direct naar inhoud van Regels

Wijzigingsplan Amstelveen Zuid-Oost 2015 - Middenwaard

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0362.13C-VG01
Plantype: wijzigingsplan

REGELS

 
Inhoudsopgave

 

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

 

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 2 Woongebied

Artikel 3 Waarde - Archeologie 5

 

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 4 Luchtvaartverkeerzone - LIB

 

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 5 Overgangsrecht

Artikel 6 Slotregel

 

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

 

 

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan "Amstelveen Zuid-Oost 2015", met identificatienummer NL.IMRO.0362.13-VG01, van de gemeente Amstelveen;

1.2 wijzigingsplan:

het "Wijzigingsplan Amstelveen Zuid-Oost 2015 - Middenwaard", met identificatienummer NL.IMRO.0362.13C-VG01, van de gemeente Amstelveen;

1.3 aan-huis-gebonden bedrijf

het door (één van) de hoofdbewoners bedrijfsmatig verlenen van diensten, niet zijnde een beroep aan huis, dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, niet vallend onder vergunningsplicht van de Wet milieubeheer en geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door de beperkte omvang ervan in de woning en de daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend met overwegend behoud van de woonfunctie en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aan-huis-gebonden beroep

het uitoefenen van een vrij beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op het terrein van de administratieve, juridische, medische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerp-technische dienstverlening of hiermee gelijk te stellen dienstverlening door (één van) de hoofdbewoners, dat door de beperkte omvang ervan in diens woning en de daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend met overwegend behoud van de woonfunctie en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

 

 

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

 

 

Artikel 2 Woongebied

 

2.1 bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf tot maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woning, met inbegrip van de daarbij behorende aan- en/of bijgebouwen;

  2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

  3. parkeervoorzieningen conform de geldende parkeernota;

  4. wegen, straten en paden;

  5. voet- en rijwielpaden;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen en erven;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijde;

  3. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen;

  5. infrastructurele voorzieningen ten behoeve van de bestemming;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. straatmeubilair.

 

2.2 bouwregels

 

2.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. een hoofdgebouw mag uitsluitend worden gerealiseerd binnen het daartoe aangegeven bouwvlak;

  2. als hoofdgebouw mogen uitsluitend grondgebonden woningen worden gebouwd;

  3. de woningen mogen vrijstaand, als twee onder één kap of als drie onder één kap worden gerealiseerd;

  4. woningen (het hoofdgebouw) dienen minimaal 3 meter van de zijdelingse perceelsgrenzen te worden gebouwd, tenzij woningen aaneengebouwd worden gerealiseerd;

  5. woningen dienen minimaal 2 meter vanaf de openbare weg te worden gerealiseerd;

  6. de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag niet worden overschreden;

  7. een ontstane achtererfgebied mag voor maximaal 50% worden bebouwd in één bouwlaag met kap;

  8. een eventueel voorerfgebied mag niet worden bebouwd, behoudens een erker of een entreevergroting in één bouwlaag.

 

2.2.2 Erkers

Voor het bouwen van erkers gelden de volgende regels:

  1. een erker mag alleen worden gebouwd aan een hoofdgebouw;

  2. de diepte van een erker mag maximaal 1 meter bedragen;

  3. de breedte van een erker mag maximaal 4/10 deel bedragen van de oorspronkelijke gevelbreedte waar tegenaan wordt gebouwd;

  4. de hoogte van een erker mag niet hoger zijn dan de bouwhoogte van de aansluitende eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;

  5. er dient een niet te bebouwen strook in acht te worden genomen:

  1. van minimaal 1 meter ten opzichte van de weg of openbaar toegankelijk gebied;

  2. van minimaal 2 meter ten opzichte van de perceelsgrens;

  1. het dak van een erker grenzend aan, of uitziend op, de openbare weg mag als balkon/dakterras worden ingericht;

  2. een erker wordt niet toegestaan indien ter hoogte van de entree een bouwwerk als bedoeld in lid 2.2.3 in het voorerfgebied aanwezig is of is vergund.

 

2.2.3 Entreevergroting

Voor het bouwen van een entreevergroting gelden de volgende regels:

  1. een entreevergroting mag worden opgericht ter plaatse van en aansluitend op de toegang van hoofdgebouwen;

  2. de maximum oppervlakte van een entreevergroting bedraagt 5 m²;

  3. de hoogte van een entreevergroting mag ten hoogste gelijk zijn aan die van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;

  4. er dient een niet te bebouwen strook van 1 meter in acht te worden genomen ten opzichte van de de weg of openbaar toegankelijk gebied;

  5. een entreevergroting wordt niet toegestaan indien een bouwwerk als bedoeld in lid 2.2.2 in het voorerfgebied aanwezig is of is vergund.

 

2.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:

  1. 6 meter voor palen en (licht-)masten;

  2. 3 meter voor het overige.

  1. voor erf- en perceelsafscheidingen geldt een maximale bouwhoogte van 2,00 m;

  2. een zwembad, whirlpool of jacuzzi is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van alle aanwezige bouwwerken bedraagt niet meer dan 50% van de gronden;

  2. de oppervlakte van een zwembad, whirlpool of jacuzzi bedraagt niet meer dan 50 m2;

  3. een zwembad mag niet meer dan 0,5 meter boven het aansluitende terrein uitsteken;

  4. een zwembad, whirlpool of jacuzzi mag niet worden voorzien van een overkapping.

 

2.2.5 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. ondergrondse bouwwerken mogen worden gesitueerd onder de gebouwen;

  2. de diepte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan één bouwlaag met een diepte (vrije hoogte) van 3 meter;

  3. het realiseren van ondergrondse bouwwerken mag geen nadelige effecten hebben op de bodem- en waterhuishouding. Hiertoe dient de aanvrager (vooraf) een watervergunning aan te vragen bij de Waterbeheerder.

 

2.3 afwijken van de bouwregels

 

2.3.1 Afwijken m.b.t. erkers

Zolang het ondergeschikte karakter van de erker gehandhaafd blijft, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. het bepaalde in artikel 2.2.2 sub b tot een diepte van maximaal 2,50 meter onder de voorwaarde dat ter plaatse van de voorgevel een niet te bebouwen strook van minimaal gelijke breedte als de diepte van de erker aanwezig is en tevens wordt voldaan aan het gestelde in artikel 2.2.2 onder g;

  2. het bepaalde in artikel 2.2.2 sub b tot een diepte van maximaal 2,50 meter onder de voorwaarde dat bij een erker ter plaatse van de zijgevel tevens wordt voldaan aan het gestelde in artikel 2.2.2 onder e en g;

  3. het bepaalde in artikel 2.2.2 sub c tot een breedte van maximaal 2/3 van de breedte van het gevelvlak;

  4. het bepaalde in artikel 2.2.2 sub e onder 1 ter plaatse van de zijgevel tot een diepte tot aan de perceelsgrens wanneer dit een grens met het openbaar gebied is.

 

2.3.2 Voorwaarden voor afwijken

De in lid 2.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits:

  1. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;

  2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de woonsituatie;

  3. de verkeersveiligheid; en

  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

2.4 specifieke gebruiksregels

 

2.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken, strijdig met de bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:

  1. het in gebruik nemen en gebruik van gronden en bouwwerken als niet aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  1. de watercompensatie bedraagt tenminste 10% van het te verharden oppervlak;

  2. watercompensatie vindt plaats in hetzelfde peilgebied als de verharding;

  1. het gebruiken of doen gebruiken van meer dan 30% van de vloeroppervlakte van een woning, met inbegrip van de daarbij behorende aan- en/of bijgebouwen, als kantoor- en/of praktijkruimte ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;

  2. het gebruiken en inrichten van de daken van aan- en uitbouwen van woningen dan wel van bijgebouwen als dakterras;

  3. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

 

 

 

Artikel 3 Waarde - Archeologie 5

 

3.1 bestemmingsomschrijving

 

De voor Waarde - Archeologie 5 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

 

3.2 bouwregels

 

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van overige aan deze gronden toegekende bestemmingen worden gebouwd indien deze bouwwerken voldoen aan de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'waarde archeologie 5' de bodemingrepen daardoor tot een maximale diepte van 0,30 meter reiken én de oppervlakte van het bouwwerk maximaal 10.000 m2 bedraagt;

  2. het bepaalde onder a. is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder het peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

3.3 afwijken van de bouwregels

 

3.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken, van het bepaalde in lid 3.2 sub a. van dit artikel, voor het bouwen ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende bestemming indien de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin wordt aangetoond dat:

  1. op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn; of

  2. dat de archeologische waarden van de gronden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veiliggesteld.

 

3.3.2 Afwijken m.b.t. mogelijke verstoring archeologisch materiaal

Indien uit het onder 3.3.1 van dit artikel genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zullen of kunnen worden aangetast, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning één of meer van de volgende voorschriften verbinden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

3.3.3 Voorwaarden voor afwijken m.b.t. mogelijke verstoring archeologisch materiaal

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.3.2 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgelegd. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wordt een provinciale archeoloog, of een hiermee gelijk te stellen archeologische deskundige om advies gevraagd.

 

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

3.4.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden op of in de als Waarde - Archeologie 5 bestemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren indien de oppervlakte daarvan 10.000 m2 of meer bedraagt:

  1. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden, waarbij de hoogte van het maaiveld met meer dan 30 cm wordt gewijzigd;

  2. het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist, waarbij de hoogte van het maaiveld met meer dan 30 cm wordt gewijzigd;

  3. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm, waartoe ook gerekend wordt woelen en draineren;

  4. het bebossen van gronden;

  5. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  6. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

  7. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;

  8. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;

  9. het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem.

 

3.4.2 Toegestane werkzaamheden

Het onder 3.4.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. op archeologisch onderzoek gericht zijn;

  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.

 

3.4.3 Voorwaarden voor omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.4.1 kan worden verleend indien de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin wordt aangetoond dat:

  1. op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn; of

  2. dat de archeologische waarden van de gronden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veiliggesteld.

 

3.5 wijzigingsbevoegdheid

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan met toepassing van artikel 3.6 lid 1, sub a Wro te wijzigen door de bestemming 'Waarde-Archeologie 5' te wijzigen in een ander regime, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat in de betreffende gronden een hogere of lagere archeologische verwachting aanwezig is.

 

3.6 Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en de inrichting van de gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van deze bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.

 

 

 

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

 

 

Artikel 4 Luchtvaartverkeerzone-LIB

 

4.1 Luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.2

 

Voor zover de gronden, met de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone - lib’, zijn gelegen binnen de luchtvaartverkeerzone – LIB artikel 2.2.2, zoals aangegeven in bijlage 1, gelden de beperkingen met betrekking tot de hoogte van gebouwen, andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde en objecten, gesteld in artikel 2.2.2 van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol.

 

4.2 Luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.2a

 

Voor zover de gronden, met de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone - lib’, zijn gelegen binnen de luchtvaartverkeerzone – LIB artikel 2.2.2a, zoals aangegeven in bijlage 2, gelden beperkingen met betrekking tot mogelijke verstoring voor radar, gesteld in artikel 2.2.2a van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol.

 

4.3 Luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.3

 

Voor zover de gronden, met de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone', zijn gelegen binnen de luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.3, zoals aangegeven in bijlage 3, gelden beperkingen met betrekking tot de vogelaantrekkende werking gesteld in artikel 2.2.3 van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol.

 

 

 

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

 

Artikel 5 Overgangsrecht

 

5.1 Overgangsrecht bouwwerken

 

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning of een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

 

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

5.2 Afwijken

 

Met een omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgeweken van lid 5.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 5.1 met maximaal 10%.

 

5.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

 

Lid 4.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

5.4 Overgangsrecht gebruik

 

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

5.5 Strijdig gebruik

 

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 5.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

5.6 Verboden gebruik

 

Indien het gebruik, bedoeld in lid 5.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

5.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

 

Lid 5.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

 

 

 

Artikel 6 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:

 

Regels van het 'Wijzigingsplan Amstelveen Zuid-Oost 2015 - Middenwaard'.

 

 

Aldus vastgesteld in de de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 20 juni 2017.

 

de secretaris, de burgemeester,

 

 

 

 

drs. H.H. Winthorst mevr. drs. M.M. van 't Veld