Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Woningbouw Tolhuislaan Den Dolder
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0355.BPTolhuislaan-VS01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
  
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 plan:
het bestemmingsplan Woningbouw Tolhuislaan Den Dolder van de gemeente Zeist.
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0355.BPTolhuislaan-VS01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
 
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5 aaneengebouwde woning:
een woning die onderdeel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit meerdere hoofdgebouwen.
 
1.6 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
 
1.7 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.8 bebouwingspercentage:
de oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak, het woningvlak of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak.
 
1.9 bedrijf aan huis:
het door de bewoners bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijfsactiviteiten in de woning en bijbehorende bouwwerken:
a. die in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1 of 2, danwel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving, en
b. die geen horeca of detailhandel zijn, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit.
 
1.10 beroep aan huis:
Het door de bewoners beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk en daarmee gelijk te stellen gebied, in de woning en de bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie.
 
1.11 bestaande gebouw, inhoud, [...], omvang
bouwwerk (inhoud, omvang) zoals dat rechtens bestaat of mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het vastgesteld van het plan.
 
1.12 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.13 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.14 bevoegd gezag:
Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning
 
1.15 bijbehorende bouwwerken:
uitbreiding van een hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
 
1.16 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.17 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
 
1.18 bouwlaag:
een voor mensen toegankelijk deel van een gebouw, dat aan de onder- en bovenzijde door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren wordt begrensd;
 
1.19 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.20 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
 
1.21 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
1.22 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.23 brutovloeroppervlakte:
de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw.
 
1.24 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.25 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek.
 
1.26 dove gevel:
een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder
 
1.27 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.28 halfvrijstaande woning:
een woning die onderdeel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee hoofdgebouwen;
 
1.29 hoofdgebouw:
een gebouw, dat binnen een bouwperceel door constructie of afmetingen als hét of één van de belangrijkste valt aan te merken.
 
1.30 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 m boven peil is gelegen.
 
1.31 onderkomen:
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voorzover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.
 
1.32 peil:
a. voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:
de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b. in andere gevallen:
de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein voorafgaand aan het verlenen van een omgevingsverguninng voor bouwen.
 
1.33 seksinrichting:
een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een bordeel.
 
1.34 voorgevel:
de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, één van die gevels.
 
1.35 voorgevelrooilijn:
de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen.
 
1.36 vrijstaande woning:
een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw.
 
1.37 woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.
 
1.38 wooneenheid:
eenheid in de vorm van een woning of een zorgwoning.
 
1.39 zijdelingse perceelsgrenzen:
de grenzen van een bouwperceel aan de zijkanten van het bijbehorende hoofdgebouw.
 
1.40 zorgwoning:
een woning die niet via de reguliere woningdistributie beschikbaar komt, maar waarvan de bewoner(s) vanwege hun beperkte zelfredzaamheid bij aanvang van de bewoning zijn geïndiceerd voor zorg die beschikbaar is in de directe nabijheid van die woning.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.5 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het diepste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals liftschachten, trappenhuizen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.7 het bebouwingspercentage:
de som van de oppervlakten van alle bouwwerken binnen een bouwvlak, uitgedrukt in een percentage van dat vlak.
 
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Groen
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. watergangen en waterpartijen;
  3. speelvoorzieningen;
  4. fiets- en voetpaden, in- en uitritten en andere ondergeschikte verhardingen;
  5. geluidwerende voorzieningen ter plaatse van de op de verbeelding opgenomen functieaanduiding 'specifieke vorm van groen - geluidscherm';
  6. overige bij de bestemming behorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
 
Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1, mogen uitsluitend worden gebouwd bij de bestemming
behorende andere bouwwerken, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij
hierna is aangegeven:
 
bouwwerken  
max. bouwhoogte  
 min. bouwhoogte
licht- en andere masten  
10 m  
 -
geluidscherm
5 m
2,55 m voor het bestaande geluidscherm en 3,5 m voor een nieuw te bouwen geluidscherm, waarbij de hoogte wordt bepaald ten opzichte van de bovenkant van de spoorstaaf.
beeldende kunst  
4 m  
 -
speelvoorzieningen  
5 m  
-
overige andere bouwwerken  
3 m
 -
 
Artikel 4 Verkeer
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen met ten hoogste twee rijstroken,
  2. verhardingen voor woonstraten, pleinen, auto-, fiets- en voetgangersverkeer en parkeervoorzieningen,
  3. voorzieningen, zoals in- en uitvoeg- en opstelstroken, bushaltes en geluidwerende voorzieningen,
  4. parkeerstroken en -voorzieningen,
  5. fiets- en voetpaden,
  6. bermen, groen- en speelvoorzieningen, en
  7. watergangen,
  8. bij een en ander behorende andere voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, beeldende kunst.
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Toegestane bouwwerken
Op de gronden als bedoeld in lid 4.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
a. ondergeschikte gebouwen en andere bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals abri's en telefooncellen, en
b. andere bouwwerken, zoals tunnels, lichtmasten, informatieborden, verkeerstekens en - regelinstallaties en straatmeubilair.
 
4.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  1. van gebouwen mag de oppervlakte niet meer dan 20 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen;
  2. van andere bouwwerken mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken  
max. bouwhoogte  
licht- en andere masten  
10 m  
beeldende kunst  
8 m  
speelvoorzieningen  
5 m  
overige andere bouwwerken  
3 m  
 
4.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de stedenbouwkundige, landschappelijke inpassing en ligging van bouwwerken.
 
Artikel 5 Wonen
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. beroep of bedrijf aan huis;
  3. tuinen en erven;
  4. groenvoorzieningen;
  5. parkeergelegenheid (ten behoeve van de woonbestemming op het bouwperceel);
  6. geluidwerende voorzieningen ter plaatse van de op de verbeelding opgenomen functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - geluidscherm',
  7. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen
5.2 Bouwregels
 
5.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in lid 5.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. vrijstaande, halfvrijstaande en aaneengebouwde grondgebonden woningen met een maximum van 42;
  2. de onder a genoemde woningen mogen eerst worden gebouwd nadat het geluidscherm zoals aangeduid op de verbeelding met de aanduiding 'specifieke vorm van groen - geluidscherm' en ‘specifieke vorm van wonen – geluidscherm’ (uitgezonderd het deel aangeduid met ‘specifieke bouwaanduiding -1’) in zijn geheel is gerealiseerd, met dien verstande dat indien het deel van het geluidsscherm aangeduid op de verbeelding met de ‘specifieke bouwaanduiding -1’ wordt gerealiseerd, het westelijk deel van het met 'specifieke vorm van groen – geluidscherm’ aangeduide geluidsscherm dat grenst aan het met ‘specifiek vorm van wonen – geluidscherm’ aangeduide geluidsscherm niet gerealiseerd behoeft te worden;
  3. bijbehorende bouwwerken;
  4. andere bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen en tuinmeubilair, niet zijnde overkappingen.
5.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 5.2.1 gelden de volgende bepalingen:
  1. woningen mogen uitsluitend binnen bouwvlakken worden gebouwd;
  2. bijbehorende bouwwerken mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  3. de afstand van het hoofdgebouw tot de onderlinge zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen (aan de niet geschakelde zijde (n));
  4. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ mag het aangeduide aantal wooneenheden niet worden overschreden;
  5. een gevel van een hoofdgebouw zal ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - dove gevel" op de tweede verdieping als een dove gevel uitgevoerd zijn, tenzij de geluidbelasting op de gevel ten gevolge van het spoor kleiner of gelijk is aan 68 dB;
  6. de goothoogte en de bouwhoogte van woningen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 7 m en 10 m;
  7. de dakhelling van een kap op de woning mag niet meer dan 60 graden bedragen;
  8. bijbehorende bouwwerken dienen tenminste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd te worden;
  9. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag bij elke woning niet meer dan 40 m² bedragen;
  10. in aanvulling op het bepaalde onder i, mag de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken toenemen met 2% van het bouwperceel, tot een maximum van 100m2, onverminderd het bepaalde onder k;
  11. in aanvulling op het bepaalde onder i en j, mag de gezamenlijke oppervlakte van de totale bebouwing (hoofdgebouw + bijbehorende bouwwerken) niet meer bedragen dan 50% van het bouwperceel;
  12. van bijbehorende bouwwerken mag de goothoogte niet meer dan 3 m bedragen, de bouwhoogte niet meer dan 4,5 m en de dakhelling niet meer dan 60°;
  13. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken
max. bouwhoogte
min. bouwhoogte
vlaggen- en andere masten
5 m
 
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein met daarop een gebouw

2 m
 
overige erf- en perceelsafscheidingen
1 m
 
geluidscherm
5 m
- 3,5 m voor een nieuw te bouwen geluidscherm, waarbij de hoogte wordt bepaald ten opzichte van de bovenkant van de spoorstaaf.
- 4 m voor een nieuw te bouwen geluidscherm, ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding -1, waarbij de hoogte wordt bepaald ten opzichte van de bovenkant van de spoorstaaf.
overige andere bouwwerken
3 m
 
 
5.3 Afwijken van de bouwregels
 
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. 2, onder h, voor het toestaan van bijbehorende bouwwerken op minder dan 3 meter van de voorgevel van het hoofdgebouw, mits het gebruik van de aangrenzende gronden en opstallen daardoor niet onevenredig wordt beperkt;
5.4 Specifieke gebruiksregels
 
5.4.1 Beroep- of bedrijf aan huis
De gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep - of bedrijf aan huis mag niet meer bedragen dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken en in ieder geval niet meer dan 100 m2.
 
5.4.2 Strijdig gebruik
Naast hetgeen daaromtrent in de Algemene gebruiksregels in artikel 9 is bepaald, moet als strijdig gebruik in ieder geval worden aangemerkt, het gebruik van:
a. de in lid 5.4 bedoelde gronden voor:
1. buitenopslag van goederen ten behoeve van de uitoefening van een beroep - of bedrijf aan huis, en;
2. behoudens in- en uitladen, overige bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning
b. Vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woonruimte.
 
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.4.2, onder b, van deze regels ten behoeve van het wonen in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, indien:
  1. daarvoor dringende sociaal-economische redenen bestaan,
  2. vooraf vaststaat dat het tijdelijke huisvesting betreft,
  3. het aantal zelfstandige woningen niet wordt vergroot.
 
3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing
Artikel 7 Algemene bouwregels
 
7.1 Bestaande en afwijkende maatvoering en situering
  1. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maatvoering en situering van bouwwerken gelden de bouwregels, zoals die onder de bestemmingen en algemene bouwregels in artikel 7.2 zijn voorgeschreven;
  2. Het bepaalde onder a geldt niet voor bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
7.2 Onderkeldering van gebouwen
 
Voor het bouwen onder een gebouw gelden de volgende regels:
  1. de bouwdiepte mag maximaal 4 meter bedragen;
  2. de ondergrondse bebouwing of halfverdiepte bebouwing mag uitsluitend onder het gebouw worden gerealiseerd, met uitzondering van ingangspartijen en voorzieningen voor de toetreding van daglicht;
  3. de bouwhoogte van keermuren ten behoeve van ingangspartijen mag niet meer dan 1.20 meter bedragen gemeten vanaf het aangrenzend maaiveld;
  4. de voorzieningen voor de toetreding van daglicht mogen maximaal 1 meter uit de gevel worden gebouwd.
7.3 Parkeerkeervoorzieningen
 
7.3.1 Algemeen
De omgevingsvergunning bouwen kan alleen worden verleend als bij nieuwbouw wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
 
7.3.2 Instandhouding parkeervoorzieningen
Gerealiseerde parkeervoorzieningen mogen niet zodanig worden gewijzigd, indien hierdoor niet meer voldoende parkeergelegenheid aanwezig is zoals bedoeld onder 7.3.1.
 
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
 
8.1 Strijdig gebruik
 
Als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval aangemerkt het gebruik van:
  1. gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting;
  2. onbebouwde gronden:
    1. als stand- of ligplaats van onderkomens;
    2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.
 
8.2 Parkeervoorzieningen
 
Bij functiewijziging dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
 
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
 
9.1 Milieuzone - 100 jaarsaandachtsgebied
  1. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - 100 jaarsaandachtsgebied’ is geen gebruik van gronden en bouwwerken toegestaan met nadelige effecten voor het gebruik van grondwater voor de drinkwaterconsumptie.
  2. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - 100 jaarsaandachtsgebied' hebben de gronden mede een functie ten behoeve van het waterwingebied en is bij functiewijzigingen uitsluitend een bestemming toegestaan die geen hoger grondwaterrisico met zich meebrengt dan de geldende bestemming.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
 
Het bevoegd gezag kan afwijken van het plan voor:
  1.  het afwijken van het tracé van wegen tot ten hoogste 3 m.
  2.  geringe afwijkingen die in het belang zijn voor een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  3.  het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  4.  afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings- en bouwgrenzen en van aanduidingsgrenzen voorzover die noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 1 m bedragen;
  5.  het overschrijden van bebouwingsgrenzen, indien dit noodzakelijk is voor de bouw van galerijen, ingangsportalen, trappenhuizen, balkons, en erkers tot ten hoogste 1.25 m.;
  6.  het bouwen van masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie, al of niet op of aan gebouwen of andere bouwwerken, tot vanaf peil een bouwhoogte van 40 m, waarbij als voorwaarde kan worden gesteld dat gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen, lichtmasten of hoogspanningsmasten, indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie;
  7. het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten en bebouwde oppervlakten tot ten hoogste 10%, met uitzondering van de bouwhoogten voor geluidschermen;
  8. voor het vergroten van een woning zo nodig met overschrijding van de eventueel gestelde eisen ten aanzien van de vloeroppervlakte van de betreffende woning, zulks ten behoeve van het treffen van voorzieningen voor gehandicapten, mits die bebouwing wordt uitgevoerd in één bouwlaag en de oppervlakte daarvan maximaal 24 m² bedraagt.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
 
11.1 overgangsrecht bouwwerken
 
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
11.2 overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
 
Artikel 12 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Woningbouw Tolhuislaan Den Dolder’