Amsterdamse Bos 2018
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0362.15A-VG01 |
Plantype: | bestemmingsplan |
Regels
Bestemmingsplan Amsterdamse Bos 2018
Inhoudsopgave
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorzieningen
Artikel 4 Cultuur en ontspanning - Bezoekerscentrum
Artikel 5 Cultuur en ontspanning - Theater
Artikel 9 Recreatie - Kampeerterrein
Artikel 15 Verkeer - Openbaar Vervoer
Artikel 16 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 18 Water-Permanent Wonen
Artikel 19 Water-Verblijfsrecreatie
Artikel 23 Waarde - Aardkundige waarden
Artikel 24 Waarde - Archeologie 1, 2, 3 en 5
Artikel 25 Waarde - Cultuurhistorie Gemeente
Artikel 26 Waterstaat - Waterkering
Artikel 27 anti-dubbeltelregel
Artikel 28 algemene bouwregels
Artikel 29 Geluidszone-Zonebesluit
Artikel 30 Luchtvaartverkeerzone LIB artikel 2.2.1 nr. 3
Artikel 31 Luchtvaartverkeerzone LIB artikel 2.2.1 nr. 4
Artikel 32 Luchtvaartverkeerzone LIB artikel 2.2.2 Toetshoogtes
Artikel 33 Luchtvaartverkeerzone - lib 2.2.2A toetshoogtes radar
Artikel 34 Luchtvaartverkeerszone LIB artikel 2.2.3
Artikel 35 Overige zone - evenemententerrein 1 tm 8
Artikel 36 Veiligheidszone - Bevi
Artikel 37 Algemene afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS
Artikel 1 Begrippen
In dit plan wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan "Amsterdamse Bos 2018" van de gemeente Amstelveen;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0362.15A-VG01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aan-huis-verbonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.4 aan- en uitbouw:
een gebouw aan een hoofdgebouw waarmee het in verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsvlak:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft ;
1.7 agrarisch recreatief medegebruik:
vormen van agrarische recreatie waarbij gronden met een agrarische bestemming mede gebruikt (voor derden) worden voor agrarisch recreatieve activiteiten;
1.8 archeologisch onderzoek:
een rapport als bedoeld in de Erfgoedwet;
1.9 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit vroegere tijden;
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.11 bebouwingspercentage:
het deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;
1.12 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen danwel bedrijfsmatig verlenen van diensten (daaronder niet begrepen aan-huis-verbonden-beroepen, detailhandel, horeca, publieksgerichte dienstverlening, maatschappelijke en culturele voorzieningen en bedrijfsmatige sportdoeleinden);
1.13 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.14 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is. De bedrijfswoning is slecht toelaatbaar indien, de woning gelet op de aard, inrichting, de omvang en de continuïteit van het bedrijf ter plaatse noodzakelijk is in verband met een doelmatige bedrijfsvoering;
1.15 belemmeringstrook:
geprojecteerde zone ter weerszijde van de leiding ter waarborging van een veilig en bedrijfszeker gastransport en ter beperking van gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving van de leiding(en). Op deze gronden is het oprichten van bebouwing en het uitvoeren van een aantal werkzaamheden niet zondermeer toegestaan. De belemmeringstrook dient in principe obstakelvrij te blijven;
1.16 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.17 beschermd stads-dorpsgezicht:
aanwijzing als beschermd stads- en dorpsgezicht zoals bedoeld in de Monumentenwet en de Monumentenverordening van de gemeente Amstelveen;
1.18 bestaand gebruik of bouwwerk:
een gebruik of een bouwwerk, dat aanwezig is op het moment van inwerkingtreding van dit plan;
1.19 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.20 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.21 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm en gebruik onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.22 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.23 bouwgrens:
1.24 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.25 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.26 bouwwerk:
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.27 bruto vloeroppervlakte b.v.o:
de som van de binnen de gevels gelegen vloeroppervlakten van alle bouwlagen alsmede onderbouw en zolder, inclusief kolommen, trappenhuizen, gangen, liften, toiletten e.d., met uitzondering van (kruip)kelders met een hoogte van minder dan 1.50 meter en technische ruimten op daken;
1.28 carport:
een niet aan alle zijden met wanden omsloten overdekte ruimte ten behoeve van de stalling van (motor-)voertuigen;
1.29 containerbergingen
bergingen voor de kliko's/rolemmer;
1.30 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft achtergelaten danwel gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;
1.31 dagrecreatie extensief:
recreatief buiten verblijven, uitgezonderd recreatief nachtverblijf, dat in hoofdzaak gericht is op natuur- en landschapsbeleving (voor derden), zoals wandelen, fietsen en paardrijden, waarbij in het algemeen het verlangen naar rust voorop staat en het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid beperkt is;
1.32 dagrecreatie intensief:
recreatief buiten verblijven, uitgezonderd recreatief nachtverblijf, al dan niet doorgebracht in onderkomens, die na afloop van het verblijf tezamen met de andere meegebrachte voorwerpen, worden verwijderd, waarbij in het algemeen gebruik wordt gemaakt van een min of meer geconcentreerd voorzieningenpakket en waar het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid relatief groot kan zijn;
1.33 dak:
iedere bovenbeëindiging, vlak of hellend, van een gebouw;
1.34 dakterras:
een vanuit een gebouw betreedbaar plat dakvlak, voorzien van een vloerafscheiding (hekwerk, balustrade);
1.35 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.36 detailhandel ondergeschikt
staat ten dienste van de hoofdbestemming met een maximum van 100 m2 of 10% van het bruto vloer oppervlak. Verkoop bij cateringbedrijven en groothandels in de volgende branches die relevant zijn voor de hoofdwinkel structuur, te weten: dagelijkse goederen (kleding en textielzaken, huishoudelijke artikelen en consumentenelektronica) zijn uitgesloten op de bedrijventerreinen. Verkoop van ter plaatse gemaakte producten wordt niet beschouwd ten dienste van de hoofdbestemming van het gebouw te zijn.
1.37 dienstverlenend bedrijf
bedrijf waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van garagebedrijven en seksinrichtingen;
1.38 dienstwoning
woning, in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon die door de werkgever aan de werknemer ter bewoning in gebruik is gegeven. Die bewoning moet gerelateerd zijn aan het hoofdgebruik van het perceel;
1.39 dijkwoning:
woning gelegen op of in de nabijheid van een dijktalud;
1.40 druiplijn:
De lijn die van onderen het dak begrenst;
1.41 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
1.42 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
1.43 erfafscheiding:
een scheiding tussen erven, tuinen en/of openbare ruimten in de vorm van een bouwwerk, dan wel beplanting;
1.44 erker:
een aan de voor- of zijgevel van een woning of een ander gebouw geplaatste uitbouw in één bouwlaag, waarvan de buitenzijde is begrensd door kozijnen, welke onlosmakelijk verbonden is met en deel uitmaakt van de hoofdmassa van die woning of dat gebouw. De uitbouw dient uit functioneel oogpunt ondergeschikt en uit architectonisch oogpunt een aanvulling op de hoofdvorm te zijn;
1.45 evenement:
een voor publiek toegankelijke gebeurtenis in de openbare ruimte, op of aan de weg, binnen gebouwen of op het openbare water met uitzondering van manifestaties, betogingen, jaar- en weekmarkten;
1.46 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.47 geluidgevoelige functies:
een (bedrijfs)woning, andere geluidgevoelige gebouwen en geluidgevoelige terreinen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.48 geluidwerende voorzieningen:
voorzieningen bedoeld voor het beperken van de geluidhinder;
1.49 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone (50 dB (A) contour Zonebesluit) moet worden vastgesteld;
1.50 goot
1.51 hogere grenswaarde:
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.52 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.53 hoofdverblijf:
de plaats waar een persoon gedurende een jaar het merendeel van de nachten doorbrengt en waar het sociale leven van deze persoon zich afspeelt;
1.54 hoogtescheidingslijn:
een aangegeven lijn welke de grens vormt van een gedeelte van een bebouwingsvlak waar een bepaalde hoogte is toegestaan;
1.55 horeca 1, daghoreca:
horecabedrijven zoals lunchrooms, koffie-/theehuizen, ijssalons;
1.56 horeca 2, (fastfood)restaurants, cafetaria, snackbars en shoarmazaken:
inrichtingen ten behoeve van het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren, alsmede het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken. Het accent ligt op de verkoop van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren;
1.57 horeca 3, cafés, eetcafe's, bars:
inrichtingen ten behoeve van het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend alcoholhoudende dranken, al dan niet in combinatie met het verstrekken van kleine etenswaren; het accent ligt op de verkoop van dranken dan wel op het verstrekken van kleine etenswaren;
1.58 horeca 4, dancings, discotheken, nachtclubs:
een bedrijf, dat is gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen al dan niet in combinatie met het verstrekken van alcohol en niet alcohol-houdende dranken, zoals een dancing of discotheek;
1.59 horeca 5, hotel:
een bedrijf, dat is gericht op het verschaffen van logies en het daarmee verband houdende ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en al dan niet ruimte biedt voor vergaderingen en cursussen;
1.60 huishouden:
één persoon, een gezin of een hiermee gelijk te stellen groep van personen van beperkte omvang, die bij verblijf in een woning of een recreatiewoning de daar aanwezige essentiële woonvoorzieningen deelt;
1.61 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.62 kamperen:
het houden van recreatief nachtverblijf in een kampeermiddel of in een bouwwerk, dat ter beschikking is gesteld voor het houden van recreatief nachtverblijf, niet zijnde een hotel, een pension, een woning of een tuinhuis;
het plaatsen danwel geplaatst houden van kampeermiddelen;
een en ander voor zover de onder a. en b. bedoelde onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.63 kantoor:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
1.64 karakteristiek:
panden, objecten en gronden die genomineerd zijn als Rijksmonument en welke voorbescherming genieten in het kader van de Monumentenwet;
1.65 kruin
het wegbaangedeelte dat is ingenomen door rijbanen, veiligheidsstroken en bermen;
1.66 kunstobject:
artistieke uiting in de vorm van een bouwwerk, geen gebouwen zijnde;
1.67 kunstwerk
civieltechnisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen,waterkeringen en/of leidingen niet bedoeld voor permanent menselijk verblijf;
1.68 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
1.69 kwetsbaar object, beperkt:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.70 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet levende natuur
1.71 ligplaats:
een ruimte, die wordt ingenomen door een woonschip, -ark en/of bedrijfsschip;
1.72 loopbrug
een (overdekte) brug voor voetgangers tussen gebouwen;
1.73 maatschappelijke dienstverlening:
het verlenen van diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze en administratieve sfeer en andere vormen van dienstverlening, die een min of meer openbaar karakter hebben;
1.74 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.75 maaiveld:
de bovenkant van het oorspronkelijke dan wel (verhoogd of verlaagd) aangelegd terrein waar een bouwwerk zal worden opgericht;
1.76 manege:
een bedrijf, uitsluitend of in hoofdzaak gericht op het geven van paardrijlessen, het verzorgen, africhten c.q. trainen van paarden en het beoefenen van de ruitersport met een publieke recreatieve- en sportfunctie, al dan niet gecombineerd met het fokken en de verkoop van paarden;
1.77 natuur- en landschapsontwikkeling:
ingrepen teneinde natuurlijke processen in gang te zetten, die de natuurlijke en landschappelijke waarden dienen te versterken;
1.78 natuurwaarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorphologische, hydrologische elementen, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
1.79 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
1.80 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van onder meer transport van aardgas, alarmeringssignalen, elektriciteit, telecommunicatie en water;
1.81 ondergronds bouwen:
het bebouwen en in gebruik nemen van de ruimte onder het maaiveld (zoals kelders en parkeergarages);
1.82 ondergeschikte horeca:
horeca vanuit vestigingen/voorzieningen die als hoofdactiviteit geen horeca is en waarvan de hoofdfunctie aantoonbaar is, zoals een kantine bij een sportaccommodatie;
1.83 onderkomens:
voor verblijf geschikte – al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming en/of gebruik onttrokken – voertuigen, vaartuigen, woonschepen, toercaravans, stacaravans, tenten of gedeelten daarvan, voorzover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken;
1.84 openbaar toegankelijk gebied:
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
1.85 opslag:
het bedrijfsmatig opslaan, verhandelen of verpakken van goederen;
1.86 paardenbak:
een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van bouwkundige voorzieningen, zoals een omheining en lichtmasten;
1.87 peil:
Voor een zich op een perceel bevindend bouwwerk, waarvan de gevel direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die gevel;
Voor een zich op een perceel bevindend bouwwerk in het talud van de dijk, waarvan de gevel niet direct aan de weg grenst en in alle andere gevallen: de hoogte van het bestaande aansluitende, afgewerkte maaiveld ter plaatse van de naar de dijk of weg gekeerde gevel, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen anders dan noodzakelijk voor de bouw, buiten beschouwing blijven;
Indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil dan wel een ander plaatselijk aan te houden oppervlaktewaterpeil.
1.88 permanente bewoning:
het gebruik van een kampeermiddel, recreatieverblijf of vakantiehuis door een persoon, gezin of andere groep van personen, op een wijze die ingevolge de Wet gemeenschappelijke basisadministratie persoonsgegevens noopt tot inschrijving van bewoner(s) in de basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente Amstelveen, terwijl deze perso(o)n(en) niet aannemelijk kan/kunnen maken elders over een hoofdverblijf te beschikken;
1.89 platte afdekking:
een horizontaal vlak ter afdekking van een gebouw;
1.90 praktijkruimte:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn inrichting en indeling geschikt is om te worden gebruikt door beoefenaren van vrije beroepen; onder vrije beroepen worden in dit plan verstaan (para)medische, juridische, therapeutische, ontwerp-technische, administratieve, kunstzinnige en daarmee gelijk te stellen beroepen;
1.91 reclame-object:
bouwwerk of werk opgericht en/of in stand gehouden met het doel te functioneren als of als drager van reclame-uiting(en);
1.92 reclame-uiting:
een op enige wijze met een bouwwerk verbonden zijnde, openbare aanprijzing om de afzet of het gebruik van goederen of diensten te bevorderen. Onder aanprijzing wordt mede begrepen de naam van de verkoper, dienstverlener etcetera;
1.93 risicovolle inrichting:
een inrichting, waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.94 sanitair gebouw:
gebouw ten behoeve van sanitaire voorzieningen zoals wasgelegenheden en toiletten;
1.95 scheidingslijn:
een aangegeven lijn, die de grens aangeeft tussen delen van bestemmings- en/of bouwvlakken, waardoor verschillende, in de regels nader aangegeven, regelingen van toepassing zijn;
1.96 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.97 standplaats:
het vanaf een vaste plaats op of aan de weg of op een andere voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats uitoefenen van detailhandel of diensten al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel;
1.98 straatmeubilair:
de bij of op de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder begrepen: abri´s, afvalbakken, (ondergrondse) afvalcontainers, alarmeringsinstallaties met bijbehorende antennes, bloemen- of plantenbakken, brandkranen, draagconstructies voor reclame, fietsenrekken, gedenktekens, lichtmasten, parkeermeters, schakelkasten, speeltoestellen, straatverlichting, telefooncellen met bijbehorende antennes, urinoirs, verkeersborden, verkeersgeleiders, verkeerslichten, vitrines, voorwerpen van beeldende kunst, bewegwijzering en zitbanken; onder straatmeubilair worden niet begrepen verkooppunten voor motorbrandstoffen;
1.99 talud
het schuine vlak langs een weg, watergang of van een dijk;
1.100 terras:
een buiten een gebouw gelegen gebied behorende bij een horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of etenswaren verstrekt;
1.101 toeristisch bedrijf:
economische bedrijfsactiviteiten gericht op het aantrekken van toeristen en bezoekers;
1.102 tuinhuis:
een gebouw ten behoeve van een volkstuin, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, dat niet voor bewoning is bestemd;
1.103 verblijfsrecreatie:
het houden van recreatief nachtverblijf, niet zijnde een hotel, een pension of een woning anders dan een vakantiehuis, verblijf bij een volkstuin en een tent of caravan;
1.104 voorgevel:
de naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde gevel van een gebouw, of indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
1.105 voorgevelrooilijn:
dit is de denkbeeldige lijn langs de voor- of zijgevel van een hoofdgebouw die naar een openbaar toegankelijk gebied is gekeerd;
1.106 voorkeursgrenswaarde:
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.107 waterberging:
de tijdelijke opslag van een overmaat aan (oppervlakte) water in (oppervlakte) watersystemen. Waterberging kan worden onderverdeeld in drie categorieën:
natuurlijke overstroming (water dat buiten de beekbedding treedt zonder dat hier speciale voorzieningen zijn aangelegd);
gestuurde overstroming (retentie) (water dat buiten de beekbedding treedt en waarvoor voorzieningen zijn aangebracht zodat dit met vooraf bepaalde frequentie wordt toegepast in gebieden die hiervoor zijn ingericht);
noodoverloopgebieden (gebieden die met een zeer lage frequentie worden ingezet in geval van noodsituaties);
1.108 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die het waterhuishoudingbelang dienen, zoals watergangen (sloten), kunstwerken, bruggen, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang en dergelijke;
1.109 waterkering:
grondlichamen (dijk) of constructie met als functie bescherming van lager gelegen gebied (veelal polders) tegen water buiten dat gebied;
1.110 weg
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;
1.111 Wet:
de Wet ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan;
1.112 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.113 woongebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.114 woonschip:
een vaartuig, hoe ook genaamd en van welke aard ook, uitsluitend of hoofdzakelijk gebezigd als of bestemd voor woon- of nachtverblijf van een of meer personen. Onder woonschip wordt mede verstaan een woonschip in aanbouw, alsmede een casco, dat tot woonschip kan worden op- omgebouwd of verbouwd;
1.115 zorgboerderij:
een (functionerend) agrarisch bedrijf met een specifieke vorm van agrarische verbreding die bestaat uit kleinschalige zorgactiviteiten in de vorm van dagopvang aan zorgvaders die op therapeutische basis meehelpen en/of aanwezig zijn bij (onderdelen van) de bedrijfsuitoefening;
1.116 zone:
een op de verbeelding aangegeven gebied, waarvoor aanvullende bepalingen gelden;
1.117 zoneringsregeling:
de op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan geldende regels inzake de zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen en watertransportleidingen.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 bebouwingspercentage:
het deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de nok van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de dakhelling:
de hoek, gemeten in graden, van een hellend dakvlak ten opzichte van een horizontaal vlak;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil (maaiveld) tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorzieningen
3.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorzieningen' (B-N) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, radarstations, gasvoorziening, waterzuiveringsinstallatie en warmte- en koudeopslag en daarmee gelijk te stellen gebouwen;
ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone bevi' zijn de gronden, conform artikel 36, mede aangewezen voor het weren van kwetsbare objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
ter plaatse van de bouwaanduiding 'antennemast' is een antennemast toegestaan;
ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasontvangststation' een gasontvangststation;
ter plaatse van de functieaanduiding 'gemaal' een gemaal.
met de daarbij behorende:
bouwwerken geen gebouwen zijnde;
met daaraan ondergeschikt:
ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en andere verhardingen;
groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
de goot- en bouwhoogte is maximaal zes meter, tenzij anders aangeduid;
het bebouwd oppervlak mag 100% bedragen, tenzij anders is aangeduid.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 meter bedragen;
de hoogte van palen en (licht)masten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
3.3 specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van onbebouwde gronden voor de opslag van goederen;
het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting.
Artikel 4 Cultuur en ontspanning - Bezoekerscentrum
4.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning - Bezoekerscentrum' (CO-BC) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
gebouwen ten behoeve van voorlichting, het verstrekken van informatie, het boeken van excursies, rondvaarten, wandel- en fietstochten en het tentoonstellen van exposities en ten behoeve van hiermee gelijk te stellen functies;
met de daarbij behorende:
bouwwerken geen gebouwen zijnde;
met daaraan ondergeschikt:
kantoren ten dienste aan de hoofdbestemming;
horecavoorzieningen tot en met categorie 2 ten dienste aan de hoofdbestemming en terrassen;
detailhandel ten dienste aan de hoofdbestemming;
verhardingen;
groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.
4.2 bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
het gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd, tenzij anders is aangeduid;
de maximum bouwhoogte van een hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag niet worden overschreden.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
6 meter voor palen en masten;
3 meter voor lichtmasten en voor het overige.
4.3 specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1. eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van onbebouwde gronden voor de opslag van goederen;
het gebruik van gronden en bouwwerken voor een sexinrichting;
het gebruik van gronden en bouwwerken/gebouwen voor de functie wonen;
het gebruik van gronden en bouwwerken/gebouwen voor de functie zelfstandige kantoren;
het gebruik van gronden en bouwwerken/gebouwen voor de functie bedrijven.
Artikel 5 Cultuur en ontspanning - Theater
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning - Theater' (CO-TH) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een openluchttheater, zonder enige vorm van overkapping;
gebouwen ten behoeve van een openluchttheater, waaronder een regieruimte en een kleedruimte / onderkomen voor de spelers;
evenementen ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - evenemententerrein 1 t/m 8' conform artikel 35.
met de daarbij behorende:
bouwwerken geen gebouwen zijnde;
terrassen.
met daaraan ondergeschikt:
een verkooppunt voor entreebewijzen;
horecavoorzieningen tot en met categorie 2 ten dienste aan de hoofdbestemming;
detailhandel ten dienste aan de hoofdbestemming;
verhardingen;
groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
het gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
de maximum bouwhoogte en bebouwingspercentage van een hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' mag niet worden overschreden.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
6 meter voor palen en masten;
4 meter voor lichtmasten en voor het overige.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1. eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van onbebouwde gronden voor de opslag van goederen;
b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een sexinrichting;
c. het gebruik van gronden en bouwwerken/gebouwen voor de functie wonen;
d. het gebruik van gronden en bouwwerken/gebouwen voor de functie zelfstandige kantoren;
e. het gebruik van gronden en bouwwerken/gebouwen voor de functie bedrijven.
5.3.2 Toegestaan gebruik
5.3.2.1 Terrassen
Voor het gebruiken van gronden voor terrassen gelden de volgende regels:
binnen het bouwvlak zijn terrassen toegestaan tot een maximum oppervlakte van 1.375 m².
Artikel 6 Gemengd
6.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
gebouwen ten behoeve van het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuur(wetenschappelijke) en de landschappelijke waarden;
gebouwen ten behoeve van beheer en onderhoud;
gebouwen ten behoeve bedrijfsactiviteiten van bedrijven die behoren tot de categorieen 1 en 2 uit de van deze planregels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, alsmede met uitzondering van bedrijfsactiviteiten die vallen onder het besluit externe veiligheid inrichtingen;
ter plaatse van de functieaanduiding 'kantoren' is, naast de overige ter plaatse toegestane functies, een brutovloeroppervlakte van maximaal 2.000 m2 aan kantoorfunctie toegestaan;
met de daarbij behorende:
bouwwerken geen gebouw zijnde;
met daaraan ondergeschikt:
ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en andere verhardingen;
groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en openbare nutsvoorzieningen;
recreatief- en educatief medegebruik;
maatschappelijke voorzieningen;
kantoren ten dienste van de bestemming.
6.2 bouwregels
6.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
de maximum bouwhoogte en bebouwingspercentage van een hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' mag niet worden overschreden;
de maximum bouwhoogte van een hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ mag niet worden overschreden.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
6 meter voor palen en (licht-)masten;
3 meter voor lichtmasten en voor het overige.
6.3 specifieke gebruiksregels
6.3.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1. eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 in de Staat van bedrijfsactiviteiten;
het gebruik van onbebouwde gronden voor opslag van goederen met een hoogte van meer dan 2 meter;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
6.4 afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan, met inachtneming van de milieusituatie, afgeweken worden van het bepaalde in lid 6.1 onder c en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2.
Artikel 7 Horeca
7.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
gebouwen ten behoeve van horecavoorzieningen:
ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2' is maximaal 'horeca 2' toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3' is maximaal 'horeca 3' toegestaan;
met de daarbij behorende:
bouwwerken geen gebouwen zijnde;
terrassen;
met daaraan ondergeschikt:
paden en andere verhardingen;
groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.
7.2 bouwregels
7.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
het bebouwingspercentage mag 100% bedragen, tenzij anders is aangeduid;
de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag niet worden overschreden.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;
6 meter voor palen en (licht-)masten;
3 meter voor lichtmasten en voor het overige.
7.3 specifieke gebruiksregels
7.3.1 Gebruiksregels
Voor zover gelegen buiten de bouwvlakken zijn de gronden uitsluitend bestemd voor tuinen, terrassen en terreinverhardingen niet zijnde parkeerterreinen.
7.3.2 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van onbebouwde gronden voor opslag van goederen met een hoogte van meer dan 2 meter;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
het gebruik van gronden en bouwwerken als seksinrichting;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van wonen;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren.
Artikel 8 Natuur - Recreatie
8.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur - Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuur(wetenschappelijke) en de landschappelijke waarden;
gebouwen ten behoeve van beheer;
natuur- en (open) landschapsontwikkeling;
agrarisch/recreatief/educatief medegebruik met de daarbij behorende gebouwen zoals kiosken, lesgebouwtjes, (water)fietsverhuur, kanoverhuur en toiletgebouwen;
extensieve dagrecreatie;
ter plaatse van de functieaanduiding 'dagrecreatie' intensieve dagrecreatie;
ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeerterrein' is een parkeerterrein toegestaan;
ter plaatse van de functieaanduiding 'opslag' het gebruik van onbebouwde gronden gelegen buiten het bouwvlak voor opslag van goederen met een hoogte tot 2 meter toegestaan;
ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van natuur - recreatieboerderij' is een recreatieboerderij met de daarbij behorende gebouwen toegestaan;
ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van natuur - dienstwoning' is een dienstwoning met de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan;
ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van natuur - klimpark' is een klimpark toegestaan, bestaande uit een klimparkcours met daaraan een ondergeschikte horeca- en vergaderfunctie;
ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijf' is aan de Kleine Noorddijk binnen het bouwvlak een houtzagerij toegestaan;
ter plaatse van de functieaanduiding 'terras' is een terras toegestaan.
waterhuishoudkundige voorzieningen;
rijwegen, ruiterpaden en fiets- en voetpaden, sporen en andere terreinverhardingen;
sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.
speel- en ligweiden;
evenementen ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - evenemententerreinen 1 t/m 8', conform artikel 35;
met de daarbij behorende:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
met daaraan ondergeschikt:
ontsluitingswegen, (fiets)parkeervoorzieningen en andere verhardingen;
infrastructurele voorzieningen met het oog op het beheer van de bestemming;
horeca tot en met categorie 2, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van natuur - recreatieboerderij';
horeca tot en met categorie 1, uitsluitend ter plaatse van de onder artikel 8.1 onder d genoemde kiosken en fietsverhuur;
terrassen;
detailhandel;
opslag;
kunstwerken;
kunstobjecten.
8.2 bouwregels
8.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
het bebouwingspercentage mag 100% bedragen, tenzij anders is aangeduid;
de maximum bouwhoogte en bebouwingspercentage van een hoofdgebouw ter plaatse van de aandudiing 'maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' mag niet worden overschreden;
de maximum bouwhoogte van een hoofdgebouw ter plaatse van de aanduding 'maximum bouwhoogte (m)' mag niet worden overschreden.
8.2.2 Dienstwoning
Voor het bouwen van een dienstwoning bij de recreatieboerderij gelden de volgende regels:
per aangeduid bouwvlak mag ten hoogste één dienstwoning worden gerealiseerd;
de maximum bouwhoogte en bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' mag niet worden overschreden;
de inhoud van een dienstwoning mag niet meer bedragen dan 630 m3;
de dakhelling mag niet meer bedragen dan 60. Deze dakhelling geldt voor tenminste twee dakvlakken.
8.2.3 Bijgebouwen bij dienstwoningen
Voor het bouwen van bijgebouwen bij dienstwoningen gelden de volgende regels:
de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 45 m²;
de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4.50 meter;
de dakhelling mag niet minder dan 15° en niet meer dan 45° bedragen.
8.2.4 Gebouwen buiten het bebouwingsvlak
Voor het bouwen buiten het bebouwingsvlak gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van een kiosk, dan wel van een toiletgebouw mag niet meer bedragen dan 4 meter;
de oppervlakte van een kiosk, dan wel van een toiletgebouw mag niet meer bedragen dan 60 m² en de oppervlakte van alle kiosken/toiletgebouwen tezamen mag niet meer bedragen dan 800 m².
8.2.4.1 Bedrijf
Voor het bouwen van een bedrijf bij de woning aan de Kleine Noorddijk, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' gelden de volgende regels:
de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag niet worden overschreden.
8.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
1. 6 meter voor palen en (licht-)masten;
2. 5 meter voor het overige.
8.3 afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afwijken van de oppervlakte van parkeerterreinen
Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden ten behoeve van het van vorm veranderen van de aangeduide parkeerterreinen, met in achtneming van de volgende regels:
de afwijking mag uitsluitend worden toegepast ten behoeve van de landschappelijke herinrichting van een parkeerterrein;
het oppervlak van de verharding ten behoeve van het parkeren mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
8.4 specifieke gebruiksregels
8.4.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van onbebouwde gronden voor opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of goederen, behoudens voorzover noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
het gebruik van gronden voor parkeren buiten de daarvoor aangeduide gebieden;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
het gebruik van gronden voor het beproeven van voer- of vaartuigen, voor het beoefenen van auto- of motorsport of de (model) vliegsport en voor het houden wedstrijden met motorvoertuigen of bromfietsen;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
8.4.2 Toegestaan gebruik
8.4.2.1 Recreatieboerderij
Voor het gebruiken van gronden voor recreatieboerderij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - recreatieboerderij' gelden de volgende gebruiksbepalingen:
detailhandel met een maximum oppervlakte van 140 m2;
horeca (inclusief toiletgelegenheid) met een maximum oppervlakte van 390 m2;
horeca tot en met categorie 2;
terrassen met een maximum oppervlakte van 1.420 m2;
productie met een maximum oppervlakte van 70 m2.
8.4.2.2 Bedrijf
Voor het gebruiken van gronden voor bedrijf bij de woning aan de Kleine Noorddijk. ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijf' gelden de volgende gebruiksregels:
uitsluitend bosgerelateerde bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan; en
bedrijfsactiviteiten ten behoeve van onderhoud en beheer.
8.4.2.3 Terrassen
Voor het gebruiken van gronden voor terrassen gelden de volgende regels:
binnen het bouwvlak zijn terrassen toegestaan;
buiten het bouwvlak zijn terrassen toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding 'terras';
buiten het bouwvlak zijn per gebouw (8.2.4) terrassen toegestaan met een maximum oppervlakte van 90 m2.
8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden ter bescherming van de bestaande structuren uit het oorspronkelijke inrichtingsplan van het Bos
8.5.1 Vergunningsplichtige werkzaamheden
Het is verboden op of in de in lid 8.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde of werkzaamheden die strijdig zijn aan het thans geldende beheervisie;
het aanbrengen of verwijderen van bomen en andere opgaande beplanting;
het aanbrengen van oppervlakteverharding, zoals: wegen, paden en parkeerplaatsen;
het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van bodem en het scheuren van grasland;
het dempen van water partijen;
het aanbrengen of wijzigen van oppervlakteverharding: het aanleggen, verbreden of verharden van wegen en paden;
het afwijken van het profiel van karakteristieke lanen;
de aanleg van dijken en andere taluds;
aanleg van waterlopen of de vergraving, verruiming of demping van reeds bestaande waterlopen;
aanleg van oeverbeschoeiing, kaden en aanlegplaatsen;
afgraven van landbouwgrond;
het vellen, rooien of beschadigen van houtgewassen;
het aanbrengen van leidingen, constructies, installaties of apparatuur;
het gebruik van groeistoffen, stoorstoffen of kunstmest;
het aanleggen van reservoirs;
het aanbrengen van hekwerken.
8.5.2 Uitzonderingen vergunningplicht
De onder lid 8.5.1 bedoelde vergunning is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
het normale beheer en onderhoud betreffen;
het verzorging van de aanwezige houtopstand betreft, voor zover bij de Boswet of op die wet gebaseerde regeling niet van toepassing zijn;
zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
8.5.3 Bestaande structuren uit het oorspronkelijke inrichtingsplan van het Bos
De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 8.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de bestaande structuren uit het oorspronkelijke inrichtingsplan van het Bos.
8.5.4 Voorwaarden m.b.t. mogelijke verstoring van de bestaande structuren
Voor zover de in lid 8.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van de bestaande structuren, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de vergunning het volgende voorschrift wordt verbonden:
De verplichting tot het voldoen aan de regels en voorschriften uit de thans geldende beheervisie.
8.5.5 In te winnen advies
Alvorens de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen, winnen burgemeester en wethouders advies in bij de Stadsbouwmeester, de Erfgoedcommissie en bij het Amsterdamse Bos.
Artikel 9 Recreatie - Kampeerterrein
9.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Kampeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
verblijfsrecreatie, in de vorm van camper- en caravanstandplaatsen, toeristische standplaatsen en trekkersplaatsen voor caravans en tenten;
gebouwen ten behoeve van een camping, waaronder sanitair paviljoenen, eetzaal, opslag, winkelreceptie, een kantoortje, chalets, trekkershutten en ECO lodges, en daaraan ondergeschikt: één detailhandelsvestiging en één horecavestiging tot maximaal categorie 2;
ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - dienstwoning' is een dienstwoning toegestaan met daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
natuur- en landschapsontwikkeling;
met de daarbij behorende:
waterhuishoudkundige voorzieningen;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
fietsenstallingen;
infrastructurele voorzieningen met het oog op het beheer van de bestemming;
ruiterpaden en fiets- en voetpaden;
met daaraan ondergeschikt:
ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen op eigen terrein en andere verhardingen;
groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.
speel- en ligweiden;
terrassen.
9.2 bouwregels
9.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van de in lid 9.1 genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
de gezamenlijke brutovloeroppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4.763 m²;
de gezamenlijke brutovloeroppervlakte voor de sanitair paviljoenen, eetzaal, opslag, winkelreceptie, kantoor, de detailhandel- en horecavoorziening mag niet meer bedragen dan 1.683 m²;
de gezamelijke brutovloeroppervlakte voor de chalets, trekkershutten en Ecolodges mag niet meer bedragen dan 3.080 m²
de maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.
9.2.2 Dienstwoning
Voor de dienstwoning gelden met inachtneming van het bepaalde in lid 9.2.1, de volgende regels:
de brutovloeroppervlakte van een dienstwoning mag niet meer bedragen dan 227 m²;
de gezamenlijke oppervlakte van bij een dienstwoning behorende bijgebouwen mag niet meer dan 45 m² bedragen;
de goot- en bouwhoogte van een dienstwoning mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3 meter en 4,5 meter;
9.2.3 Trekkershutten
Voor trekkershutten gelden met inachtneming van het bepaalde in lid 9.2.1 de volgende regels:
het totaal aantal trekkershutten mag niet meer bedragen dan 52;
de brutovloeroppervlakte van een trekkershut mag niet meer bedragen dan 21 m²;
9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
6 meter voor palen en (licht)masten;
3 meter voor het overige.
9.3 specifieke gebruiksregels
9.3.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van onbebouwde gronden voor opslag van goederen;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
het gebruik van gronden en bouwwerken voor grootschalige vermaak faciliteiten, zoals een zwembad, speeltuin of discotheek;
het gebruik van bouwwerken voor permanente bewoning;
het gebruik van kampeermiddelen voor permanente bewoning.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Verboden werkzaamheden
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren: het vergraven van watergangen en waterpartijen.
9.4.2 Toegestane werkzaamheden
Het in lid 9.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud betreffen;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
9.4.3 Voorwaarden voor omgevingsvergunning
De in lid 9.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de kwaliteiten zoals genoemd in 9.1. sub d en het beheersbelang van het terrein.
9.4.4 Advies t.b.v. omgevingsvergunning
Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de dienst Advies en Beheer (Amsterdamse Bos) omtrent de vraag of door de voorgenomen activiteiten het beheersbelang niet onevenredig wordt geschaad en omtrent de eventueel te stellen voorwaarden.
Artikel 10 Sport
10.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
sportterreinen, en in het bijzonder voor de beoefening van veldsporten en open terreinen;
gebouwen ten behoeve van sportieve doeleinden, waaronder tribunes, met de daarbij behorende bouwwerken, zoals een kantine;
natuurbeheer en -ontwikkeling van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen natuurlijke en lanschappelijke waarden;
evenementen ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - evenemententerrein 1 t/m 8', conform artikel 35;
met de daarbij behorende:
waterhuishoudkundige voorzieningen;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
fietsenstallingen;
infrastructurele voorzieningen met het oog op het beheer van de bestemming;
ruiterpaden en fiets- en voetpaden;
met daaraan ondergeschikt:
ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en andere verhardingen;
groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen;
horecavoorziening tot maximaal categorie 2;
detailhandel, ten dienste van de hoofdbestemming.
10.2 bouwregels
10.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
het bebouwingspercentage mag 100% bedragen, tenzij anders is aangeduid;
de maximum bouwhoogte van een hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag niet worden overschreden;
de maximum bouwhoogte en bebouwingspercentage van een hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' mag niet worden overschreden.
10.2.2 Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen ten dienste van de sportvoorziening gelden de volgende regels:
de gezamenlijke oppervlakte per sportvereniging mag niet meer bedragen dan 50 m2;
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4.50 meter;
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de hoogte van tribunes mag niet meer bedragen dan 13 meter;
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 10 meter;
de hoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 15 meter;
de hoogte van lichtmasten ter plaatse van het Wagener Stadion mag niet bedragen dan 35 meter, met een maximum van 4 lichtmasten;
de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 8 meter bedragen.
10.3 specifieke gebruiksregels
10.3.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden:
als staan- of ligplaats van onderkomens, alsmede kampeerterrein;
als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
voor het aanwezig zijn of opgeslagen hebben van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen dan wel onderdelen daarvan, alsmede het plaatsen van al dan niet gerede motorvoertuigen;
voor het beproeven van voer- of vaartuigen, voor het beoefenen van auto- of motorsport of de (model)vliegsport en voor het houden van wedstrijden met motorvoertuigen of bromfietsen;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van niet ondergeschikte horeca;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van niet ondergeschikte detailhandel.
Artikel 11 Sport - Manege
11.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
manege met de daarbij behorende gebouwen, zoals club- en kantinegebouwen en de daarbij horende bouwwerken zoals stapmolens en longeercirkels;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - dienstwoning' is een dienstwoning toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'terrassen' zijn terrassen toegestaan;
met de daarbij behorende:
paardenbakken;
open terreinen;
waterhuishoudkundige voorzieningen;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
fietsenstallingen;
infrastructurele voorzieningen met het oog op het beheer van de bestemming;
ruiterpaden en fiets- en voetpaden;
met daaraan ondergeschikt:
ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en andere verhardingen;
groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen;
horeca tot maximaal categorie 2, tot maximaal 375 m², ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
detailhandel, ten dienste van de hoofdbestemming.
11.2 bouwregels
11.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gerealiseerd;
de maximum bouwhoogte en bebouwingspercentage van een hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)', mag niet worden overschreden;
11.2.2 Dienstwoningen
Voor het bouwen van een dienstwoning bij de maneges gelden de volgende regels:
per aangeduid bouwvlak mag ten hoogste één dienstwoning worden gerealiseerd;
het bebouwingspercentage mag 100% bedragen, tenzij anders is aangeduid;
de maximum bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag niet worden overschreden;
de maximum bouwhoogte en bebouwingspercentage van een hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)', mag niet worden overschreden;
de inhoud van een dienstwoning mag niet meer bedragen dan 630 m3;
de dakhelling mag niet meer bedragen dan 60 graden. Deze dakhelling geldt voor tenminste twee dakvlakken.
11.2.3 Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen bij dienstwoningen gelden de volgende regels:
per dienstwoning mogen bijgebouwen worden opgericht tot een maximale oppervlakte van 45 m²;
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 en 4,50 meter.
11.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijn mag maximaal 3 meter bedragen;
de hoogte van erfafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen;
de hoogte van palen en (licht)masten mag maximaal 6 meter bedragen.
11.3 afwijken van de bouwregels
11.3.1 Afwijken m.b.t. mestopslag
Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden voor het bouwen van mestopslagen buiten de bouwgrenzen, indien binnen de bouwgrenzen geen of onvoldoende ruimte aanwezig is, of realisering van mestopslag binnen de bouwgrenzen om milieuhygiënische redenen niet mogelijk is. Dit onder voorwaarde dat de mestopslag op een afstand van minimaal 50 meter van de gevel van woningen wordt opgericht en afdoende wordt afgedekt.
11.4 specifieke gebruiksregels
11.4.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden:
als staan- of ligplaats van onderkomens, alsmede kampeerterrein;
als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
voor het aanwezig zijn of opgeslagen hebben van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen dan wel onderdelen daarvan, alsmede het plaatsen van al dan niet gerede motorvoertuigen;
voor het beproeven van voer- of vaartuigen, voor het beoefenen van auto- of motorsport of de (model)vliegsport en voor het houden van wedstrijden met motorvoertuigen of bromfietsen;
dagcamping;
voor landingsplaats;
het planten van houtgewas;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van niet ondergeschikte horeca;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van niet ondergeschikte detailhandel.
Artikel 12 Sport - Watersport
12.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport - Watersport' aangeduide gronden zijn bestemd voor:
watersport, met de daarbij behorende gebouwen, waaronder een starttoren, een finishtoren, een botenloods, een clubhuis, kantine en een bondskantoor;
waterrecreatie, met de daarbij behorende gebouwen ten behoeve van de kano-, boot-, en waterfietsverhuur;
ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding tribune' een tribune;
ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca tot en met categorie 2' horeca met de categorien 1 en 2, met een daarbij behorend terras;
evenementen ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - evenemententerreinen 1 t/m 8', conform artikel 35;
met de daarbij behorende:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
waterhuishoudkundige voorzieningen;
fietsenstallingen;
infrastructurele voorzieningen met het oog op het beheer van de bestemming;
ruiterpaden, fiets- en voetpaden;
open terreinen;
met daaraan ondergeschikt:
ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en andere verhardingen;
groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen;
horeca tot maximaal categorie 1, ten dienste van de hoofdbestemming;
detailhandel, ten dienste van de hoofdbestemming.
12.2 bouwregels
12.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
het bebouwingspercentage mag 100% bedragen, tenzij anders is aangeduid;
de maximum bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag niet worden overschreden;
de maximum bouwhoogte en bebouwingspercentage van een hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)’ mag niet worden overschreden;
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
3 meter voor lichtmasten;
6 meter voor overige palen en masten;
5 meter voor het overige.
12.3 specifieke gebruiksregels
12.3.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden:
voor opslag van goederen, anders dan ten behoeve van het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
als standplaats, of ligplaats van onderkomens, alsmede voor kampeermiddelen;
als opslag-, stort-, of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
voor het aanwezig zijn of opgeslagen hebben van aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen dan wel onderdelen daarvan, alsmede het plaatsen van al dan niet gerede, motorvoertuigen;
voor het beproeven van voer- of vaartuigen, voor het beoefenen van auto- of motorsport of de (model)vliegsport en voor het houden van wedstrijden met motorvoertuigen of bromfietsen;
het planten van houtgewas;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige horeca;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige detailhandel.
12.3.2 Toegestaan gebruik
12.3.2.1 Terrassen
Voor het gebruiken van gronden voor terrassen gelden de volgende regels:
terrassen zijn binnen het bouwvlak toegestaan;
buiten het bouwvlak zijn terrassen slechts toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca tot en met categorie 2'.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden ter bescherming van de bestaande structuren uit het oorspronkelijke inrichtingsplan van het Bos
12.4.1 Vergunningplichtige werkzaamheden
Het is verboden op of in de in lid 12.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde of werkzaamheden die strijdig zijn aan het thans geldende beheervisie;
het aanbrengen of verwijderen van bomen en andere opgaande beplanting;
het aanbrengen van oppervlakteverharding, zoals: wegen, paden en parkeerplaatsen;
het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van bodem en het scheuren van grasland;
het dempen van water partijen;
het aanbrengen of wijzigen van oppervlakteverharding: het aanleggen, verbreden of verharden van wegen en paden;
het afwijken van het profiel van karakteristieke lanen;
de aanleg van dijken en andere taluds;
aanleg van waterlopen of de vergraving, verruiming of demping van reeds bestaande waterlopen;
aanleg van oeverbeschoeiing, kaden en aanlegplaatsen;
afgraven van landbouwgrond;
het vellen, rooien of beschadigen van houtgewassen;
het aanbrengen van leidingen, constructies, installaties of apparatuur;
het gebruik van groeistoffen, stoorstoffen of kunstmest;
het aanleggen van reservoirs;
het aanbrengen van hekwerken.
12.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht
De onder lid 12.4.1 bedoelde vergunning is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
het normale beheer en onderhoud betreffen;
het verzorging van de aanwezige houtopstand betreft, voor zover bij de Boswet of op die wet gebaseerde regeling niet van toepassing zijn;
zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
12.4.3 Bestaande structuren uit het oorspronkelijke inrichtingsplan van het Bos
De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 12.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de bestaande structuren uit het oorspronkelijke inrichtingsplan van het Bos.
12.4.4 Voorwaarden m.b.t. mogelijke verstoring van de bestaande structuren
Voor zover de in lid 12.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van de bestaande structuren, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de vergunning het volgende voorschrift wordt verbonden:
De verplichting tot het voldoen aan de regels en voorschriften uit de thans geldende beheervisie.
12.4.5 In te winnen advies
Alvorens de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen, winnen burgemeester en wethouders advies in bij de Stadsbouwmeester, de Erfgoedcommissie en bij het Amsterdamse Bos.
Artikel 13 Tuin
13.1 bestemmingsomschrijving
De voor Tuin (T) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
entreeportalen;
erkers;
fietsenbergingen voorzover het achtererfgebied niet bereikbaar is vanaf een (openbaar) toegankelijk gebied en als er geen andere bouwwerken voor bergingsmogelijkheden zijn die direct bereikbaar zijn vanaf een (openbaar) toegankelijk gebied;
met de daarbij behorende:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
met daaraan ondergeschikt:
verhardingen;
parkeren, indien er een inritconstructies/vergunning aanwezig is;
containerbergingen;
inritconstructies voor parkeergarage.
13.2 bouwregels
13.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en carports worden gebouwd, behoudens het bepaalde in 13.2.3, 13.2.4 en 13.2.5.
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
1. 6 meter voor palen en (licht-)masten;
2. 3 meter voor het overige;
voor erf- en perceelsafscheidingen bij woningen in een voorerfgebied, dat grenst aan een openbaar toegankelijk gebied gelden de volgende voorwaarden:
de hoogte van de afscheiding in een voorerfgebied mag, vanaf het aansluitende terrein, niet meer dan 1,00 meter bedragen;
de hoogte van de afscheiding in een voorerfgebied mag vanaf het aansluitende terrein niet meer dan 2,00 meter bedragen, mits het voorerfgebied minimaal 2,50 meter diep is ten opzichte van de voorgevelrooilijn van de woning ;
een afscheiding van 2,00 meter hoog in het voorerfgebied mag slechts bestaan uit een transparant rasterwerk dat minimaal 90% open van structuur is, en zich leent voor begroeiing;
de bouwhoogte van gemetselde penanten in een voorerfgebied mag niet meer dan 2,00 meter bedragen;
een toegangspoort, die onderdeel uitmaakt van de totale erf- of perceelsafscheiding of die geplaatst wordt tussen groenvoorzieningen, mag niet breder zijn dan 4 meter en niet hoger dan 2 meter ten opzichte van het aansluitende terrein;
een vijver is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
de oppervlakte mag ten hoogste 50 m2 bedragen;
een vijver mag niet meer dan 0,3 meter boven het aansluitend terrein uitsteken;
een vijver is alleen bedoeld voor het houden van aan water gebonden flora- en fauna, dus niet als zwemvijver.
13.2.3 Erkers
Voor het bouwen van erkers gelden de volgende regels:
een erker mag alleen worden gebouwd aan een hoofdgebouw;
de diepte van een erker mag maximaal 1 meter bedragen;
de breedte van een erker mag maximaal 4/10 deel bedragen van de oorspronkelijke gevelbreedte waar tegenaan wordt gebouwd;
de hoogte van een erker mag niet hoger zijn dan de bouwhoogte van de aansluitende eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
er dient een niet te bebouwen strook in acht te worden genomen:
van 1 meter ten opzichte van gronden bestemd voor verkeer en groen;
ten opzichte van de perceelsgrens minimaal 2 meter;
het dak van een erker grenzend aan, of uitziend op, de openbare weg mag als balkon/dakterras worden ingericht;
een erker wordt niet toegestaan indien er ter hoogte van de entree door plaatsing van een bouwwerk als bedoeld in lid 13.2.4 al een overschrijding van de bouwgrens heeft plaatsgevonden of is vergund.
13.2.4 Entreeportalen
Voor het bouwen van entreeportalen gelden de volgende regels:
een entreeportaal mag worden opgericht ter plaatse van en aansluitend op de toegang van hoofdgebouwen;
de maximum oppervlakte van een entreeportaal bedraagt 5 m²;
de hoogte van een entreeportaal mag ten hoogste gelijk zijn aan die van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
er dient een niet te bebouwen strook van 1 meter in acht te worden genomen ten opzichte van de gronden bestemd voor verkeer en groen;
een entreeportaal wordt niet toegestaan indien er door het realiseren van een bouwwerk als bedoeld in lid 13.2.3 al een overschrijding van de bouwgrens heeft plaatsgevonden of is vergund.
13.2.5 (Fietsen-)bergingen
Voor het bouwen van (fietsen-)bergingen in een voorerfgebied gelden de volgende bepalingen:
de gezamenlijke oppervlakte van alle aanwezige bouwwerken bedraagt niet meer dan 50% van het totale voorerfgebied;
de oppervlakte van het bouwwerk mag niet meer dan 4 m2 bedragen;
de hoogte van de berging in een voorerfgebied met een kleinere of exacte diepte dan 2,50 meter ten opzichte van de voorgevelrooilijn, mag niet meer dan 1,50 meter bedragen;
de hoogte van de berging in een voorerfgebied met een grotere diepte van 2,50 meter ten opzichte van de voorgevelrooilijn, mag niet meer dan 2,00 meter bedragen;
de langste zijde van het bouwwerk is haaks op de voorgevel van de woning gebouwd.
13.3 afwijken van de bouwregels
13.3.1 Afwijken m.b.t. erkers
Zolang het ondergeschikte karakter van de erker gehandhaafd blijft, kan met een omgevingsvergunning afgeweken worden van:
het bepaalde in artikel 13.2.3 sub b tot een diepte van maximaal 2,50 meter onder de voorwaarde dat een erker ter plaatse van de voorgevel een niet te bebouwen strook van minimaal gelijke breedte is als de diepte van de erker en tevens wordt voldaan aan het gestelde in artikel 13.2.3 onder g;
het bepaalde in artikel 13.2.3 sub b tot een diepte van maximaal 2,50 meter onder de voorwaarde dat een erker ter plaatse van de zijgevel tevens wordt voldaan aan het gestelde in artikel 13.2.3 onder e en g;
het bepaalde in artikel 13.2.3 sub c tot een breedte van maximaal 2/3 van de breedte van het gevelvlak;
het bepaalde in artikel 13.2.3 sub e onder 1 ter plaatse van de zijgevel tot een diepte tot aan de perceelsgrens wanneer dit een grens met het openbaar gebied is.
13.3.2 Voorwaarden voor afwijken
De in lid 13.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits:
de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de woonsituatie;
3. de verkeersveiligheid; en
4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
13.3.3 Afwijken t.b.v. ondergrondse bouwwerken
Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden ten behoeve van het oprichten van ondergrondse kelders, met dien verstande dat:
ondergrondse bouwwerken slechts mogen worden gerealiseerd op de voor Tuin bestemde gronden indien binnen de bestemming Wonen de gronden gelegen buiten het bouwvlak ontbreken;
de diepte van de ondergrondse bouwwerken niet meer mag bedragen dan één bouwlaag met een diepte (vrije hoogte) van 3.00 meter;
de oppervlakte van de ondergrondse bouwwerken niet meer mag bedragen dan 40% van de voor Tuin bestemde gronden met een maximum van 45 m²;
het realiseren van ondergrondse bouwwerken geen nadelige effecten mag hebben op de bodem- en waterhuishouding. Hiertoe dient de aanvrager (vooraf) een watervergunning aan te vragen bij de Waterbeheerder.
13.4 specifieke gebruiksregels
13.4.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van deze gronden voor opslag voor goederen;
het gebruik van deze gronden ten behoeve van het parkeren indien er geen inritconstructies/vergunning aanwezig is.
Artikel 14 Verkeer
14.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wegen en straten;
voet- en fietspaden;
parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende:
waterhuishoudkundige voorzieningen;
bruggen;
viaducten;
kunstwerken;
groenvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
geluidwerende voorzieningen;
fietsenstallingen;
infrastructurele voorzieningen met het oog op het beheer van de bestemming.
14.2 bouwregels
14.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de hoogte van palen en (licht)masten, mag niet meer bedragen dan 16 meter;
de hoogte van reclame-uitingen en kunstwerken, zowel civiel als cultureel, mag niet meer bedragen dan 6 meter;
de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 3 meter.
14.3 specifieke gebruiksregels
14.3.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de gronden voor de opslag van goederen;
het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting.
Artikel 15 Verkeer - Openbaar Vervoer
15.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer-Openbaar Vervoer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
(museum) tramwegvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
waterhuishoudkundige voorzieningen;
geluidwerende voorzieningen;
bruggen;
viaducten;
groenvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
infrastructurele voorzieningen met het oog op het beheer van de bestemming;
met daaraan ondergeschikt:
straatmeubilair.
15.2 bouwregels
15.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 5 meter bedragen;
de hoogte van palen en lichtmasten mag niet meer dan 3 meter bedragen.
15.3 specifieke gebruiksregels
15.3.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de gronden voor de opslag van goederen;
het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting.
Artikel 16 Verkeer - Verblijfsgebied
16.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
woonstraten;
voet- en fietspaden;
pleinen en daarmee vergelijkbare verblijfsgebieden;
parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende:
waterhuishoudkundige voorzieningen;
bruggen;
groenvoorzieningen en speelvoorzieningen
openbare nutsvoorzieningen;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
infrastructurele voorzieningen met het oog op het beheer van de bestemming.
met daaraan ondergeschikt:
straatmeubilair.
16.2 bouwregels
16.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de hoogte van palen en (licht-)masten en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer bedragen dan 10 meter;
de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet bedragen dan 5 meter.
16.3 specifieke gebruiksregels
16.3.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de gronden voor de opslag van goederen;
het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting.
Artikel 17 Water
17.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
waterberging;
waterhuishouding;
waterlopen;
waterpartijen;
het verkeer in en over water;
watersport;
waterrecreatie;
met de daarbij behorende:
bruggen, steigers, dammen en / of duikers;
nutsvoorzieningen en speelvoorzieningen;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
voorzieningen met het oog op het beheer van de bestemming;
kunstwerken;
kunstobjecten.
17.2 bouwregels
17.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de hoogte van palen, (licht-)masten en kunstwerken mag niet meer bedragen dan 6 meter;
de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter.
17.3 specifieke gebruiksregels
17.3.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik voor het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
het gebruik voor het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
het gebruik als opslag-, laad- en/of losplaats ten behoeve van handelsdoeleinden;
het permanent aanmeren van woonschepen, -arken en pleziervaartuigen.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden ter bescherming van de bestaande structuren uit het oorspronkelijke inrichtingsplan van het Bos
17.4.1 Vergunningplichtige werkzaamheden
Het is verboden op of in de in lid 17.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde of werkzaamheden die strijdig zijn aan het thans geldende beheervisie;
het aanbrengen of verwijderen van bomen en andere opgaande beplanting;
het aanbrengen van oppervlakteverharding, zoals: wegen, paden en parkeerplaatsen;
het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van bodem en het scheuren van grasland;
het dempen van water partijen;
het aanbrengen of wijzigen van oppervlakteverharding: het aanleggen, verbreden of verharden van wegen en paden;
het afwijken van het profiel van karakteristieke lanen;
de aanleg van dijken en andere taluds;
aanleg van waterlopen of de vergraving, verruiming of demping van reeds bestaande waterlopen;
sanleg van oeverbeschoeiing, kaden en aanlegplaatsen;
sfgraven van landbouwgrond;
het vellen, rooien of beschadigen van houtgewassen;
het aanbrengen van leidingen, constructies, installaties of apparatuur;
het gebruik van groeistoffen, stoorstoffen of kunstmest;
het aanleggen van reservoirs;
het aanbrengen van hekwerken.
17.4.2 Uitzonderingen vergunningsplicht
De onder lid 17.4.1 bedoelde vergunning is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
het normale beheer en onderhoud betreffen;
het verzorging van de aanwezige houtopstand betreft, voor zover bij de Boswet of op die wet gebaseerde regeling niet van toepassing zijn;
zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
17.4.3 Bestaande structuren uit het oorspronkelijke inrichtingsplan van het Bos
De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 17.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de bestaande structuren uit het oorspronkelijke inrichtingsplan van het Bos.
17.4.4 Voorwaarden m.b.t. mogelijke verstoring van de bestaande structuren
Voor zover de in lid 17.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van de bestaande structuren, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de vergunning het volgende voorschrift wordt verbonden:
De verplichting tot het voldoen aan de regels en voorschriften uit de thans geldende beheervisie.
17.4.5 In te winnen advies
Alvorens de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen, winnen burgemeester en wethouders advies in bij de Stadsbouwmeester, de Erfgoedcommissie en bij het Amsterdamse Bos.
Artikel 18 Water-Permanent Wonen
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water - Permanent Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
ter plaatse van de functieaanduiding 'ligplaats' een ligplaats ten behoeve van één woonschip voor permanente bewoning, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf tot maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het woonschip;
ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van water - ligplaats ark' maximaal één woonark, al dan niet een (1) woonschip, voor permanente bewoning, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf tot maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woonark;
water;
waterberging;
waterhuishouding;
met de daarbij behorende:
voorzieningen van algemeen nut;
voorzieningen voor woonschepen en woonarken;
aanlegplaatsen.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Woonschepen
Voor het bouwen van woonschepen en woonarken geldt de volgende bepaling:
de maximale bouwhoogte van een woonschip en woonark bedraagt 4 meter.
18.3 Specifieke gebruiksregels
18.3.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
het gebruiken of doen gebruiken van meer dan 30% van de vloeroppervlakte van een woonschip of woonark, met inbegrip van de daarbij behorende aan- en/of bijgebouwen, als kantoor- en/of praktijkruimte ten behoeve van een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
voor het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
voor het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
als opslag-, laad- en/of losplaats ten behoeve van handelsdoeleinden;
het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens anders dan woonarken, woonschepen en bijbehorende bouwwerken;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 19 Water-Verblijfsrecreatie
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats' een recreatieschip;
water;
waterberging;
waterhuishouding;
met de daarbij behorende:
voorzieningen van algemeen nut;
voorzieningen voor recreatieschepen;
aanlegplaatsen voor pleziervaartuigen.
19.2 Bouwregels
Voor het bouwen van recreatieschepen gelden de volgende bepalingen:
de maximale bouwhoogte van een recreatieschip bedraagt 4 meter.
19.3 Specifieke gebruiksregels
19.3.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
voor het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
voor het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
als opslag-, laad- en/of losplaats ten behoeve van handelsdoeleinden;
het gebruiken of laten gebruiken van recreatieschepen voor permanente bewoning;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 20 Wonen
20.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf tot maximaal 30 % van de vloeroppervlakte van de woning, met inbegrip van de daarbij behorende aan- en/of bijgebouwen;
met de daarbij behorende:
tuinen en erven;
waterhuishoudkundige voorzieningen;
groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
20.2 bouwregels
20.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen/ woongebouwen worden gebouwd;
de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw ter plaatse van de bouwaanduiding 'maximum goothoogte (m) en maximum bouwhoogte (m)' mag niet worden overschreden;
de bouwhoogte van een hoofdgebouw ter plaatse van de bouwaanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag niet worden overschreden;
de dakhelling van een hoofdgebouw, mag niet meer dan 60º bedragen. Deze contouren gelden voor tenminste twee dakvlakken;
20.2.2 Aan- en uitbouwen
Voor aan- en uitbouwen buiten het bouwvlak ten behoeve van het vergroten van de woning gelden de volgende regels:
de diepte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan 2 meter van de buiten het bouwvlak gelegen gronden behorende bij de bestemming Wonen (gemeten vanaf de grens van het bouwvlak);
de goothoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane grondbouwlaag van het hoofdgebouw;
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag maximaal gelijk zijn aan de goothoogte van het hoofdgebouw;
de dakhelling van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan 60° bedragen.
20.2.3 Vrijstaande bijgebouwen
Voor vrijstaande bijgebouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen bij een woning mag niet meer bedragen dan 40% van de gronden. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 45 m²;
bij gronden met een oppervlakte van 250 m² of meer mag de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen maximaal 75 m² bedragen;
de goot- en de bouwhoogte van bijgebouwen mogen niet meer bedragen dan 3 respectievelijk 4,5 meter;
de dakhelling van een bijgebouw mag niet meer dan 60° bedragen.
20.2.4 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:
ondergrondse bouwwerken mogen gesitueerd worden zowel binnen als buiten het bouwvlak;
de diepte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan één bouwlaag met een diepte (vrije hoogte) van 3 meter;
voor zover gelegen binnen het bouwvlak geldt dat er 100% bebouwd mag worden;
voor zover gelegen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:
de oppervlakte van de ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan 40% van de gronden met een maximum van 45 m²;
voor gronden met een oppervlakte van 250 m² of meer mag de gezamenlijke oppervlakte van ondergrondse bouwwerken maximaal 75 m² bedragen;
het realiseren van ondergrondse bouwwerken mag geen nadelige effecten hebben op de bodem- en waterhuishouding. Hiertoe dient de aanvrager (vooraf) een watervergunning aan te vragen bij de Waterbeheerder.
20.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
1. 6 meter voor palen en (licht-)masten;
2. 3 meter voor het overige.
voor erf- en perceelsafscheidingen geldt een maximale bouwhoogte van 2 meter;
een zwembad, whirlpool of jacuzzi is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
de gezamenlijke oppervlakte van alle aanwezige bouwwerken bedraagt niet meer dan 50% van de gronden;
de oppervlakte van een zwembad, whirlpool of jacuzzi bedraagt niet meer dan 50 m2;
een zwembad mag niet meer dan 0,5 meter boven het aansluitende terrein uitsteken;
een zwembad, whirlpool of jacuzzi mag niet worden voorzien van een overkapping.
20.3 specifieke gebruiksregels
20.3.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:
het gebruiken of doen gebruiken van meer dan 30% van de vloeroppervlakte van een woning, met inbegrip van de daarbij behorende aan- en/of bijgebouwen, als kantoor- en/of praktijkruimte ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
het gebruiken en inrichten van de daken van aan- en uitbouwen van woningen dan wel van bijgebouwen als dakterras;
het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
het bedrijfsmatig (commercieel) houden van paarden, zoals het stallen en africhten van paarden van derden en de verhuur van paarden aan derden.
20.4 afwijken van de gebruiksregels
Onder een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt niet verstaan het gebruik en inrichten van de daken van aan- en uitbouwen van dijkwoningen als dakterras, met dien verstande dat:
het dakterras is gelegen binnen een afstand van 2,50 meter van het hoofdgebouw;
het niveau van het dakterras is gelijk aan het beganegrondniveau van de dijkwoning.
Artikel 21 Leiding-Gas
21.1 bestemmingsomschrijving
De voor Leiding-Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van de al dan niet ondergronds gelegen:
hogedruk gastransportleiding W-534-01, met een belemmeringstrook van 4 meter, ter weerszijde gemeten uit het hart van de leiding;
hogedruk gastransportleiding W-540-07, met een belemmeringstrook van 4 meter, ter weerszijde gemeten uit het hart van de leiding;
hogedruk gastransportleiding A-807, met een belemmeringstrook van 5 meter, ter weerszijde gemeten uit het hart van de leiding;
Met dien verstande, dat indien deze bestemming samenvalt met andere bestemmingen, deze andere bestemmingen ondergeschikt zijn aan de bestemming Leiding-Gas.
met de daarbij behorende:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
21.2 bouwregels
Binnen de voor 'Leiding-Gas' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken tot een bouwhoogte van 3 meter worden opgericht ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de leiding.
21.3 afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in lid 21.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd mits:
de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
21.4 Specifieke gebruiksregels
21.4.1 Gebruiksverbod
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding;
het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaar object wordt toegestaan.
21.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.5.1 Verboden werkzaamheden
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning op of in de in lid 21.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, binnen de belemmeringstrook de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:
het aanbrengen en rooien van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder rietbeplanting;
het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
diepploegen;
het aanbrengen van gesloten verhardingen;
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
het permanent opslaan van goederen waaronder begrepen het opslaan van afvalstoffen;
het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
21.5.2 Voorwaarden voor verlenen omgevingsvergunning
Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien het behoud van een veilige ligging van de leiding en de continuïteit van de energievoorziening zijn gewaarborgd. Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen activiteiten het leidingbelang niet onevenredig wordt geschaad en omtrent de eventueel te stellen voorwaarden.
21.5.3 Toegestane werkzaamheden
Het in lid 21.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die:
de ondergrondse bouwwerken binnen het op de verbeelding aangegeven het normale onderhoud en beheer betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
Artikel 22 Leiding - Water
22.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding-Water' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van de al dan niet ondergronds gelegen:
hoofdwatertransportleiding, waarbij een minimale bebouwingsafstand geldt van 20 meter, 10 meter ter weerszijde gemeten uit het hart van de leidingen;
Met dien verstande, dat indien deze bestemming samenvalt met andere bestemmingen, deze andere bestemmingen ondergeschikt zijn aan de bestemming Leiding-Water.
met de daarbij behorende:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
22.2 bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen binnen 10 meter van de hoofdwatertransportleiding uitsluitend bouwwerken worden opgericht voor de aanleg en instandhouding van deze bestemming.
22.3 afwijken van de bouwregels
In uitzonderlijke gevallen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het veilig en bedrijfszeker functioneren van de leiding en indien planologische, technische en/of economische overwegingen hiertoe aanleiding geven, kan met een omgevingsvergunning afgeweken worden van het bepaalde in lid 22.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde kunnen worden gebouwd, binnen de toetsingsafstand. Burgemeester en wethouders winnen alvorens een omgevingsvergunning te verlenen advies in bij de betreffende leidingbeheerder.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.4.1 Verboden werkzaamheden
Het is verboden op of in de in lid 22.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren binnen de toetsings-/veiligheidszone:
het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder rietbeplanting;
het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
diepploegen, dat wil zeggen dieper dan 0,30 meter;
het aanbrengen van gesloten verhardingen;
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
het permanent opslaan van goederen waaronder begrepen het opslaan van afvalstoffen;
het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
22.4.2 Voorwaarden voor afwijken
Omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend indien het behoud van een veilige ligging van de leiding en de continuïteit van de energievoorziening zijn gewaarborgd. Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen activiteiten het leidingbelang niet onevenredig wordt geschaad en omtrent de eventueel te stellen voorwaarden.
22.4.3 Toegestane werkzaamheden
Het in lid 22.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
Artikel 23 Waarde - Aardkundige waarden
23.1 bestemmingsomschrijving
De voor Waarde-Aardkundige waarden aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende aardkundig waardevol reliëf en de geologische waardevolle opbouw van de bodem.
Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
23.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.2.1 Verboden werkzaamheden
Het is verboden op of in de als Waarde-Aardkundige waarden bestemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het ophogen, afgraven, mengen diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden;
het wijzigen van de (grond)waterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of andere wijze;
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook gerekend wordt woelen en draineren;
het bebossen of beplanten van gronden met bomen of andere hoogopgaande beplanting;
het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
het graven, dempen of herprofileren van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;
het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
het vellen of rooien van houtgewas, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, met dien verstande dat geen omgevingsvergunning is vereist voor het periodiek kappen van griendhout en ander hakhout, voor zover betreffende de normale uitoefening van het ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan bestaande bodemgebruik. Geen omgevingsvergunning is vereist voor werken en werkzaamheden met betrekking tot het houtgewas als bedoeld in de Wet natuurbescherming.
23.2.2 Toegestane werkzaamheden
Het onder 23.2.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
het normale onderhoud betreffen;
op archeologisch onderzoek gericht zijn;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
23.2.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning als bedoeld in 23.2.1 kan worden verleend indien de aanvrager van de omgevingsveergunning inzicht heeft gegeven in:
de motivatie waaruit de dringende reden van de werkzaamheden blijkt;
de specifieke locatie waar het werk of werkzaamheden zal worden uitgevoerd;
de afmetingen van het werk of de omvang van de werkzaamheden;
de te gebruiken materialen;
hoeverre sprake is van afvoer van grond naar een andere locatie;
de aanwezigheid van obstakels die in de weg staan voor het uitvoeren van het werk of de werkzaamheid;
en op basis daarvan naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgelegd dat de genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een onevenredige aantasting van de aardkundige waarden.
23.2.4 Voorwaarden
Indien voldaan wordt aan het criterium als bedoeld in artikel 23.2.3 kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning één of meer van de volgende voorwaarden verbinden:
de verplichting na beëindiging van het werk of de werkzaamheden de aantasting te herstellen en mogelijk terug te brengen in de oorspronkelijke situatie;
de verplichting tot het treffen van technische, mitigerende of compenserende maatregelen waardoor de negatieve effecten op de aardkundige waarden zoveel mogelijk worden beperkt, dan wel de resterende schade wordt gecompenseerd.
23.3 wijzigingsbevoegdheid
23.3.1 Wijzigingsbevoegdheid met betrekking tot verwijderen en toevoegen van aardkundige waarden
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan met toepassing van artikel 3.6 lid 1, sub a Wro te wijzigen door de bestemming 'Waarde-aardkundige waarde' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien op basis van onderzoek is aangetoond dat in de betreffende gronden geen aardkundige waarden aanwezig zijn of meer aanwezig zijn.
23.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en de inrichting van de gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse aardkundige waarden aanwezig zijn. Toepassing van deze bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.
Artikel 24 Waarde - Archeologie 1, 2, 3 en 5
24.1 bestemmingsomschrijving
De voor Waarde-Archeologie 1, 2, 3 en 5 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen. Zie voor de archeologische gebieden in Amstelveen bijlage 5.
24.2 bouwregels
Op de in lid 24.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van overige aan deze gronden toegekende bestemmingen worden gebouwd indien deze bouwwerken voldoen aan de volgende regels:
ter plaatse van de aanduiding 'waarde archeologie 1' de bodemingrepen daardoor tot een maximale diepte van 0,30 meter reiken én het bouwwerk een oppervlakte van maximaal 50 m2 bedraagt;
ter plaatse van de aanduiding 'waarde archeologie 2' de bodemingrepen daardoor tot een maximale diepte van 0,30 meter reiken én het bouwwerk een oppervlakte van maximaal 100 m2 bedraagt;
ter plaatse van de aanduiding 'waarde archeologie 3' de bodemingrepen daardoor tot een maximale diepte van 0,30 meter reiken én het bouwwerk een oppervlakte van maximaal 1000 m2 bedraagt;
ter plaatse van de aanduiding 'waarde archeologie 5' de bodemingrepen daardoor tot een maximale diepte van 0,30 meter reiken én het bouwwerk een oppervlakte van maximaal 10000 m2 bedraagt;
het bepaalde onder a. tot en met d. is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder het peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
24.3 Nadere eis
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en de inrichting van de gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van deze bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.
24.4 afwijken van de bouwregels
24.4.1 Afwijkingsbevoegdheid
Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in lid 24.1 lid a tot en met d voor het bouwen ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende bestemming indien de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat:
op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn, of;
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord, of;
dat de archeologische waarden van de gronden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veiliggesteld.
24.4.2 Afwijken m.b.t. mogelijke verstoring archeologisch materiaal
Indien uit het onder 24.4.1 van dit artikel genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zullen of kunnen worden aangetast, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning één of meer van de volgende voorschriften verbinden:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen;
de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
24.4.3 Voorwaarden voor afwijken m.b.t. mogelijke verstoring archeologisch materiaal
De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 24.4.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgelegd. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wordt een archeologische deskundige om advies gevraagd.
24.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.5.1 Verboden werkzaamheden
Het is verboden op of in de als Waarde - Archeologie 1 2, 3 en 5 bestemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden,
het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist, waartoe ook gerekend wordt woelen en draineren;
het bebossen van gronden;
het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;
het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
voor de onder a t/m h genoemde werkzaamheden is een omgevingsvergunning nodig wanneer sprake is van de volgende grondbewerkingen:
dieper dan 30 cm en groter dan 50 m² ter plaatse van de aanduiding Waarde – Archeologie 1
dieper dan 30 cm en groter dan 100 m² ter plaatse van de aanduiding Waarde – Archeologie 2
dieper dan 30 cm en groter dan 1000 m² ter plaatse van de aanduiding Waarde – Archeologie 3
dieper dan 30 cm en groter dan 10.000 m² ter plaatse van de aanduiding Waarde – Archeologie 5
24.5.2 Toegestane werkzaamheden
Het onder 24.5.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
het normale onderhoud betreffen;
op archeologisch onderzoek gericht zijn;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
24.5.3 Toetsingscriteria
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 24.5.1 kan worden verleend indien de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat:
op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn, of;
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord, of;
dat de archeologische waarden van de gronden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veiliggesteld.
24.5.4 Voorwaarden
Indien uit het onder 24.5.1 van dit artikel genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zullen of kunnen worden aangetast, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning één of meer van de volgende voorschriften verbinden:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen;
de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
24.5.5 Beoordelingscriteria
De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 24.5.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgelegd. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wordt een archeologische deskundige om advies gevraagd.
24.6 wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan met toepassing van artikel 3.6 lid 1, sub a Wro te wijzigen door de bestemming Waarde - Archeologie 1, 2, 3 en 5 te wijzigen in een ander regime, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat in de betreffende gronden een hogere of lagere archeologische verwachting aanwezig is.
Artikel 25 Waarde - Cultuurhistorie Gemeente
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde- Cultuurhistorie Gemeente' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
de bescherming en het behoud en/of herstel van het gemeentelijk beschermd dorpsgezicht in overeenstemmming met de redengevende omschrijving in paragraaf 5.1.7 van de Toelichting.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Algemeen
de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' mag niet worden overschreden;
hoofdgebouwen dienen in de voorgevelrooilijn gebouwd te worden.
25.2.2 Voorgeschreven dakvorm
Voor de hoofdgebouwen is een zadeldak met, waar aanwezig, een karakteristieke steekkap in het voordakvlak voorgeschreven als beschreven in de redengevende omschrijving in paragraaf 5.1.7 van de Toelichting.
25.2.3 Voorgeschreven gevelopbouw en - indeling
Voor de hoofdgebouwen zijn een gevelopbouw en gevelindeling voorgeschreven als beschreven in de redengevende omschrijving in paragraaf 5.1.7 van de Toelichting.
25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.3.1 Verboden werkzaamheden
Het is verboden op of in de als 'Waarde - Cultuurhistorie Gemeente' bestemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden, waarbij de hoogte van het maaiveld met meer dan 30 cm wordt gewijzigd;
het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist, waarbij de hoogte van het maaiveld met meer dan 30 cm wordt gewijzigd;
het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm, waartoe ook gerekend wordt woelen en draineren;
het bebossen van gronden;
het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;
het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem.
25.3.2 Toegestane werkzaamheden
Het onder 25.3.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
het normale onderhoud betreffen;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
25.3.3 Voorwaarden voor omgevingsvergunning
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 25.3.1 kan worden verleend indien er een positief advies ligt van de gemeentelijke Erfgoedcommissie.
25.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
25.4.1 Sloopverbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de tot het
beschermde dorpsgezicht aangewezen aanwezige (onderdelen van) bouwwerken te
slopen.
25.4.2 Omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning kan niet worden verleend indien:
niet is aangetoond dat de bouwkundige staat van de bouwwerken gevaar oplevert voor de directe leefomgeving;
er geen omgevingsvergunning is verleend ten behoeve van de ter plaatse geprojecteerde vervangende nieuwbouw.
Artikel 26 Waterstaat - Waterkering
26.1 bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat-Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de waterhuishouding door middel van dijken, dijksloten en kaden. Indien deze bestemming samenvalt met andere bestemmingen, zijn deze andere bestemmingen ondergeschikt aan de bestemming waterkering.
26.2 bouwregels
26.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Op of in deze gronden mogen ten behoeve van de primaire bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
26.2.2 Verhouding tot samenvallende bestemmingen
Op de grond met de bestemming waterkering mag ten behoeve van andere, daarmee samenvallende bestemmingen slechts worden gebouwd, indien en voor zover de belangen van de waterkering hierdoor niet worden geschaad.
Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, dient de aanvrager (vooraf) een watervergunning aan te vragen bij de Waterbeheerder, waaruit blijkt dat de door de voorgenomen bouwactiviteiten het water(staats)belang niet wordt geschaad en omtrent de eventueel te stellen voorwaarden.
Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS
Artikel 27 anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 28 algemene bouwregels
28.1 Toegelaten overschrijdingen
Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bestemmings-, bouwgrenzen en/of hoogtematen te overschrijden:
ten behoeve van toegangen van bouwwerken, luifels, stoepen, stoeptreden, reclameuitingen, vrijhangende balkons (al dan niet ondersteund door kolommen) bij woongebouwen, gaanderijen en funderingen en daarmee gelijk te stellen onderdelen van gebouwen, voor zover de bouwgrens met niet meer dan 2.50 meter wordt overschreden en deze onderdelen van gebouwen niet worden opgericht op gronden, bestemd voor verkeer en tevens een niet te bebouwen strook van 1 meter in acht wordt genomen ten opzichte van de gronden, bestemd voor verkeersdoeleinden;
vrijhangende balkons, gaanderijen, luifels en reclameuitingen boven een verkeersbestemming is mogelijk indien er een vrije hoogte aanwezig is van 4,20 m boven de rijweg, met inbegrip van een strook van 0,50 m breedte ter weerszijden van die rijweg en een minimale vrije hoogte van 2,20 m boven een ander deel van de weg;
ten behoeve van plaatselijke verhogingen op gebouwen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, trappenhuizen en lichtkappen, alsmede technische voorzieningen, mits:
de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 25% van de oppervlakte van het dak(vlak) bedraagt;
de hoogte niet meer dan 5 meter van de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw.
28.2 algemene regels met betrekking tot ondergrondse parkeervoorzieningen
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:
ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 10 %;
de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil;
het realiseren van ondergrondse parkeervoorzieningen mag geen nadelige effecten hebben op de archeologische waarden en de bodem- en waterhuishouding. Hiertoe dient de aanvrager (vooraf) een watervergunning aan te vragen bij de Waterbeheerder.
Artikel 29 Geluidszone-Zonebesluit
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Geluidzone - Zonebesluit aangeduide gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidbelasting vanwege de op het luchthaventerrein Schiphol Oost aanwezige bedrijven, alsmede proefdraaiplaatsen, op geluidgevoelige gebouwen.
29.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen geldt dat op grond van de basisbestemming een toelaatbaar geluidgevoelig gebouw niet mag worden gebouwd.
29.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in lid 29.2, en toestaan dat nieuwe geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd, mits de geluidbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van deze geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.
29.4 Specifieke gebruiksregels
29.4.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend het gebruik van niet-geluidgevoelige gebouwen als geluidgevoelige gebouwen.
29.4.2 Afwijkingsbevoegdheid
Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in lid 29.4.1 en toestaan dat niet-geluidgevoelige gebouwen worden gebruikt als geluidgevoelig gebouw, mits de geluidbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van deze geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.
Artikel 30 Luchtvaartverkeerzone LIB artikel 2.2.1 nr. 3
30.1 Omschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.1 nr. 3' gelden beperkingen voor bebouwing en gebruik als bedoeld in het Luchthavenindelingbesluit.
30.2 Bouwregels
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.1 nr. 3' gelden de beperkingen met betrekking tot bebouwing zoals gesteld in artikel 2.2.1b van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol'.
30.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 30.2 indien de minister van Infrastructuur en Milieu een verklaring van geen bezwaar afgeven zoals bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.
30.4 Gebruiksregels
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.1 nr. 3' gelden de beperkingen met betrekking tot gebruik zoals gesteld in artikel 2.2.1b van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol';
Artikel 2.2.1e van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol' is overeenkomstig van toepassing.
30.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 30.4 indien de minister van Infrastructuur en Milieu een verklaring van geen bezwaar afgeven zoals bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.
Artikel 31 Luchtvaartverkeerzone LIB artikel 2.2.1 nr. 4
31.1 Omschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.1 nr. 4' gelden beperkingen voor bebouwing en gebruik als bedoeld in het Luchthavenindelingbesluit.
31.2 Bouwregels
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.1 nr. 4' gelden de beperkingen met betrekking tot bebouwing zoals gesteld in artikel 2.2.1c van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol'.
31.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 31.2 indien de minister van Infrastructuur en Milieu een verklaring van geen bezwaar afgeven zoals bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.
31.4 Gebruiksregels
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.1 nr. 4' gelden de beperkingen met betrekking tot gebruik zoals gesteld in artikel 2.2.1c van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol'.
Artikel 2.2.1e van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol' is overeenkomstig van toepassing.
31.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 31.4 indien de minister van Infrastructuur en Milieu een verklaring van geen bezwaar afgeven zoals bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.
Artikel 32 Luchtvaartverkeerzone LIB artikel 2.2.2 Toetshoogtes
32.1 Omschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.2 toetshoogtes', zoals aangegeven op bijlage 2 van de planregels, gelden beperkingen met betrekking tot toetshoogten van gebouwen, andere bouwwerken geen gebouwen zijnde en objecten als bedoeld in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol.
32.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.2 toetshoogtes' gelden beperkingen met betrekking tot de hoogte van gebouwen, andere bouwwerken geen gebouwen zijnde en objecten, zoals gesteld in artikel 2.2.2 van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol'.
32.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 32.2 indien de minister van Infrastructuur en Milieu een verklaring van geen bezwaar afgeven zoals bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.
Artikel 33 Luchtvaartverkeerzone - lib 2.2.2A toetshoogtes radar
33.1 Omschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.2a toetshoogtes radar', zoals aangegeven op bijlage 3 van de planregels, gelden beperkingen van hoogten ter bescherming van het functioneren van radarapparatuur als bedoeld in het
Luchthavenindelingbesluit Schiphol.
33.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.2a toetshoogtes radar' gelden beperkingen met betrekking tot de hoogte van gebouwen, andere bouwwerken geen gebouwen zijnde en objecten, zoals gesteld in artikel 2.2.2a van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol'.
33.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel
33.2 indien uit een advies van de Inspectie Leefomgeving en Transport blijkt dat het
object geen belemmering vormt voor het functioneren van radarapparatuur met het oog
op veilig luchtverkeer.
Artikel 34 Luchtvaartverkeerszone LIB artikel 2.2.3
34.1 Omschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaarverkeerzone-LIB artikel 2.2.3' zoals aangegeven op bijlage 4, gelden beperkingen met betrekking tot de vogelaantrekkende werking als bedoeld in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol.
34.2 Specifieke gebruiksregels
Op deze gronden is een grondgebruik of een functie binnen de volgende categorieën niet toegestaan:
industrie in de voedingssector met extramurale opslag of overslag;
viskwekerijen met extramurale bassins;
opslag of verwerking van afvalstoffen met extramurale opslag of verwerking;
natuurreservaten en vogelreservaten;
moerasgebieden en oppervlaktewateren groter dan 3 hectare;
tenzij en voor zover dit gebruik of deze bestemming rechtmatig is op de datum van inwerkingtreding van het LIB (20 februari 2003).
34.2.1 Afwijken van gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 34.2 indien de minister van Infrastructuur en Milieu een verklaring van geen bezwaar afgeven zoals bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.
Artikel 35 Overige zone - evenemententerrein 1 tm 8
35.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – evenemententerrein 1 t/m 8’ zijn de gronden, naast de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor evenementen.
35.2 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik van gronden voor evenementen gelden de volgende regels:
maximum aantal dagen per jaar voor kleine evenementen tot 500 personen: onbeperkt;
maximum aantal dagen per jaar voor evenementen zonder geluidsontheffing: onbeperkt;
ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding ‘overige zone – evenemententerrein 1’ gelden de volgende nadere regels (Bosbaan):
soort evenement: diverse sportevenementen, als roeiwedstrijden, viswedstrijden en waterskiwedstrijden, internationale evenementen (roei- en kanowedstrijden);
maximum aantal bezoekers per dag: 5.000;
duur evenement: maximaal 40 dagen per jaar tot maximaal 23.00;
het equivalente geluidsniveau LAeq (bepaald over drie minuten) uitgedrukt in dB(A) invallend geluid (Li) op de gevels van geluidgevoelige functies, veroorzaakt door een evenement, mag niet meer bedragen dan 50 dB(A).
ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding ‘overige zone – evenemententerrein 2’ gelden de volgende nadere regels (entree Bos / Vrije Sportvelden):
soort evenement: culinair, cultureel, sport en spel;
maximum aantal bezoekers per dag: 3.000;
duur evenement: maximaal 30 dagen per jaar met een maximum van 3 aaneengesloten dagen van 09.00-23.00 uur;
het equivalente geluidsniveau LAeq (bepaald over drie minuten) uitgedrukt in dB(A) invallend geluid (Li) op de gevels van geluidgevoelige functies, veroorzaakt door een evenement, mag niet meer bedragen dan 50 dB(A).
ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding ‘overige zone – evenemententerrein 3’ gelden de volgende nadere regels (Wagenerstadion en Sportpark):
soort evenement: diverse sportevenementen, als hockey (interland)wedstrijden en (internationale) toernooien, tennistoernooien en crickettoernooien;
maximum aantal bezoekers per dag: 15.000;
duur evenement: maximaal 30 dagen per jaar van 09.00 - 23.00;
het equivalente geluidsniveau LAeq (bepaald over drie minuten) uitgedrukt in dB(A) invallend geluid (Li) op de gevels van geluidgevoelige functies, veroorzaakt door een evenement, mag niet meer bedragen dan 65 dB(A);
ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding ‘overige zone – evenemententerrein 4’ gelden de volgende nadere regels (Arena terrein):
soort evenement: culinair, cultureel, sport en spel;
maximum aantal bezoekers per dag: 7.500;
duur evenement: maximaal 10 dagen per jaar van 11.00 - 23.00;
het equivalente geluidsniveau LAeq (bepaald over drie minuten) uitgedrukt in dB(A) invallend geluid (Li) op de gevels van geluidgevoelige functies, veroorzaakt door een evenement, mag niet meer bedragen dan 50 dB(A).
ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding ‘overige zone – evenemententerrein 5’ gelden de volgende nadere regels (Openluchttheater / Bostheater):
soort evenement: evenementen gericht op cultuur en ontspanning, als theatervoorstellingen, filmvoorstellingen en concerten;
maximum aantal bezoekers per dag: 2.000;
duur evenement: onbeperkt aantal dagen tot maximaal 23.00;
het equivalente geluidsniveau LAeq (bepaald over drie minuten) uitgedrukt in dB(A) invallend geluid (Li) op de gevels van geluidgevoelige functies. Veroorzaakt door een evenement, mag niet meer bedragen dan:
50 dB(A) standaard
75 dB(A) algemeen (incidenteel met melding)
65 dB(A) versterkte muziek (incidenteel met melding)
ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding ‘overige zone – evenemententerrein 6’ gelden de volgende nadere regels (Grote en Kleine Speelweide):
soort evenement: culinair, cultureel, sport en spel
maximum aantal bezoekers per dag: 5.000;
duur evenement: maximaal 30 dagen per jaar tot maximaal 23.00;
ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding ‘overige zone – evenemententerrein 7’ gelden de volgende nadere regels (Land van Bosse):
soort evenement: culinair, cultureel, sport en spel zonder versterkte muziek;
evenementen van grotere omvang met versterkte muziek, als: muziek- en dance-evenementen;
maximum aantal bezoekers per dag: 30.000;
duur evenement zonder versterkte muziek: maximaal 20 dagen per jaar;
duur evenement met versterkte muziek: maximaal 7 dagen per jaar van 11.00 tot 23.00 uur en met een maximum van 3 aaneengesloten dagen per evenement;
maximum aantal dagen op- en afbouw evenement: 12 dagen;
het equivalente geluidsniveau LAeq (bepaald over drie minuten) uitgedrukt in dB(A) invallend geluid (Li) op de gevels van geluidgevoelige functies, veroorzaakt door een evenement, mag niet meer bedragen dan 70 dB(A);
het equivalente geluidsniveau LCeq (bepaald over drie minuten) uitgedrukt in dB(C) invallend geluid (Li) op de gevels van geluidgevoelige functies, veroorzaakt door een evenement, mag niet meer bedragen dan 85 dB(C);
het geluidniveau van een soundcheck mag niet hoger zijn dan de onder 6 en 7 gestelde maximale geluidniveaus, met een maximale duur van 2 uur per dag tussen 9.00 en 23.00 uur;
ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding ‘overige zone – evenemententerrein 8’ gelden de volgende nadere regels (Radarterrein):
soort evenement: evenementen zonder versterkte muziek met voornamelijk een besloten karakter, als bruiloften, bedrijfsfeesten en kerkdiensten;
duur evenement: maximaal 20 dagen per jaar;
maximum aantal bezoekers per dag: 2750;
grote evenementen met versterkte muziek, waaronder dance evenementen, uitsluitend in combinatie met evenementen op het Land van Bosse (Radarterrein dient in dit geval als 'overloopterrein');
duur evenement: maximaal 7 dagen per jaar van 11.00 tot 23.00 uur en met een maximum van 3 aaneengesloten dagen per evenement;
maximum aantal bezoekers per dag: 2750
maximum aantal dagen op- en afbouw evenement: 12 dagen
het equivalente geluidsniveau LAeq (bepaald over drie minuten) uitgedrukt in dB(A) invallend geluid (Li) op de gevels van geluidgevoelige functies,
veroorzaakt door een evenement, mag niet meer bedragen dan 70 dB(A);
het equivalente geluidsniveau LCeq (bepaald over drie minuten) uitgedrukt in dB(C) invallend geluid (Li) op de gevels van geluidgevoelige functies,
veroorzaakt door een evenement, mag niet meer bedragen dan 85 dB(C);
evenementen met versterkte muziek, waarvan uitgesloten dance- en soortgelijke evenementen:
duur evenement: maximaal 5 dagen per jaar van 11.00 tot 23.00 uur en met een maximum van 3 aaneengesloten dagen per evenement;
maximum aantal bezoekers per dag: 5000;
het equivalente geluidsniveau LAeq (bepaald over drie minuten) uitgedrukt in dB(A) invallend geluid (Li) op de gevels van geluidgevoelige functies,
veroorzaakt door een evenement, mag niet meer bedragen dan 65 dB(A);
het equivalente geluidsniveau LCeq (bepaald over drie minuten) uitgedrukt in dB(C) invallend geluid (Li) op de gevels van geluidgevoelige functies,
veroorzaakt door een evenement, mag niet meer bedragen dan 75 dB(C);
het geluidniveau van een soundcheck mag niet hoger zijn dan de onder 2 en 3 gestelde maximale geluidniveaus, met een maximale duur van 2 uur per dag tussen 9.00 en 23.00 uur.
Artikel 36 Veiligheidszone - Bevi
36.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Veiligheidszone-Bevi aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico voor kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten vanwege een Gasontvangststation.
36.2 Bouwregels
Binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding ‘Veiligheidszone-Bevi’ mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de binnen dit gebied voorkomende bestemmingen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.
36.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in lid 36.2en toestaan dat kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits:
de toepasselijke grenswaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht worden genomen;
met de toepasselijke richtwaarden en risicoafstanden ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden;
het groepsrisico wordt afgewogen.
36.4 Specifieke gebruiksregels
36.4.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar object of beperkt kwetsbaar object.
36.4.2 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in lid 36.4.1 en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt als kwetsbaar object of beperkt kwetsbaar object, mits:
de toepasselijke grenswaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht worden genomen;
met de toepasselijke richtwaarden en risicoafstanden ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden;
het groepsrisico wordt afgewogen.
Artikel 37 Algemene afwijkingsregels
Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van:
de in de bestemmingsregels opgenomen maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, uitsluitend indien dit nodig is voor een technische betere realisering van het plan. Dit is niet van toepassing bij toegelaten binnenplanse afwijkingen;
de bestemmingsregels en toestaan dat de inrichting van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geven;
de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter;
de bestemmingsregels ten behoeve van het oprichten van ondergrondse kelderruimte, met dien verstande dat:
bestemmingsvlak dienen te worden gerealiseerd en conform de bestemming te worden gebruikt;
het realiseren van ondergrondse bouwwerken geen nadelige effecten mag hebben op de bodem- en waterhuishouding. Hiertoe dient de aanvrager (vooraf) een watervergunning aan te vragen bij de Waterbeheerder;
de bestemmingsregels ten behoeve het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten behoeve van de dienstverlening van overheidswege, het openbaar bestuur en openbare nutsbedrijven, zoals transformatorhuisjes, telefooncellen, gemaalgebouwtjes en wachthuisjes voor verkeersdiensten, mits de inhoud per gebouwtje niet meer bedraagt dan 50 m³ en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter;
de bestemmingsregels ten behoeve van het realiseren van groene daken op hoofdgebouwen, dan wel bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
de overschrijding van de voorgeschreven goot- en/of bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10%;
deze overschrijding met 10% heeft slechts betrekking op de extra (constructieve) opbouw op een dak dat nodig is om een groendak te kunnen toepassen, exclusief beplanting;
groene daken mogen niet als dakterras of daktuin worden gebruikt als deze worden toegepast op woningen. Bij andere gebouwen dan woningen wordt het gebruik van een groendak als dakterras of daktuin per geval beoordeeld, waarbij vooral de privacy van naburige woonpercelen niet nadelig mag worden beïnvloed.
de bestemmingsregels ten behoeve van bouwwerken voor technische installaties en de besparing van energie, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
maximum bouwhoogte: 3 meter;
maximum brutovloeroppervlakte: 15 m²;
Geen omgevingsvergunning wordt verleend indien:
daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan (bijvoorbeeld door schaduwwerking) aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
dit leidt tot aantasting van de ruimtelijke karakteristiek ter plaatste.
Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Artikel 38 overgangsrecht
38.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning of een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
38.2 Afwijken
Met een omgevingsvergunning kan eenmalig afgeweken worden van lid 38.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 38.1 met maximaal 10%.
38.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 38.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
38.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
38.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 38.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
38.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 38.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
38.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 38.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Artikel 39 slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Amsterdamse Bos 2018.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 26 september 2018.
De griffier, de voorzitter,