direct naar inhoud van Regels
Plan: Waterrijk Locatie 1B
Status: onherroepelijk
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0385.UPWaterrijk1B2015-OH01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het uitwerkingsplan Waterrijk, locatie 1B met identificatienummer NL.IMRO.0385.UPWaterrijk1B2015-VA01 van de gemeente Edam-Volendam.

1.2 uitwerkingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.6 aan huis verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 aan huis verbonden bedrijf:

een bedrijf dat in of bij een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruik(st)er van de woning, en dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is.

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bestaand:

  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag vóór het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.14 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.15 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.16 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.17 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.18 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.19 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.20 inwoning:

twee of meer huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van een of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn.

1.21 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen inzake welzijn, zorg, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs, openbare orde en veiligheid, waarbij een multifunctioneel gebruik is toegestaan, en daarmee gelijk te stellen sectoren.

1.22 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.23 ondergeschikt gebruik:

gebruik dat in functioneel en ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie.

1.24 peil:

  • 4. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • 5. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • 6. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land.

1.25 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.26: seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een sekswinkel, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.27: uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.28: voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt.

1.29: woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.6 de horizontale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

2.7 de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.8 meten

bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit een lijn op de (digitale) verbeelding.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. kunstwerken
  • c. bermen en beplanting;
  • d. wegen, straten en paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. voet- en fietspaden;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. water;
  • i. verhardingen.
3.2 Bouwregels
  • a. op deze gronden mogen uitsluitend ten behoeve van deze bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 3 meter.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • 1. wegen, straten en paden;
  • 2. parkeervoorzieningen;
  • 3. groenvoorzieningen;
  • 4. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • 1. de bouwhoogte van bruggen en viaducten bedraagt maximaal 3 meter, gemeten vanaf de onderkant van het viaduct;
  • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. waterhuishouding;
  • c. waterlopen en waterwegen;
  • d. groen;
  • e. keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen, dammen en steigers.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • 1. de bouwhoogte van bruggen en viaducten bedraagt maximaal 3 meter, gemeten vanaf de onderkant van de brug of het viaduct;
  • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2 meter.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  • a. wonen;
  • b. aan huis verbonden beroep en bedrijf;
  • c. tuinen en erven;
  • d. straten en paden;
  • e. parkeren;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  • i. ondergrondse vuilcontainers.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen, in de vorm van rijwoningen, twee-onder-een-kapwoningen en vrijstaande woningen;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende algemene regels:

  • a. de woningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal woningen bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
  • c. de goothoogte bedraagt maximaal 6,6 meter;
  • d. de bouwhoogte bedraagt maximaal 12 meter;
  • e. de dakhelling van een woning bedraagt niet minder dan 45° en niet meer dan 70°.
  • f. de diepte van een woning mag niet meer dan 15 meter bedragen;
  • g. de inhoud van een woning bedraagt niet meer dan 650 m³.
6.2.3 Rijwoningen

Voor het bouwen van rijwoningen gelden, naast de regels in artikel 6.2.2, de volgende regels:

  • a. de afstand van de voorgevel van een woning tot de voorste perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter;
  • b. de afstand van een niet-aaneengebouwde zijde van een woning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 2 meter;
  • c. het aantal aaneengebouwde woningen bedraagt maximaal 5.
6.2.4 Twee-onder-één-kapwoningen

Voor het bouwen van twee-onder-één-kapwoningen gelden, naast de regels in artikel 6.2.2, de volgende regels:

  • a. de afstand van de voorgevel van een woning tot de voorste perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter;
  • b. de afstand van een niet aaneengebouwde zijde van een woning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 2 meter.
6.2.5 Vrijstaande woningen

Voor het bouwen van vrijstaande woningen gelden, naast de regels in artikel 6.2.2 de volgende regels:

  • a. de afstand van de voorgevel van een woning tot de voorste perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter;
  • b. de afstand van een woning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 2 meter.
6.2.6 Aan en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van aan- uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen in het bebouwingsgebied bedraagt maximaal:
    • 1. in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m2: 50% van dat bebouwingsgebied;
    • 2. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m2;
    • 3. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m2: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m2, tot een maximum van in totaal 150 m2.
  • b. een bijbehorend bouwwerk dient op minimaal 3,0 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, of het denkbeeldige verlengde daarvan, te worden gebouwd;
  • c. In afwijking van het bepaalde onder b. mogen aan- en uitbouwen in de vorm van erkers en entreepartijen vóór de voorgevel worden gebouwd, mits:
    • 1. de diepte van de erker niet meer bedraagt dan 0.90 meter en de breedte niet meer dan 2/3 deel van de voorgevel van de woning of de diepte van de erker niet meer bedraagt dan 1.20 meter en de breedte niet meer dan 50% van de voorgevel van de woning;
    • 2. de hoogte van de erker mag niet meer bedragen dan die van de eerste bouwlaag.
  • d. de horizontale diepte van aan- en uitbouwen mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • e. de goothoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning;
  • f. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 6 meter;
  • h. bijgebouwen dienen plat te worden afgedekt of van een kap te worden voorzien, waarvan de dakhellling niet minder dan 30º en niet meer dan 60º mag bedragen.
6.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter, met uitzondering van:
    • 1. erf- of terreinafscheidingen waarvan de hoogte 1 meter achter de voorgevel of het verlengde daarvan niet meer dan 2 meter en daarvoor niet meer dan 1 meter mag bedragen;
    • 2. vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 8 meter.
6.2.8 Beeldkwaliteit

Er dient te worden voldaan aan de beeldkwaliteitsregels zoals deze zijn opgenomen in het Beeldkwaliteitsplan 'Oosthuizen – beeldkwalitetisplan en beeldkwaliteitsregels, versie 6' van februari 2011.

6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Dakhelling

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.6 , lid h ten behoeve van een dakhelling tussen 0º en 80º.

6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Aan huis verbonden beroep en bedrijf

Aan huis verbonden beroep en bedrijf is in overeenstemming met de woonfunctie, met dien verstande dat:

  • a. niet meer dan 20% van de begane grondvloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bijgebouwen voor de uitoefening van het beroep of bedrijf wordt gebruikt;
  • b. er alleen activiteiten worden uitgevoerd die niet vergunningsplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving;
  • c. geen horeca- en/of detailhandels activiteiten worden uitgeoefend;
  • d. de beroepsactiviteiten door de bewoners worden uitgeoefend;
  • e. er geen personeel werkzaam is;
  • f. er op eigen terrein of in de directe omgeving voldoende parkeerruimte beschikbaar is;
  • g. buitenopslag ten behoeve van de activiteit niet is toegestaan;
  • h. het gebruik naar aard, omvang en ruimtelijke uitstraling -naar het oordeel van burgemeester en wethouders- past in de woonomgeving.
6.4.2 Gebruik van bijgebouwen voor bewoning

Het is verboden bijgebouwen bij een woning te gebruiken of te laten gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

6.4.3 Gebruik van gronden en bouwwerken voor prostitutie

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken ten behoeve van een seksinrichting, dan wel ten behoeve van prostitutie.

6.4.4 Gebruik van gebouwen als recreatieve nachtverblijfsruimte

Het is verboden gebouwen te gebruiken als recreatieve nachtverblijfsruimte;

6.5 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.4.1, lid a voor een oppervlakte van ten hoogste 40% van de begane grondvloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen, mits de beroepsuitoefening naar aard, omvang en ruimtelijke uitstraling past in de woonomgeving.
  • b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.4.1 mits:
    • 1. het aantal logieseenheden niet meer bedraagt dan 2;
    • 2. aan niet meer dan 5 personen tegelijkertijd verblijf wordt geboden;
    • 3. uitsluitend bestaande gebouwen voor logieseenheden gebruikt worden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Algemeen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • 1. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  • 2. de regels en worden toegestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • 3. enige bestemming van gronden uitsluitend ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, met dien verstande, dat de inhoud per op te richten bouwwerk niet meer dan 50 m³ zal bedragen en de goothoogte ervan niet meer dan 3 meter zal bedragen.
8.2 Voorwaarden

Bij verlening van omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.1 dient, in het kader van een op te stellen watertoets voor ruimtelijke ontwikkelingen, overleg gevoerd te worden met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van overschrijding bestemmingsgrenzen

Het bevoegd gezag is bevoegd de in het uitwerkingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3.00 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels en de hierbij behorende verbeelding, kunnen worden aangehaald onder de naam 'Uitwerkingsplan Waterrijk, locatie 1B' van het bestemmingsplan Waterrijk 2009 van de gemeente Edam-Volendam.