direct naar inhoud van Regels
Plan: Landelijk Gebied Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0358.BPLandelijkGebOost-VA02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied Oost' met identificatienummer

NL.IMRO.0358.BPLandelijkGebOost-VA02 van de gemeente Aalsmeer;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de bijbehorende bijlagen;

 

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-gebonden bedrijf

het bedrijfsmatig verlenen van diensten en ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is dat deze activiteiten in of bij een woning kunnen worden uitgeoefend met overwegend behoud van de woonfunctie, en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving. Detailhandel wordt niet gerekend tot een aan-huis-gebonden bedrijf, behoudens een internetwinkel zonder fysieke bezoekmogelijkheid;

1.6 aan-huis-gebonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hieronder wordt niet begrepen de uitoefening van detailhandel en prostitutie;

1.7 agrarisch aanverwant bedrijf:

een niet-industrieel bedrijf dat uitsluitend of overwegend is gericht op het leveren van diensten, waaronder het opslaan, bewerken, verpakken en sorteren, en/of het overslaan/leveren/verhandelen van producten van/aan andere agrarisch (aanverwante) bedrijven in het buitengebied, waar nodig met behulp van werktuigen en apparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van werktuigen en apparatuur (bedrijven zoals agrarische hulp-, loon-, neven- en toeleveringsbedrijven);

1.8 afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest;

1.9 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit de oude tijden;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.12 bedrijf, bestaand:

een bedrijf dat op het moment van tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan als zodanig aanwezig was;

1.13 bedrijfsverzamelgebouw:

een gebouw dat dient om verschillende bedrijven in te huisvesten, eventueel met gebruikmaking van gezamenlijke faciliteiten;

1.14 bedrijfswoning:

een woning bij een agrarisch bedrijf, die bestemd is voor bewoning door (het huishouden van) de ondernemer of door bij dat bedrijf werkzaam personeel, waarvan huisvesting ter plaatse wenselijk is;

1.15 bedrijfswoning, bestaande -:

een bedrijfswoning die op het moment van tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan als zodanig aanwezig was;

1.16 bestaande bebouwing c.q. bouwwerken:

van bestaande bebouwing c.q. bouwwerken is sprake indien op de datum van inwerking treding van dit plan op de desbetreffende plaats een gebouw of bouwwerk rechtmatig aanwezig is en overeenkomstig de bestemming wordt gebruikt of voor de datum van inwerking treding van dit plan een bouwvergunning is verleend;

1.17 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

1.19 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of een ander bouwwerk, met een dak;

 

1.20 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

 

1.21 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

 

1.22 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt begrensd door vloeren of balklagen die op gelijke hoogte of bij benadering op gelijke hoogte liggen;

 

1.23 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

1.24 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

 

1.25 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

 

1.26 bebouwingspercentage:

het maximale percentage van de oppervlakte van een bouwvlak dat mag worden bebouwd, een en ander als bedoeld in deze planregels;

 

1.27 bevoegdheden van burgemeester en wethouders
  • a. afwijkingsbevoegdheid: de bevoegdheid volgens dit bestemmingsplan tot het bij een omgevingsvergunning afwijken van de planregels van het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 3.6, lid 1 onder c., van de Wet ruimtelijke ordening;
  • b. bevoegdheden tot het stellen van nadere eisen: de bevoegdheid volgens dit bestemmingsplan tot het stellen van nadere eisen ten opzichte van in het bestemmingsplan omschreven punten, als bedoeld in artikel 3.6, lid 1 onder d., van de Wet ruimtelijke ordening;
  • c. wijzigingsbevoegdheid: de bevoegdheid volgens dit bestemmingsplan tot het wijzigen van het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 3.6, lid 1 onder a., van de Wet ruimtelijke ordening;

1.28 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

 

1.29 boveninsteek watergang:

de snijlijn van het maaiveld en het beloop van een watergang;

 

1.30 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop) verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen, huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.31 detailhandel perifeer:

detailhandel, die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen niet binnen de traditionele winkelcentra gevestigd kan worden met een minimale oppervlakte van 1000 m², zoals: detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen, detailhandel in scooters, boten en caravans, zwembaden, tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair alsmede woninginrichting waaronder meubels en kringloopwinkels;

1.32 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé.

1.33 erf:

een al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.34 erfscheiding:

de scheiding tussen twee onroerende zaken die niet aan dezelfde eigenaar behoren, niet door dezelfde gebruikers worden benut, dan wel louter kadastraal gescheiden zijn;

 

1.35 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

1.36 (geluids)gevoelig object:

hieronder worden verstaan: woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan de genoemde (t.w. verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven), alsmede de terreinen die behoren bij de andere gezondheidszorggebouwen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg, alsmede woonwagenstandplaatsen;

1.37 glastuinbouwbedrijf:

een bedrijf gericht op het voortbrengen van producten en het leveren van diensten door middel van het duurzaam en intensief telen van gewassen, geheel of gedeeltelijk met behulp van kassen en de daarbij behorende bouwwerken en installaties;

 

1.38 groenvoorzieningen:

groenschermen van opgaande beplanting, bermbeplantingen en andere beplantingen voor openbaar of particulier gebruik welke beplantingen in planologisch opzicht een ruimtelijk structurerend effect hebben;

 

1.39 handelskwekerij:

een niet-industrieel bedrijf waarvan de activiteiten uitsluitend of overwegend zijn gericht op het handelen in tuin- en kasvruchten, sierteeltgewassen of tuinbouwzaden, enkel in combinatie met het opkweken en voor verkoop geschikt maken van halfproducten;

 

1.40 hobbymatig houden van paarden:

het houden van paarden, met een paardenbak van maximaal 20 x 40 meter, binnen ten hoogste 75 m³ van de privé gebruiks- en bouwmogelijkheden van het bestemmingsplan, zonder opslag van voer/hooi e.d. buiten, waarbij geen sprake is van groepslessen, kantines, geluidinstallaties of verlichting, geen belemmeringen vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanwezig zijn, en het hekwerk niet hoger is dan 1,20 meter;

1.41 hoofdgebouw:

een gebouw dat door aard, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk is aan te merken;

 

1.42 hoogdynamische opslag:

opslag van goederen - en daarbij behorende kleinschalige onderhoud- en reparatiewerkzaamheden - dat een momentane toeloop van personen of milieuhinder met zich meebrengt en daarmee een aanzienlijke verkeersaantrekkende werking heeft die gelijk of groter is dan een verkeersindex van 3 voor personen- danwel goederenvervoer conform Lijst 1 van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering, editie 2009 danwel opslag dat naar aard en invloed op de omgeving hieraan gelijkwaardig is;

1.43 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf:

1.44 internetwinkel zonder fysieke bezoekmogelijkheid:

Een internetwinkel, met de daarbij behorende opslag en logistiek, waarmee de klant op geen enkele manier fysiek in contact staat. Alle klantcontacten en transacties verlopen digitaal en verzending van goederen gebeurd uitsluitend per post.

1.45 kantoor:

een gebouw, of een deel daarvan, dat wordt gebruikt voor de bedrijfsmatige verlening van diensten op administratief, financieel, ontwerptechnisch, juridisch of andere daarmee gelijk te stellen gebied. Bij een bedrijfsgebonden kantoor staat de dienstverlening ten dienste van, en is verbonden aan, de uitoefening van bedrijfsactiviteiten (niet zelfstandig kantoor). Bij een zelfstandig kantoor is dat niet het geval;

 

1.46 kassen:

bouwwerken geheel of vrijwel geheel van glas of ander lichtdoorlatend materiaal, met een bouwhoogte van 1,00 meter of meer, ten behoeve van de bedrijfsmatige verzorging of teelt van gewassen;

 

1.47 koeltoren:

een gesloten ruimte of bouwwerk bestaande uit een waterbak met daarboven een lamellenblok, gemonteerd in een omkasting en voorzien van een ventilator bedoeld om water terug te koelen met de buitenlucht;

 

1.48 laagdynamische opslag:

opslag van goederen - en daarbij behorende kleinschalige onderhoud- en reparatiewerkzaamheden - dat geen momentane toeloop van personen of milieuhinder met zich meebrengt en daarmee een geringe verkeersaantrekkende werking heeft die in ieder geval niet groter is dan een verkeersindex van 2 voor personen- danwel goederenvervoer conform Lijst 1 van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering, editie 2009 danwel opslag dat naar aard en invloed op de omgeving hieraan gelijkwaardig is;

1.49 luchthavenindelingbesluit (LIB):

AMvB op basis van de Wet luchtvaart waarin de ruimtelijke gevolgen van het gebruik van de luchthaven Schiphol zijn vastgelegd ten behoeve van de veiligheid en de geluidbelasting;

 

1.50 mantelzorg (inwoning):

Het verlenen van zorg, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep, wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie;

 

1.51 milieuhinderlijke bron:

een opslagplaats, installatie of andere (bedrijfsmatige) bron van waaruit milieuhinder uitgaat in de vorm van geur, stof, geluid, gevaar en/of licht, waaronder in ieder geval wordt verstaan een wkk-installatie, transformator, mestbassin, watersilo of koeltoren;

 

1.52 niet-zelfstandig kantoor:

een onderdeel van een bedrijf, dat andere bedrijfsactiviteiten als inkomstenbron heeft en waarvoor het kantoor uitsluitend een ondersteunende functie heeft;

1.53 nutsvoorzieningen:

voorzieningen, al dan niet als bouwwerk of meerdere bij elkaar behorende bouwwerken, ten behoeve van telecommunicatie en de water-, gas- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in elk geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

 

1.54 ondergeschikte detailhandel:

detailhandel uitsluitend ten dienste van de hoofdfunctie waarbij de hoofdfunctie in overwegende mate behouden blijft en waarbij het aldus gegenereerde financiële resultaat niet meer dan 10% van het totale bedrijfsresultaat uitmaakt;

 

1.55 ondergeschikte horeca:

een horeca-activiteit die ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit, welke uitsluitend toegankelijk is via de hoofdactiviteit en waarvan de openingstijden van de horeca-activiteit zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;

1.56 ondergronds bouwen:

bouwen beneden peil;

 

1.57 ondergronds bouwwerk, geen gebouw zijnde:

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil;

 

1.58 ondergrondse gebouwen of ruimten:

een (gedeelte van een) gebouw of ruimte, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil, verticaal gemeten straks langs de omtrek van het gebouw;

 

1.59 overkapping:

een bouwwerk dat geen gebouw is, voorzien van een gesloten dak en met ten hoogste aan één zijde een gesloten wand;

 

1.60 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.61 peil:
  • voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • voor gebouwen en andere bouwwerken in het talud van de dijk: de hoogte van het afgewerkte maaiveld ter plaatse van de naar de dijk toegekeerde zijde van het bouwwerk;
  • in overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

 

1.62 plangebied:

het grondgebied van de gemeente waarop het bestemmingsplan betrekking heeft;

1.63 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.64 restaurant:

een horecabedrijf, dat in hoofdzaak is gericht op het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is;

1.65 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval begrepen een prostitutiebedrijf, erotische massagesalon, seksbioscoop, -theater, -winkel, -automaat, -club of parenclub;

1.66 tuincentrum:

een bedrijf dat binnen een ruimte of op een terrein, al dan niet overdekt, planten en een volledig assortiment aan tuinartikelen uit voorraad aan particulieren aanbiedt alsmede daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen en/of diensten. Tuinartikelen zijn artikelen die dienen voor de aanleg, de inrichting en het onderhoud van en het verblijf in tuinen. Onder volledig assortiment wordt begrepen:

  • a. basisassortiment: direct voor de aanleg, inrichting en onderhoud van tuinen benodigde artikelen;
  • b. randassortiment: indirect voor de aanleg, inrichting en onderhoud van huis en tuin en benodigde artikelen, alsmede dieren, dierenbenodigdheden en -voeding, decoratie en woonaccessoires binnenshuis, tuin- en waxkleding, buitenspeelgoed, (buiten)koken en accessoires, streekproducten als appels, peren, honing e.d.
  • c. gelegenheidsassortiment: artikelen ten behoeve van bepaalde festiviteiten, zoals bijvoorbeeld Pasen, Kerstmis en Nieuwjaar (vuurwerk);
  • d. ambulante verkoop;
  • e. artikelen die niet direct tot het specifieke assortiment van de betreffende branche of soort winkel behoren tot een maximum van 400 m²;
  • f. verhuur van kleine, geen geluidsoverlast veroorzakende machines, gereedschappen en aanhangers,
  • g. het aanbieden van activiteiten op het gebied van tuinarchitectuur en tuinlease.

1.67 voorgevel:

de naar de weg gekeerd zijde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel;

1.68 voorgevelrooilijn:

de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de naar het openbare gebied gekeerde gevel(s) van de hoofdbebouwing;

1.69 warmte(koude)opslagtank:

een gesloten ruimte of bouwwerk voor de berging van water ten behoeve van de energievoorziening van het tuinbouwbedrijf;

1.70 waterbassin:

een (onoverdekt) waterreservoir voor de opvang en berging van water, gevormd door een aarden wal;

1.71 waterbeheerder:

het Hoogheemraadschap van Rijnland;

1.72 watersilo:

een (onoverdekt) bouwwerk voor de opvang en bewaring van water;

1.73 wkk-installatie:

een warmtekrachtkoppelingsinstallatie bestaande uit een generator die het mogelijk maakt bij de opwekking van elektriciteit vrijgekomen warmte te benutten met een maximaal transformatorvermogen van 10 MVA;

1.74 woning:

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding en daardoor is aan te merken als wooneenheid, niet zijnde een bijzondere woonvorm, dan wel voor de huisvesting van niet meer dan drie personen naast de huishouding dan wel vier personen wanneer er daarnaast geen huishouding in het gebouw is ondergebracht.

1.75 woongebouw:

een hoofdgebouw dat één of meer woningen bevat.

Artikel 2 Wijze van meten


Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

Vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.7 de afstand

Bij het meten worden afstanden gemeten daar waar deze afstanden het kleinst zijn.


Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Agrarisch gebruik algemeen

De voor Agrarisch (A) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de agrarische bedrijfsuitoefening;
  • b. de agrarische gronden;
  • c. de bedrijventerreinen voor de agrarische bedrijfsuitoefening;
  • d. de bedrijfsgebouwen en andere bouwwerken die voor de agrarische bedrijfsuitoefening nodig zijn;
  • e. de daarbij behorende voorzieningen zoals toegangswegen voor de ontsluiting van de bedrijfspercelen, groenvoorzieningen, waterlopen, waterbergingen en nutsvoorzieningen.

3.1.2 Bijzonder agrarisch gebruik

Op de plaats van een daartoe gerichte functieaanduiding is het volgende specifieke gebruik toegestaan:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'erf', het gebruik als erf bij het hoofdgebouw bij het agrarisch bedrijf en/of het hoofdgebouw van de aangrenzende bestemming Wonen en Wonen - Lintbebouwing.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de gronden als bedoeld in 3.1 van dit artikel mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van kassen en overige bedrijfsgebouwen bedraagt 11 meter;
  • b. de afstand tot de as van de weg bedraagt minimaal 10 meter;
  • c. de afstand tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter;
  • d. in afwijking van het bepaalde in dit artikel mogen ter plaatse van de aanduiding 'erf', worden opgericht:
    • 1. bijbehorende bouwwerken conform de bouwregels zoals opgenomen in 14.2.2;
    • 2. tuinbouwkassen conform de bouwregels als opgenomen in 4.2.2;
  • e. de regels onder a. tot en met d. vinden toepassing met inachtneming van het bepaalde in artikel 22.1 van deze planregels.

3.2.3 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken die geen gebouwen zijn, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen en overige hekwerken mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van verlichtingsarmatuur en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  • c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen 3 meter;
  • d. de regels onder a. tot en met c. vinden toepassing met inachtneming van het bepaalde in artikel 22.1 van deze planregels.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ter waarborging van:

  • a. de sociale veiligheid;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de waterhuishouding;
  • d. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • e. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, en de landschappelijke inrichting;
  • f. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. sport-, wedstrijd- of speelterreinen, paardenweiden en buitenmaneges;
  • b. het beproeven van voertuigen voor onder meer de motorsport en de modelvliegsport;
  • c. het parkeren, anders dan ten behoeve van het ter plaatse aanwezige bedrijf;
  • d. het gebruik van gronden en bebouwing als parkeergelegenheid voor reizigers die reizen vanaf de luchthaven Schiphol;
  • e. het wonen, waaronder het in gebruik nemen van vrijkomende agrarische bebouwing voor woondoeleinden;
  • f. het huisvesten van tijdelijke arbeidsmigranten;
  • g. zelfstandige kantoorruimte;
  • h. detailhandel, met uitzondering van het bepaalde in 23.1.2 sub c;
  • i. horeca;
  • j. een geluidzoneringsplichtig bedrijf;
  • k. een bedrijf dat valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen.


Artikel 4 Agrarisch - Tuinbouw

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Agrarisch gebruik algemeen

De voor Agrarisch - Tuinbouw (A-TB) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van tuinbouwbedrijven, al dan niet onder glas;
  • b. het uitoefenen van handelskwekerijen als bedoeld in artikel 1.39 van deze planregels;
  • c. gebouwen en andere bouwwerken die nodig zijn voor de agrarische bedrijfsuitoefening;
  • d. de bedrijfsterreinen en opslag ten behoeve van de agrarische bedrijfsuitoefening;
  • e. de daarbij behorende voorzieningen zoals toegangswegen voor de ontsluiting van de bedrijfspercelen, parkeervoorzieningen, andere verhardingen ten behoeve van het tuinbouwbedrijf, groenvoorzieningen, waterlopen, waterbergingen en nutsvoorzieningen.

4.1.2 Bijzonder agrarisch gebruik

Op de plaats van een daartoe gerichte functieaanduiding is tevens het volgende specifieke gebruik toegestaan:

  • a. ter plaatse van de functieaanduiding "(bw)", een bestaande bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, tuinen en erven;
  • b. ter plaatse van de functieaanduiding "(sa-op1)", laagdynamische opslag;
  • c. ter plaatse van de functieaanduiding "(sa-op2)", laag- en hoogdynamische opslag;
  • d. ter plaatse van de functieaanduiding "(dh)" het bestaande detailhandelsbedrijf.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de gronden als bedoeld in 4.1 van dit artikel mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. kassen;
  • b. andere bedrijfsgebouwen, waaronder opslagruimten, bedrijfsgebonden kantoorruimten, laboratoria, onderzoeksruimten en presentatieruimten;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedoeld voor de energie(terug)levering, waaronder begrepen de behuizing van CO2-opslagtanks, warmte(koude)opslagtanks, wkk-installaties en transformatoren;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedoeld voor de waterberging, waaronder begrepen watersilo's en waterbassins;
  • e. de bestaande bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken;
  • f. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde,


met dien verstande dat er op basis van wet- en regelgeving voldoende afstand van een milieuhinderlijke bron tot een gevoelige functie aangehouden moet worden.

4.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de aanduidingen op de planverbeelding en de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van kassen en overige bedrijfsgebouwen bedraagt 11 meter;
  • b. de afstand tot de as van de weg bedraagt minimaal 10 meter;
  • c. de afstand tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter;
  • d. de regels onder a. tot en met d. vinden toepassing met inachtneming van het bepaalde in artikel 22.1 van deze planregels.

4.2.3 Bestaande bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bedrijfswoningen geldt dat ter plaatse van de aanduiding "(bw)" de bestaande bedrijfswoning is toegestaan met bijbehorende bouwwerken. Hiervoor gelden de volgende regels:

  • a. een bestaande bedrijfswoning mag op dezelfde plaats worden herbouwd mits deze zal gaan dienen voor de huishouding van de ondernemer, waarvan de huisvesting ter plaatse, gelet op de bedrijfsvoering, onverminderd noodzakelijk is;
  • b. de goothoogte van het hoofdgebouw mag maximaal 4,5 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag maximaal 9 meter bedragen;
  • d. de voorgevelbreedte van het hoofdgebouw, met inbegrip van aan- en uitbouwen, mag maximaal 12 meter bedragen;
  • e. de bouwdiepte van het hoofdgebouw mag maximaal 15 meter bedragen;
  • f. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 3 meter te bedragen bij elke vrijstaande zijgevel;
  • g. de bouwdiepte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken achter het hoofdgebouw mag maximaal 3 meter bedragen;
  • h. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag maximaal de hoogte van de bovenkant van de afgewerkte verdiepingsvloer vermeerderd met 0,30 meter bedragen tot een maximum van 4 meter;
  • i. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 3 meter respectievelijk 4,5 meter;
  • j. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van minimaal 3 meter achter de voorgevel van de bestaande woning worden gebouwd en minimaal 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens;
  • k. het gezamenlijk oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 60 m2;
  • l. gebouwde parkeervoorzieningen onder het hoofdgebouw zijn niet toegestaan;
  • m. de regels onder a. tot en met l. vinden toepassing met in achtneming van het bepaalde in artikel 22.1 van deze planregels.

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken die geen gebouwen zijn, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van een waterbassin bedraagt 5 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van een warmte(koude)opslagtank, CO2 opslagtank, watersilo of koeltoren is 11 meter;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen en overige hekwerken mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • d. de bouwhoogte van verlichtingsarmatuur en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  • e. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen 3 meter;
  • f. de regels onder a. tot en met e. vinden toepassing met inachtneming van het bepaalde in artikel 22.1 van deze planregels.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ter waarborging van:

  • a. de sociale veiligheid;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de waterhuishouding;
  • d. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • e. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, en de landschappelijke inrichting;
  • f. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.2 sub a en 4.2.4 sub b en een bouwhoogte van maximaal 12 meter toestaan indien aangetoond kan worden dat dit in het kader van de bedrijfsvoering noodzakelijk is.

4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Tuinbouw

Binnen het kader van de bestemmingsomschrijving van artikel 4.1.1 onder a. is onder het uitoefenen van een tuinbouwbedrijf het volgende specifieke gebruik toegestaan:

  • a. het agrarisch gebruik door een tuinbouwbedrijf met open teelt;
  • b. het agrarisch gebruik door een glastuinbouwbedrijf als bedoeld in artikel 1.37 van deze planregels.

4.5.2 Bedrijfswoning

Binnen het kader van de bestemmingsomschrijving als gegeven in artikel 4.1.2 onder a. is ter plaatse van de functieaanduiding “(bw)” het volgende specifieke gebruik toegestaan:

  • a. het wonen bij het tuinbouwbedrijf ten behoeve van de bedrijfsuitoefening;
  • b. de bestaande bedrijfswoning;
  • c. het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep en/of -bedrijf in samenhang met het wonen;
  • d. de tuinen en erven bij de, op de aangrenzende gronden gelegen, bedrijfswoning;
  • e. bijgebouwen en andere bouwwerken dan gebouwen, die het gebruik van de agrarische bedrijfswoning ondersteunen of verbeteren.

4.5.3 Laagdynamische opslag

Binnen het kader van de bestemmingsomschrijving als gegeven in artikel 4.1.2 onder b. is ter plaatse van de functieaanduiding “(sa-op1)” het volgende specifieke gebruik toegestaan:

  • a. het gebruik door een bedrijf dat is gericht op de laagdynamische opslag van goederen, als bedoeld in artikel 1.48 van deze planregels, anders dan ten behoeve van de agrarische bedrijfsuitoefening, met dien verstande dat:
    • 1. de opslag uitsluitend mag plaatsvinden binnen de bedrijfsgebouwen zoals die ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan aanwezig waren;
    • 2. extramurale opslag, alsmede opslag van brand- en explosiegevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, gasflessen en verf, niet is toegestaan;
    • 3. het ter plaatse verhandelen van goederen niet is toegestaan.

4.5.4 Laag- en hoogdynamische opslag

Binnen het kader van de bestemmingsomschrijving als gegeven in artikel 4.1.2 onder c. is ter plaatse van de functieaanduiding “(sa-op2)” het volgende specifieke gebruik toegestaan:

  • a. het gebruik door een bedrijf dat is gericht op de laag- en/of hoogdynamische opslag van goederen, als bedoeld in respectievelijk artikel 1.48 en 1.42 van deze planregels, anders dan ten behoeve van de agrarische bedrijfsuitoefening, met dien verstande dat:
    • 1. de opslag uitsluitend mag plaatsvinden binnen de bedrijfsgebouwen zoals die ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan aanwezig waren;
    • 2. extramurale opslag, alsmede opslag van brand- en explosiegevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, gasflessen en verf, niet is toegestaan;
    • 3. het ter plaatse verhandelen van goederen niet is toegestaan.

4.5.5 Detailhandel

Binnen het kader van de bestemmingsomschrijving als gegeven in artikel 4.1.2 onder d. is ter plaatse van de functieaanduiding “(dh)” het volgende specifieke gebruik toegestaan:

  • a. het gebruik volgens 4.1 en 4.2 van dit artikel door het detailhandelsbedrijf dat op het moment van tervisielegging van dit bestemmingsplan als zodanig aanwezig was.

4.5.6 Aan-huis-gebonden beroep en/of -bedrijf

Volgens de gebruiksregels als gegeven in 4.5.2, sub c. van dit artikel is binnen de bestemming "Agrarisch - Tuinbouw" het uitoefenen van een aan huisgebonden beroep en/of -bedrijf toegestaan, onder de voorwaarden dat:

  • a. de (bedrijfs)woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  • b. het bruto-vloeroppervlak voor de uitoefening van het aan-huis-gebonden-beroep en/of -bedrijf niet groter is dan 30% van de bedrijfswoning inclusief bijbehorende bouwwerken;
  • c. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
  • e. het beroep alleen door de bewoner(s) wordt uitgeoefend;
  • f. er geen horeca-activiteiten en geen detailhandel plaatsvinden;
  • g. er geen buitenopslag plaatsvindt, noch beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de bedrijfswoning, met uitzondering van in- en uitladen.

4.5.7 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor:

  • a. privé gebruik van gronden en bouwwerken (inclusief de woning) met een grotere oppervlakte dan 1.000 m2, te meten aansluitend aan de bedrijfswoning;
  • b. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • a. sport-, wedstrijd- of speelterreinen, paardenweiden en buitenmaneges;
  • b. het beproeven van voertuigen voor onder meer de motorsport en de modelvliegsport;
  • c. het parkeren, anders dan ten behoeve van het ter plaatse aanwezige bedrijf;
  • d. het gebruik van gronden en bebouwing als parkeergelegenheid voor reizigers die reizen vanaf de luchthaven Schiphol;
  • e. niet aan de bestemming gelieerde bewoning;
  • f. het huisvesten van tijdelijke arbeidsmigranten;
  • g. zelfstandige kantoorruimte;
  • h. detailhandel, met uitzondering van het bepaalde in 23.1.2 sub c;
  • i. horeca;
  • j. een geluidzoneringsplichtig bedrijf;
  • k. een bedrijf dat valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

4.5.8 Voorwaardelijke bepaling

In het geval door de bouw van gebouwen en bouwwerken danwel het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden op een bouwperceel meer dan 500 m² extra verhard oppervlak zal ontstaan ten opzichte van de situatie bij vaststelling van dit plan, dan dient - voordat de overschrijding plaatsvindt - 15% van het totaal aan toename van verharding te worden gecompenseerd met open water dat in verbinding staat met oppervlaktewater in hetzelfde peilvak.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Opslag 1 en 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om binnen de bestemming Agrarisch - Tuinbouw laag- en/of hoogdynamische opslag toe te staan als bedoeld in artikel 4.1.2 onder b en c, met dien verstande dat:

  • a. opslag als bedoeld in artikel 4.1.2 onder c. slechts is toegestaan indien enkel en alleen direct op de Legmeerdijk worden ontsloten;
  • b. aangetoond wordt dat de opslag ruimtelijk en milieutechnisch past binnen de locatie;
  • c. het niet zodanig verkeersaantrekkende werking heeft dat dit kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • d. daardoor de omgevingskwaliteit van de omliggende woningen niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. ook anderszins geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • f. voldaan wordt aan de voorwaarden, zoals genoemd in artikel 4.5.3 en 4.5.4 van deze planregels.

4.6.2 Agrarisch aanverwant bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om binnen de bestemming "Agrarisch - Tuinbouw" agrarisch aanverwante bedrijven als bedoeld in artikel 1.7 van deze planregels mogelijk te maken, met dien verstande dat:

  • a. het bepaalde in onderdelen 4.2 van dit artikel van toepassing blijft;
  • b. aangetoond wordt dat het te vestigen nieuwe agrarisch aanverwante bedrijf ruimtelijk en milieutechnisch past binnen de locatie;
  • c. aangetoond wordt dat het te vestigen nieuwe agrarisch aanverwante bedrijf hydrologisch neutraal kan worden gerealiseerd. Hiervoor dient advies ingewonnen te worden bij de waterbeheerder;
  • d. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • e. daardoor omliggende bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden aangetast;
  • f. daardoor de omgevingskwaliteit van de omliggende woningen niet onevenredig wordt aangetast;
  • g. ook anderszins geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. het agrarisch aanverwant bedrijf binnen de bestaande bedrijfsbebouwing wordt uitgeoefend.

4.6.3 Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd op de gronden binnen de eerste 50 meter vanaf de wegen Legmeerdijk, Aalsmeerderweg, Hornweg, Oosteinderweg en de Machineweg de bestemming "Agrarisch - Tuinbouw" te wijzigen in de bestemming "Wonen - Lintbebouwing" met bouwvlak om woningen toe te staan, met dien verstande dat:

  • a. het bepaalde in artikel 15 van deze planregels van toepassing is;
  • b. aangetoond wordt dat de nieuwe woning ruimtelijk en milieutechnisch past binnen de locatie, waaronder een akoestisch onderzoek;
  • c. aangetoond wordt dat de nieuwe woning geen nadelige effecten heeft op de waterhuishouding;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

4.6.4 Bedrijf - Verzamelterrein

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' de bestemming "Agrarisch - Tuinbouw" te wijzigen in de bestemming "Bedrijf - Verzamelterrein", met dien verstande dat artikel 7 van toepassing is.

4.6.5 Bedrijfswoning naar wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming "Agrarisch - Tuinbouw" te wijzigen in de bestemming "Wonen" inclusief bouwvlak met als doel een bedrijfswoning van bestemming te doen wijzigen naar een burgerwoning, waarbij vast dient te staan dat:

  • a. de bedrijfsvoering ter plaatse is beëindigd;
  • b. aangetoond wordt dat de bestemming "Wonen" ruimtelijk en milieutechnisch past op de locatie;
  • c. daardoor omliggende bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden aangetast;
  • d. ook anderszins geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

4.6.6 Beëindiging activiteit

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding "(dh)" te verwijderen indien het bestaande detailhandelsbedrijf ter plaatse gedurende een half jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat het bestaande detailhandelsbedrijf op korte termijn wordt voortgezet.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' (B-NV) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. nutsvoorzieningen;
  • b. het gebruik van deze voorzieningen door een nutsbedrijf;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedijf - afwaterwaterzuiveringsinstallatie', tevens een afvalwaterzuiveringsinstallatie (rioolgemaal);
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. waterpartijen, waterberging en water ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer;
  • f. paden, toegangswegen en andere verhardingen.

5.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in 5.1 van dit artikel mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen met een oppervlakte van maximaal 25 m² en een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
  • b. lichtmasten met een hoogte van maximaal 10 meter;
  • c. erfafscheidingen met een hoogte van maximaal 2 meter;
  • d. andere bouwwerken die geen gebouwen zijn, met een hoogte van maximaal 1 meter.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ter waarborging van:

  • a. de sociale veiligheid;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de waterhuishouding;
  • d. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • e. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, en de landschappelijke inrichting;
  • f. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • g. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluitingen op (structurele) groen- en waterelementen.

Artikel 6 Bedrijf - Solitair

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Bedrijfsmatig gebruik algemeen

De voor Bedrijf - Solitair (B-ST) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de bedrijfsuitoefening overeenkomstig de bedrijfscategorieën 1 en 2 als aangegeven in de Staat van Bedrijfsactiviteiten in bijlage 1 van deze planregels, behoudens de uitoefening van bedrijven in bedrijfsverzamelgebouwen en het gebruik van de gronden voor zelfstandige kantoren;
  • b. gebouwen en andere bouwwerken die voor de bedrijfsuitoefening nodig zijn;
  • c. de bedrijfsterreinen en opslag ten behoeve van de bedrijfsuitoefening;
  • d. de daarbij behorende voorzieningen zoals toegangswegen voor de ontsluiting van de bedrijfspercelen, parkeervoorzieningen, andere verhardingen ten behoeve van het bedrijf, groenvoorzieningen, waterlopen, waterbergingen en nutsvoorzieningen.

6.1.2 Bijzonder bedrijfsmatig gebruik

Binnen het kader van de bestemmingsomschrijving van artikel 6.1.1 is voorts het volgende gebruik toegestaan:

  • a. productiegebonden detailhandel als bedoeld in artikel 1.63 van deze planregels;
  • b. voorraadhoudende en logistieke functies ten behoeve van internetverkoop;
  • c. ter plaatse van de functieaanduiding "(sb-bsb)", uitsluitend het bestaande bedrijf zoals opgenomen in bijlage 2 van deze planregels;
  • d. ter plaatse van de functieaanduiding "(dh)" tevens het bestaande detailhandelsbedrijf;
  • e. ter plaatse van de bouwaanduiding "(sba-z)" mag geen bebouwing en mogen geen milieuhinderlijke bronnen aanwezig zijn als bedoeld in artikel 1.51 van deze planregels;
  • f. ter plaatse van de functieaanduiding "(bw)", een bestaande bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken;
  • g. ter plaatse van de functieaanduiding "(m)" tevens de bestaande maatschappelijke functie;
  • h. ter plaatse van de functieaanduiding "(op)", uitsluitend een bedrijf in statische en laagdynamische opslag in units.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de gronden als bedoeld in 6.1 van dit artikel mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. het aantal bedrijven zoals aanwezig op het moment van terinzageligging van het ontwerp van dit plan mag niet worden vermeerderd;
  • b. bedrijfsgebouwen en -bouwwerken;
  • c. bestaande bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken;
  • d. bouwwerken die geen gebouwen zijn;
  • e. in afwijking van het bepaalde in dit lid en onder 6.2.2 en 6.2.5 is ter plaatse van de bouwaanduiding "(sba-z)" geen bebouwing toegestaan, behoudens het plaatsen van erf- en terreinafscheidingen en overige hekwerken als bedoeld in artikel 6.2.5 onder a.;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder 6.2.2 en 6.2.5 is ter plaatse van de aanduiding "(sb-bsb)" slechts de bestaande bedrijfsbebouwing toegestaan.

6.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de aanduidingen op de planverbeelding en de volgende regels:

  • a. ieder bouwperceel mag voor maximaal 60% worden bebouwd, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven, mits kan worden voorzien in afdoende waterberging en parkeergelegenheid op eigen perceel.
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 meter, tenzij ter plaatse een andere bouwhoogte is aangegeven;
  • c. de afstand tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 meter;
  • d. de afstand tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter;
  • e. de regels onder a. tot en met d. vinden toepassing met in achtneming van het bepaalde in artikel 20.1 van deze planregels.

6.2.3 Bedrijfsgebouwen voor opslag

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen op de gronden met de functieaanduiding "(op)" gelden de aanduidingen op de planverbeelding en de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend op het bouwvlak als aangegeven op de planverbeelding worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag voor maximaal 100% worden bebouwd.

6.2.4 Bestaande bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen op de gronden met de functieaanduiding "(bw)" gelden de volgende regels:

  • a. een bestaande bedrijfswoning mag op dezelfde plaats worden herbouwd, mits deze zal gaan dienen voor de huishouding van de ondernemer, waarvan de huisvesting ter plaatse, gelet op de bedrijfsvoering, onverminderd noodzakelijk is;
  • b. de goothoogte van het hoofdgebouw mag maximaal 4,5 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag maximaal 9 meter bedragen;
  • d. de voorgevelbreedte van het hoofdgebouw, met inbegrip van aan- en uitbouwen, mag maximaal 12 meter bedragen;
  • e. de bouwdiepte van het hoofdgebouw mag maximaal 15 meter bedragen;
  • f. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 3 meter te bedragen bij elke vrijstaande zijgevel;
  • g. de bouwdiepte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken achter het hoofdgebouw mag maximaal 3 meter bedragen;
  • h. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag maximaal de hoogte van de bovenkant van de afgewerkte verdiepingsvloer vermeerderd met 0,30 meter bedragen tot een maximum van 4 meter;
  • i. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 3 meter respectievelijk 4,5 meter;
  • j. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van minimaal 3 meter achter de voorgevel van de bestaande woning worden gebouwd en minimaal 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens;
  • k. het gezamenlijk oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 60 m²;
  • l. gebouwde parkeervoorzieningen onder het hoofdgebouw zijn niet toegestaan;
  • m. de regels onder a. tot en met l. vinden toepassing met in achtneming van het bepaalde in artikel 22.1 van deze planregels.

6.2.5 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken die geen gebouwen zijn, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen en overige hekwerken mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van verlichtingsarmatuur en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  • c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen 3 meter
  • d. de regels onder a. tot en met c. vinden toepassing met in achtneming van het bepaalde in artikel 22.1 van deze planregels.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.2 onder b. en een bouwhoogte van maximaal 11 meter toestaan indien dit in het kader van een efficiënte bedrijfsvoering noodzakelijk is, waarbij vast dient te staan dat:

  • a. daardoor omliggende bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden aangetast;
  • b. daardoor de ruimtelijke kwaliteit van de nabij gelegen woonomgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. ook anderszins geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

6.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ter waarborging van:

  • a. de sociale veiligheid;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de waterhuishouding;
  • d. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • e. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, en de landschappelijke inrichting;
  • f. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken.

6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Bestaand bedrijf

In afwijking van het bepaalde in artikel 6.1.1 onder a. is ter plaatse van de functieaanduiding “(sb-bsb)” het volgende specifieke gebruik toegestaan:

  • a. de bedrijfsuitoefening overeenkomstig bedrijfscategorie 3.1 of hoger, voor zover de bedrijfsmatige activiteiten een voortzetting zijn van het bestaande bedrijf zoals opgenomen in bijlage 2 van deze planregels, met dien verstande dat de bestaande milieubelasting op de omgeving niet mag worden vergroot.

6.5.2 Detailhandel

Binnen het kader van de bestemmingsomschrijving als gegeven in artikel 6.1.2 onder d. is ter plaatse van de functieaanduiding “(dh)” het volgende specifieke gebruik toegestaan:

  • a. het gebruik volgens 6.1 en 6.2 van dit artikel door het detailhandelsbedrijf dat op het moment van tervisielegging van dit bestemmingsplan als zodanig aanwezig was.

6.5.3 Bedrijfswoning

Binnen het kader van de bestemmingsomschrijving als gegeven in artikel 6.1.2 onder f. is ter plaatse van de functieaanduiding “(bw)” het volgende specifieke gebruik toegestaan:

  • a. het wonen bij het bedrijf ten behoeve van de bedrijfsuitoefening;
  • b. de bestaande bedrijfswoning;
  • c. de tuinen en erven bij de, op de aangrenzende gronden gelegen, bedrijfswoning;
  • d. bijgebouwen en andere bouwwerken dan gebouwen, die het gebruik van de bedrijfswoning ondersteunen of verbeteren.

6.5.4 Maatschappelijke doeleinden

Binnen het kader van de bestemmingsomschrijving als gegeven in artikel 6.1.2 onder g. is ter plaatse van de functieaanduiding “(m)” het volgende specifieke gebruik toegestaan:

  • a. het gebruik volgens 6.1 en 6.2 van dit artikel voor de maatschappelijke functie die op het moment van tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan als zodanig aanwezig was.

6.5.5 Opslag

Binnen het kader van de bestemmingsomschrijving als gegeven in artikel 6.2.1 onder h. is ter plaatse van de functieaanduiding “(op)” het volgende specifieke gebruik toegestaan:

  • a. uitsluitend het gebruik door een bedrijf in statische en laagdynamische opslag in units;
  • b. niet-zelfstandige kantoorruimte met een vloeroppervlak van maximaal 51 m²;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor distributie en/of logistieke invullingen, hoog dynamische opslag, verzend- of afhaalpunt van webwinkels, dienstverlening en zelfstandige kantoren, de uitoefening van bedrijven anders dan het enkele bedrijf in statische en laagdynamische opslag als bedoeld onder a. van dit artikel, de uitoefening van ambachten, wonen of overnachten, verblijf van dieren, telen van gewassen en de opslag van gevaarlijke goederen, zoals vuurwerk, gasflessen en verf, is niet toegestaan.

6.5.6 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor:

  • a. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • b. het parkeren, anders dan ten behoeve van het ter plaatse aanwezige bedrijf;
  • c. het gebruik van gronden en bebouwing als parkeergelegenheid voor reizigers die reizen vanaf de luchthaven Schiphol;
  • d. niet aan de bestemming gelieerde bewoning;
  • e. het huisvesten van tijdelijke arbeidsmigranten;
  • f. een aan huisgebonden beroep of -bedrijf;
  • g. showrooms;
  • h. detailhandel, met uitzondering van het bepaalde in 23.1.2 sub c;
  • i. horeca;
  • j. een geluidzoneringsplichtig bedrijf;
  • k. een bedrijf dat valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

6.5.7 Uitzonderingen strijdig gebruik
  • a. ter plaatse van de functieaanduiding “(sb-bsb)” is het bepaalde in artikel 6.5.6 onder g. en h. niet van toepassing voor zover het betreffende gebruik onderdeel uitmaakt van het bestaande bedrijf;
  • b. ter plaatse van de functieaanduiding “(dh)” is het bepaalde in artikel 6.5.6 onder g. en h. niet van toepassing voor zover het betreffende gebruik onderdeel uitmaakt van het bestaande bedrijf.

6.5.8 Voorwaardelijke bepaling

In het geval door de bouw van gebouwen en bouwwerken danwel het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden op een bouwperceel meer dan 500 m² extra verhard oppervlak zal ontstaan ten opzichte van de situatie bij vaststelling van dit plan, dan dient - voordat de overschrijding plaatsvindt - 15% van het totaal aan toename van verharding te worden gecompenseerd met open water dat in verbinding staat met oppervlaktewater in hetzelfde peilvak.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1 van dit artikel ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten in de bedrijfscategorie 3.1 zoals vermeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten in bijlage 1 indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 6.1;
  • b. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 6.1, maar niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt genoemd.


Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

6.7 Wijzigingsbevoegdheid
6.7.1 Bedrijfswoning naar wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming "Bedrijf - Solitair" te wijzigen in de bestemming "Wonen" met als doel een bedrijfswoning van bestemming te doen wijzigen naar een burgerwoning, waarbij vast dient te staan dat:

  • a. de bedrijfsvoering ter plaatse is beëindigd;
  • b. aangetoond wordt dat de bestemming "Wonen" ruimtelijk en milieutechnisch past op de locatie;
  • c. daardoor omliggende bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden aangetast;
  • d. ook anderszins geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

6.7.2 Beëindiging activiteit

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduidingen "(sb-bsb)", "(dh)" en "(m)" te verwijderen indien het bestaande bedrijf ter plaatse gedurende een half jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat het bestaande bedrijf op korte termijn wordt voortgezet.

6.7.3 Gemengd

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 2' de bestemming "Bedrijf - Solitair" te wijzigen in de bestemming "Gemengd", indien het bestaande bedrijf ter plaatse gedurende een half jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat het bestaande bedrijf op korte termijn wordt voortgezet, met dien verstande dat artikel 10 van toepassing is.

Artikel 7 Bedrijf - Verzamelterrein

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Bedrijfsmatig gebruik algemeen

De voor Bedrijf - Verzamelterrein (B-VZ) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de bedrijfsuitoefening overeenkomstig de bedrijfscategorieën 1 en 2 als aangegeven in de Staat van Bedrijfsactiviteiten in bijlage 1 van deze planregels, waaronder begrepen de uitoefening van bedrijven in bedrijfsverzamelgebouwen maar waarvan uitgezonderd het gebruik van de gronden voor zelfstandige kantoren;
  • b. gebouwen en andere bouwwerken die voor de bedrijfsuitoefening nodig zijn;
  • c. de bedrijfsterreinen en opslag ten behoeve van de bedrijfsuitoefening;
  • d. de daarbij behorende voorzieningen zoals verkeerswegen en bermen, toegangswegen voor de ontsluiting van de bedrijfspercelen, parkeervoorzieningen, andere verhardingen ten behoeve van de bedrijven, groenvoorzieningen, waterlopen, waterbergingen en nutsvoorzieningen.

7.1.2 Bijzonder bedrijfsmatig gebruik

Binnen het kader van de bestemmingsomschrijving van artikel 7.1.1 is voorts het volgende gebruik toegestaan:

  • a. productiegebonden detailhandel als bedoeld in artikel 1.63 van deze planregels;
  • b. voorraadhoudende en logistieke functies ten behoeve van internetverkoop;
  • c. ter plaatse van de functieaanduiding "(sb-bsb)", uitsluitend het bestaande bedrijf zoals opgenomen in bijlage 2 van deze planregels;
  • d. ter plaatse van de functieaanduiding "(dh)" tevens het bestaande detailhandelsbedrijf;
  • e. ter plaatse van de bouwaanduiding "(sba-z)" mag geen bebouwing en mogen geen milieuhinderlijke bronnen aanwezig zijn als bedoeld in artikel 1.51 van deze planregels;
  • f. ter plaatse van de functieaanduiding "(m)" tevens de bestaande maatschappelijke functie;
  • g. ter plaatse van de functieaanduiding "(vu)", tevens een vulpunt voor lpg.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op de gronden als bedoeld in 7.1 van dit artikel mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen en -bouwwerken;
  • b. bestaande bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken;
  • c. bouwwerken die geen gebouwen zijn;
  • d. in afwijking van het bepaalde in dit lid en onder 7.2.2 en 7.2.3 is ter plaatse van de bouwaanduiding "(sba-z)" geen bebouwing toegestaan, behoudens het plaatsen van erf- en terreinafscheidingen en overige hekwerken als bedoeld in artikel 7.2.3 onder a.;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder 7.2.2 en 7.2.3 is ter plaatse van de aanduiding "(sb-bsb)" slechts de bestaande bedrijfsbebouwing toegestaan.

7.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de aanduidingen op de planverbeelding en de volgende regels:

  • a. ieder bouwperceel mag voor maximaal 60% worden bebouwd, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven, mits kan worden voorzien in afdoende waterberging en parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak.
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 meter, tenzij ter plaatse een andere bouwhoogte is aangegeven;
  • c. de afstand tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 meter;
  • d. de regels onder a. tot en met c. vinden toepassing met in achtneming van het bepaalde in artikel 22.1 van deze planregels.

7.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken die geen gebouwen zijn, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen en overige hekwerken mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van verlichtingsarmatuur en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  • c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen 3 meter;
  • d. het bepaalde onder a. tot en met c. van dit artikellid is niet van toepassing op de bestaande bouwwerken.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.2 onder b. en een bouwhoogte van maximaal 11 meter toestaan indien dit in het kader van een efficiënte bedrijfsvoering noodzakelijk is, waarbij vast dient te staan dat:

  • daardoor omliggende bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden aangetast;
  • daardoor de ruimtelijke kwaliteit van de nabij gelegen woonomgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • ook anderszins geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

7.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ter waarborging van:

  • a. de sociale veiligheid;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de waterhuishouding;
  • d. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • e. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, en de landschappelijke inrichting;
  • f. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken.

7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Bestaand bedrijf

In afwijking van het bepaalde in artikel 7.1.1 onder a. is ter plaatse van de functieaanduiding “(sb-bsb)” het volgende specifieke gebruik toegestaan:

  • a. de bedrijfsuitoefening overeenkomstig bedrijfscategorie 3.1 of hoger, voor zover de bedrijfsmatige activiteiten een voortzetting zijn van het bestaande bedrijf zoals opgenomen in bijlage 2 van deze planregels, met dien verstande dat de bestaande milieubelasting op de omgeving niet mag worden vergroot.

7.5.2 Detailhandel

Binnen het kader van de bestemmingsomschrijving als gegeven in artikel 7.1.2 onder d. is ter plaatse van de functieaanduiding “(dh)” het volgende specifieke gebruik toegestaan:

  • a. het gebruik volgens 7.1 en 7.2 van dit artikel door het detailhandelsbedrijf dat op het moment van tervisielegging van dit bestemmingsplan als zodanig aanwezig was.

7.5.3 Maatschappelijke doeleinden

Binnen het kader van de bestemmingsomschrijving als gegeven in artikel 7.1.2 onder f. is ter plaatse van de functieaanduiding “(m)” het volgende specifieke gebruik toegestaan:

  • a. het gebruik volgens 7.1 en 7.2 van dit artikel voor de maatschappelijke functie die op het moment van tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan als zodanig aanwezig was.

7.5.4 LPG - Vulpunt

Binnen het kader van de bestemmingsomschrijving als gegeven in artikel 7.1.2 onder h. is ter plaatse van de functieaanduiding “(vu)” het volgende specifieke gebruik toegestaan:

  • a. het gebruik volgens 7.1 en 7.2 van dit artikel voor een vulpunt voor LPG als onderdeel van het bestaande bedrijf.

7.5.5 Strijdig gebruik


Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor:

  • a. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • b. het parkeren, anders dan ten behoeve van de bedrijven op het bedrijfsverzamelterrein;
  • c. het gebruik van gronden en bebouwing als parkeergelegenheid voor reizigers die reizen vanaf de luchthaven Schiphol;
  • d. niet aan de bestemming gelieerde bewoning;
  • e. het huisvesten van tijdelijke arbeidsmigranten;
  • f. een aan huisgebonden beroep of -bedrijf;
  • g. showrooms;
  • h. detailhandel, met uitzondering van het bepaalde in 23.1.2 sub c;
  • i. horeca;
  • j. een geluidzoneringsplichtig bedrijf;
  • k. een bedrijf dat valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

7.5.6 Uitzonderingen strijdig gebruik
  • a. ter plaatse van de functieaanduiding “(sb-bsb)” is het bepaalde in artikel 7.5.5 onder a., g. en h. niet van toepassing voor zover het betreffende gebruik onderdeel uitmaakt van het bestaande bedrijf;
  • b. ter plaatse van de functieaanduiding “(dh)” is het bepaalde in artikel 7.5.5 onder g. en h. niet van toepassing voor zover het betreffende gebruik onderdeel uitmaakt van het bestaande bedrijf.

7.5.7 Voorwaardelijke bepaling

In het geval door de bouw van gebouwen en bouwwerken danwel het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden op een bouwperceel meer dan 500 m² extra verhard oppervlak zal ontstaan ten opzichte van de situatie bij vaststelling van dit plan, dan dient - voordat de overschrijding plaatsvindt - 15% van het totaal aan toename van verharding te worden gecompenseerd met open water dat in verbinding staat met oppervlaktewater in hetzelfde peilvak.

7.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.1 van dit artikel ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten in de bedrijfscategorie 3.1 zoals vermeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten in bijlage 1 indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 7.1;
  • b. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 7.1, maar niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt genoemd;


Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

7.7 Wijzigingsbevoegdheid
7.7.1 Beëindiging activiteit

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduidingen "(sb-bsb)", "(dh)" en "(m)" te verwijderen indien het bestaande bedrijf ter plaatse gedurende een half jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat het bestaande bedrijf op korte termijn wordt voortgezet.

Artikel 8 Detailhandel - Perifeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Detailhandel (DH-PRT) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het bedrijfsmatig gebruik door een perifeer detailhandelsbedrijf in de vorm van een bouwmarkt;
  • b. het bedrijfsmatig gebruik door een perifeer detailhandelsbedrijf, uitsluitend in grove bouwmaterialen, keukens, sanitair en woninginrichting, anders dan via een bouwmarkt;
  • c. de terreinen en opslag ten behoeve van de uitoefening van het detailhandelsbedrijf;
  • d. de bedrijfsgebouwen en andere bouwwerken die nodig zijn voor de uitoefening van het detailhandelsbedrijf;
  • e. water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater;
  • f. de daarbij behorende voorzieningen zoals parkeervoorzieningen, in- en uitritten, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op de gronden als bedoeld in 8.1 van dit artikel mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen; en
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de aanduidingen op de planverbeelding en de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken, als aangegeven op de verbeelding, worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • c. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • d. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
  • e. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 3 respectievelijk 6 meter;
  • f. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 60 m²;
  • g. de regels onder a. tot en met f. vinden toepassing met in achtneming van het bepaalde in artikel 22.1 van deze planregels.

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken die geen gebouwen zijn, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen en overige hekwerken mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van verlichtingsarmatuur en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  • c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen 3 meter.

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ter waarborging van:

  • a. de sociale veiligheid;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de waterhuishouding;
  • d. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • e. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, en de landschappelijke inrichting;
  • f. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken.

8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. een detailhandelsbedrijf niet zijnde een bouwmarkt of een bedrijf in grove bouwmaterialen, keukens en sanitair alsmede woninginrichting;
  • b. het wonen;
  • c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • d. het parkeren, anders dan ten behoeve van het ter plaatse aanwezige detailhandelsbedrijf;
  • e. het gebruik van gronden en bebouwing als parkeergelegenheid voor reizigers die reizen vanaf de luchthaven Schiphol;
  • f. horeca;
  • g. een geluidzoneringsplichtig bedrijf;
  • h. een bedrijf dat valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

8.4.2 Voorwaardelijke bepaling

In het geval door de bouw van gebouwen en bouwwerken dan wel het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden op een bouwperceel meer dan 500 m² extra verhard oppervlak zal ontstaan ten opzichte van de situatie bij vaststelling van dit plan, dan dient - voordat de overschrijding plaatsvindt - 15% van het totaal aan toename van verharding te worden gecompenseerd met open water dat in verbinding staat met oppervlaktewater in hetzelfde peilvak.

Artikel 9 Detailhandel - Tuincentrum

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Detailhandel algemeen

De voor Detailhandel - Tuincentrum (DH - TC) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het bedrijfsmatig gebruik door een detailhandelsbedrijf, uitsluitend in de vorm van een tuincentrum als bedoeld in artikel 1.66 van deze planregels;
  • b. de terreinen en opslag ten behoeve van de uitoefening van het detailhandelsbedrijf;
  • c. de bedrijfsgebouwen en andere bouwwerken die voor de uitoefening van het detailhandelsbedrijf nodig zijn;
  • d. water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater;
  • e. de daarbij behorende voorzieningen zoals parkeervoorzieningen, in- en uitritten, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

9.1.2 Bijzonder gebruik voor detailhandel

Binnen het kader van de bestemmingsomschrijving van artikel 9.1.1 is voorts het volgende gebruik toegestaan:

  • a. het gebruik voor ondergeschikte horeca, uitsluitend in de vorm van een restaurant.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Op de gronden als bedoeld in 9.1 van dit artikel mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. kassen;
  • b. bedrijfsgebouwen; en
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de aanduidingen op de planverbeelding en de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken, als aangegeven op de verbeelding, worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • c. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • d. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
  • e. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 3 respectievelijk 6 meter;
  • f. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 60 m²;
  • g. de regels onder a. tot en met f. vinden toepassing met in achtneming van het bepaalde in artikel 22.1 van deze planregels.

9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken die geen gebouwen zijn, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen en overige hekwerken mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van verlichtingsarmatuur en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  • c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen 3 meter.

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ter waarborging van:

  • a. de sociale veiligheid;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de waterhuishouding;
  • d. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • e. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, en de landschappelijke inrichting;
  • f. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken.

9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Ondergeschikte horeca

Binnen het kader van de bestemmingsomschrijving als gegeven in artikel 9.1.2 onder a. is met betrekking tot ondergeschikte horeca het volgende specifieke gebruik toegestaan:

  • a. het gebruik voor ondergeschikte horeca als bedoeld in artikel 1.55 van deze planregels, uitsluitend als niet-zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering van het detailhandelsbedrijf, met dien verstande dat:
    • 1. uitsluitend een restaurant is toegestaan met een bruto-vloeroppervlak van ten hoogste 300 m²;
    • 2. het restaurant tevens mag zijn voorzien van een inpandige speeltuin/ kinderparadijs met een vloeroppervlak van ten hoogste 100 m².

9.4.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. een detailhandelsbedrijf niet zijnde een tuincentrum;
  • b. het wonen;
  • c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • d. het parkeren, anders dan ten behoeve van het ter plaatse aanwezige detailhandelsbedrijf;
  • e. het gebruik van gronden en bebouwing als parkeergelegenheid voor reizigers die reizen vanaf de luchthaven Schiphol;
  • f. horeca;
  • g. een geluidzoneringsplichtig bedrijf;
  • h. een bedrijf dat valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

9.4.3 Voorwaardelijke bepaling

In het geval door de bouw van gebouwen en bouwwerken dan wel het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden op een bouwperceel meer dan 500 m² extra verhard oppervlak zal ontstaan ten opzichte van de situatie bij vaststelling van dit plan, dan dient - voordat de overschrijding plaatsvindt - 15% van het totaal aan toename van verharding te worden gecompenseerd met open water dat in verbinding staat met oppervlaktewater in hetzelfde peilvak.

Artikel 10 Gemengd

10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Gemengd gebruik algemeen

De voor Gemengd (G) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in hoofdgebouwen;
  • b. kantoren en dienstverlening;
  • c. de bedrijfsuitoefening overeenkomstig de bedrijfscategorie 1 als aangegeven in de Staat van Bedrijfsactiviteiten in bijlage 1 van deze planregels;
  • d. een woongebouw met bijbehorende bouwwerken en overkappingen;
  • e. de tuinen en erven ten dienste van het gemengde gebruik;
  • f. de daarbij behorende parkeervoorzieningen en ontsluitingen.

10.1.2 Bijzonder gemengd gebruik

Binnen het kader van de bestemmingsomschrijving van artikel 10.1.1 is voorts het volgende gebruik toegestaan:

  • a. het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep en/of -bedrijf in samenhang met het wonen;
  • b. ter plaatse van de functieaanduiding "dh" tevens detailhandel, een supermarkt uitgezonderd;
  • c. ter plaatse van de functieaanduiding "h" tevens zelfstandige horeca in de vorm van een restaurant, als bedoeld in artikel 1.64 van deze planregels.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Op de gronden als bedoeld in 10.1 van dit artikel mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen met bijbehorende bouwwerken;
  • b. bedrijfsgebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de aanduidingen op de planverbeelding en de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van het hoofdgebouw mag maximaal 4,5 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag maximaal 9 meter bedragen;
  • d. de voorgevel van het hoofdgebouw dient in dan wel maximaal 5 meter achter de gevellijn te worden gebouwd evenwijdig aan de weg;
  • e. de voorgevelbreedte van het hoofdgebouw, met inbegrip van aan- en uitbouwen, mag maximaal 12 meter bedragen;
  • f. de bouwdiepte van het hoofdgebouw mag maximaal 15 meter bedragen;
  • g. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 3 meter te bedragen bij elke vrijstaande zijgevel;
  • h. de bouwdiepte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3 meter bedragen;
  • i. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag maximaal de hoogte van de bovenkant van de afgewerkte verdiepingsvloer vermeerderd met 0,30 meter bedragen tot een maximum van 4 meter;
  • j. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 3 meter respectievelijk 4,5 meter;
  • k. de afstand van de bijbehorende bouwwerken tot de voorgevelrooilijn en zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter;
  • l. het bebouwingspercentage aan bijbehorende bouwwerken bedraagt per bouwperceel maximaal 50%, waarbij het gezamenlijk oppervlakte niet meer mag bedragen dan:
Totale oppervlakte per bouwperceel   Maximale gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken  
tot 300 m²   40 m²  
300 tot 600 m²   50 m²  
600 m² en groter   60 m²  

  • m. gebouwde parkeervoorzieningen onder het hoofdgebouw zijn niet toegestaan;
  • n. de regels onder a. tot en met m. vinden toepassing met inachtneming van het bepaalde in artikel 22.1 van deze planregels.

10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde


Voor het bouwen van bouwwerken die geen gebouwen zijn, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3 meter, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel gerealiseerd mag worden en tot maximaal 30 m²;
  • c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen 3 meter;
  • d. het bepaalde onder a. t/m c. van dit artikellid is niet van toepassing op de bestaande bouwwerken.

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ter waarborging van:

  • a. de sociale veiligheid;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de waterhuishouding;
  • d. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • e. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, en de landschappelijke inrichting;
  • f. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken.

10.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2.2 van dit artikel voor het toestaan van een grotere voorgevelbreedte ingeval een blokje tweekappers wordt vervangen door één vrijstaande woning met dien verstande dat de voorgevelbreedte maximaal 15 meter mag bedragen en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens in ieder geval 3 meter.

10.5 Specifieke gebruiksregels
10.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. zelfstandige woonruimte van een vrijstaand bijgebouw;
  • b. bewoning als afhankelijke woonruimte;
  • c. kamerbewoning;
  • d. recreatief nachtverblijf;
  • e. detailhandel, met uitzondering van het bepaalde in 23.1.2 sub c;
  • f. horeca.
10.5.2 Uitzonderingen strijdig gebruik
  • a. ter plaatse van de functieaanduiding “(dh)” is het bepaalde in artikel 10.5.1 onder e. niet van toepassing;
  • b. ter plaatse van de functieaanduiding “(h)” is het bepaalde in artikel 10.5.1 onder f. niet van toepassing.

10.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.5.1 van dit artikel voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of bijbehorende bouwwerken bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • d. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  • e. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
  • f. maximaal 75 m² van hoofdgebouw en/of bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.

Artikel 11 Groen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen (G) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. voetpaden, fietspaden en ruiterpaden;
  • d. voorzieningen van openbaar nut;
  • e. waterpartijen, waterberging en water ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer.

11.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in 11.1 van dit artikel mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. kleinschalige dagrecreatieve en/of speelvoorzieningen met een maximale hoogte van 3 meter;
  • b. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen met een oppervlakte van maximaal 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
  • c. lichtmasten met een hoogte van maximaal 10 meter;
  • d. erfafscheidingen met een hoogte van maximaal 1 meter;
  • e. andere bouwwerken die geen gebouwen zijn, met een hoogte van maximaal 1 meter.

11.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. agrarische doeleinden;
  • b. sport-, wedstrijd- of speelterreinen, parkeerterreinen, lig- of speelweiden en buitenmaneges;
  • c. het beproeven van voertuigen voor onder meer de motorsport en de modelvliegsport.

Artikel 12 Verkeer

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer (V) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wegverkeer;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die voor de wegenstructuur en de geleiding van het wegverkeer nodig zijn.

12.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in 12.1 van dit artikel mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Daarvoor gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten, bewegwijzering en verkeersregulering bedraagt maximaal 10 meter;
  • a. kleinschalige dagrecreatieve en/of speelvoorzieningen met een maximale hoogte van 3 meter;
  • b. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen met een oppervlakte van maximaal 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
  • c. erfafscheidingen met een hoogte van maximaal 1 meter;
  • d. andere bouwwerken die geen gebouwen zijn, met een hoogte van maximaal 5 meter.

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ter waarborging van:

  • a. de sociale veiligheid;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de waterhuishouding;
  • d. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • e. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, en de landschappelijke inrichting;
  • f. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • g. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluitingen op (structurele) groen- en waterelementen.

12.4 Specifieke gebruiksregels
12.4.1 Algemeen

Op de gronden als bedoeld in 12.1 van dit artikel is binnen de bestemming "Verkeer" het volgende specifieke gebruik toegestaan:

  • a. het gemotoriseerde verkeer, fietsverkeer, en voetgangersverkeer;
  • b. verkeerswegen en parkeerplaatsen voor autoverkeer;
  • c. in- en uitritten;
  • d. fietspaden, voetpaden en ruiterpaden;
  • e. voorzieningen voor algemeen nut;
  • f. kunstwerken;
  • g. bouwwerken die geen gebouwen zijn en die voor de wegenstructuur en de geleiding van het wegverkeer nodig zijn, zoals bruggen, dammen, duikers, verkeersborden en straatverlichting;
  • h. groenvoorzieningen voor de begrenzing van de wegen en de parkeerplaatsen, zoals bermen en taluds;
  • i. ondergrondse en bovengrondse waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.

12.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 12.1 en 12.2 van dit artikel voor de realisering van geluidwerende voorzieningen.


Artikel 13 Water

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water (WA) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de waterberging en waterhuishouding;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. langzaam verkeer op het water;
  • d. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden.

13.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in 13.1 van dit artikel mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale bouwhoogte van 5 meter.

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ter waarborging van:

  • a. de sociale veiligheid;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de waterhuishouding;
  • d. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • e. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, en de landschappelijke inrichting;
  • f. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • g. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluitingen op (structurele) groen- en waterelementen.

13.4 Specifieke gebruiksregels
13.4.1 Algemeen

Op de gronden als bedoeld in 13.1 van dit artikel is binnen de bestemming "Water" het volgende specifieke gebruik toegestaan:

  • a. waterlopen en waterplassen;
  • b. waterberging, wateraanvoer en waterafvoer als netwerk voor de waterhuishouding;
  • c. oevers en groenvoorzieningen langs het water;
  • d. de bij waterlopen en waterplassen behorende bouwwerken waaronder keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen en aanlegsteigers;
  • e. infiltratievoorzieningen;
  • f. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersvoorzieningen;
  • g. langzaam verkeer te water.

13.4.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. ligplaats voor onderkomens.

13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.5.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming "Water" zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  • b. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.

13.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 13.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

13.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 13.5.1 van dit artikel zijn alleen toelaatbaar als door die werken of werkzaamheden of door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de in 13.1 genoemde doeleinden dan wel waarden van deze gronden niet onevenredig worden of kunnen aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

13.5.4 Advies over omgevingsvergunning

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheid als bedoeld in 13.5 van dit artikel wint het bevoegd gezag advies in van het Hoogheemraadschap van Rijnland omtrent de vraag als bedoeld in 13.5.3 van dit artikel.

Artikel 14 Wonen

14.1 Bestemmingsomschrijving
14.1.1 Wonen algemeen

De voor Wonen (W) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in woongebouwen;
  • b. tuinen en erven ten dienste van het wonen;
  • c. bijbehorende bouwwerken en overkappingen;
  • d. parkeervoorzieningen en ontsluitingen ten behoeve van het wonen.

14.1.2 Bijzonder gebruik voor het wonen

Binnen het kader van de bestemmingsomschrijving van artikel 14.1.1 is tevens het volgende gebruik toegestaan:

  • a. het uitoefenen van een aan huisgebonden beroep en/of -bedrijf in samenhang met het wonen;
  • b. ter plaatse van de functieaanduiding "(os)" de verkeerswegen voor de ontsluiting en de bereikbaarheid van de achtergelegen bedrijfsgronden;
  • c. ter plaatse van de functieaanduiding "(dh)" het bestaande detailhandelsbedrijf.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

Op de gronden als bedoeld in 14.1 van dit artikel mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen met bijbehorende bouwwerken;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

14.2.2 Woningen met bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van gebouwen gelden de aanduidingen op de planverbeelding en de volgende regels:

  • a. per bouwvlak als aangegeven op de planverbeelding is 1 woning toegestaan;
  • b. het hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak als aangegeven op de planverbeelding worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van het hoofdgebouw mag maximaal 4,5 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag maximaal 9 meter bedragen;
  • e. het hoofdgebouw dient te zijn voorzien van een kap met een hellingshoek van minimaal 30° en maximaal 50°;
  • f. aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak, als aangegeven op de planverbeelding, worden gebouwd met een diepte van maximaal 3 meter;
  • g. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag maximaal de hoogte van de bovenkant van de afgewerkte verdiepingsvloer vermeerderd met 0,30 meter bedragen tot een maximum van 4 meter;
  • h. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 3 meter respectievelijk 4,5 meter;
  • i. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van minimaal 3 meter achter de voorgevel van de bestaande woning worden gebouwd en minimaal 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens;
  • j. het bebouwingspercentage aan bijbehorende bouwwerken bedraagt per bouwperceel maximaal 50%, waarbij het gezamenlijk oppervlakte niet meer mag bedragen dan:

Totale oppervlakte per bouwperceel   Maximale gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken  
tot 300 m²   60 m²  
300 tot 600 m²   80 m²  
600 m² en groter   100 m²  

  • k. gebouwde parkeervoorzieningen onder het hoofdgebouw zijn niet toegestaan;
  • l. de regels onder a. tot en met k. vinden toepassing met inachtneming van het bepaalde in artikel 22.1 van deze planregels.

14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken die geen gebouwen zijn, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3 meter, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel gerealiseerd mag worden en tot maximaal 30 m²;
  • c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen 3 meter;
  • d. het bepaalde onder a. t/m c. van dit artikellid is niet van toepassing op de bestaande bouwwerken.

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ter waarborging van:

  • a. de sociale veiligheid;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de waterhuishouding;
  • d. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • e. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, en de landschappelijke inrichting;
  • f. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken.

14.4 Specifieke gebruiksregels
14.4.1 Detailhandel

Binnen het kader van de bestemmingsomschrijving als gegeven in artikel 14.1.2 onder b. is ter plaatse van de functieaanduiding “(dh)” het volgende specifieke gebruik toegestaan:

a. het gebruik volgens 14.1 en 14.2 van dit artikel door het detailhandelsbedrijf dat op het moment van tervisielegging van dit bestemmingsplan als zodanig aanwezig was.

14.4.2 Aan-huis-gebonden beroep en/of -bedrijf

Volgens de gebruiksregels als gegeven in 14.1.2 sub a. van dit artikel is binnen de bestemming "Wonen" het uitoefenen van een aan huisgebonden beroep en/of -bedrijf toegestaan, onder de voorwaarden dat:

  • a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  • b. het bruto-vloeroppervlak voor de uitoefening van het aan-huis-gebonden beroep danwel het aan-huis-gebonden bedrijf niet groter is dan 30% van de woning inclusief bijbehorende bouwwerken;
  • c. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
  • e. het beroep alleen door de bewoner(s) wordt uitgeoefend;
  • f. er geen horeca-activiteiten en geen detailhandel plaatsvinden;
  • g. er geen buitenopslag plaatsvindt, noch beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning, met uitzondering van in- en uitladen.

14.4.3 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. zelfstandige woonruimte van een bijgebouw;
  • b. zelfstandige kantoorruimte;
  • c. bewoning als afhankelijke woonruimte;
  • d. recreatief nachtverblijf;
  • e. detailhandel, met uitzondering van het bepaalde in 14.1.2 sub c en 23.1.2 sub c;
  • f. horeca.

14.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.1.1 en 14.4.3 van dit artikel voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of bijbehorende bouwwerken bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), zoals bedoeld in artikel 1.8, met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg, als bedoeld in artikel 1.50 van deze planregels;
  • b. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • d. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  • e. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
  • f. maximaal 75 m² van hoofdgebouw en/of bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.

14.6 Wijzigingsbevoegdheid
14.6.1 Ontsluitingsweg

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een nieuwe ontsluitingsweg toe te staan in aanvulling op de bestaande ontsluitingswegen als bedoeld in onderdeel 14.1.2 onder b. van dit artikel met dien verstande dat:

  • a. aangetoond wordt dat daarvoor een bedrijfseconomische noodzaak bestaat vanuit het bedrijf op het aangrenzende, belendend perceel;
  • b. de afstand tot het hoofdgebouw (woning) minimaal 3 meter bedraagt;
  • c. de ontsluitingsweg niet meer dan 5 meter breed is;
  • d. aangetoond wordt dat de nieuwe ontsluitingsweg ruimtelijk en milieutechnisch past binnen de locatie;
  • e. aangetoond wordt dat de nieuwe ontsluitingsweg geen nadelige effecten heeft op de waterhuishouding;
  • f. het een niet zodanige verkeersaantrekkende werking betreft dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • g. daardoor de omgevingskwaliteit van de omliggende woningen niet onevenredig wordt aangetast;
  • h. ook anderszins geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.


 

14.6.2 Beëindiging activiteit

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding "(dh)" te verwijderen indien de activiteit ter plaatse gedurende een half jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet.


 

Artikel 15 Wonen - Lintbebouwing

15.1 Bestemmingsomschrijving
15.1.1 Wonen algemeen

De voor Wonen - Lintbebouwing (W - Li) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in woongebouwen;
  • b. tuinen en erven;
  • c. bijbehorende bouwwerken en overkappingen;
  • d. parkeervoorzieningen en ontsluitingen ten behoeve van het wonen.

15.1.2 Bijzonder gebruik voor het wonen

Binnen het kader van de bestemmingsomschrijving van artikel 15.1.1 is tevens het volgende gebruik toegestaan:

  • a. het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep en/of -bedrijf in samenhang met het wonen;
  • b. ter plaatse van de functieaanduiding "(os)" de verkeerswegen voor de ontsluiting en de bereikbaarheid van de achtergelegen bedrijfsgronden;
  • c. ter plaatse van de functieaanduiding "(dh)" het bestaande detailhandelsbedrijf.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen

Op de gronden als bedoeld in 15.1 van dit artikel mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen met bijbehorende bouwwerken;
  • b. bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding "(dh)";
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

15.2.2 Woningen met bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van gebouwen gelden de aanduidingen op de planverbeelding en de volgende regels:

  • a. het aantal woningen zoals aanwezig op het moment van terinzageligging van het ontwerp van dit plan mag niet worden vermeerderd, tenzij toepassing wordt gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid als opgenomen in artikel 15.7.1;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. van dit artikellid is ter plaatse van het kadastrale perceel gemeente Aalsmeer, sectie B, nummer 7667 (Hornweg 316a) de toevoeging van 1 extra woning toegestaan en ter plaatse van de kadastrale percelen gemeente Aalsmeer, sectie B, nummers 6973 en 8510 (Hornweg 250) 2 extra woningen;
  • c. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken als aangegeven op de planverbeelding, worden gebouwd;
  • d. de goothoogte van het hoofdgebouw mag maximaal 4,5 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag maximaal 9 meter bedragen;
  • f. de voorgevel van het hoofdgebouw dient in dan wel maximaal 5 meter achter de op de verbeelding aangeduide gevellijn te worden gebouwd evenwijdig aan de weg;
  • g. de voorgevelbreedte van het hoofdgebouw van een vrijstaande woning, met inbegrip van aan- en uitbouwen, mag maximaal 12 meter bedragen en van een twee-onder-een-kapwoning maximaal 10 meter;
  • h. de bouwdiepte van het hoofdgebouw mag maximaal 15 meter bedragen;
  • i. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 3 meter te bedragen bij elke vrijstaande zijgevel;
  • j. bij woningen met een kap mag een dakkapel worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. voor zover gelegen op het dakvlak aan de straatzijde of op het dakvlak aan de zijde van de zijtuin, de dakkapel niet breder mag zijn dan de helft van de breedte van het dakvlak van het hoofdgebouw;
    • 2. voor zover gelegen op het dakvlak aan de achtertuinzijde, de zijkanten van de dakkapel op meer dan 0,5 meter van de zijkanten van het dakvlak van het hoofdgebouw worden gerealiseerd;
    • 3. de bovenzijde van de dakkapel ten minste 0,5 meter onder de noklijn van het dakvlak wordt gerealiseerd;
    • 4. de onderzijde van de dakkapel ten minste 0,5 meter en maximaal 1 meter boven de gootlijn van het dakvlak wordt gerealiseerd;
    • 5. per dakvlak meerdere dakkapellen zijn toegestaan indien de dakkapellen op dezelfde bouwlaag worden gerealiseerd en deze dakkapellen tezamen voldoen aan de hiervoor opgenomen breedte- of afstandsmaten;
  • k. de bouwdiepte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken achter het hoofdgebouw mag maximaal 3 meter bedragen;
  • l. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag maximaal de hoogte van de bovenkant van de afgewerkte verdiepingsvloer vermeerderd met 0,30 meter bedragen tot een maximum van 4 meter;
  • m. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 3 meter respectievelijk 4,5 meter;
  • n. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van minimaal 3 meter achter de voorgevel van de bestaande woning worden gebouwd en minimaal 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens;
  • o. het bebouwingspercentage aan bijbehorende bouwwerken bedraagt per bouwperceel maximaal 50%, waarbij het gezamenlijk oppervlakte niet meer mag bedragen dan:

Totale oppervlakte per bouwperceel   Maximale gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken  
tot 300 m²   40 m²  
300 tot 400 m²   50 m²  
400 m² en groter   60 m²  

  • p. gebouwde parkeervoorzieningen onder het hoofdgebouw zijn niet toegestaan;
  • q. de regels onder a. tot en met o. vinden toepassing met inachtneming van het bepaalde in artikel 22.1 van deze planregels.

15.2.3 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding "(dh)" geldt dat de bestaande bedrijfsgebouwen zijn toegestaan.

15.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken die geen gebouwen zijn, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3 meter, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel gerealiseerd mag worden en tot maximaal 30 m²;
  • c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen 3 meter;
  • d. het bepaalde onder a. t/m c. van dit artikellid is niet van toepassing op de bestaande bouwwerken.

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ter waarborging van:

  • a. de sociale veiligheid;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de waterhuishouding;
  • d. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • e. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, en de landschappelijke inrichting;
  • f. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken.

15.4 Afwijken van de bouwregels
15.4.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2.2 van dit artikel voor het toestaan van een grotere voorgevelbreedte ingeval een blokje tweekappers wordt vervangen door één vrijstaande woning met dien verstande dat de voorgevelbreedte maximaal 15 meter mag bedragen en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens in ieder geval 3 meter.

15.4.2 Erkers

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2.2 ten behoeve van bouwen van een aan- en/of uitbouw aan de voorgevel (erker), met dien verstande dat:

  • a. deze afwijkingsbevoegdheid alleen mag worden toegepast indien de diepte van de betreffende voortuin 2,5 meter of meer bedraagt;
  • b. de maximum diepte van de erker 1 meter bedraagt;
  • c. de maximum breedte van de erker 3/5 deel van de voorgevelbreedte van de woning bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van de erker niet hoger is dan 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping van de woning;
  • e. de erker bedoeld is om de woonkamer of de keuken te vergroten.

15.5 Specifieke gebruiksregels

15.5.1 Detailhandel

Binnen het kader van de bestemmingsomschrijving als gegeven in artikel 15.1.2 onder c. is ter plaatse van de functieaanduiding “(dh)” het volgende specifieke gebruik toegestaan:

  • a. het gebruik volgens 15.1 en 15.2 van dit artikel door het detailhandelsbedrijf dat op het moment van tervisielegging van dit bestemmingsplan als zodanig aanwezig was.

15.5.2 Aan-huis-gebonden beroep en/of -bedrijf

Volgens de gebruiksregels als gegeven in 15.1.2 sub a. van dit artikel is binnen de bestemming
"Wonen - Lintbebouwing" het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep en/of - bedrijf toegestaan, onder de voorwaarden dat:

  • a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  • b. het bruto-vloeroppervlak voor de uitoefening van het aan-huis-gebonden beroep danwel het aan-huis-gebonden bedrijf niet groter is dan 30% van de woning inclusief bijbehorende bouwwerken;
  • c. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
  • e. het beroep alleen door de bewoner(s) wordt uitgeoefend;
  • f. er geen horeca-activiteiten en geen detailhandel plaatsvinden;
  • g. er geen buitenopslag plaatsvindt, noch beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning, met uitzondering van in- en uitladen.

15.5.3 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. zelfstandige woonruimte van een bijgebouw;
  • b. zelfstandige kantoorruimte;
  • c. bewoning als afhankelijke woonruimte;
  • d. recreatief nachtverblijf;
  • e. detailhandel, met uitzondering van het bepaalde in 15.1.2 sub c en 23.1.2 sub c;
  • f. horeca.

15.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.1.1 en 15.5.3 van dit artikel voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of bijbehorende bouwwerken bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • d. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  • e. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
  • f. maximaal 75 m² van hoofdgebouw en/of bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.

15.7 Wijzigingsbevoegdheid
15.7.1 Nieuwe woning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd extra woningen toe te staan ten opzichte van het bepaalde in 15.2.2 sub a, met dien verstande dat:

  • a. bij een vrijstaande woning de perceelsbreedte minimaal 25 meter dient te bedragen;
  • b. bij een blok tweekappers de perceelsbreedte in totaal minimaal 40 meter dient te bedragen;
  • c. van de perceelsbreedten zoals zijn genoemd onder a en b van dit onderdeel mag worden afgeweken tot een perceelsbreedten van minimaal 18 meter respectievelijk 26 meter indien de stedenbouwkundige situatie daartoe aanleiding geeft, mits:
    • 1. de frontbreedte van het hoofdgebouw inclusief aan- en uitbouwen niet meer bedraagt dan 50% van de perceelsbreedte; en
    • 2. het perceel zich voegt in de ritmiek van het bestaande lint.
  • d. andere type woningen niet zijn toegestaan;
  • e. verder de bouwregels als opgenomen in 15.2.2 van dit artikel in acht moet worden genomen;
  • f. aangetoond wordt dat de nieuwe woning ruimtelijk en milieutechnisch past binnen de locatie, waaronder een akoestisch onderzoek;
  • g. aangetoond wordt dat de nieuwe woning geen nadelige effecten heeft op de waterhuishouding;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

15.7.2 Ontsluitingsweg

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een nieuwe ontsluitingsweg toe te staan in aanvulling op de bestaande ontsluitingswegen als bedoeld in onderdeel 15.1.2 onder b. van dit artikel met dien verstande dat:

  • a. aangetoond wordt dat daarvoor een bedrijfseconomische noodzaak bestaat vanuit het bedrijf op het aangrenzende, belendend perceel;
  • b. de afstand tot het hoofdgebouw (woning) minimaal 3 meter bedraagt;
  • c. de ontsluitingsweg niet meer dan 5 meter breed is;
  • d. aangetoond wordt dat de nieuwe ontsluitingsweg ruimtelijk en milieutechnisch past binnen de locatie;
  • e. aangetoond wordt dat de nieuwe ontsluitingsweg geen nadelige effecten heeft op de waterhuishouding;
  • f. het een niet zodanige verkeersaantrekkende werking betreft dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • g. daardoor de omgevingskwaliteit van de omliggende woningen niet onevenredig wordt aangetast;
  • h. ook anderszins geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.


 

15.7.3 Beëindiging activiteit

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding "(dh)" te verwijderen indien de activiteit ter plaatse gedurende een half jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet.


 

Artikel 16 Leiding - Hoogspanningsverbinding

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een hoogspanningsverbinding.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de leidingen als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding.

16.2.2 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

16.2.3 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

16.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 3 meter.

16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de hoogspanningsverbinding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende hoogspanningsverbinding.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

16.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting en diep wortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 meter;
  • c. het aanleggen van kabels en leidingen, anders dan kabels en leidingen als bedoeld in 16.1, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
  • e. het ophogen, egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte;
  • f. het aanleggen van watergangen en -partijen;
  • g. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  • h. het indrijven van voorwerpen.

16.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 16.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.

16.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 16.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 17 Leiding - Riool

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), tevens bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van water met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de leidingen als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming Leiding - Riool.

17.2.2 Algemeen

Op of in deze gronden mag niet worden gebouwd.

17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Riool zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de doeleindenomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.

17.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 17.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.

17.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 17.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 18 Waarde - Archeologie 1

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 1 (WR-A1) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming prevaleert boven de overige aan deze gronden toegekende enkelvoudige bestemmingen.

18.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen ten behoeve van de dubbelbestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. bouwhoogte van de onder a. van dit artikel bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • c. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen kan, met in achtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende regels, uitsluitend worden gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk met een oppervlakte kleiner dan 50 m,² waarbij geen graaf- of heiwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter beneden het maaiveld plaatsvinden;
  • d. het bepaalde onder c. van dit artikel is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder het peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Afwijken voor grotere en diepere maten

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het hiervoor bepaalde in artikel 18.2 onder c. voor het bouwen groter dan 50 m² en dieper dan 40 centimeter, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat:

  • a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. dat de archeologische waarden van de gronden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veiliggesteld.

18.3.2 Verlenen van omgevingsvergunning voor bouwen

Indien uit het onder 18.3.1 van dit artikel genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zullen of kunnen worden aangetast, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning één of meer van de volgende voorschriften verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

18.3.3 Advies over omgevingsvergunning

Alvorens omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in 18.3.1 van dit artikel, wint het bevoegd gezag advies in bij de archeologische deskundige.

18.3.4 Bouwverbod

Indien uit het in 18.3.1 van dit artikel genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden aangetast, zonder dat het mogelijk is om deze door de in 18.3.2 van dit artikel genoemde voorschriften veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 1" zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden te verrichten, behoudens de daarbij vermelde uitzonderingen:

  • a. het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt.
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt.
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt.
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil.
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 meter bedraagt.
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 40 centimeter.
  • g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 40 centimeter.
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 40 centimeter.
  • i. het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 40 centimeter.

18.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Dit verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal beheer en onderhoud;
  • b. van zodanig geringe omvang en ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen aantasting van de aanwezige waarden plaatsvindt;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

18.4.3 Toelaatbaarheid van de werken of werkzaamheden

De werken of werkzaamheden die onder het verbod vallen, zijn slechts toelaatbaar voor zover het belang dat met de dubbelbestemming wordt gediend, hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.

18.4.4 Verlenen van omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden
  • a. Voor zover de werken of werkzaamheden die onder het verbod vallen, of de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, kunnen leiden tot een aantasting van de archeologische waarden kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning één of meer van de volgende voorschriften verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodem-verstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • b. De omgevingsvergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen of kunnen worden aangetast, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn veiliggesteld.

18.4.5 Advies over omgevingsvergunning

Alvorens omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in 18.4.4 van dit artikel, wint het bevoegd gezag advies in bij de archeologische deskundige.

Artikel 19 Waarde - Archeologie 2

19.1 Bestemmingsomschrijving


De voor Waarde - Archeologie 2 (WR-A2) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming prevaleert boven de overige aan deze gronden toegekende enkelvoudige bestemmingen.

19.2 Bouwregels


Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen ten behoeve van de dubbelbestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van de onder a. van dit artikel bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • c. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen kan, met in achtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende regels, uitsluitend worden gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk met een oppervlakte kleiner dan 10.000 m², waarbij geen graaf- of heiwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter beneden het maaiveld plaatsvinden;
  • d. het bepaalde onder c. van dit artikel is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder het peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

19.3 Afwijken van de bouwregels
19.3.1 Afwijken voor grotere en diepere maten

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het hiervoor bepaalde in artikel 19.2 onder c. voor het bouwen groter dan 10.000 m² en dieper dan 40 centimeter, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat:

  • a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. dat de archeologische waarden van de gronden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veiliggesteld.

19.3.2 Verlenen van omgevingsvergunning voor bouwen

Indien uit het onder 19.3.1 van dit artikel genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zullen of kunnen worden aangetast, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning één of meer van de volgende voorschriften verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

19.3.3 Advies over omgevingsvergunning

Alvorens omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in 19.3.1 van dit artikel, wint het bevoegd gezag advies in bij de archeologische deskundige.

19.3.4 Bouwverbod

Indien uit het in 19.3.1 van dit artikel genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden aangetast, zonder dat het mogelijk is om deze door de in 19.3.2 van dit artikel genoemde voorschriften veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 2" zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden te verrichten, behoudens de daarbij vermelde uitzonderingen:

  • a. het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 10.000 m² of meer bedraagt;
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 10.000 m² of meer bedraagt;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 10.000 m² of meer bedraagt;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 10.000 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 meter bedraagt;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 10.000 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 40 centimeter;
  • g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 10.000 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 40 centimeter;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 10.000 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 40 centimeter;
  • i. het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 10.000 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 40 centimeter.

19.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Dit verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal beheer en onderhoud;
  • b. van zodanig geringe omvang en ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen aantasting van de aanwezige waarden plaatsvindt;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

19.4.3 Toelaatbaarheid van de werken of werkzaamheden

De werken of werkzaamheden die onder het verbod vallen, zijn slechts toelaatbaar voor zover het belang dat met de dubbelbestemming wordt gediend, hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.

19.4.4 Verlenen van omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden
  • a. Voor zover de werken of werkzaamheden die onder het verbod vallen, of de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, kunnen leiden tot een aantasting van de archeologische waarden kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning één of meer van de volgende voorschriften verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodem-verstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • b. De omgevingsvergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen of kunnen worden aangetast, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn veiliggesteld.

19.4.5 Advies over omgevingsvergunning

Alvorens omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in 19.4.4 van dit artikel, wint het bevoegd gezag advies in bij de archeologische deskundige.


Artikel 20 Waterstaat - Waterkering

20.1 Bestemmingsomschrijving


De voor Waterstaat - Waterstaat (WS-WK) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de inrichting en het onderhoud van waterstaatkundige werken. Deze bestemming prevaleert boven de overige aan deze gronden toegekende enkelvoudige bestemmingen.

20.2 Bouwregels
20.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. op of in deze gronden mogen ten behoeve van de dubbelbestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die nodig zijn voor het behoud of het onderhoud van de waterkering, waaronder keermuren, bruggen, duikers, bakens en lichten;
  • b. de bouwhoogte van de onder a. van dit artikel bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • c. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen kan, met in achtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende regels, uitsluitend worden gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder het peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

20.2.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in onderdeel 18.2.1 van dit artikel voor het bouwen op de andere voor deze gronden geldende bestemmingen. Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen dient er een watervergunning te zijn verleend door het Hoogheemraadschap van Rijnland.

20.3 Specifieke gebruiksregels
20.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor het houden van paarden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 21 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.


Artikel 22 Algemene bouwregels

22.1 Algemene regels ten aanzien van maatvoeringen
22.1.1 Bestaande maten
  • a. De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die meer bedragen dan in de bestemmingsregels is voorgeschreven, mogen als maximaal toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die minder bedragen dan in de bestemmingsregels is voorgeschreven, mogen als minimaal toelaatbaar worden aangehouden;
  • c. Het bepaalde onder a. en b. van deze planregels is uitsluitend van toepassing op bouwwerken die zijn gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • d. Voorts is in geval van herbouw het bepaalde onder a. en b. van dit artikel slechts van toepassing indien de herbouw geschiedt op dezelfde plaats en de afwijking van de bestemmingsregels niet wordt vergroot.

22.2 Algemene regels voor ondergronds bouwen
22.2.1 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan onder de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, met uitzondering van voorzieningen van algemeen nut;
  • b. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse werken bedraagt maximaal 4 meter onder peil;
  • c. bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.

22.2.2 Ondergrondse werken en werkzaamheden

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen gebouwen zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

22.2.3 Afwijken van de regels voor ondergronds bouwen

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.2.1 van dit artikel voor:

  • a. het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse diepte van maximaal 10 meter onder peil, onder de voorwaarde dat:
    • 1. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
    • 2. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
  • b. het bouwen buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, mits de afstand tot de zijdelingse perceelgrens en de openbare weg ten minste 3 meter bedraagt.

22.3 Algemene regels voor ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals;

  • a. plinten, pilasters, kozijnen, standplaatsen voor hemelwater, schoorstenen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en liftschachten;
  • b. gevel- en kroonlijsten, luifels, uitgebouwde bijbehorende bouwwerken, balkons en overstekende daken;
  • c. putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water-rioolstoffen;
  • d. hijsinrichtingen,

buiten beschouwing gelaten, voor zover de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

22.4 Algemene regels voor afstanden
22.4.1 Afstand voor watergangen

Onverminderd het bepaalde in de bestemmingsregels dient de afstand tussen gebouwen en andere bouwwerken enerzijds en de boveninsteek van een watergang ten minste 4 meter te bedragen.

22.4.2 Afwijken van afstandregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.4.1 van dit artikel, teneinde de voorgeschreven afstandmaat tot de watergang te verkleinen indien dit noodzakelijk is, mits vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.


 

Artikel 23 Algemene gebruiksregels

23.1 Verbod op gebruik van gronden
23.1.1 Strijdig gebruik van gronden

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 2.1. lid 1. onder c. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt tenminste verstaan het gebruik van de gronden:

  • a. als opslagplaats voor bagger- en grondspectie;
  • b. als opslagplaats voor materialen, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind, vloeibare afvalstoffen of brandstoffen;
  • c. als opslagplaats van gebruiksklare of onklare voer- en/of vaartuigen en/of onderdelen daarvan;
  • d. als opslagplaats voor bedrijfsgerelateerde goederen en/of materialen vóór de voorgevelrooilijn;
  • e. als opslagplaats voor bedrijfsgerelateerde goederen en/of materialen achter de voorgevelrooilijn, hoger dan 4 meter;
  • f. als uitstalling-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
  • g. voor het storten, lozen of verwerken van vloeibare of vaste afvalstoffen;
  • h. voor opslag van ten behoeve van privé-doeleinden anders dan op gronden met de bestemming "Gemengd", "Wonen" en "Wonen - Lintbebouwing";
  • i. voor het niet-hobbymatig houden van paarden.

23.1.2 Uitzonderingen

Dit verbod geldt niet voor:

  • a. vormen van gebruik als bedoeld in onderdeel 23.1.1 van dit artikel, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de doeleindenomschrijving en/of de overige planregels mag worden gebruikt;
  • b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en bagger- en grondspecie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.
  • c. het uitoefenen van ondergeschikte detailhandel.
  • d. het gebruik van niet-bebouwde grond voor kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor ingevolge een gemeentelijke verordening vergunning of ontheffing is vereist, en deze is verleend.
  • e. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en/of de datacommunicatie, met uitzondering van:
    • 1. aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" en/of een druk van meer dan 40 bar;
    • 2. transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie met een diameter van meer dan 4";
    • 3. hoogspanningsleidingen;
    • 4. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 meter of meer en/of een lengte van 10 kilometer of meer.

23.2 Verbod op gebruik van bouwwerken

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 2.1. lid 1. onder c. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt tenminste verstaan:

a. het gebruik van bouwwerken voor/als seksinrichting.

Artikel 24 Algemene aanduidingsregels

24.1 Gebiedsaanduiding "Geluidzone - Industrie 50 dB"
24.1.1 Bouwregels

Op de gronden met de gebiedsaanduiding "Geluidzone - Industrie 50 dB" geldt, dat nieuwe geluidsgevoelige objecten niet mogen worden gerealiseerd vanwege een hoge geluidsbelasting ten gevolge van industrielawaai afkomstig van het industriegebied Schiphol-Oost.

24.1.2 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan geluidbelasting op de gevel, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 24.1.1 van dit artikel, en worden toegestaan dat nieuwe geluidsgevoelige objecten worden gebouwd dan wel functies worden toegestaan, mits de geluidsbelasting vanwege het industrielawaai op de gevels van deze geluidsgevoelige gebouwen en/of functies niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een door burgemeester en wethouders verleende hogere grenswaarde.

 

24.2 Gebiedsaanduiding "Beperking aantrekken vogels"
  • a. Op de gronden die zijn aangewezen als gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - Beperking aantrekken vogels' is een grondgebruik of een bestemming binnen de volgende categorieën niet toegestaan:
    • 1. industrie in de voedingssector met extramurale opslag of overslag;
    • 2. viskwekerijen met extramurale bassins;
    • 3. opslag of verwerking van afvalstoffen met extramurale opslag of verwerking;
    • 4. natuurreservaten en vogelreservaten;
    • 5. moerasgebieden en oppervlaktewateren groter dan 3 hectare.
  • b. In afwijking van sub a is dit grondgebruik of deze bestemming toegestaan voor zover dit gebruik of deze bestemming rechtmatig is op de datum van inwerkingtreding van dit plan.
  • c. In afwijking van sub a is dit grondgebruik of deze bestemming eveneens toegestaan voor zover dit in overeenstemming is met een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart;
  • d. Indien strijd ontstaat tussen het bepaalde in dit artikel en de overige regels die ter plaatse gelden, prevaleert de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - Beperking aantrekken vogels'.

24.3 Gebiedsaanduiding "Luchtvaartverkeerzone - LIB - Beperkingengebied bebouwing"
  • a. Op de gronden die als gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone-LIB-Beperking bebouwing 1' op de verbeelding bij dit plan zijn aangewezen, zijn geen gebouwen toegestaan, behoudens bestaand gebruik van gebouwen met een kantoorfunctie of van bedrijven.
  • b. Op de gronden die als gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone-LIB-Beperking bebouwing 3' op de verbeelding bij dit plan zijn aangewezen, zijn geen gebouwen toegestaan, behoudens bestaand gebruik.
  • c. Op de gronden die als gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone-LIB-Beperking bebouwing 4' op de verbeelding bij dit plan zijn aangewezen, zijn geen woningen, woonwagens, gebouwen met een onderwijsfunctie of gebouwen met een gezondheidszorgfunctie toegestaan, behoudens bestaand gebruik.
  • d. Van bestaand gebruik als bedoeld in sub a t/m c, is sprake indien op de datum van inwerkingtreding van dit plan op de desbetreffende plaats een gebouw rechtmatig aanwezig is en overeenkomstig de bestemming wordt gebruikt.
  • e. Ten aanzien van degene die op de datum van inwerkingtreding van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol rechtmatig gebruiker was van een woning of een woonwagen op de gronden die op de verbeelding van dit plan als gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone-LIB-Beperking bebouwing 1' is aangewezen, kan indien sprake is van bestaand gebruik als bedoeld in sub d, beëindiging van dit gebruik niet worden gevergd.
  • f. In afwijking van sub a t/m c, zijn daarin bedoelde gebouwen eveneens toegestaan voor zover dit in overeenstemming is met een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.
  • g. Indien strijd ontstaat tussen het bepaalde in dit artikel en de andere regels die ter plaatse gelden, prevaleert dit artikel.

24.4 Gebiedsaanduiding "Luchtvaartverkeerzone - LIB - Hoogtebeperkingen"
  • a. Op de gronden die als gebiedsaanduidingen 'Luchtvaartverkeerzone-LIB-Hoogtebeperkingen' op de verbeelding bij dit plan zijn aangewezen, zijn geen objecten toegestaan die hoger zijn dan de op de 'Overzichtskaart Hoogtebeperkingen' als opgenomen in de bijlage van het LIB aangegeven maximale waarden ten opzichte van de referentiehoogte -4.00 meter N.A.P.
  • b. In afwijking van sub a is een object dat hoger is dan de desbetreffende maximale waarde toegestaan indien:
    • 1. het object opgericht of geplaatst is overeenkomstig een bouwvergunning of voor het object een dergelijke vergunning is verleend en
    • 2. de vergunning is verleend voor de datum van inwerkingtreding van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol.
  • c. In afwijking van sub a is een object dat hoger is dan de desbetreffende maximale waarde eveneens toegestaan voor zover dit in overeenstemming is met een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.
  • d. Op de in sub a bedoelde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, voor zover deze werken of werkzaamheden reiken tot een hoogte boven de in dat lid bedoelde maximale waarden.
  • e. Indien strijd ontstaat tussen het bepaalde in dit artikel en de andere regels die ter plaatse gelden, prevaleren de gebiedsaanduidingen 'Luchtvaartverkeerzone-LIB-Hoogtebeperkingen'.

Artikel 25 Algemene afwijkingsregels

25.1 Afwijkingsbevoegdheid voor afmetingen en maten

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan voor afwijkingen van voorgeschreven afmetingen en maten, waaronder percentages, met ten hoogste 15%, voor zover zulks van belang is voor een technisch of estetisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein.

25.2 Afwijkingsbevoegdheid voor kleine bouwwerken

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan voor:

  • a. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals bewaarplaatsen voor huisvuilcontainers, gasdrukregelstations, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, wachthuisjes en transformatorhuisjes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 meter en de oppervlakte niet meer dan 20 m² bedragen;
  • b. het bouwen van geluidwerende voorzieningen, vrijstaande muren, riooloverstortkelders, boven- en ondergrondse containerruimten, zonnecollectoren, en informatie- en reclameborden;
  • c. het plaatsen van bouwwerken die geen gebouwen zijn ten behoeve van zend-, ontvangst- en of sirenemasten op elk gebouw, met in achtneming van de hoogtebeperkingen die gelden ingevolge het Luchthavenindelingsbesluit Schiphol;
  • d. overschrijdingen van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch of esthetisch betere realisering van bestemmingen of van bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, met dien verstande dat de overschrijdingen niet meer mogen bedragen dan 3 meter;
  • e. het bepaalde onder a. tot en met d. van dit artikel is slechts van toepassing indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden, zoals bepaald in dit bestemmingsplan, van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 26 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijdingen van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch of esthetisch betere realisering van bestemmingen of van bouwwerken, dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. het wijzigen van de Staat van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  • d. het aanpassen van opgenomen regels van de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar regels in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na vaststelling het plan worden gewijzigd.


 

Artikel 27 Algemene procedureregels

Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, worden de navolgende procedureregels in acht genomen:

  • a. het ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende 2 weken ter inzage;
  • b. burgemeester en wethouders maken de onder a. bedoelde terinzagelegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze bekend;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
  • d. gedurende de onder a. genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij het voorgenomen besluit bij burgemeester en wethouders schriftelijke zienswijzen indienen over het ontwerpbesluit.


 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 28 Overgangsrecht

28.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a. met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a. van dit artikel is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

28.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a. van dit artikel is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 29 Slotregel

29.1 Vervangen bestemmingsplannen

Dit bestemmingsplan vervangt in zijn geheel of gedeeltelijk de volgende bestemmingsplannen op de dag dat het bestemmingsplan van kracht wordt als bedoeld in artikel 3.8, lid 5, van de Wet ruimtelijke ordening:

  • het bestemmingsplan “Landelijk Gebied 1969”, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Aalsmeer op 4 augustus 1970 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van Noord-Holland op 9 november 1971;
  • het bestemmingsplan “Landelijk Gebied Amstelveen 1993”, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Amstelveen op 24 maart 1993 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van Noord-Holland op 9 november 1993;
  • het bestemmingsplan “Kerkweg 1968”, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Aalsmeer op 29 juli 1969 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van Noord-Holland op 3 november 1970;
  • het bestemmingsplan “Bloemenlust 1968”, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Aalsmeer op 29 juli 1969 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van Noord-Holland op 3 november 1970;
  • het bestemmingsplan “Westwijk”, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Amstelveen op 21 februari 1990 en gedeeltelijk goedgekeurd door gedeputeerde staten van Noord-Holland op 10 juli 1990;
  • het bestemmingsplan “N201-zone”, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Aalsmeer op 14 februari 2002 en gedeeltelijk goedgekeurd door gedeputeerde staten van Noord-Holland op op 27 januari 2004 en 28 november 2006;
  • het bestemmingsplan “Schinkeldijkje”, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Aalsmeer op 17 september 1998 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van Noord-Holland op 7 december 1998;
  • het bestemmingsplan “Schinkeldijkje”, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Amstelveen op 19 april 1995 en gedeeltelijk goedgekeurd door gedeputeerde staten van Noord-Holland op 10 juli 1995;
  • het bestemmingsplan “Parapluherziening Schipholcontouren”, zoals vastgesteld door de raad op 2 november 2006 en in werking getreden op 9 april 2007;
  • het bestemmingsplan “Aalsmeerderweg 420-422”, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Aalsmeer op [p.m.] maart 2014 en in werking getreden op [ ].
29.2 Citeertitel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Landelijk Gebied Oost".