van de activiteiten waarvoor ontheffing is verleend door een daarvoor aangewezen archeologisch deskundige.
15.3.3 Toetsingscriteria

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1 Algemeen

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 meter;
  • b. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande fundering en de uitvoering van bodemsanering werkzaamheden), woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • c. het verlagen van het waterpeil;
  • d. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • e. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwaarden in de bodem;
  • f. het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • g. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  • h. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
15.4.2 Uitzondering

Het in lid 15.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. niet dieper dan 40 cm onder het bestaande maaiveld plaatsvinden; inbegrepen eventueel aan te leggen, te verbreden of te verharden wegen, voet- of rijwielpaden, parkeergelegenheden en;
  • b. het normale onderhoud en beheer betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
15.4.3 Toetsingscriteria
  • a. De in lid 15.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en welke voorwaarden aan de vergunning moeten worden gesteld.
  • b. De in lid 15.4.1 genoemde vergunning moet worden geweigerd indien de archeologische belangen onevenredig worden aangetast en dat niet kan worden voorkomen door voorwaarden in de vergunning op te nemen.
15.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, te wijzigen, in die zin dat de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie - 2 ’ komt te vervallen, mits uit archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 16 Waarde - Landschap - Stelling van Amsterdam

16.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Landschap - Stelling van Amsterdam' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en versterken van de kernkwaliteiten van het Nationaal landschap en werelderfgoed 'De Stelling van Amsterdam' (een samenhangend systeem van forten, dijken, kanalen en inundatiekommen, een groene en relatief stille ring rond Amsterdam en relatief grote openheid).
  • b. De bestemming 'Waarde - Landschap - Stelling van Amsterdam' is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
  • c. Daar waar dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen gelden:
    • 1. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 17;
    • 2. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 14 respectievelijk artikel 15;
    • 3. in de derde plaats de bepalingen van artikel 16.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen

Op en onder de in lid 16.1 bedoelde gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten behoeve van de in lid 16.1 bedoelde gronden mogen worden gebouwd, gelden de volgende bepalingen:

  • a. maximum bebouwingspercentage: 5%;
  • b. maximum bouwhoogte: 3 meter.
16.2.3 Weigeringsgrond omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning voor bouwen ten behoeve van de in lid 16.1 bedoelde gronden of de eveneens voorkomende bestemming kan worden geweigerd indien door de bouwwerken of bouwwerkzaamheden, het belang van het Nationaal landschap en werelderfgoed 'De Stelling van Amsterdam' onevenredig wordt geschaad.

16.2.4 Onderzoeksplicht

Burgemeester en wethouders dienen voorafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen ten behoeve van de in lid 16.1 bedoelde gronden of de eveneens voorkomende bestemming advies in te winnen bij de provincie.

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6, lid 1, onder d. van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en omvang van bouwwerken, voor zover dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal landschap en werelderfgoed 'De Stelling van Amsterdam' (een samenhangend systeem van forten, dijken, kanalen en inundatiekommen, een groene en relatief stille ring rond Amsterdam en relatief grote openheid).

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
    • a. het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem en/of gronden;
    • b. het bebossen en beplanten van gronden;
  • 2. Een omgevingsvergunning voor het aanleggen als bedoeld onder a is niet vereist voor de volgende werken en werkzaamheden:
    • a. het normale onderhoud van paden, water, tuinen en groenvoorzieningen;
    • b. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
  • 3. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden geweigerd indien door de werken of werkzaamheden, het belang van het Nationaal landschap en werelderfgoed 'De Stelling van Amsterdam' onevenredig wordt geschaad.

Artikel 17 Waterstaat - Waterkering

17.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De als 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de aanleg, het behoud en het herstel van dijken en dijkbermen ten behoeve van waterkering en waterbeheersing met de daarbij behorende waterstaatswerken als taluds, dijken en onderhoudswegen, alsmede voor andere bouwwerken van waterbouwkundige aard, zoals een gemaal, duikers, keerwanden en beschoeiingen, onder- en bovengrondse (infrastructurele) voorzieningen en andere werken;
  • b. De bestemming 'Waterstaat - Waterkering' is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
  • c. Daar waar dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen gelden:
    • 1. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 17;
    • 2. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 14 respectievelijk artikel 15;
    • 3. in de derde plaats de bepalingen van artikel 16.
17.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 17.1 genoemde gronden mag slechts worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde medebestemming, met dien verstande dat voorafgaand aan de bouw, van de waterbeheerder een schriftelijke verklaring is ontvangen dat zij tegen het bouwen geen bezwaar heeft.

17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Op en onder de in 17.1 genoemde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning van Burgemeester en Wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. diepwortelende beplanting aanbrengen;
    • 2. het aanleggen van parkeerplaatsen
    • 3. het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van grond;
    • 4. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting;
    • 5. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen.
  • b. De in lid 17.3 onder a genoemde werken en werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen schade aan de aanwezige waterkering wordt aangebracht.
  • c. Een vergunning als bedoeld in lid 17.3 onder a, wordt slechts verleend, indien vóóraf de beheerder van de waterkering is gehoord.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 18 Anti-dubbeltelregel

18.1 Algemeen

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 19 Algemene bouwregels

19.1 Algemeen
  • a. In afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels ten aanzien van de maximum bouwhoogte van gebouwen zijn plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, luchtbehandeling-kasten, liftkokers, lichtkappen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen toegestaan tot ten hoogste 2 meter ten opzichte van de voor het betreffende perceel geldende maatvoering;
  • b. In afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen binnen het bouw- c.q. het bestemmingsvlak is het toegestaan de grenzen van het bouw- c.q. het bestemmingsvlak naar de buitenzijde te overschrijden door:
    • 1. ondergrondse uitsteeksels, zoals funderingsonderdelen, rioolleidingen en rioolputten en overbouwingen ter verbinding van twee bouwdelen;
    • 2. ondergrondse bouwwerken zoals kelders, kelderkoekoeken en kelderingangen, mits de bovenzijde daarvan niet hoger is gelegen dan peil;
    • 3. tot de gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, terrassen, bordessen, bordestreden, trappen(huizen), buitentrappen, liftschachten, uitspringende schoorsteenwanden, hijsinrichtingen, stortbuizen, galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's, luifels, afdaken en dakoverstekken, mits de overschrijding niet meer dan 1,50 meter bedraagt;
    • 4. erkers met dien verstande dat de diepte niet meer mag bedragen dan 1 meter en de breedte van de erkers niet meer mag bedragen dan tweederde van de gevelbreedte van de woning.
    • 5. ten aanzien van het bepaalde onder 4 geldt binnen de bestemming 'Wonen-1' aanvullend dat de erkers in voortuinen uitsluitend zijn toegestaan in voortuinen met een diepte van 3 meter of meer.

Artikel 20 Algemene gebruiksregels

20.1 Maximum aantal woningen

Voor de bestemmingen 'Gemengd', 'Wonen-1' en 'Wonen-2' geldt binnen de grenzen van het bestemmingsplan een maximum van 1.200 woningen.

20.2 Minimum oppervlak water

Binnen de grenzen van dit bestemmingsplan geldt een minimum wateroppervlak van 14%, gerekend over gehele plangebied exclusief de bestemmingsvlakken 'Bedrijf - Baggerdepot', 'Bedrijf - Gemaal' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' ter plaatse van de Zeedijk, de Keetzijde en de 2e ontsluitingsweg ten zuiden van de Volgertocht.

20.3 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden de in het bestemmingsplan begrepen gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of de daarbij behorende regels.
  • b. Als verboden gebruik - in de zin van gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven - wordt in ieder geval begrepen:
    • 1. het gebruik van gronden en bouwwerken als seksinrichting, prostitutiebedrijf, escortbedrijf en/of sekswinkels;
    • 2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van smart- en growshops of als groothandel in smart- en growproducten;
    • 3. op andere gronden dan met de bestemming 'Bedrijf - Baggerdepot':
      • het gebruik van gronden voor de opslag van goederen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen en brandstoffen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
      • het gebruik van gronden voor de opslag van baggerspecie of grond, met uitzondering van opslag ten behoeve van het normale onderhoud en beheer van watergangen;
      • het storten van puin en afvalstoffen, gerede en ongerede goederen, met uitzondering van het toegestane gebruik als afvalinzameling;
    • 4. het gebruik van woningen voor slaap- en/of recreatieverblijven, anders dan hetgeen in deze regels is toegelaten ten aanzien van bed & breakfast;
    • 5. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
    • 6. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van windmolens;
    • 7. het in gebruik nemen van onbebouwd blijvende gronden voor doeleinden van (detail)handel en bedrijf;
    • 8. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen en als standplaats voor ambulante handel;
    • 9. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen en LPG;
    • 10. bedrijven die worden begrepen onder art. 2.4 van het Inrichtingen en vergunningenbesluit milieubeheer;
    • 11. het gebruik van de in 11.2.9 en 12.2.12 bedoelde parkeerplaatsen voor andere doeleinden, zoals dit onder meer blijkt uit het verwijderen van verharding dan wel het ontoegankelijk maken van de parkeerplaatsen.
20.4 Uitzondering strijdig gebruik
  • a. Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van tijdelijke al dan niet periodieke evenementen;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor ondersteunende horeca, daar waar dit in hoofdstuk 2 expliciet is geregeld en mits voldaan wordt aan de volgende criteria:
    • 1. de horeca-activiteit mag uitsluitend in samenhang met en ondersteunend aan de hoofdactiviteit plaatsvinden;
    • 2. de openingstijden van de horeca-activiteiten, zijn gelijk aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;
    • 3. de toegang tot de horeca-activiteit is dezelfde toegang als die van de hoofdactiviteit. Er is dus geen aparte ingang voor het horecagedeelte;
    • 4. loketverkoop aan de straat van voedingsmiddelen of dranken of verkoop daarvan in de inrichting in open verbinding met de straat is niet toegestaan;
    • 5. voor de horeca-activiteit mag geen aparte reclame worden gemaakt;
    • 6. de ondersteunende horeca-voorziening dient tijdens openingsuren van de hoofdactiviteit openbaar toegankelijk te zijn, verhuur aan derden tijdens en buiten openingstijden voor regulier gebruik ten behoeve van feesten en partijen is niet toegestaan;

Artikel 21 Algemene afwijkingsregels

21.1 Algemeen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds is afgeweken - afwijken van de bepalingen in het plan:
    • 1. voor afwijkingen van maten, afmetingen, percentages en aantallen met ten hoogste 10%, voor zover zulks van belang is voor de technische realisering van bouwwerken;
    • 2. voor overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
    • 3. voor de bouw van voorzieningen voor telecommunicatie, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 30 meter;
    • 4. voor gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen tot een maximum inhoud van 75 m3;
    • 5. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken, vrijstaande muren, bruggen, steigers, duikers en andere waterbouwkundige constructies tot een hoogte van 10 meter;
    • 6. indien en voor zover afwijkingen noodzakelijk zijn ten gevolge van meetverschillen, geringe afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding, dan wel ter verkrijging van de meest doelmatige verkaveling en opzet van de betreffende grond en ten behoeve van een goede uitvoering van het plan, mits die afwijkingen niet meer dan 10 meter bedragen en met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is op de aanduidingen 'geluidzone' en 'milieuzone - geurzone' alsmede de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering';
    • 7. voor een vlonder of steiger die tot ten hoogste 1,00 meter uit de oeverlijn wordt aangebracht, mits:
      • deze niet wordt aangelegd in of boven water gelegen binnen een waterkering, en
      • deze niet wordt aangelegd in of boven water waar is voorzien van een beschermende rietkraag, en
      • deze wordt aangelegd in of boven water waarvan de breedte op de waterlijn tenminste 8,00 meter bedraagt, gemeten op het laagst gehanteerde streefpeil, en
      • deze wordt aangelegd in of boven water welke grenst aan een perceel welke in eigendom is van de aanvrager, en
      • er bij het perceel in of boven het water niet meer dan 1 steiger of vlonder wordt aangelegd, en
      • de breedte van de steiger of vlonder langs de oeverlijn niet meer dan 6,00 meter bedraagt, en
      • deze niet wordt aangelegd binnen een afstand van 6 meter uit ondersteunende kunstwerken of op locaties voor het keren en te water laten van een maaiboot, en
      • deze niet rust niet op beschoeiingen, schanskorven en andere oeververdedigingswerken van derden.
    • 8. ter plaatse van de aanduiding 'steiger' en in combinatie met artikel 12.2.8, voor een vlonder of steiger die tot ten hoogste 2,00 meter uit de oeverlijn wordt aangebracht, mits:
      • deze architectonisch is geïntegreerd in het bouwontwerp, en
      • de minimale afstand tussen de onderkant van de vlonder/steiger en het gemiddelde gehanteerde waterpeil 0,8 meter bedraagt, en
      • er bij het perceel in of boven het water niet meer dan 1 steiger of vlonder wordt aangelegd, en
      • de breedte van de steiger of vlonder langs de oeverlijn niet meer dan 6,00 meter bedraagt, en
      • deze niet wordt aangelegd binnen een afstand van 6 meter uit ondersteunende kunstwerken of op locaties voor het keren en te water laten van een maaiboot, en
      • deze niet rust niet op beschoeiingen, schanskorven en andere oeververdedigingswerken van derden.
  • b. Het is niet toegestaan af te wijken van de bouwregels ingevolge lid a, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 22 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 10 meter bedragen.

Artikel 23 Algemene procedureregels

23.1 Besluit omtrent exploitatieplan

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.12, lid 3 van de Wet ruimtelijke ordening, gelijktijdig met de vaststelling van een wijzigingsplan als bedoeld in dit bestemmingsplan, een met dit besluit samenhangend besluit omtrent een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12, lid 1 vast te stellen of besluiten geen exploitatieplan vast te stellen als het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is als bedoeld in artikel 6.12 lid 2.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 24 Overgangsrecht

24.1 Overgangsrecht bouwen
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
24.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
24.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen afwijken van dat overgangsrecht.

Artikel 25 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: "Regels van het bestemmingsplan De Broeckgouw".