direct naar inhoud van Regels

Aalsmeer Dorp 2016

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0358.16-VG01
Plantype: bestemmingsplan

PLANTEKST

Inhoudsopgave

 

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Agrarisch -Tuinbouw

Artikel 4 Bedrijf

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorzieningen

Artikel 6 Bedrijf - Scheepswerf

Artikel 7 Gemengd

Artikel 8 Gemengd - 1

Artikel 9 Groen

Artikel 10 Horeca

Artikel 11 Kantoor

Artikel 12 Maatschappelijk

Artikel 13 Maatschappelijk - Gezondheidszorg

Artikel 14 Tuin

Artikel 15 Verkeer

Artikel 16 Verkeer - Garagebox

Artikel 17 Verkeer - Parkeergarage

Artikel 18 Verkeer - Verblijfsgebied

Artikel 19 Water

Artikel 20 Water - Permanent Wonen

Artikel 21 Wonen

Artikel 22 Wonen - Woonzorg

Artikel 23 Leiding-Gas

Artikel 24 Waarde - Archeologie

Artikel 25 Waarde - Cultuurhistorie

Artikel 26 Waterstaat - Waterkering

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 27 Anti-dubbeltelregel

Artikel 28 Algemene bouwregels

Artikel 29 Algemene afwijkingsregels

Artikel 30 Geluidszone - industrie Schiphol

Artikel 31 Geluidzone - zonebesluit

Artikel 32 Luchtvaartverkeerzone LIB artikel 2.2.1 nr. 4

Artikel 33 Luchtvaartverkeerzone LIB artikel 2.2.2

Artikel 34 Luchtvaartverkeerszone LIB artikel 2.2.3

Artikel 35 Vrijwaringszone - Molenbiotoop

Artikel 36 Wijzigingsbevoegdheid verwijderen functieaanduiding

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 37 Overgangsrecht

Artikel 38 Overige regels

 

 

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

 

 

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan "Aalsmeer Dorp 2016" van de gemeente Aalsmeer;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0358.16-VG01 met de bijbehorende regels (en bijlagen);

1.3 aan-huis-verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aan- en uitbouw:

een gebouw aan een hoofdgebouw waarmee het in verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsvlak:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aanlegsteiger:

boven of in het water aangebrachte of op het water drijvende constructie, voor het afmeren van een boot, waarna over de aanlegsteiger naar de wal kan worden gelopen;

1.8 aanlegvergunning:

onder een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dient in dit plan tevens te worden verstaan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.9 aanpijling:

een blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemming/aanduiding van toepassing is op de aangepijlde gronden;

1.10 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van en/of fokken met dieren, met dien verstande dat onder meer:

  1. een paardenhouderij, manege, kennel en dierenasiel niet worden aangemerkt als een agrarisch bedrijf;

  2. een paardenfokkerij en het houden van paarden voor de melkproductie wordt aangemerkt als agrarisch bedrijf.

 

 

 

 

 

 

1.11 antenne installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de wel of niet in de techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.12 archeologisch onderzoek:

een rapport als bedoeld in de Erfgoedwet;

1.13 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit vroegere tijden;

1.14 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.15 atelier:

een individuele werkruimte voor een kunstenaar;

1.16 bebouwingspercentage:

het deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;

1.17 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen danwel bedrijfsmatig verlenen van diensten (daaronder niet begrepen aan-huis-verbonden-beroepen, detailhandel, horeca, publieksgerichte dienstverlening, maatschappelijke en culturele voorzieningen en bedrijfsmatige sportdoeleinden);

1.18 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.19 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is. De bedrijfswoning is slechts toelaatbaar indien, de woning gelet op de aard, inrichting, de omvang en de continuïteit van het bedrijf ter plaatse noodzakelijk is in verband met een doelmatige bedrijfsvoering;

1.20 belemmerde strook:

geprojecteerde zone ter weerszijde van de leiding ter waarborging van een veilig en bedrijfszeker gastransport en ter beperking van gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving van de leiding(en). Op deze gronden is het oprichten van bebouwing en het uitvoeren van een aantal werkzaamheden niet zondermeer toegestaan. De belemmerde strook dient in principe obstakelvrij te blijven;

1.21 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.22 beschermd stads-dorpsgezicht:

aanwijzing als beschermd stads- en dorpsgezicht zoals bedoeld in de Erfgoedverordening 2016 van de gemeente Aalsmeer;

 

 

 

1.23 bestaand gebruik of bouwwerk:

een gebruik of een bouwwerk, dat aanwezig is op het moment van inwerkingtreding van dit plan;

1.24 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.25 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.26 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm en gebruik onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.27 botenhuis:

een gebouw met één bouwlaag, gebouwd over het water en bereikbaar vanaf te bevaren water, dat dient voor het overdekt onderbrengen van één of meerdere vaartuigen;

1.28 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats voor woonwagens;

1.29 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.30 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.31 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.32 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.33 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.34 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond bedoeld om ter plaatse te functioneren;

1.35 braderie:

een markt waarbij feestelijke, kermisachtige straatverkoop door winkeliers centraal staat, waarbij minimaal 75% van de kramen wordt ingenomen door de in het winkelcentrum gevestigde winkeliers;

 

 

 

 

1.36 bruto vloeroppervlakte b.v.o:

de som van de binnen de gevels gelegen vloeroppervlakten van alle bouwlagen alsmede onderbouw en zolder, inclusief kolommen, trappenhuizen, gangen, liften, toiletten e.d., met uitzondering van (kruip)kelders met een hoogte van minder dan 1.50 meter en technische ruimten op daken;

1.37 containerbergingen:

bergingen voor de kliko's/rolemmer;

1.38 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft achtergelaten dan wel gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;

1.39 dak:

iedere bovenbeëindiging, vlak of hellend, van een gebouw;

1.40 dakkapel:

een toevoeging van ondergeschikte omvang binnen een hellend dakvlak, waarbij het karakter van het dak in stand blijft;

1.41 dakkaper:

een dakkapel met een schuin dakvlak in dezelfde hoek als het dak, waarbij de nok wordt verhoogd;

1.42 dakopbouw:

een toevoeging aan de bouwmassa van een (hoofd)gebouw vanaf het bestaande dakvlak, waarbij gehele of gedeeltelijke verhoging van het oorspronkelijk dakvlak plaatsvindt;

1.43 dakterras:

een terras op een plat dak van een gebouw;

1.44 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit niet zijnde een supermarkt;

1.45 detailhandel grootschalig:

grootschalige detailhandel (>1.500 m2 vvo (verkoop vloer oppervlak) (1800 m2 bvo (bruto vloer oppervlak)) zonder branchebeperking, waarbij food/dagelijkse artikelen zijn uitgesloten;

1.46 detailhandel ondergeschikt:

staat ten dienste van de hoofdbestemming met een maximum van 100 m2 of 10% van het bruto vloer oppervlak. Verkoop bij cateringbedrijven en groothandels in de volgende branches die relevant zijn voor de hoofdwinkel structuur, te weten: dagelijkse goederen (kleding en textielzaken, huishoudelijke artikelen en consumentenelektronica) is uitgesloten op de bedrijventerreinen. Verkoop van ter plaatse gemaakte producten wordt niet beschouwd ten dienste van de hoofdbestemming van het gebouw te zijn;

 

 

 

 

 

 

1.47 detailhandel perifeer:

winkelformules die vanwege de omvang en de aard van het assortiment een groot oppervlak nodig hebben, zoals bouwmarkten, tuincentra en wooninrichtingszaken. Het verkopen van (gemotoriseerde) voertuigen zoals scooters, scootmobielen en fietsen wordt hier ook onder begrepen;

1.48 dienstverlenend bedrijf:

bedrijf waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van garagebedrijven en seksinrichtingen;

1.49 dienstwoning:

woning, in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon die door de werkgever aan de werknemer ter bewoning in gebruik is gegeven. Die bewoning moet gerelateerd zijn aan het hoofdgebruik van het perceel;

1.50 dove gevel:

een gevel zonder te openen delen;

1.51 druiplijn:

de lijn die van onderen het dak begrenst;

1.52 ecologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;

1.53 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.54 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.55 erfafscheiding:

een scheiding tussen erven, tuinen en/of openbare ruimten in de vorm van een bouwwerk, dan wel beplanting;

1.56 erker:

een aan de voor- of zijgevel van een woning of een ander gebouw geplaatste uitbouw in één bouwlaag, waarvan de buitenzijde is begrensd door kozijnen, welke onlosmakelijk verbonden is met en deel uitmaakt van de hoofdmassa van die woning of dat gebouw. De uitbouw dient uit functioneel oogpunt ondergeschikt en uit architectonisch oogpunt een aanvulling op de hoofdvorm te zijn;

1.57 evenement:

het geheel van activiteiten dat plaatsvindt bij een voor publiek toegankelijke gebeurtenis op of aan de weg, binnen gebouwen of op het water met een openbaar dan wel gesloten karakter, met uitzondering van manifestaties, reguliere week- of jaarmarkten, discotheken, kansspelen en bioscoopvoorstellingen;

1.58 evenementendag:

een evenementendag heeft een duur van 24 uur;

1.59 garagebox:

een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat door zijn indeling en inrichting uitsluitend geschikt is voor stalling van voertuigen;

1.60 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.61 geluidgevoelige functies of bestemmingen:

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of een terrein als geluidgevoelig wordt aangemerkt;

1.62 geluidgevoelige gebouwen:

gebouwen welke dienen ter bewoning en andere geluidgevoelige gebouwen,zoals aangewezen in het Besluit geluidhinder;

1.63 geluidwerende voorzieningen:

voorzieningen bedoeld voor de vermindering van het geluid op een bepaalde plaats;

1.64 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, waarover in onderdeel D van Bijlage I Bor is vastgelegd dat rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.65 glastuinbouw:

agrarische bedrijvigheid die in hoofdzaak in kassen plaatsvindt en in een zodanige omvang dat op een duurzame wijze bloemen en/of planten kunnen worden gekweekt, bewerkt dan wel verwerkt;

1.66 glastuinbouwbedrijf:

een bedrijf gericht op het telen of kweken, trekken, vermeerderen, opkweken, veredelen of acclimatiseren van bloemen, planten, groenten en/of fruit, waarbij deze bedrijvigheid hoofdzakelijk wordt uitgevoerd in kassen;

1.67 goot:

opvangbak voor hemelwater;

1.68 hogere grenswaarde:

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.69 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.70 hoofdverblijf:

de plaats waar een huishouden, of daarmee gelijk te stellen groep van personen feitelijk gehuisvest is, daarvan is in ieder geval sprake als de plaats het centrum is van het sociaal en maatschappelijk leven van de bewoner(s);

1.71 hoogtescheidingslijn:

een aangegeven lijn welke de grens vormt van een gedeelte van een bebouwingsvlak waar een bepaalde hoogte is toegestaan;

1.72 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, waarbij de volgende categorieën van horeca worden onderscheiden:

 

horeca 1, daghoreca:

horecabedrijven zoals, lunchrooms, koffie-/theehuizen, ijssalons met vergelijkbare openingstijden als omliggende detailhandelsvestigingen;

 

horeca 2, (fastfood)restaurants, cafetarie, snackbars en shoarmazaken:

inrichtingen ten behoeve van het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren, alsmede het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken. Het accent ligt op de verkoop van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren;

 

horeca 3, cafés, eetcafé's, bars:

inrichtingen ten behoeve van het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend alcoholhoudende dranken, al dan niet in combinatie met het verstrekken van kleine etenswaren; het accent ligt op de verkoop van dranken dan wel op het verstrekken van kleine etenswaren;

 

horeca 4, dancings, discotheken, nachtclubs:

een bedrijf, dat is gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen al dan niet in combinatie met het verstrekken van alcohol en niet alcohol-houdende dranken, zoals een dancing of discotheek;

 

horeca 5, hotel:

een bedrijf, dat is gericht op het verschaffen van logies en het daarmee verband houdende ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en al dan niet ruimte biedt voor vergaderingen en cursussen;

1.73 huishouden:

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling erven; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;

1.74 kampeermiddel:

- een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;

- enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of

gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor

zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten

dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden

gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.75 kantoor:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.76 kas:

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van onder meer vruchten, bloemen of planten;

1.77 klokkenstoel:

een stellage van dikke houten of ijzeren balken, waarin een of meer klokken zijn opgehangen;

 

1.78 kunstwerk:

civieltechnisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen,waterkeringen en/of leidingen niet bedoeld voor permanent menselijk verblijf;

1.79 ligplaats:

een gedeelte van het openbaar water door een woonark of woonboot ingenomen of bestemd om door een woonark of woonboot met bijbehorende voorzieningen te worden ingenomen;

1.80 maaiveld:

de bovenkant van het oorspronkelijke dan wel (verhoogd of verlaagd) aangewerkt terrein waar een bouwwerk zal worden opgericht, dan wel reeds is opgericht;

1.81 maatschappelijke dienstverlening:

het verlenen van diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze en administratieve sfeer en andere vormen van dienstverlening, die een min of meer openbaar karakter hebben;

1.82 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.83 molenbiotoop:

de "levensruimte" of "molenbeschermingszone", die nodig is om vrije windvang en het zicht op de molen te kunnen beveiligen;

1.84 niet-commercieel evenement:

een evenement georganiseerd door een voor een algemeen nut beogende instelling of een sociaal belang behartigende instelling, die zich blijkens haar statuten de uitoefening ten doel stelt van activiteiten van maatschappelijke, sociale of culturele aard en waarbij de activiteiten worden verricht door in hoofdzaak vrijwilligers;

1.85 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van onder meer transport van aardgas, alarmeringssignalen, elektriciteit, telecommunicatie en water;

1.86 ondersteunende horeca:

horeca vanuit vestigingen/voorzieningen die als hoofdactiviteit geen horeca is en waarvan de hoofdfunctie aantoonbaar is, zoals een kantine bij een sportaccommodatie;

1.87 onderkomens:

voor verblijf geschikte – al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming en/of gebruik onttrokken – voertuigen, vaartuigen, woonschepen, toercaravans, stacaravans, tenten of gedeelten daarvan, voorzover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken;

1.88 openbaar toegankelijk gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.89 opslag:

het bedrijfsmatig opslaan, verhandelen of verpakken van goederen;

 

1.90 onderdoorgang:

een op de verbeelding aangegeven gebied waar, binnen de bestemming een doorgang mogelijk moet zijn waarboven bebouwing mag worden opgericht;

1.91 peil:

  1. Voor een zich op een perceel bevindend bouwwerk, waarvan de gevel direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die gevel;

  2. Voor een zich op een perceel bevindend bouwwerk in het talud van de dijk, waarvan de gevel niet direct aan de weg grenst en in alle andere gevallen: de hoogte van het bestaande aansluitende, afgewerkte maaiveld ter plaatse van de naar de dijk of weg gekeerde gevel, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen anders dan noodzakelijk voor de bouw, buiten beschouwing blijven;

  3. Indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil dan wel een ander plaatselijk aan te houden oppervlaktewaterpeil.

1.92 permanente bewoning:

het gebruik van een kampeermiddel, recreatieverblijf of vakantiehuis door een persoon, gezin of andere groep van personen als hoofdverblijf;

1.93 platte afdekking:

een horizontaal vlak ter afdekking van een gebouw;

1.94 praktijkruimte:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn inrichting en indeling geschikt is om te worden gebruikt door beoefenaren van vrije beroepen; onder vrije beroepen worden in dit plan verstaan (para)medische, juridische, therapeutische, ontwerp-technische, administratieve, kunstzinnige en daarmee gelijk te stellen beroepen;

1.95 reclame-object:

bouwwerk of werk opgericht en/of in stand gehouden met het doel te functioneren als of als drager van reclame-uiting(en);

1.96 reclame-uiting:

een op enige wijze met een bouwwerk verbonden zijnde, openbare aanprijzing om de afzet of het gebruik van goederen of diensten te bevorderen. Onder aanprijzing wordt mede begrepen de naam van de verkoper, dienstverlener etcetera;

1.97 recreatief verblijf:

het verblijf van één of meerdere personen met of zonder overnachting die elders hun hoofdverblijf hebben, waarmee in ieder geval geen sprake is van permanente bewoning;

1.98 recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.99 recreatiewoning:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat naar de aard en inrichting is bestemd voor recreatieve bewoning daaronder niet begrepen trekkershutten;

1.100 scheidingslijn:

een aangegeven lijn, die de grens aangeeft tussen delen van bestemmings- en/of bouwvlakken, waardoor verschillende, in de regels nader aangegeven, regelingen van toepassing zijn;

 

 

1.101 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.102 sociaal-culturele doeleinden:

sociaal-culturele doeleinden, zoals onderwijs, ontwikkeling, welzijn, cultuur, religie, geïnstitutionaliseerde zorg en therapeutische doeleinden;

1.103 standplaats voor straathandel:

het vanaf een vaste plaats op of aan de weg of op een andere voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats uitoefenen van detailhandel of diensten al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel;

1.104 standplaats voor woonwagen:

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

1.105 steiger:

boven, op of in het water aangebrachte of op het water drijvende constructie, waarover gelopen kan worden, niet zijnde een aanlegsteiger, welke ook ten dienste van een op- en afstaplocatie kan staan;

1.106 straatmeubilair:

de bij of op de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder begrepen: abri´s, afvalbakken, (ondergrondse) afvalcontainers, alarmeringsinstallaties met bijbehorende antennes, bloemen- of plantenbakken, brandkranen, draagconstructies voor reclame, fietsenrekken, gedenktekens, lichtmasten, parkeermeters, schakelkasten, speeltoestellen, straatverlichting, telefooncellen met bijbehorende antennes, urinoirs, verkeersborden, verkeersgeleiders, verkeerslichten, vitrines, voorwerpen van beeldende kunst, bewegwijzering en zitbanken; onder straatmeubilair worden niet begrepen verkooppunten voor motorbrandstoffen;

1.107 supermarkt:

detailhandel, zijnde een zelfbedieningszaak in goederen met een grote verscheidenheid aan hoofdzakelijk levensmiddelen, met een bruto vloeroppervlak groter dan 300 m2;

1.108 terras:

een buiten een gebouw gelegen gebied behorende bij een horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of etenswaren verstrekt;

1.109 themamarkt:

een markt met één centraal thema bijvoorbeeld een kerstmarkt, bloemenmarkt, hobbymarkt of curiosamarkt, waarbij minimaal 6 kramen worden geplaatst;

1.110 tuinbouwbedrijf:

een bedrijf, dat is gericht op het voortbrengen van produkten door middel van het telen van gewassen, door gebruik te maken van kassen en/of van open (onbebouwde) grond;

1.111 verdieping:

een boven de begane grond gelegen bouwlaag;

1.112 verkooppunt voor motorbrandstoffen:

een inrichting, waar door middel van één of meer pompinstallaties motorbrandstoffen worden verkocht en geleverd eventueel in combinatie met ondergeschikte detailhandel (niet zijnde horeca) en/of wasstraat;

1.113 voorgevel:

de naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde gevel van een gebouw, of indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.114 voorgevelrooilijn:

dit is de denkbeeldige lijn langs de voor- of zijgevel van een hoofdgebouw die naar een openbaar toegankelijk gebied is gekeerd;

1.115 voorkeursgrenswaarde:

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.116 vrij beroep:

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend door een bewoner van het perceel, waaronder niet wordt begrepen de uitoefening van detailhandel;

1.117 waterberging:

de tijdelijke opslag van een overmaat aan (oppervlakte) water in (oppervlakte) watersystemen. Waterberging kan worden onderverdeeld in drie categorieën:

natuurlijke overstroming (water dat buiten de beekbedding treedt zonder dat hier speciale voorzieningen zijn aangelegd);

gestuurde overstroming (retentie) (water dat buiten de beekbedding treedt en waarvoor voorzieningen zijn aangebracht zodat dit met vooraf bepaalde frequentie wordt toegepast in gebieden die hiervoor zijn ingericht);

noodoverloopgebieden (gebieden die met een zeer lage frequentie worden ingezet in geval van noodsituaties);

1.118 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die het waterhuishoudingbelang dienen, zoals watergangen (sloten), kunstwerken, bruggen, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang en dergelijke;

1.119 waterkering:

grondlichamen (dijk) of constructie met als functie bescherming van lager gelegen gebied (veelal polders) tegen water buiten dat gebied;

1.120 weg:

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;

1.121 Wet:

de Wet ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan;

1.122 woning:

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding en daarvoor is aan te merken als wooneenheid, niet zijnde een bijzondere woonvorm, dan wel voor de huisvesting van niet meer dan drie personen naast de huishouding dan wel vier personen wanneer er daarnaast geen huidhouding in het gebouw is ondergebracht;

1.123 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.124 woonwagen:

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

1.125 woonzorg:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient om te voorzien in een aangepaste woonbehoefte bijvoorbeeld ten behoeve van personen voor wie de normale woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn, zoals gehandicapten, of anderszins verzorgingsbehoevenden;

1.126 zaalaccommodatie:

een horecabedrijf, dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en waar het verstrekken van voedsel en dranken en het (laten) organiseren van feesten en partijen (daaraan) ondergeschikt is;

1.127 zone:

een op de verbeelding aangegeven gebied, waarvoor aanvullende bepalingen gelden;

1.128 zoneringsregeling:

de op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan geldende regels inzake de zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen en watertransportleidingen.

 

 

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling:

de hoek, gemeten in graden, van een hellend dakvlak ten opzichte van een horizontaal vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

de buitenwerks gemeten oppervlakte van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein, uitgezonderd ondergeschikte bouwonderdelen zoals goten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen met een maximale oversteek van 40 cm;

2.6 vloeroppervlakte woning:

de som van de oppervlakten van alle bouwlagen, deel uitmakende van het hoofdgebouw, daar onder begrepen kelderruimten en zolderruimten voor zover de vrije hoogte ten minste 1.50 meter bedraagt, en met uitzondering van: ruimten waar kleinere vrije hoogte dan 1.50 meter aanwezig is, alsmede balkons, bijgebouwen, gemeenschappelijke berg-, verkeers- en wasruimten en loggia's;

2.7 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;

2.8 verticale diepte:

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;

2.9 horizontale diepte:

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel.

 

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

 

Artikel 3 Agrarisch -Tuinbouw

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Agrarisch - Tuinbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen ten behoeve van de uitoefening van het tuinbouwbedrijf, uitgezonderd bedrijfswoningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken geen gebouwen zijnde;

  2. verhardingen;

  3. waterlopen;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. openbare nutsvoorzieningen;

  2. infrastructurele voorzieningen;

  3. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. sloten, en daarmee gelijk te stellen waterlopen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Bedrijfsgebouwen en kassen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en kassen behorende bij tuinbouwbedrijven gelden de volgende regels:

  1. bedrijfsgebouwen en kassen dienen binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd;

  2. het bebouwingspercentage bedraagt 100% tenzij anders is aangeduid;

  3. de maximale goot- en bouwhoogte van kassen en bedrijfsgebouwen bedraagt respectievelijk 3 meter en 4.50 meter;

  4. de dakhelling van bedrijfsgebouwen en kassen mag niet minder dan 15o en niet meer dan 45 o bedragen.

 

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van erfafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen;

  2. de hoogte van palen en masten mag maximaal 6 meter bedragen;

  3. de hoogte van lichtmasten en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 meter bedragen.

 

3.3 Specifieke gebruiksregels

 

3.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:

  1. het plaatsen of het geplaatst hebben van onderkomens;

  2. het opslaan of opgeslagen hebben van goederen, waarvan de aanwezigheid voor de bedrijfsvoering niet noodzakelijk is;

  3. het bedrijfsmatig verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen, bestemd en gereed voor onmiddellijk gebruik of verbruik, uitgezonderd de verkoop of het ten verkoop aanbieden van tuinbouw produkten afkomstig van het betrokken tuinbouw bedrijf;

  4. het bedrijfsmatig ten behoeve van derden vervaardigen of herstellen van goederen, uitgezonderd het verwerken van produkten afkomstig van het betrokken tuinbouw bedrijf;

  5. een uitsluitend of overwegend gebruik:

  6. als tussenhandel voor agrarische produkten, toeristisch bedrijf en daarmee vergelijkbaar gebruik;

  7. ten dienste van: de levering van goederen en/of diensten voor het agrarisch-, tuinbouw- en/of ander bedrijf;

  8. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  9. het gebruik van gronden voor de stalling en/of opslag van (al dan niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) auto's, kampeermiddelen en andere daarmee vergelijkbare voer-, vaar- of vliegtuigen.

 

 

Artikel 4 Bedrijf

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 4 behorende bij deze planregels onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen en met uitzondering van bedrijfsactiviteiten die vallen onder het besluit externe veiligheid inrichtingen;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste tot en met categorie 3.1': uitsluitend bedrijfsactiviteiten van bedrijven die behoren tot de categorieën 1, 2 en 3.1 uit de van deze planregels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, alsmede met uitzondering van bedrijfsactiviteiten die vallen onder het besluit externe veiligheid inrichtingen (NB deze lijst bevat een compleet overzicht van bedrijfsactiviteiten en de mate van milieubelasting op omliggende woningen en dient derhalve niet te worden beschouwd als een opsomming van de binnen de bestemming Bedrijf toegestane activiteiten);

  3. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' is een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg toegestaan;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' is een parkeergarage toegestaan;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan, met de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf' is een kinderdagverblijf toegestaan;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - molen' is een molen toegestaan;

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken geen gebouwen zijnde;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en andere verhardingen;

  2. groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van de in lid 4.1 genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  1. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. de goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' mag niet worden overschreden;

  3. het bebouwingspercentage bedraagt 100%, tenzij anders is aangeduid.

 

4.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van de in lid 4.1 sub f genoemde bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  1. per aangeduid bestemmingsvlak mag maximaal één bedrijfswoning worden opgericht;

  2. de inhoud van een bedrijfswoning mag maximaal 650 m³ bedragen;

  3. bij een vrijstaande/niet-inpandige bedrijfswoning mag de goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning niet meer bedragen dan respectievelijk 6 en 11 meter;

  4. bij een vrijstaande/niet-inpandige bedrijfswoning mag de dakhelling niet meer dan 60° bedragen. Deze contouren gelden voor tenminste twee dakvlakken.

 

4.2.3 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij de bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd bij vrijstaande/niet-inpandige bedrijfswoningen;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 45 m²;

  3. de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3 meter bedragen;

  4. de bouwhoogte van een bijgebouw mag maximaal 4,5 meter bedragen;

  5. de dakhelling van een bijgebouw mag niet meer dan 60° bedragen.

 

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 meter bedragen;

  2. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    1. 6 meter m voor palen en masten;
    2. 3 meter voor lichtmasten en het overige.

 

4.3 Specifieke gebruiksregels

 

4.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande (bij)gebouwen voor bewoning;

  2. het gebruik van gebouwen voor meer dan 30% voor kantoordoeleinden verbonden aan de bedrijfsactiviteiten en voor alle kantooractiviteiten niet verbonden aan een bedrijfsactiviteit;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 4) onder de categorieën 1, 2;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

  5. het gebruik van onbebouwde gronden gelegen buiten het bouwvlak voor opslag van goederen met een hoogte van meer dan 2 meter;

  6. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  7. het gebruik van gronden voor de stalling en/of opslag van (al dan niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) auto's, kampeermiddelen en andere daarmee vergelijkbare voer-, vaar- of vliegtuigen.

 

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

Met een omgevingsvergunning kan, met inachtneming van de milieusituatie, afgeweken worden van het bepaalde in lid 4.1 sub a t/m b en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 4 onder de categorieën 1, 2.

 

4.5 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen

 

4.5.1 Parkeernorm

Een omgevingsvergunning voor bouwen kan slechts worden verleend indien voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze is opgenomen in de vigerende Nota Parkeernormen Aalsmeer.

 

4.5.2 Afwijken van de regels

Indien uit een door de aanvrager van een omgevingsvergunning te overleggen parkeerbalans blijkt dat niet (geheel) kan worden voldaan aan voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein, waarbij rekening gehouden wordt met dubbelgebruik en de benodigde parkeerplaatsen niet in de openbare ruimte kunnen worden gerealiseerd, kunnen Burgemeester en Wethouders in afwijking van het bepaalde in 4.5.1 omgevingsvergunning verlenen indien:

  1. de (resterende) parkeerbehoefte meer dan 2 parkeerplaatsen betreft, of:

  2. met de verwezenlijking van het bouwplan een bijzonder gemeentelijk belang is gemoeid.

 

4.5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen bij de omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van:

  1. de aard, plaats en inrichting van de parkeer- of stallingsgelegenheid;

  2. de aanwezigheid en aanduiding van parkeer- en/of stallingsgelegenheid uitsluitend ten behoeve van invaliden.

 

 

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorzieningen

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorzieningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening, waterzuiveringsinstallatie en warmte- en koudeopslag en daarmee gelijk te stellen gebouwen;

 

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken geen gebouwen zijnde;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en andere verhardingen;

  2. groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. de goot- en bouwhoogte is maximaal zes meter, tenzij anders aangeduid;

  3. het bebouwd oppervlak mag 100% bedragen, tenzij anders is aangeduid.

 

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;

  2. de hoogte van palen en masten mag niet meer dan 6 meter bedragen;

  3. de hoogte van lichtmasten en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.

 

5.3 Specifieke gebruiksregels

 

5.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van onbebouwde gronden voor de opslag van goederen;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting.

 

Artikel 6 Bedrijf - Scheepswerf

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor Bedrijf - Scheepswerf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een scheepsbouw- en reparatiebedrijf welke ingevolge het Besluit omgevingsrecht als te zoneren industrieterrein is aangewezen;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan, met de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen;.

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  2. verhardingen;

  3. waterlopen;

  4. open terreinen, waaronder opslag, laad-, los- en parkeerterreinen;

  5. ligplaatsen, uitsluitend voor nog in bewerking zijnde, of nog in bewerking te nemen schepen;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. openbare nutsvoorzieningen;

  2. infrastructurele voorzieningen;

  3. waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen behorende bij de Scheepswerf gelden de volgende regels:

  1. bedrijfsgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd;

  2. het bebouwingspercentage bedraagt 100% tenzij anders is aangeduid;

  3. de goot- en de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' mag niet worden overschreden.

 

6.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van de in lid 6.1 sub b genoemde bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  1. per aangeduid bestemmingsvlak mag maximaal één bedrijfswoning worden opgericht;

  2. de inhoud van de bedrijfswoning mag maximaal 650 m3 bedragen.

  3. de goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' mag niet worden overschreden.

 

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 meter bedragen;

  2. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (waaronder steigers), mag niet meer bedragen dan 10 meter;

 

 

 

 

 

 

 

6.3 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande (bij)gebouwen voor bewoning;

  2. het gebruik van gebouwen voor meer dan 30% voor kantoordoeleinden verbonden aan de bedrijfsactiviteiten en voor alle kantooractiviteiten niet verbonden aan een bedrijfsactiviteit;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 4) onder de categorieën 1, 2;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

  5. het gebruik van onbebouwde gronden gelegen buiten het bouwvlak voor opslag van goederen met een hoogte van meer dan 2 meter;

  6. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

 

6.4 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen

 

6.4.1 Parkeernorm

Een omgevingsvergunning voor bouwen kan slechts worden verleend indien voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze is opgenomen in de vigerende Nota Parkeernormen Aalsmeer.

 

6.4.2 Afwijken van de regels

Indien uit een door de aanvrager van een omgevingsvergunning te overleggen parkeerbalans blijkt dat niet (geheel) kan worden voldaan aan voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein, waarbij rekening gehouden wordt met dubbelgebruik en de benodigde parkeerplaatsen niet in de openbare ruimte kunnen worden gerealiseerd, kunnen Burgemeester en Wethouders in afwijking van het bepaalde in 6.4.1 omgevingsvergunning verlenen indien:

  1. de (resterende) parkeerbehoefte meer dan 2 parkeerplaatsen betreft, of:

  2. met de verwezenlijking van het bouwplan een bijzonder gemeentelijk belang is gemoeid.

 

6.4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen bij de omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van:

  1. de aard, plaats en inrichting van de parkeer- of stallingsgelegenheid;

  2. de aanwezigheid en aanduiding van parkeer- en/of stallingsgelegenheid uitsluitend ten behoeve van invaliden.

 

 

 

 

Artikel 7 Gemengd

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen ten behoeve van bedrijven die zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1 en 2, zoals opgenomen in bijlage 4 behorende bij deze regels (met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen);

  2. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 5' is een hotel toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' is een supermarkt toegestaan met bijbehorende kantines;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' is een onderdoorgang toegestaan;

  5. dienstverlenend bedrijf;

  6. detailhandel;

  7. maatschappelijke voorzieningen;

  8. kantoren;

  9. wonen in woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf tot maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woning;

 

met de daarbij behorende:

  1. terrassen;

  2. bouwwerken geen gebouw zijnde;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en andere verhardingen;

  2. groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bebouwd oppervlak mag 100% bedragen, tenzij anders is aangeduid;

  3. de bouwhoogte en de goothoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' mag niet worden overschreden;

  4. de dakhelling mag niet meer bedragen dan 60°. Deze contouren gelden voor ten minste twee dakvlakken;

 

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;

  2. 6 meter voor palen en masten;

  3. 3 meter voor lichtmasten en het overige.

 

7.3 Specifieke gebruiksregels

 

7.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1. eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 4 onder de categorieën 1 en 2 in de Staat van bedrijfsactiviteiten;

  3. het gebruiken of doen gebruiken van meer dan 30% van de vloeroppervlakte van een woning, met inbegrip van de daarbij behorende aan- en/of bijgebouwen, als kantoor- en/of praktijkruimte ten behoeve van een aan huis gebonden beroep of bedrijf;

  4. het gebruiken van de daken van aan- en uitbouwen van woningen dan wel van bijgebouwen als dakterras;

  5. het gebruik van onbebouwde gronden voor opslag van goederen;

  6. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

 

7.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.1 voor het toestaan van daghoreca, mits:

  1. de functie niet leidt tot een onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de functie niet leidt tot een onevenredige hoeveelheid extra autoverkeer;

  3. de functie niet leidt tot onevenredige schade aan het woonmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

7.5 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen

 

7.5.1 Parkeernorm

Een omgevingsvergunning voor bouwen kan slechts worden verleend indien voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze is opgenomen in de vigerende Nota Parkeernormen Aalsmeer.

 

7.5.2 Afwijken van de regels

Indien uit een door de aanvrager van een omgevingsvergunning te overleggen parkeerbalans blijkt dat niet (geheel) kan worden voldaan aan voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein, waarbij rekening gehouden wordt met dubbelgebruik en de benodigde parkeerplaatsen niet in de openbare ruimte kunnen worden gerealiseerd, kunnen Burgemeester en Wethouders in afwijking van het bepaalde in 7.5.1 omgevingsvergunning verlenen indien:

  1. de (resterende) parkeerbehoefte meer dan 2 parkeerplaatsen betreft, of:

  2. met de verwezenlijking van het bouwplan een bijzonder gemeentelijk belang is gemoeid.

 

7.5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen bij de omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van:

  1. de aard, plaats en inrichting van de parkeer- of stallingsgelegenheid;

  2. de aanwezigheid en aanduiding van parkeer- en/of stallingsgelegenheid uitsluitend ten behoeve van invaliden.

 

 

 

Artikel 8 Gemengd - 1

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijfs(verzamel)gebouwen met bijbehorende voorzieningen;

  2. de bedrijfsuitoefening tot ten hoogste categorie 3.2, zoals vermeld in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 4), met inbegrip van bijbehorende kantines en bijbehorende bouwwerken en met uitzonder van bedrijfsactiviteiten die vallen onder het besluit externe veiligheid inrichtingen;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage zijn de gronden medebestemd voor parkeergarage;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf' zijn de gronden medebestemd voor kinderopvang;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning' zijn de gronden medebestemd voor:

  1. studiocomplex met mediagerelateerde entertainment;

  2. kantoren, zakelijke dienstverlening, vergaderruimtes, opleidingsruimtes en daarmee gelijk te stellen activiteiten, met inbegrip van bijbehorende kantines met dien verstande dat de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 50% van het totale bedrijfsoppervlak;

  3. culturele en ontspannende voorzieningen in de vorm van een bioscoop, casino, gamestudio, expositieruimtes, opnamestudio's, evenementencentrum en daarbij gelijk te stellen voorzieningen

  4. detailhandel, met dien verstande dat uitsluitend is toegestaan detailhandel als nevenfunctie ten dienste van en/of ter ondersteuning van en ondergeschikt aan de genoemde functies;

  5. horeca tot en met ten hoogste categorie 5 indien en voorzover de gronden hiertoe nader zijn aangeduid;

 

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde;

  2. opslag-, los- en laadterreinen;

  3. ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en andere verhardingen;

  4. groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bebouwd oppervlak mag 100% bedragen, tenzij anders is aangeduid;

  3. de bouwhoogte en ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' mag niet worden overschreden;

 

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;

  2. 6 meter voor palen en masten;

  3. 3 meter voor lichtmasten en het overige.

 

 

 

8.3 Specifieke gebruiksregels

 

8.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1. eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 4 tot ten hoogste categorieën 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;

  3. het gebruik van onbebouwde gronden voor opslag van goederen;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan bedoeld in lid 8.1, sub e onder 4;

  5. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

 

8.3.2 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan, met inachtneming van de milieusituatie, afgeweken worden van het bepaalde in lid 8.1, sub b en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die zijn genoemd in categorie 4 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in bijlage 4, mits deze bedrijven naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten in categorie 1, 2, 3.1 en 3.2.

 

8.4 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen

 

8.4.1 Parkeernorm

Een omgevingsvergunning voor bouwen kan slechts worden verleend indien voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze is opgenomen in de vigerende Nota Parkeernormen Aalsmeer.

 

8.4.2 Afwijken van de regels

Indien uit een door de aanvrager van een omgevingsvergunning te overleggen parkeerbalans blijkt dat niet (geheel) kan worden voldaan aan voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein, waarbij rekening gehouden wordt met dubbelgebruik en de benodigde parkeerplaatsen niet in de openbare ruimte kunnen worden gerealiseerd, kunnen Burgemeester en Wethouders in afwijking van het bepaalde in 8.4.1 omgevingsvergunning verlenen indien:

  1. de (resterende) parkeerbehoefte meer dan 2 parkeerplaatsen betreft, of:

  2. met de verwezenlijking van het bouwplan een bijzonder gemeentelijk belang is gemoeid.

 

8.4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen bij de omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van:

  1. de aard, plaats en inrichting van de parkeer- of stallingsgelegenheid;

  2. de aanwezigheid en aanduiding van parkeer- en/of stallingsgelegenheid uitsluitend ten behoeve van invaliden.

 

 

 

 

Artikel 9 Groen

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. parkeervoorzieningen;

  2. fiets-, voet en ruiterpaden;

  3. speelvoorzieningen;

  4. water, waterlopen en waterpartijen;

  5. nutsvoorzieningen;

  6. bruggen;

 

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van kunstwerken mag niet meer bedragen dan 6 meter;

  2. de hoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 10 meter;

  3. de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter.

 

9.3 Specifieke gebruiksregels

 

9.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of produkten, behoudens voorzover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;

  2. het gebruik van gronden als staan- of ligplaats, alsmede kampeerterrein;

  3. het gebruik van gronden voor het beproeven van voer- of vaartuigen, voor het beoefenen van auto- of motorsport of de (model) vliegsport en voor het houden wedstrijden met motorvoertuigen of bromfietsen;

  4. het gebruik van gronden voor sport- of wedstrijdterrein, parkeerterrein, landingsplaats, dagcamping dan wel voor de ruitersport.

 

  

Artikel 10 Horeca

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor gebouwen ten behoeve van horecavoorzieningen:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2' is horeca 1 en 2 toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 4' is horeca 1, 2, 3 en 4 toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 5' is horeca 5 toegestaan;

 

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken geen gebouwen zijnde;

  2. terrassen;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. ontsluitingswegen en andere verhardingen;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bebouwingspercentage mag 100% bedragen, tenzij anders is aangeduid;

  3. de goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' mag niet worden overschreden;

  4. de dakhelling van een gebouw mag niet meer dan 60° bedragen. Deze contouren gelden voor ten minste twee dakvlakken.

 

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;

  2. 6 meter voor palen en masten;

  3. 3 meter voor lichtmasten en voor het overige.

 

10.3 Specifieke gebruiksregels

 

10.3.1 Gebruiksregels

Voor zover gelegen buiten de bouwvlakken zijn de gronden uitsluitend bestemd voor tuinen, ontsluitingswegen, parkeerterreinen en terreinverhardingen.

 

10.3.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van onbebouwde gronden voor opslag van goederen met een hoogte van meer dan 2 meter;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken als seksinrichting.

 

10.4 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen

 

10.4.1 Parkeernorm

Een omgevingsvergunning voor bouwen kan slechts worden verleend indien voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze is opgenomen in de vigerende Nota Parkeernormen Aalsmeer.

 

10.4.2 Afwijken van de regels

Indien uit een door de aanvrager van een omgevingsvergunning te overleggen parkeerbalans blijkt dat niet (geheel) kan worden voldaan aan voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein, waarbij rekening gehouden wordt met dubbelgebruik en de benodigde parkeerplaatsen niet in de openbare ruimte kunnen worden gerealiseerd, kunnen Burgemeester en Wethouders in afwijking van het bepaalde in 10.4.1 omgevingsvergunning verlenen indien:

  1. de (resterende) parkeerbehoefte meer dan 2 parkeerplaatsen betreft, of:

  2. met de verwezenlijking van het bouwplan een bijzonder gemeentelijk belang is gemoeid.

 

10.4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen bij de omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van:

  1. de aard, plaats en inrichting van de parkeer- of stallingsgelegenheid;

  2. de aanwezigheid en aanduiding van parkeer- en/of stallingsgelegenheid uitsluitend ten behoeve van invaliden.

 

 

 

Artikel 11 Kantoor

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen ten behoeve van kantoren;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - wonen verdieping' is wonen op de verdieping toegestaan;

 

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken geen gebouwen zijnde;

  2. terrassen ten dienste van de bestemming;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. ontsluitingswegen en andere verhardingen;

  2. groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en openbare nutsvoorzieningen;

  3. horecavoorzieningen tot en met categorie II ten dienste van de bestemming.

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. de goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' mag niet worden overschreden;

  3. het bebouwingspercentage bedraagt 100%, tenzij anders is aangeduid.

 

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;

  2. 6 meter voor palen en masten;

  3. 3 meter voor lichtmasten en voor het overige.

 

11.3 Specifieke gebruiksregels

 

11.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1. eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van onbebouwde gronden voor opslag van goederen;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  3. het gebruik ten behoeve van detailhandel;

  4. het gebruik ten behoeve van horeca;

  5. het gebruik van bouwwerken voor bewoning.

 

 

 

 

 

 

 

 

11.4 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen

 

11.4.1 Parkeernorm

Een omgevingsvergunning voor bouwen kan slechts worden verleend indien voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze is opgenomen in de vigerende Nota Parkeernormen Aalsmeer.

 

11.4.2 Afwijken van de regels

Indien uit een door de aanvrager van een omgevingsvergunning te overleggen parkeerbalans blijkt dat niet (geheel) kan worden voldaan aan voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein, waarbij rekening gehouden wordt met dubbelgebruik en de benodigde parkeerplaatsen niet in de openbare ruimte kunnen worden gerealiseerd, kunnen Burgemeester en Wethouders in afwijking van het bepaalde in 11.4.1 omgevingsvergunning verlenen indien:

  1. de (resterende) parkeerbehoefte meer dan 2 parkeerplaatsen betreft, of:

  2. met de verwezenlijking van het bouwplan een bijzonder gemeentelijk belang is gemoeid.

 

11.4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen bij de omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van:

  1. de aard, plaats en inrichting van de parkeer- of stallingsgelegenheid;

  2. de aanwezigheid en aanduiding van parkeer- en/of stallingsgelegenheid uitsluitend ten behoeve van invaliden.

 

 

Artikel 12 Maatschappelijk

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dienstwoning' is een dienstwoning toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'atelier' is een atelier toegestaan;

  4. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - klokkenstoel' is een klokkenstoel toegestaan;

 

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken geen gebouwen zijnde;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. horeca ten dienste van de maatschappelijke bestemming;

  2. detailhandel ten dienste van de maatschappelijke bestemming;

  3. ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en andere verhardingen;

  4. groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.

 

12.2 Bouwregels

 

12.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte en de goothoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' mag niet worden overschreden;

  3. het bebouwingspercentage mag 100% bedragen, tenzij anders is aangeduid.

 

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;

  2. 10 meter voor palen en masten;

  3. 3 meter voor lichtmasten en het overige.

 

12.3 Specifieke gebruiksregels

 

12.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de onbebouwde gronden voor opslag van goederen;

  2. het gebruik van gronden als begraafplaats, asielzoekerscentrum en verslavingszorg

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken als seksinrichting;

  4. het gebruik van gebouwen voor bewoning;

  5. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige detailhandel;

  6. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige horeca.

 

 

  

 

12.4 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen

 

12.4.1 Parkeernorm

Een omgevingsvergunning voor bouwen kan slechts worden verleend indien voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze is opgenomen in de vigerende Nota Parkeernormen Aalsmeer.

 

12.4.2 Afwijken van de regels

Indien uit een door de aanvrager van een omgevingsvergunning te overleggen parkeerbalans blijkt dat niet (geheel) kan worden voldaan aan voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein, waarbij rekening gehouden wordt met dubbelgebruik en de benodigde parkeerplaatsen niet in de openbare ruimte kunnen worden gerealiseerd, kunnen Burgemeester en Wethouders in afwijking van het bepaalde in 12.4.1 omgevingsvergunning verlenen indien:

  1. de (resterende) parkeerbehoefte meer dan 2 parkeerplaatsen betreft, of:

  2. met de verwezenlijking van het bouwplan een bijzonder gemeentelijk belang is gemoeid.

 

12.4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen bij de omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van:

  1. de aard, plaats en inrichting van de parkeer- of stallingsgelegenheid;

  2. de aanwezigheid en aanduiding van parkeer- en/of stallingsgelegenheid uitsluitend ten behoeve van invaliden.

 

 

 

Artikel 13 Maatschappelijk - Gezondheidszorg

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Maatschappelijk - Gezondheidszorg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen en gronden ten dienste van de gezondheidszorg zoals bijvoorbeeld een ziekenhuis;

 

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken geen gebouwen zijnde;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. detailhandel;

  2. horeca tot en met categorie 1;

  3. ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en andere verhardingen;

  4. groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.

 

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bebouwingspercentage mag 100% bedragen, tenzij anders is aangeduid;

  3. de bouwhoogte en de goothoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' mag niet worden overschreden.

 

13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter;

  2. 6 meter voor palen en masten;

  3. 3 meter voor lichtmasten en het overige.

 

13.3 Specifieke gebruiksregels

 

13.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:

het gebruik van de onbebouwde gronden voor opslag van goederen

  

13.4 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen

 

13.4.1 Parkeernorm

Een omgevingsvergunning voor bouwen kan slechts worden verleend indien voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze is opgenomen in de vigerende Nota Parkeernormen Aalsmeer.

 

13.4.2 Afwijken van de regels

 

Indien uit een door de aanvrager van een omgevingsvergunning te overleggen parkeerbalans blijkt dat niet (geheel) kan worden voldaan aan voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein, waarbij rekening gehouden wordt met dubbelgebruik en de benodigde parkeerplaatsen niet in de openbare ruimte kunnen worden gerealiseerd, kunnen Burgemeester en Wethouders in afwijking van het bepaalde in 13.4.1 omgevingsvergunning verlenen indien:

  1. de (resterende) parkeerbehoefte meer dan 2 parkeerplaatsen betreft, of:

  2. met de verwezenlijking van het bouwplan een bijzonder gemeentelijk belang is gemoeid.

 

13.4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen bij de omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van:

  1. de aard, plaats en inrichting van de parkeer- of stallingsgelegenheid;

  2. de aanwezigheid en aanduiding van parkeer- en/of stallingsgelegenheid uitsluitend ten behoeve van invaliden.

 

 

 

Artikel 14 Tuin

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin (T) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

  2. erkers;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - bijgebouw' zijn bijgebouwen ten behoeve van woningen toegestaan;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - bijgebouw woonarken' zijn bijgebouwen ten behoeve van woonarken toegestaan;

 

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. verhardingen;

  2. parkeren, indien er een inritconstructies/vergunning aanwezig is;

  3. inritconstructies voor parkeergarage.

 

14.2 Bouwregels

 

14.2.1 Bijgebouwen bij woningen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij woningen gelden de volgende regels:

  1. bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het daartoe middels de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - bijgebouw' aangeduide vlak worden gerealiseerd;

  2. de maximale oppervlakte van een bijgebouw mag 7,5 m2 bedragen;

  3. de bouwhoogte van een bijgebouw mag maximaal 2,5 meter bedragen.

 

14.2.2 Bijgebouwen bij woonarken

Voor het bouwen van bijgebouwen bij woonarken gelden de volgende regels:

  1. bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het daartoe middels de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - bijgebouw woonarken' aangeduide vlak worden gerealiseerd;

  2. de maximale oppervlakte van een bijgebouw mag 40 m2 bedragen;

  3. de maximale bouwhoogte van een bijgebouw bedraagt 3 meter;

  4. de minimale afstand van een bijgebouw tot de oeverlijn bedraagt 2 meter.

 

14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    1. 6 meter voor palen en masten;
    2. 3 meter voor lichtmasten en het overige;

  2. de hoogte van de erfafscheiding in een voorerfgebied mag vanaf het aansluitende terrein niet meer dan 2,00 meter bedragen daarvoor gelden de volgende voorwaarden:

  1. het voorerfgebied moet minimaal 2.50 meter diep zijn ten opzichte van de voorgevelrooilijn van de woning;

  2. de afscheiding in het voorerfgebied mag slechts bestaan uit een transparant rasterwerk, dat minimaal 90% open van structuur is, bedoeld om klimop tegen aan te laten groeien;

  3. de bouwhoogte van gemetselde penante in een voorerfgebied mag niet meer dan 2,00 meter bedragen;

  1. een toegangspoort, die onderdeel uitmaakt van de totale erf- of perceelsafscheiding of die geplaatst wordt tussen groenvoorzieningen, mag niet breder zijn dan 4 meter en niet hoger dan 2 meter ten opzichte van het aansluitende terrein.

 

14.3 Afwijken van de bouwregels

 

14.3.1 Afwijken m.b.t. erkers

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in afwijking van het bepaalde in 14.2 een omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van de bouw van een aan- en uitbouw aan de voorgevel (erker), met dien verstande dat:

  1. deze afwijkingsbevoegdheid mag alleen worden toegepast indien de diepte van de betreffende voortuin 2,5 meter of meer bedraagt;

  2. de maximum diepte van de erker 1 meter bedraagt;

  3. de maximum breedte van de erker 3/5 deel van de voorgevelbreedte van de woning bedraagt;

  4. de bouwhoogte van de erker niet hoger is dan 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping van de woning;

  5. de erker bedoeld is om de woonkamer of keuken te vergroten.

 

14.3.2 Voorwaarden voor afwijken

De in lid 14.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits:

  1. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;

  2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de woonsituatie;
    3. de verkeersveiligheid; en
    4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

14.4 Specifieke gebruiksregels

 

14.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van deze gronden voor opslag voor goederen;

  2. het gebruik van deze gronden ten behoeve van het parkeren indien er geen inritconstructies/vergunning aanwezig is.

 

 

Artikel 15 Verkeer

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, straten en paden;

  2. parkeervoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  2. bruggen;

  3. viaducten;

  4. groenvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen;

  5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  6. geluidwerende voorzieningen;

  7. fietsenstallingen;

  8. infrastructurele voorzieningen met het oog op het beheer van de bestemming.

 

15.2 Bouwregels

 

15.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van palen en (licht)masten, mag niet meer bedragen dan 16 meter;

  2. de hoogte van reclame-uitingen en kunstwerken, zowel civiel als cultureel, mag niet meer bedragen dan 6 meter;

  3. de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 3 meter.

 

15.3 Specifieke gebruiksregels

 

15.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden voor de opslag van goederen;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting.

 

  

 

 

Artikel 16 Verkeer - Garagebox

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Verkeer - Garagebox' aangewezen gronden zijn bestemd voor garageboxen;

 

met de daarbij behorende:

  1. verhardingen;

  2. ontsluitingswegen;

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

16.2 Bouwregels

 

16.2.1 Bouwwerken

Voor het bouwen van garages gelden de volgende regels:

  1. de goothoogte van een garage mag niet meer bedragen dan 3 meter;

  2. de bouwhoogte van een garage mag niet meer bedragen dan 4,50 meter, respectievelijk 3 meter bij een platte afdekking;

  3. het bebouwingspercentage mag 100% bedragen, tenzij anders is aangeduid.

 

16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:

  1. 6 meter voor palen en masten;

  2. 3 meter voor lichtmasten en het overige.

 

16.3 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken als kantoor;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  5. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de opslag van vuurwerk.

 

 

Artikel 17 Verkeer - Parkeergarage

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Parkeergarage' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. parkeerterreinen met de daarbij behorende gebouwen;

  2. parkeergarage;

  3. daktuinen;

 

met de daarbij behorende:

  1. ontsluitingswegen, straten en paden

  2. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  3. groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen;

  4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  5. geluidwerende voorzieningen;

  6. fietsenstallingen;

  7. infrastructurele voorzieningen met het oog op het beheer van de bestemming.

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. straatmeubilair.

 

17.2 Bouwregels

 

17.2.1 Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. een parkeergarage mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte van een parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' mag niet worden overschreden;

  3. een fietsenstalling mag een maximale bouwhoogte krijgen van 3 meter;

  4. per bestemmingsvlak mag één bouwwerk (in de vorm van een beheersgebouw) worden opgericht met een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3,00 en 4,50 meter en een maximale oppervlakte van 10 m²;

 

17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van palen en (licht-)masten en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 10 meter;

  2. de hoogte van afscheidingen van daktuinen mag niet meer bedragen dan 2 meter, gemeten vanaf de aangrenzende vloer;

  3. de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer bedragen dan 3 meter.

 

17.3 Specifieke gebruiksregels

 

17.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden voor de opslag van goederen;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;

  

Artikel 18 Verkeer - Verblijfsgebied

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woonstraten;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. serres;

  4. terrassen;

  5. ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeergarage' is een parkeergarage toegestaan;

  6. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - inritconstructies is een inritconstructie toegestaan;

  7. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - evenemententerrein' is een evenemententerrein toegestaan;

 

met de daarbij behorende:

  1. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  2. bruggen;

  3. groenvoorzieningen en speelvoorzieningen

  4. openbare nutsvoorzieningen;

  5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  6. infrastructurele voorzieningen met het oog op het beheer van de bestemming.

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. straatmeubilair.

 

18.2 Bouwregels

 

18.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van palen en (licht-)masten en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer bedragen dan 10 meter;

  2. de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet bedragen dan 5 meter.

 

18.2.2 Terras afscheiding

Voor het bouwen van een terrasafscheiding geldt een maximale bouwhoogte van 1,50 meter.

 

18.3 Specifieke gebruiksregels

 

18.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden voor de opslag van goederen;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;

  3. het gebruik van de gronden ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - evenemententerrein 1' als evenemententerrein voor kermissen.

  

 

18.3.2 Toegestaan gebruik

 

18.3.2.1 Evenemententerrein Centrum-Raadhuisplein

Voor het gebruiken van gronden voor evenementen gelden de volgende regels:

  1. het maximum aantal evenementdagen per jaar voor evenementen met geluidsontheffing bedraagt 4;

  2. de maximale geluidsnormen bedragen 75 dB(A) en 85 dB(C) op de gevels van de maatgevende geluidgevoelige bebouwing;

  3. de maximale eindtijden van de geluidsontheffing bedragen Zondag t/m dnderdag 23.00 uur en Vrijdag/Zaterdag 01.00 uur;

  4. het maximum aantal evenementdagen per jaar voor evenementen zonder geluidsontheffing, zoals speciale markten en braderieën bedraagt 4.

 

18.3.2.2 Evenemententerrein Centrum-Praamplein

Ter plaatse van het evenemententerrein Centrum-Praamplein zijn de volgende evenementen toegestaan:

  1. De Feestweek onder de volgende voorwaarden:

  1. het maximum aantal evenementdagen per jaar bedraagt 7 (exclusief 5 dagen op- en afbouw);

  2. de maximale eindtijden gekoppeld aan een maximale geluidsontheffing bedragen:

  1. Het maximum aantal bezoekers per evenementendag bedraagt 3100 personen.

 

  1. Kleine evenementendagen onder de volgende voorwaarden:

  1. het maximum aantal evenementdagen bedraagt 3 per jaar;

  2. het maximum aantal bezoekers per evenementendag bedraagt 500 personen;

  3. de maximale eindtijden gekoppeld aan een maximale geluidsontheffing bedragen:

 

  1. Grote evenementendagen onder de volgende voorwaarden:

  1. het maximum aantal evenementdagen per jaar bedraagt 1;

  2. het maximum aantal bezoekers bedraagt 3100 personen;

  3. de maximale eindtijden gekoppeld aan een maximale geluidsontheffing bedragen:

 

  1. Thema markten en braderieën onder de volgende voorwaarden:

  1. het maximum aantal evenementdagen per jaar bedraagt 4.

 

 

18.3.2.3 Evenemententerrein Overige Centrumgebied (Zijdstraat)

  1. Voor het gebruiken van gronden voor evenementen gelden de volgende regels:

  2. het maximum aantal evenementdagen per jaar met geluidsontheffing bedraagt 6;

  3. de maximale geluidsnormen bedragen 90 dB(A) en 105 dB(C) op de gevels van de maatgevende geluidgevoelige bebouwing;

  4. de maximale eindtijden van de geluidsontheffing bedragen Zondag t/m Donderdag 23.00 uur en Vrijdag/Zaterdag 01.00 uur;

  5. het maximum aantal evenementdagen per jaar voor evenementen zonder geluidsontheffing, zoals themamarkten en braderieën bedraagt 4.

 

 

 

 

Artikel 19 Water

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. waterberging, waterhuishouding, waterlopen, recreatiewater;

  2. aanlegsteigers voor pleziervaartuigen, met uitzondering van de gronden welke zijn voorzien van de aanduiding 'aanlegsteiger uitgesloten';

  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - boothuis' zijn botenhuizen toegestaan;

 

met de daarbij behorende:

  1. bruggen, nutsvoorzieningen en speelvoorzieningen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  3. voorzieningen met het oog op het beheer van de bestemming;

 

19.2 Bouwregels

 

19.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. Behoudens het bepaalde in lid 19.1 onder c.

 

19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:

  1. 6 meter voor palen en masten;

  2. 3 meter voor lichtmasten en het overige.

 

19.2.3 Botenhuizen

Voor het bouwen van 'botenhuizen' gelden de volgende regels:

  1. botenhuizen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - boothuis' worden gebouwd;

  2. de oppervlakte van een botenhuis mag maximaal 144 m2 bedragen;

  3. de maximale (bouw)hoogte van een botenhuis mag niet meer bedragen dan 3.50 meter gemeten vanaf het peil;

 

 

19.3 Specifieke gebruiksregels

 

19.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1., eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik ten behoeve van drijvende steigers en ander daarmee vergelijkbaar drijftuig;

  2. het gebruiken of laten gebruiken van gronden als ligplaats of aanlegsteiger voor woonschepen en bedrijfsschepen.

 

Artikel 20 Water - Permanent Wonen

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Water - Permanent Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een ligplaats ten behoeve van één woonark voor permanente bewoning, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf tot maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woonark;

  2. water;

  3. waterberging;

  4. waterhuishouding;

 

met de daarbij behorende:

  1. voorzieningen van algemeen nut;

  2. voorzieningen voor woonarken;

  3. aanlegplaatsen;

  4. erf- en terreinafscheidingen.

 

20.2 Bouwregels

 

Voor het bouwen van woonarken geldt de volgende bepaling:

  1. de maximale bouwhoogte van een woonark bedraagt 5 meter.

 

20.3 Specifieke gebruiksregels

 

20.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik of doen gebruiken van meer dan 30% van de vloeroppervlakte van een woonschip of woonark, met inbegrip van de daarbij behorende aan- en/of bijgebouwen, als kantoor- en/of praktijkruimte ten behoeve van een aan huis gebonden beroep of bedrijf;

  2. voor het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  3. voor het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  4. als opslag-, laad- en/of losplaats ten behoeve van handelsdoeleinden;

  5. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens anders dan woonarken en bijbehorende bouwwerken;

  6. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

 

20.4 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen

 

20.4.1 Parkeernorm

Een omgevingsvergunning voor bouwen kan slechts worden verleend indien voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze is opgenomen in de vigerende Nota Parkeernormen Aalsmeer.

 

 

20.4.2 Afwijken van de regels

Indien uit een door de aanvrager van een omgevingsvergunning te overleggen parkeerbalans blijkt dat niet (geheel) kan worden voldaan aan voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein, waarbij rekening gehouden wordt met dubbelgebruik en de benodigde parkeerplaatsen niet in de openbare ruimte kunnen worden gerealiseerd, kunnen Burgemeester en Wethouders in afwijking van het bepaalde in 20.4.1 omgevingsvergunning verlenen indien:

  1. de (resterende) parkeerbehoefte meer dan 2 parkeerplaatsen betreft, of:

  2. met de verwezenlijking van het bouwplan een bijzonder gemeentelijk belang is gemoeid.

 

20.4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen bij de omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van:

  1. de aard, plaats en inrichting van de parkeer- of stallingsgelegenheid;

  2. de aanwezigheid en aanduiding van parkeer- en/of stallingsgelegenheid uitsluitend ten behoeve van invaliden.

 

 

 

Artikel 21 Wonen

 

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf tot maximaal 30 % van de vloeroppervlakte van de woning, met inbegrip van de daarbij behorende aan- en/of bijgebouwen;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' zijn gebouwen toegestaan ten behoeve van bedrijven die zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1 en 2, zoals opgenomen in bijlage 4 behorende bij deze regels (met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen) op de eerste bouwlaag;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2' is horeca 1 en 2 toegestaan in de eerste bouwlaag;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3' is horeca 1, 2, 3 toegestaan in de eerste bouwlaag;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' bedrijven die zijn genoemd in bijlage 4 behorende bij deze planregels onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen en met uitzondering van bedrijfsactiviteiten die vallen onder het besluit externe veiligheid inrichtingen;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient een vrije doorloophoogte in stand te worden gehouden;

 

met de daarbij behorende:

 

  1. tuinen en erven;

  2. water en waterpartijen;

  3. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen;

  5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

21.2 Bouwregels

 

21.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;

  3. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' mag niet worden overschreden;

  4. de dakhelling van een hoofdgebouw, mag niet meer dan 60º bedragen. Deze contouren gelden voor tenminste twee dakvlakken;

  5. de dakhelling van een dakopbouw mag niet meer bedragen dan 80º deze contour geldt voor ten minste één dakvlak;

  6. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding onderdoorgang' dient de onderdoorgang in stand te worden gehouden;

  7. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - inritconstructies' is een inritconstructie toegestaan;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' bedraagt het aantal woningen ten hoogste het maximum aangegeven aantal;.

 

21.2.2 Aan- en uitbouwen

Voor aan- en uitbouwen buiten het bouwvlak ten behoeve van het vergroten van de woning gelden de volgende regels:

  1. de diepte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan 2 meter van de buiten het bouwvlak gelegen gronden behorende bij de bestemming Wonen (gemeten vanaf de grens van het bouwvlak);

  2. de goothoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane grondbouwlaag van het hoofdgebouw;

  3. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag maximaal gelijk zijn aan de goothoogte van het hoofdgebouw;

  4. de dakhelling van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan 60° bedragen.

 

21.2.3 Bijgebouwen

Voor bijgebouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  1. bij gronden met een oppervlakte tot 250 m2 mag de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen maximaal 40% van de gronden bedragen met een maximum gezamenlijke oppervlakte van 45 m2;

  2. bij gronden met een oppervlakte van 250 m² of meer mag de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen maximaal 75 m² bedragen;

  3. de goot- en de bouwhoogte van bijgebouwen mogen niet meer bedragen dan 3 respectievelijk 4,5 meter;

  4. de dakhelling van een bijgebouw mag niet meer dan 60° bedragen;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte' mag de oppervlakte ten hoogste het maximum aangegeven aantal m2 bedragen.

 

21.2.4 Dakkapellen

Voor het bouwen van dakkapellen gelden de volgende bepalingen:

  1. voor zover gelegen op het dakvlak aan de straatzijde of op het dakvlak aan de zijde van de zijtuin, mag de dakkapel niet breder zijn dan de helft van de breedt van het dakvlak van het hoofdgebouw;

  2. voor zover gelegen op het dakvlak aan de achtertuinzijde, moeten de zijkanten van de dakkapel op meer dan 0,5 meter van de zijkanten van het dakvlak van het hoofdgebouw worden gerealiseerd;

  3. de bovenzijde van de dakkapel dient ten minste 0,5 meter onder de noklijn van het dakvlak te worden gerealiseerd;

  4. de onderzijde van de dakkapel dient ten minste 0,5 meter en maximaal 1 meter boven de gootlijn van het dakvlak te worden gerealiseerd;

  5. per dakvalk zijn meerdere dakkapellen toegestaan indien de dakkapellen op dezelfde bouwlaag worden gerealiseerd en deze dakkapellen tezamen voldoen aan de onder a t/m d opgenomen breedte- en afstandsmaten.

 

21.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    1. 6 meter voor palen en masten;
    2. 3 meter voor lichtmasten en het overige.

  2. voor erf- en perceelsafscheidingen geldt een maximale bouwhoogte van 2 meter;

  3. de gezamenlijke oppervlakte van alle aanwezige bouwwerken bedraagt niet meer dan 50% van de gronden;

 

21.3 Specifieke gebruiksregels

 

21.3.1 Aan-huis-gebonden beroep enof bedrijf

Op deze gronden is het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep toegestaan tot maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woning, met inbegrip van de daarbij behorende aan- en/of bijgebouwen onder de voorwaarden dat:

  1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;

  2. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;

  3. geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;

  4. het beroep alleen door de bewoner(s) wordt uitgeoefend;

  5. er geen horeca-activiteiten en geen detailhandel plaatsvinden;

  6. er geen buitenopslag plaatsvindt, noch beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning, met uitzonder van in- en uitladen.

 

21.3.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruiken of doen gebruiken van meer dan 30% van de vloeroppervlakte van een woning, met inbegrip van de daarbij behorende aan- en/of bijgebouwen, als kantoor- en/of praktijkruimte ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;

  2. het gebruiken en inrichten van de daken van aan- en uitbouwen van woningen dan wel van bijgebouwen als dakterras;

  3. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

 

21.4 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen

 

21.4.1 Parkeernorm

Een omgevingsvergunning voor bouwen kan slechts worden verleend indien voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze is opgenomen in de vigerende Nota Parkeernormen Aalsmeer.

 

21.4.2 Afwijken van de regels

Indien uit een door de aanvrager van een omgevingsvergunning te overleggen parkeerbalans blijkt dat niet (geheel) kan worden voldaan aan voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein, waarbij rekening gehouden wordt met dubbelgebruik en de benodigde parkeerplaatsen niet in de openbare ruimte kunnen worden gerealiseerd, kunnen Burgemeester en Wethouders in afwijking van het bepaalde in 21.4.1 omgevingsvergunning verlenen indien:

  1. de (resterende) parkeerbehoefte meer dan 2 parkeerplaatsen betreft, of:

  2. met de verwezenlijking van het bouwplan een bijzonder gemeentelijk belang is gemoeid.

 

21.4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen bij de omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van:

  1. de aard, plaats en inrichting van de parkeer- of stallingsgelegenheid;

  2. de aanwezigheid en aanduiding van parkeer- en/of stallingsgelegenheid uitsluitend ten behoeve van invaliden.

 

 

 

Artikel 22 Wonen - Woonzorg

 

22.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Wonen - Woonzorg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen ten behoeve van woondoeleinden en zorgdoeleinden in de vorm van medische en sociale zorg;

 

met daaraan ondergeschikt:

 

  1. horecavoorzieningen;

  2. detailhandel;

  3. sportvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

 

  1. bergingen;

  2. fietsenstallingen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. paden en wegen;

  6. speelvoorzieningen;

  7. tuinen, erven en terreinen;

  8. water en waterpartijen;

  9. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

22.2 Bouwregels

 

22.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte en de goothoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' mag niet worden overschreden;

  3. het bebouwingspercentage mag 100% bedragen, tenzij anders is aangeduid;

 

22.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;

  2. de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:

  1. 6 meter voor palen en masten;

  2. 3 meter voor lichtmasten en overige bouwwerken.

 

22.3 Specifieke gebruiksregels

 

22.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1. eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruiken of doen gebruikan van meer dan 30% van de vloeroppervlakte van een woning, met inbegrip van de daarbij behorende aan- en/of bijgebouwen, als kantoor- en/of praktijkruimte ten behoeve van een aan huis gebonden beroep of bedrijf;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

 

22.4 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen

 

22.4.1 Parkeernorm

Een omgevingsvergunning voor bouwen kan slechts worden verleend indien voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze is opgenomen in de vigerende Nota Parkeernormen Aalsmeer.

 

22.4.2 Afwijken van de regels

Indien uit een door de aanvrager van een omgevingsvergunning te overleggen parkeerbalans blijkt dat niet (geheel) kan worden voldaan aan voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein, waarbij rekening gehouden wordt met dubbelgebruik en de benodigde parkeerplaatsen niet in de openbare ruimte kunnen worden gerealiseerd, kunnen Burgemeester en Wethouders in afwijking van het bepaalde in 22.4.1 omgevingsvergunning verlenen indien:

  1. de (resterende) parkeerbehoefte meer dan 2 parkeerplaatsen betreft, of:

  2. met de verwezenlijking van het bouwplan een bijzonder gemeentelijk belang is gemoeid.

 

22.4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen bij de omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van:

  1. de aard, plaats en inrichting van de parkeer- of stallingsgelegenheid;

  2. de aanwezigheid en aanduiding van parkeer- en/of stallingsgelegenheid uitsluitend ten behoeve van invaliden.

 

 

Artikel 23 Leiding-Gas

 

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding-Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van de al dan niet ondergronds gelegen:

  1. hogedruk aardgastransportleiding W-529-01, met een belemmerde strook van 4 meter, ter weerszijde gemeten uit het hart van de leiding;

Met dien verstande, dat indien deze bestemming samenvalt met andere bestemmingen, deze andere bestemmingen ondergeschikt zijn aan de bestemming leidingen.

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

23.2 Bouwregels

Binnen een afstand van 4 meter ter weerszijden van de hart van de leidingen mogen uitsluitend bouwwerken tot een bouwhoogte van 3 meter worden opgericht ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de leiding.

23.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in lid 23.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd mits:

  1. de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten;

  2. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

 

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

23.4.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning op of in de in lid 23.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, binnen de belemmerde strook de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  1. het aanbrengen en rooien van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder rietbeplanting;

  2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;

  3. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;

  4. diepploegen;

  5. het aanbrengen van gesloten verhardingen;

  6. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

  7. het permanent opslaan van goederen waaronder begrepen het opslaan van afvalstoffen;

  8. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;

  9. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.

 

23.4.2 Voorwaarden voor verlenen omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien het behoud van een veilige ligging van de leiding en de continuïteit van de energievoorziening zijn gewaarborgd. Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen activiteiten het leidingbelang niet onevenredig wordt geschaad en omtrent de eventueel te stellen voorwaarden.

 

23.4.3 Toegestane werkzaamheden

Het in lid 23.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die:

  1. de ondergrondse bouwwerken binnen het op de verbeelding aangegeven het normale onderhoud en beheer betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;

  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

  4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

  

 

 

Artikel 24 Waarde - Archeologie

 

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde-Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen. Zie voor de archeologische gebieden in Aalsmeer bijlage 1.

 

24.2 Bouwregels

Op de in lid 24.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende bestemming worden gebouwd. De bouwhoogte van deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 1.50 meter bedragen.

 

24.3 Afwijken van de bouwregels

 

24.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in lid 24.2 ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, indien is gebleken dat het oprichten van het bouwwerk, waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd, niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische resten.

 

24.3.2 Afwijken m.b.t. mogelijke verstoring archeologisch materiaal

Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan er met een omgevingsvergunning afgeweken worden van het bepaalde in lid 24.2

  1. indien sprake is van een gebied met waarde 1 (rood aangegeven op de archeologische verwachtingskaart, gebied direct rondom de dorpskerk) dient bij alle bodemingrepen dieper dan 40 cm onder maaiveld vroegtijdig inventariserend archeologisch (bureau)onderzoek te worden uitgevoerd. Indien archeologisch waardevolle resten aanwezig zijn moet een inventariserend archeologisch veldonderzoek uitgevoerd worden;

  2. indien sprake is van een gebied met waarde 2 (groen op de archeologische verwachtingskaart) dient bij bodemingrepen dieper dan 40 cm onder maaiveld en groter dan 50 m2 een verkennend archeologisch (bureau)onderzoek te worden uitgevoerd. Indien archeologisch waardevolle resten aanwezig zijn moet een inventariserend archeologisch veldonderzoek uitgevoerd worden;

  3. indien sprake is van een gebied met waarde 3 (blauw aangegeven op de archeologische verwachtingskaart) dient bij bodemingrepen dieper dan 40 cm onder maaiveld en groter dan 500 m2 een verkennend archeologisch (bureau)onderzoek te worden uitgevoerd. Indien archeologisch waardevolle resten aanwezig zijn moet een inventariserend archeologisch veldonderzoek uitgevoerd worden;

 

24.3.3 Verlenen van omgevingsvergunning voor bouwen

Indien uit het onder 24.3.2 genoemde onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zullen of kunnen worden aangetast, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning één of meer van de volgende regels verbinden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of

  3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties.

 

 

24.3.4 Voorwaarden voor afwijken m.b.t. mogelijke verstoring archeologisch materiaal

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 24.3.2 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgelegd. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wordt een provinciale archeoloog, of een hiermee gelijk te stellen archeologische deskundige om advies gevraagd.

 

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

24.4.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden op of in de als Waarde-Archeologie bestemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. de ondergrondse bouwwerken binnen het op de verbeelding aangegeven het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden, waarbij de hoogte van het maaiveld met meer dan 40 cm wordt gewijzigd;

  2. het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist, waarbij de hoogte van het maaiveld met meer dan 40 cm wordt gewijzigd;

  3. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 40 cm, waartoe ook gerekend wordt woelen en draineren;

  4. het bebossen van gronden;

  5. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  6. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

  7. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;

  8. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;

  9. het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem.

 

24.4.2 Toegestane werkzaamheden

Het onder 24.4.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. op archeologisch onderzoek gericht zijn;

  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.

 

24.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

24.5.1 Wijzigingsbevoegdheid met betrekking tot verwijderen en toevoegen van archeologisch gebied

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan met toepassing van artikel 3.6 lid 1, sub a Wro te wijzigen door:

  1. de bestemming 'Waarde-Archeologie' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat in de betreffende gronden geen archeologische waarden aanwezig zijn of meer aanwezig zijn;

  2. de bestemming 'Waarde-Archeologie' alsnog toe te kennen aan gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

 

24.6 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en de inrichting van de gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van deze bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik. 

Artikel 25 Waarde - Cultuurhistorie

 

25.1 Bestemmingsomschrijving

 

De als 'waarde - cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor:

  1. het behoud en herstel van de cultuurhistorische en/of geografische waarden;

 

25.2 Bouwregels

 

25.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ingevolgd de bestemmingsomschrijving mogen worden gebouwd, geldt een maximale bouwhoogte van 3 meter.

 

25.2.2 Weigeringsgrond omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning kan worden geweigerd indien door de bouwwerken of bouwwerkzaamheden, het belang van de cultuurhistorische en/of geografisch waarden onevenredig worden geschaad.

 

25.2.3 Onderzoeksplicht

Burgemeester en wethouders dienen voorafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen ten behoeve van de primaire bestemming of de eveneens voorkomende bestemming advies in te winnen bij een cultuurhistorisch adviseur.

 

25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

25.3.1 Verbodsregel

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken of werkzaamheden, niet zijnde bouwen, uit te voeren:

  1. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepgewortelde beplanting;

  2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;

  3. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal onderhoud;

  4. het aanbrengen van gesloten verharding;

  5. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

  6. het aanbrengen van waterlopen of het vergraven of verruimen van bestaande waterlopen.

 

25.3.2 Uitzondering verbodsregel

Het verbod als bedoeld in lid 25.3.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  1. normaal onderhoud en beheer betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning.

 

25.3.3 Weigeringsgrond omgevingsvergunning voor het aanleggen

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 25.3.1 kan worden geweigerd indien door de werken of werkzaamheden, het cultuurhistorische en geografische belang onevenredig wordt geschaad.

 

25.3.4 Onderzoeksplicht

Burgemeester en wethouders winnen voorafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 25.3.1 advies in bij een cultuurhistorisch adviseur.

 

 

Artikel 26 Waterstaat - Waterkering

 

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat-Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de waterhuishouding door middel van dijken, dijksloten en kaden. Indien deze bestemming samenvalt met andere bestemmingen, zijn deze andere bestemmingen ondergeschikt aan de bestemming waterkering.

 

26.2 Bouwregels

 

26.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op of in deze gronden mogen ten behoeve van de primaire bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd:

 

26.2.2 Verhouding tot samenvallende bestemmingen

Op de grond met de bestemming waterkering mag ten behoeve van andere, daarmee samenvallende bestemmingen slechts worden gebouwd, indien en voor zover de belangen van de waterkering hierdoor niet worden geschaad.

Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, dient de aanvrager (vooraf) een watervergunning aan te vragen bij de Waterbeheerder, waaruit blijkt dat de door de voorgenomen bouwactiviteiten het water(staats)belang niet wordt geschaad en omtrent de eventueel te stellen voorwaarden.

 

26.3 Afwijken van de bouwregels

 

26.3.1 Afwijken voor bebouwing

Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in lid 26.2.1 voor bebouwing toegestaan in de samenvallende bestemmingen.

 

26.3.2 Voorwaarden voor afwijken

De in lid 26.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de waterkering. Alvorens te beslissen over de omgevingsvergunning dient de aanvrager (vooraf) een watervergunning aan te vragen bij de Waterbeheerder.

 

 

 

 

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

 

Artikel 27 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

  

 

Artikel 28 Algemene bouwregels

 

28.1 Toegelaten overschrijdingen

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bestemmings-, bouwgrenzen en/of hoogtematen te overschrijden:

  1. ten behoeve van toegangen van bouwwerken, luifels, stoepen, stoeptreden, reclameuitingen, vrijhangende balkons (al dan niet ondersteund door kolommen) bij woongebouwen, gaanderijen en funderingen en daarmee gelijk te stellen onderdelen van gebouwen, voor zover de bouwgrens met niet meer dan 2.50 meter wordt overschreden en deze onderdelen van gebouwen niet worden opgericht op gronden, bestemd voor verkeer en tevens een niet te bebouwen strook van 1 meter in acht wordt genomen ten opzichte van de gronden, bestemd voor verkeersdoeleinden;

  2. vrijhangende balkons, gaanderijen, luifels en reclameuitingen boven een verkeersbestemming is mogelijk indien er een vrije hoogte aanwezig is van 4,20 m boven de rijweg, met inbegrip van een strook van 0,50 m breedte ter weerszijden van die rijweg en een minimale vrije hoogte van 2,20 m boven een ander deel van de weg;

  3. ten behoeve van plaatselijke verhogingen op gebouwen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, trappenhuizen en lichtkappen, alsmede technische voorzieningen, mits:

  1. de oppervlakte van de verhoging niet meer dan 25% van de oppervlakte van het dak(vlak) bedraagt;

  2. de hoogte niet meer dan 5 meter van de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw.

 

28.2 Algemene regels met betrekking tot ondergrondse parkeervoorzieningen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;

  2. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 10 %;

  3. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil;

  4. het realiseren van ondergrondse parkeervoorzieningen mag geen nadelige effecten hebben op de archeologische waarden en de bodem- en waterhuishouding. Hiertoe dient de aanvrager (vooraf) een watervergunning aan te vragen bij de Waterbeheerder.

 

28.3 Algemene regels voor ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak zoals aangegeven op de planverbeelding, met uitzondering van algemeen nut;

  2. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse werken bedraagt maximaal 3 meter onder peil;

  3. bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen uitsluitend mede in aanmerking genomen als deze zicht buiten de bestaande bebouwing vinden;

  4. het realiseren van ondergrondse bouwwerken mag geen nadelige effecten hebben op de bodem- en waterhuishouding. Hiertoe dient de aanvrager (vooraf) een watervergunning aan te vragen bij de Waterbeheerder.

 

Artikel 29 Algemene afwijkingsregels

 

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels afgeweken kan worden, is het college van Burgemeester en Wethouders bevoegd om in afwijking van de desbetreffende bepalingen van dit bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen voor:

  1. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen met een bouwhoogte van ten hoogste 5,5 meter en een bruto vloeroppervlakte van ten hoogste 55 m2;

  2. bouwwerken die geen gebouwen zijn, en die om waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen noodzakelijk zijn, zoals duikers, bruggen en loopplanken;

  3. bouwwerken gericht op het tegengaan van geluidsbelasting met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;

  4. afwijkingen van deze regels voor gedenktekens, beeldende kunstwerken, geluidwerende en windhinderbeperkende voorzieningen, riool-overstortkelders, informatie- en reclameborden, en plastieken en vrijstaande muren;

  5. overschrijding van de maximale bouwhoogte met ten hoogste 1 meter ten behoeve van een technisch beter verantwoorde realisering van bouwwerken;

  6. overschrijding van de maximale bouwhoogte, anders dan bedoeld onder e., voor lift- en trappenhuizen, glazenwasserinstallaties, (centrale) verwarmingsinstallaties, ventilatie-inrichtingen, schoorstenen, (schotel)antennes, antenne-installaties en vergelijkbare bouwwerken voor de opwekking van duurzame energie zoals zonnepanelen, met ten hoogste 3 meter;

  7. overschrijding van de bebouwingsgrenzen en/of bestemmingsgrenzen met ten hoogste 3 meter voor balkons, met ten hoogste 2 meter voor bordessen, dakoverstekken, overstekende verdiepingen, galerijen, luifels, gevelversieringen, buitentrappen en lift- en trappenhuizen en andere ondergeschikte delen van gebouwen, met ten hoogste 1 meter voor dakoverstekken;

  8. overschrijding van bestemmings- en bebouwingsgrenzen, voor zover dat van belang is voor een technisch beter verantwoorde realisering van bestemmingen of van bouwwerken, dan wel voor zover dat noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 2 meter bedragen.

 

 

  

Artikel 30 Geluidszone - industrie Schiphol

 

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie Schiphol' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het Industrieterrein "Schiphol" op geluidsgevoelige bestemmingen.

  2. In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen geldt ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrieterrein Schiphol', de volgende regel:

  1. een op grond van de andere aangewezen bestemmingen toelaatbaar gebouw, of de uitbreiding daarvan, welk aangemerkt kan worden als een geluidsgevoelige bestemming, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het Industrieterrein "Schiphol" op de gevels van dit gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

 

30.1 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen geldt dat op grond van de basisbestemming een toelaatbaar geluidgevoelig gebouw niet mag worden gebouwd.

30.2 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in lid 30.1, en toestaan dat nieuwe geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd, mits de geluidbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van deze geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.

30.3 Specifieke gebruiksregels

 

30.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend het gebruik van niet-geluidgevoelige gebouwen als geluidgevoelige gebouwen.

 

30.3.2 Afwijkingsbevoegdheid

Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in lid 30.3.1 en toestaan dat niet-geluidgevoelige gebouwen worden gebruikt als geluidgevoelig gebouw, mits de geluidbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van deze geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.

 

 

Artikel 31 Geluidzone - zonebesluit

 

31.1 Bouwregels

Op gronden met de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - zonebesluit' geldt dat nieuwe geluidsgevoelige objecten niet mogen worden gerealiseerd vanwege een hoge geluidsbelasting ten gevolg van industrielawaai afkomstig van scheepswerf Gouwerok.

 

31.2 Afwijken van de bouwregels

 

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan geluidsbelasting op de gevel, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 31.1 van dit artikel, en worden toegestaan dat nieuwe geluidgevoelige objecten worden gebouwd dan wel functies worden toegestaan, mits de geluidsbelasting vanwege het industrielawaai op de gevel van deze geluidsgevoelige gebouwen en/of functies niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een door bevoegd gezag verleende hogere grenswaarde.

 

 

 

 

Artikel 32 Luchtvaartverkeerzone LIB artikel 2.2.1 nr. 4

 

32.1 Omschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.1 nr. 4 gelden beperkingen voor bebouwing en gebruik als bedoeld in het Luchthavenindelingbesluit.

 

32.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.1 nr. 4 gelden de volgende regels:

op de gronden die zijn aangeduid met de term 'Luchtvaartverkeerzone LIB artikel 2.2.1 nr.4' zijn geen nieuwe woningen, woonwagens, woonboten, gebouwen met een onderwijsfunctie of gebouwen met een gezondheidszorgfunctie toegestaan, behoudens bestaand gebruik. Hiervoor gelden de bepalingen gesteld in artikel 2.2.1 van het "Luchthavenindelingbesluit Schiphol" (Stb. 2002, nr. 591);

 

 

32.2.1 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 32.2 indien de minister van Infrastructuur en Milieu een verklaring van geen bezwaar afgeven zoals bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.

 

32.3 Gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.1 nr. 4 gelden de volgende regels:

 

van bestaand gebruik is sprake indien op de datum van de inwerkingtreding van het LIB op de desbetreffende plaats een gebouw rechtmatig aanwezig is en overeenkomstig de bestemming wordt gebruikt, of voor de datum van inwerkingtreding van het LIB een omgevingsvergunning is verleend voor dit gebouw op de desbetreffende plaats, mits binnen zes maanden na die datum een begin met de werkzaamheden is gemaakt.

 

32.3.1 Afwijken van gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 32.3 indien de minister van Infrastructuur en Milieu een verklaring van geen bezwaar afgeven zoals bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.

Artikel 33 Luchtvaartverkeerzone LIB artikel 2.2.2

 

33.1 Omschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.2 gelden beperkingen van bouwhoogten als bedoeld in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol.

33.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.2 gelden de volgende regels:

 

  1. op de gronden die zijn aangeduid met de term 'Luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.2' mag de hoogte van de betreffende gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan is aangegeven met hoogtelijnen met de daarbij behorende hellende vlakken, zoals aangegeven op bijlage 2. Hiervoor gelden de bepalingen gesteld in artikel 2.2.2 lid 1 van het "Luchthavenindelingbesluit Schiphol";

  2. In afwijking van het eerste lid is een bouwwerk, geen gebouw zijnde dat hoger is dan de desbetreffende maximale waarde toegestaan indien:

  1. het bouwwerk, geen gebouw zijnde opgericht of geplaatst is overeenkomstig een bouwvergunning of een omgevingsvergunning of voor het bouwwerk een dergelijke vergunning is verleend en;

  2. de vergunning is verleend voor de datum van inwerkingtreding van het LIB (20 februari 2003);

  1. de hoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde wordt gemeten in relatie tot de referentiehoogte van de luchthaven Schiphol, zijnde -4.00 meter NAP.

 

33.2.1 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 33.2 indien de minister van Infrastructuur en Milieu een verklaring van geen bezwaar afgeven zoals bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.

Artikel 34 Luchtvaartverkeerszone LIB artikel 2.2.3

 

34.1 Omschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaarverkeerzone-LIB artikel 2.2.3' zoals aangegeven op bijlage 3, gelden beperkingen met betrekking tot de vogelaantrekkende werking als bedoeld in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol.

34.2 Specifieke gebruiksregels

Op deze gronden is een grondgebruik of een functie binnen de volgende categorieën niet toegestaan:

  1. industrie in de voedingssector met extramurale opslag of overslag;

  2. viskwekerijen met extramurale bassins;

  3. opslag of verwerking van afvalstoffen met extramurale opslag of verwerking;

  4. natuurreservaten en vogelreservaten;

  5. moerasgebieden en oppervlaktewateren groter dan 3 hectare;

tenzij en voor zover dit gebruik of deze bestemming rechtmatig is op de datum van inwerkingtreding van het LIB (20 februari 2003).

 

34.2.1 Afwijken van gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 34.2 indien de minister van Infrastructuur en Milieu een verklaring van geen bezwaar afgeven zoals bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.

Artikel 35 Vrijwaringszone - Molenbiotoop

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een beperking van de windvang van de Korenmolen De Leeuw op het Molenpad.

 

 

Artikel 36 Wijzigingsbevoegdheid verwijderen functieaanduiding

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 11 van de Wet ruimtelijke ordening het plan op verzoek van de eigenaar te wijzigen en een functieaanduiding als bedoeld in artikel 21, lid 21.1, sub b, c, d en e van de verbeelding te verwijderen indien de betreffende bedrijfsactiviteit is beëindigd en geen planologische relevantie meer heeft.

 

 

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

Artikel 37 Overgangsrecht

 

37.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning of een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

37.2 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan eenmalig afgeweken worden van lid 37.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 37.1 met maximaal 10%.

 

37.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 37.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

37.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

37.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 37.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

37.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 37.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

37.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 37.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

 

 

Artikel 38 Overige regels

Deze regels kunnen worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan Aalsmeer - Dorp

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 6 juli 2017.