direct naar inhoud van Artikel 8 Wonen
Plan: Odijkerweg e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0355.BPOdijkerwegeo-VS01

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. beroep of bedrijf aan huis;
  • c. tuinen en erven.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 8.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen,
  • b. bijbehorende bouwwerken, en
  • c. andere bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen en tuinmeubilair, niet zijnde overkappingen.
8.2.2 Bouwen:

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 8.2.1 gelden de volgende bepalingen:

  • a. woningen mogen uitsluitend binnen bouwvlakken worden gebouwd;
  • b. de minimale oppervlakte van een woning bedraagt 90 m²;
  • c. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • d. binnen bouwvlakken mogen woningen uitsluitend worden gebouwd op de daarbij aangegeven wijze ter plaatse van de aanduiding:

naam aanduiding   bouwwijze  
'aaneengebouwd'   meer aaneen gebouwd, niet gestapeld  
'twee-aaneen'   twee-aaneen gebouwd of vrijstaand  
'vrijstaand'   vrijstaand gebouwd  

  • e. de goothoogte van woningen mag niet meer bedragen dan 5 meter en de bouwhoogte niet meer dan 9 meter, tenzij op de verbeelding anders is aangeduid;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mogen de aangeduide hoogtes niet worden overschreden;

bijbehorende bouwwerken

  • g. bijbehorende bouwwerken mogen ook buiten bouwvlakken worden gebouwd, op ten minste 3 m achter de voorgevel van de desbetreffende woning;
  • h. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak, mag bij elk hoofdgebouw niet meer dan 40 m² bedragen plus 2% van de oppervlakte van het desbetreffende bouwperceel, tot een maximum van 100 m² en met dien verstande dat het bouwperceel daardoor nooit voor meer dan 50% mag worden bebouwd (inclusief de bij de woning behorende gronden die voor 'Tuin' zijn aangewezen);
  • i. in aanvulling op het bepaalde onder h mag een bouwperceel kleiner dan 150 m² tot maximaal 60% worden bebouwd (inclusief de bij de woning behorende gronden die voor 'Tuin' zijn aangewezen);
  • j. van bijbehorende bouwwerken mag de goothoogte niet meer dan 3 meter bedragen, de bouwhoogte niet meer dan 5 meter en de dakhelling niet meer dan 60°;

andere bouwwerken

  • k. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
vlaggen- en andere masten   5 m  
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein met daarop een gebouw  
2 m  
overige erf- en perceelsafscheidingen   1 m  
overige andere bouwwerken   3 m  
8.3 Specifieke gebruiksregels

Naast hetgeen daaromtrent in de Algemene gebruiksregels in Artikel 12 is bepaald, moet als strijdig gebruik in ieder geval worden aangemerkt, het gebruik van:

  • a. de gronden en opstallen voor de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis, met dien verstande dat dit gebruik uitsluitend is toegestaan als de gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de uitoefening van een beroep - of bedrijf aan huis niet meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen en in ieder geval niet meer dan 100 m2, en het uiterlijk aanzien en het karakter van de woning behouden blijven;
  • b. vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woonruimte;
  • c. de tuin of het erf als staanplaats voor één of meerdere onderkomen(s);
  • d. de tuin of het erf als staanplaats voor een wagen, geschikt en bestemd voor het voeren van handel ter plaatse;
  • e. de tuin of het erf voor het kennelijk ten behoeve van de verhuur of verhandeling aanwezig of opgeslagen hebben van machines, voer- vaar- of vliegtuigen, welke bruikbaar zijn en niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken zijn.
8.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.3 onder b, ten behoeve van het wonen in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, indien:

  • a. daarvoor dringende sociaal-economische redenen bestaan;
  • b. vooraf vaststaat dat het tijdelijke huisvesting betreft, en;
  • c. het aantal zelfstandige woningen niet wordt vergroot.