direct naar inhoud van Artikel 11 Wonen - 1
Plan: Nieuw Oosteinde
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0358.BPNIEUWOOSTEINDE-VG01

Artikel 11 Wonen - 1

11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen met bijbehorende voorzieningen.

11.1.2 Toegestaan gebruik

Onder de hiervoor genoemde bestemming is toegestaan:

  • a. hoofdgebouwen in de vorm van woningen;
  • b. het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep of -bedrijf in samenhang met het wonen, met inachtneming van het bepaalde in 16.3;
  • c. tuinen en erven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' tevens voor gebouwde parkeervoorzieningen met bijbehorende in- en uitritten in de eerste bouwlaag;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' tevens voor dienstverlening, kantoren en maatschappelijke dienstverlening;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg' tevens voor een tandartspraktijk of een vergelijkbare dienstverlening op het gebied van gezondheidszorg;
  • g. groenvoorzieningen, in de vorm van plantsoenen, park en solitaire beplanting;
  • h. water, in de vorm van vijvers, sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen, met inbegrip van bijbehorende oevers en beschoeiingen;
  • i. aan de bestemming ondergeschikte rijwegen met bijbehorende in- en uitritten;
  • j. aan de bestemming ondergeschikte fiets- en voetpaden.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte ten hoogste de aangegeven hoogte bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte ten hoogste de aangegeven hoogte bedragen.
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag ten hoogste het aangegeven aantal woningen worden gerealiseerd;
  • e. in aanvulling op het bepaalde onder c zijn dakkapellen toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. voor zover gelegen op het dakvlak aan de straatzijde of op het dakvlak aan de zijde van de zijtuin, de dakkapel niet breder mag zijn dan de helft van de breedte van het dakvlak van het hoofdgebouw;
    • 2. voor zover gelegen op het dakvlak aan de achtertuinzijde, de zijkanten van de dakkapel op meer dan 0,5 meter van de zijkanten van het dakvlak van het hoofdgebouw worden gerealiseerd;
    • 3. de bovenzijde van de dakkapel ten minste 0,5 meter onder de noklijn van het dakvlak wordt gerealiseerd;
    • 4. de onderzijde van de dakkapel ten minste 0,5 meter en maximaal 1 meter boven de gootlijn van het dakvlak wordt gerealiseerd;
    • 5. per dakvlak meerdere dakkapellen zijn toegestaan indien de dakkapellen op dezelfde bouwlaag worden gerealiseerd en deze dakkapellen tezamen voldoen aan de onder 1 t/m 4 opgenomen breedte- of afstandsmaten.

11.2.2 Onderdoorgang

In aanvulling op het bepaalde in 11.2.1 geldt de volgende regel:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - onderdoorgang' mag tot aan de vloer van de tweede bouwlaag geen bebouwing worden opgericht behoudens de voor de hoger opgaande bebouwing benodigde ondersteuningsconstructies.