Inhoudsopgave
Artikel 3 Agrarisch met waarden
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
Artikel 7 Algemene aanduidingsregels
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 |
plan: |
|
het Bestemmingsplan 4 woningen aan de Heereweg te Bakkum-Noord van de gemeente Castricum met identificatienummer: NL.IMRO.0383.BPC16Heereweg4won-VS01; |
|
|
1.2 |
bestemmingsplan: |
|
de geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen; |
|
|
1.3 |
aanbouw: |
|
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; |
|
|
1.4 |
aanduiding: |
|
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; |
|
|
1.5 |
aanduidingsgrens: |
|
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; |
|
|
1.6 |
aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit: |
|
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publiekstrekkend zijn en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie; |
|
|
1.7 |
achtererf: |
|
gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen; |
|
|
1.8 |
afhankelijke woonruimte: |
|
woonruimte welke niet kan worden bewoond door een huishouden, zonder afhankelijkheid van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte; |
|
|
1.9 |
afwijking: |
|
een afwijking als bedoeld in artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 1° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; |
|
|
1.10 |
bebouwing: |
|
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
|
|
1.11 |
bed & breakfast: |
|
kleinschalige overnachtingsaccommodatie voor toeristische doeleinden gericht op een kortdurend verblijf en het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis/boerderij of bijgebouw en is ondergeschikt aan de hoofdbestemming. Er is geen sprake van een bed & breakfast bij de aanwezigheid van een zelfstandige kookgelegenheid en/of de verkoop van alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse en/of overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid; |
|
|
1.12 |
bestaand(e): |
|
|
|
|
|
|
1.13 |
bestemmingsgrens: |
|
de grens van een bestemmingsvlak; |
|
|
1.14 |
bestemmingsvlak: |
|
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; |
|
|
1.15 |
bijbehorend bouwwerk: |
|
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak; |
|
|
1.16 |
bijgebouw: |
|
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; |
|
|
1.17 |
bouwen: |
|
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; |
|
|
1.18 |
bouwgrens: |
|
de grens van een bouwvlak; |
|
|
1.19 |
bouwlaag: |
|
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder; |
|
|
1.20 |
bouwperceel: |
|
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; |
|
|
1.21 |
bouwperceelgrens: |
|
de grens van een bouwperceel; |
|
|
1.22 |
bouwvlak: |
|
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten; |
|
|
1.23 |
bouwwerk: |
|
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden; |
|
|
1.24 |
dak: |
|
iedere bovenbeëindiging van een gebouw; |
|
|
1.25 |
detailhandel: |
|
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; |
|
|
1.26 |
eerste bouwlaag: |
|
de bouwlaag op de grond; |
|
|
1.27 |
erf: |
|
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt; |
|
|
1.28 |
erfgrens: |
|
de grens van een erf; |
|
|
1.29 |
erker: |
|
een kleine grondgebonden uitbouw van één bouwlaag aan de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw; |
|
|
1.30 |
erotisch getinte vermaaksfunctie: |
|
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal; |
|
|
1.31 |
gebouw: |
|
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; |
|
|
1.32 |
gebruik(-en): |
|
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven; |
|
|
1.33 |
geometrische plaatsbepaling: |
|
locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem;
|
|
|
1.34 |
grondgebonden agrarisch bedrijf: |
|
een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel; |
|
|
1.35 |
hoofdgebouw: |
|
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming het belangrijkst is; |
|
|
1.36 |
horizontale diepte van een gebouw: |
|
de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel; |
|
|
1.37 |
kelder: |
|
een deel van een hoofdgebouw dat ten minste 0,80 m onder het ter plaatse van het hoofdgebouw afgewerkte terrein is gebouwd; |
|
|
1.38 |
maatvoeringsgrens: |
|
de grens van een maatvoeringsvlak; |
|
|
1.39 |
maatvoeringsvlak: |
|
een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt; |
|
|
1.40 |
mantelzorg: |
|
het bieden van zorg in één woning en bijbehorende aan- en uitbouwen en/of bijgebouwen, dus alleen in afhankelijke woonruimte, aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke werking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is; |
|
|
1.41 |
normaal onderhoud, gebruik en beheer: |
|
een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt; |
|
|
1.42 |
omgevingsvergunning: |
|
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; |
|
|
1.43 |
omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden: |
|
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening; |
|
|
1.44 |
onderbouw: |
|
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen; |
|
|
1.45 |
onderkomens: |
|
voor verblijf geschikte constructie van hout, metaal, textiel of enig ander materiaal – waaronder begrepen al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- en vaartuigen -, arken, caravans, kampeerauto’s, stacaravans of wooncaravans, woonschepen, en recreatiewoonschepen, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken; |
|
|
1.46 |
overkapping: |
|
een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren; |
|
|
1.47 |
pand: |
|
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is; |
|
|
1.48 |
peil: |
|
|
|
|
|
|
|
|
1.49 |
prostitutie: |
|
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding; |
|
|
1.50 |
seksinrichting: |
|
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar; |
|
|
1.51 |
staat van bedrijfsactiviteiten: |
|
een als bijlage 1 bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen; |
|
|
1.52 |
uitbouw: |
|
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; |
|
|
1.53 |
uitvoeren: |
|
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven; |
|
|
1.54 |
voorerf: |
|
gedeelte van een erf dat aan de voorkant van het gebouw is gelegen; |
|
|
1.55 |
voorgevel: |
|
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt; |
|
|
1.56 |
wijziging: |
|
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening; |
|
|
1.57 |
woning: |
|
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden; |
|
|
1.58 |
zijerf: |
|
gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen. |
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Algemeen
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1.1. de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.1.2. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.1.3. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.1.4. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.1.5. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.1.6. de oppervlakte van een overkapping:
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;
2.1.7. de horizontale diepte van een gebouw:
de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;
2.1.8. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, balkonhekken en overstekende daken en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bouwonderdelen, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen en -hoogten niet meer dan 1 m bedraagt.
2.3 Meten
Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de kaart en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch met waarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch met waarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
extensief agrarisch grondgebruik;
-
het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van landschappelijke waarde waaronder 'openheid',
en tevens voor:
-
een ontsluitingsweg met bijbehorende parkeervoorzieningen voor de aangrenzende woonpercelen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "ontsluiting",
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen, paden en groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.
3.2 Bouwregels
3.2.1. Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
3.2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 1 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het aanbrengen van bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het veroorzaken van ontploffingen op of in de grond;
-
het gebruik van de gronden voor staan- of ligplaats van kampeerwagens, tenten, onderkomens, waaronder begrepen voor verblijf geschikte voertuigen.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1. Omgevingsvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 3.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanleggen, verbreden, verleggen of verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen;
-
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
-
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
-
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
-
het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden, het bebossen en aanplanten van gronden met beplanting met een hoogte die hoger dan 1 meter en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
-
het scheuren van grasland.
3.4.2. Uitzonderingen
Geen omgevingsvergunning is nodig voor:
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.
3.4.3. Verlening
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden en de openheid van deze gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woningen;
-
aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 6, lid 6.1;
-
mantelzorg in een afhankelijke woonruimte,
en tevens voor:
-
terrassen ondergeschikt aan de woonfunctie,
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen, erven en watergangen.
Parkeervoorzieningen ten behoeve van de bestemming dienen te worden gerealiseerd op het eigen terrein, met inachtneming van het bepaalde in artikel 6 lid 6.3.
4.1.2 Voorwaardelijke bepaling
De gronden als bedoeld in artikel 4 mogen uitsluitend in gebruik worden genomen indien de (landschappelijke) inrichting van de tot dit bestemmingsplan behorende gronden in overeenstemming is met het als bijlage 2 bij deze regels behorende Inrichtingsplan en beeldkwaliteitsplan 'Inpassing 4 woningen Heereweg te Bakkum.
Uitzondering:
Het verbod als genoemd in lid 4.1.2 geldt niet voor een periode van 1 jaar na oplevering van de
eerste woning die op basis van dit bestemmingsplan gerealiseerd kan worden, bedoeld voor het aanleggen van het landschap en het aanbrengen en groei vanmde beplanting.
4.2 Bouwregels
4.2.1. Ondergronds bouwen
Het bouwen van bouwwerken voor zover deze dieper reiken dan 0,80 m onder het peil is niet toegestaan, met uitzondering van funderingen van bouwwerken.
4.2.2. Hoofdgebouwen
Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
-
gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van één woning (hoofdgebouw) ten hoogste de aangegeven oppervlakte ter plaatse van de aanduiding "maximum oppervlakte (m2)" mag bedragen;
-
uitsluitend vrijstaande woningen zijn toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding “maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)” zijn ten hoogste de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte toegestaan;
-
het maximaal aantal woningen per bouwvlak bedraagt het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden";
-
voorzien van een kap met een helling van ten minste 25° en ten hoogste 65°.
4.2.3. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woningen
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de woning mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:
-
gebouwd, op het achter- of zijerf, minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat uitbouwen in de vorm van erkers op het voorerf mogen worden aangebouwd, mits:
-
de horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;
-
de goothoogte maximaal 3 m bedraagt, dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,30 m;
-
de gezamenlijke oppervlakte per hoofdgebouw maximaal 75 m² bedraagt;
-
goothoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,30 m;
-
bouwhoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m;
-
vrijstaande bijgebouwen mogen niet worden gebouwd;
-
hoogte van balkonhekken op aan- en uitbouwen en overkappingen maximaal 1,2 m ten opzichte van de hoogte van de eerste bouwlaag van aan- of uitbouw of overkapping.
4.2.4. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal:
-
erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel 1 m;
-
erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel 2 m;
-
pergola’s 2,5 m;
-
vlaggenmasten 6,5 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 voor het bouwen van een bouwwerk dat dieper reikt dan 0,80 m onder het peil, met in achtneming van de volgende voorwaarden:
-
voordat een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan wordt verleend, dient een positief advies van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier te zijn verkregen;
-
uit geohydrologisch onderzoek is gebleken dat geen sprake is van een onevenredige aantasting van het aanwezige grondwaterbeschermingsgebied (en bestaande kwelstromen) ter plaatse.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruiken van gronden en bouwwerken voor recreatieve bewoning;
-
het gebruiken van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken voor ondergronds bouwen, met uitzondering van funderingen van bouwwerken.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 en 4.4 voor:
-
een bed & breakfast, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
het gebruik als bed & breakfast ondergeschikt blijft aan de woonfunctie;
-
maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van de gerealiseerde aan- en uitbouwen en (vrijstaande) bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast;
-
er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonfunctie en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
er geen onevenredige overlast voor omwonenden ontstaat;
-
ten hoogste drie kamers (zes slaapplaatsen) ten behoeve van bed & breakfast worden gebruikt;
-
er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
-
het ondergronds bouwen ten behoeve van een kelder onder een hoofdgebouw, met inachtneming van het bepaalde in lid 4.3.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
6.1 Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
6.1.1. Algemeen
Gebruik van ruimten binnen een woning en in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
-
maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van de gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
degenen die activiteiten in de woning uitvoert dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
-
vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer zijn, met uitzondering van tandartsenpraktijken, niet toegestaan;
-
bedrijven maximaal in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan of bedrijven die voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
er mag geen detailhandel en/of horeca plaatsvinden;
-
er mogen geen publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten plaatsvinden.
6.1.2. Afwijken van de gebruiksregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
-
het bepaalde in lid 6.1.1, sub e, ten behoeve van het toestaan van beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit, mits in verband staand met de activiteit;
-
het bepaalde in lid 6.1.1, sub f, ten behoeve van publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten, mits dit gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse.
6.2 Verboden gebruik
Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:
-
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen, anders dan voor zover noodzakelijk is voor het normale onderhoud van tuinen en andere onbebouwde terreinen en het onderhoud van watergangen;
-
het opslaan of opgeslagen houden van gerede of ongerede goederen, materialen, werktuigen, machines of gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan, anders dan voor zover dit het gevolg is van of direct samenhangt met het gebruik van een bedrijfserf, behorende bij een winkel of bedrijf, in overeenstemming met de desbetreffende bestemming;
-
het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
-
het gebruik van bebouwde dan wel onbebouwde gronden als of ten behoeve van een seksinrichting en/of prostitutie;
-
het gebruiken van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning.
6.3 Parkeren
-
het gebruik conform de bestemming is slechts toegestaan onder de voorwaarde dat voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen conform de parkeernorm uit de Nota parkeernormen Castricum zoals deze geldt binnen de gemeente Castricum ten tijde van de aanvraag omgevingsvergunning;
-
bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a, mits het tekort aan parkeerplaatsen wordt opgelost via de in de Nota parkeernormen Castricum zoals deze geldt binnen de gemeente Castricum ten tijde van de aanvraag genoemde oplossingen.
Artikel 7 Algemene aanduidingsregels
7.1 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
7.1.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone -grondwaterbeschermingsgebied' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater in verband met de drinkwatervoorziening, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.1.2 Bouwregels
-
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 en 4 ) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.
-
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
-
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 3 m.
7.1.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.1.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van het waterleidingbedrijf.
7.1.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.1.4.1. Omgevingsvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 7.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanleggen, verbreden, verleggen of verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen;
-
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
-
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
-
het gebruiken, storten en opslaan van meststoffen, bestrijdingsmiddelen, verontreinigde grond en/of schadelijke stoffen;
-
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
-
het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
-
andere-werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling.
7.1.4.2. Uitzonderingen
Geen omgevingsvergunning is nodig voor:
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.
7.1.4.3. Verlening
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.1.4.1 wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van het waterleidingbedrijf.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
8.1 Afmetingen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
-
in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
-
de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
-
de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
-
de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 m.
8.2 Voorwaarden
Afwijking als bedoeld in lid 8.1 is slechts toegestaan, mits:
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
-
het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
-
de openheid van het gebied niet wordt aangetast.
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
-
het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
-
de openheid van het gebied niet wordt aangetast.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
10.1.1. Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van dat plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet worden vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
10.1.2. Afwijking
Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het afwijken van het bepaalde in lid 10.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
10.1.3. Uitzondering
Lid 10.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar die zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
10.2.1. Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
10.2.2. Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 10.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
10.2.3. Onderbroken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 10.2.1 na inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te doen hervatten.
10.2.4. Uitzondering
Lid 10.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van het Bestemmingsplan 4 woningen aan de Heereweg te Bakkum-Noord”.