direct naar inhoud van Regels
Plan: Deltaterrein Den Dolder
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0355.BPDeltaterreinDD-VS01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Deltaterrein Den Dolder' met identificatienummer NL.IMRO.0355.BPDeltaterreinDD-VS01 van de gemeente Zeist.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aaneengebouwde woning:

een woning die onderdeel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit meer dan twee hoofdgebouwen, niet zijnde een gestapelde woning.

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.7 bebouwingspercentage:

de oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak, het woningvlak of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak.

1.8 bedrijf aan huis:

het door de bewoners bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijfsactiviteiten:

  • a. die in de van deze regels deel uit makende bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis' zijn aangeduid als categorie 1 of 2, danwel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving, en
  • b. die geen horeca of detailhandel zijn, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit,

in de woning en de daarbij behorende bijgebouwen.

1.9 beroep aan huis:

het door de bewoners beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk en daarmee gelijk te stellen gebied, in de woning en de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie.

1.10 bestaande gebouw, inhoud, omvang:

gebouw, inhoud, omvang, zoals die of dat bestaat of rechtens mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.14 boom:

een houtachtig, overblijvend gewas met een stamomtrek van minimaal 65 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de omtrek van de dikste stam.

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.17 bouwlaag:

een voor mensen toegankelijk deel van een gebouw, dat aan de onder- en bovenzijde door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren wordt begrensd.

1.18 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.19 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.20 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.22 brutovloeroppervlakte:

de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw.

1.23 derde bouwlaag:

de bouwlaag gelegen direct boven de tweede bouwlaag.

1.24 dove gevel:

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidwering - conform NEN5077 - die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB (ingeval van wegverkeerslawaai), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder1.

1.25 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond c.q. de laag op de onderbouw.

1.26 erker of ingangspartij:

uitbouw aan de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw op de begane grond.

1.27 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.28 geluidsgevoelige ruimte:

ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon- of eetkamer wordt gebruikt of voor een zondanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van tenminste 11 m².

1.29 gestapelde woning:

een woning die onderdeel uitmaakt van een bouwmassa waarin de woning boven of onder een andere woning is gesitueerd, of boven een andere functie zoals een winkel, kantoor of bedrijf.

1.30 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.31 huishouden:

persoon of groep personen die een gemeenschappelijke huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.

1.32 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.33 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 m boven peil is gelegen.

1.34 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.

1.35 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.36 peil:
  • a. voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang, waarbij geldt dat de hoogte van de weg de hoogte is die op de van deze regels deel uitmakende 'Kaart hoogte aanduiding wegen', zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regels;
  • b. in andere gevallen:
    de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein voorafgaand aan het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen.
1.37 seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een bordeel.

1.38 twee-aaneen-gebouwde woning:

een woning die onderdeel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee hoofdgebouwen,niet zijnde een gestapelde woning.

1.39 tweede bouwlaag:

de bouwlaag gelegen direct boven de eerste bouwlaag.

1.40 voorgevel:

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, één van die gevels.

1.41 voorgevelrooilijn:

de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen.

1.42 vrijstaande woning:

een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw.

1.43 wonen:

het verblijven van één huishouden in een woning.

1.44 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.

1.45 wooneenheid:

eenheid in de vorm van een woning.

1.46 zijdelingse perceelsgrenzen:

de grenzen van een bouwperceel aan de zijkanten van het bijbehorende hoofdgebouw.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de ondergrondse bouwdiepte van een gebouw:

vanaf het peil tot de bovenkant van de onderste vloer van het gebouw

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, waaronder (steile) taluds;
  • b. watergangen en waterpartijen;
  • c. spel- en sportvoorzieningen;
  • d. fiets- en voetpaden, in- en uitritten en andere ondergeschikte verhardingen;
  • e. overige bij de bestemming behorende voorzieningen.

alsmede voor:

  • f. ter plaatse van de aanduiding 'geluidsscherm', geluidwerende voorzieningen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden', het behoud en bescherming van natuurwaarden in de vorm van een vliegroute voor vleermuizen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden', het behoud van een groene zoom rond het plangebied.
3.2 Bouwregels
  • a. Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1, mogen uitsluitend worden gebouwd bij de bestemming behorende andere bouwwerken, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

bouwwerken   max. bouwhoogte  
licht- en andere masten   4 m  
beeldende kunst   4 m  
speelvoorzieningen   5 m  
geluidwerende voorzieningen   3 m  
overige andere bouwwerken   3 m  

 

  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidsscherm' dient de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen 3 meter te bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Voorwaardelijke verplichting

Het gebruik van de gronden voor 'Groen' is uitsluitend toegestaan als voorafgaand aan grondroerende (graaf)werkzaamheden een vervolgonderzoek wordt uitgevoerd naar de aanwezigheid van niet gesprongen Conventionele Explosieven conform het Werkveldspecifiek Certificatieschema voor het systeemcertificaat Opsporen Conventionele Explosieven (WSCS-OCE).

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden' en de aanduiding 'landschapswaarden' is artikel 12 van toepassing op het uitvoeren van in dat artikel aangegeven werken en werkzaamheden, op en in de daarbij aangegeven gronden, met de daarbij aangegeven voorwaarden en uitzonderingen.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor;

  • a. tuinen bij een woning en parkeren ten behoeve van de bijbehorende woning'

alsmede voor:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden', het behoud en bescherming van natuurwaarden in de vorm van een vliegroute voor vleermuizen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden', het behoud van een groene zoom rond het plangebied.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 4.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. erkers en ingangspartijen;
  • b. andere bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen en tuinmeubilair, niet zijnde overkappingen.

4.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 4.2.1, gelden de volgende eisen:

  • a. van erkers en ingangspartijen mag:
    • 1. de diepte uit de betreffende gevel van de woning of het ander gebouw niet meer dan 1,5 m bedragen,
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte bij elke woning niet meer dan 6 m² bedragen, en
    • 3. de goothoogte niet meer dan 3,5 m en de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen.
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
vlaggen- en andere masten   5 m  
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein met daarop een gebouw  
2 m  
overige erf- en perceelsafscheidingen   1 m  
overige andere bouwwerken   2 m  
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Voorwaardelijke verplichting

Het gebruik van de gronden voor 'Tuin' is uitsluitend toegestaan als voorafgaand aan grondroerende (graaf)werkzaamheden een vervolgonderzoek wordt uitgevoerd naar de aanwezigheid van niet gesprongen Conventionele Explosieven conform het Werkveldspecifiek Certificatieschema voor het systeemcertificaat Opsporen Conventionele Explosieven (WSCS-OCE).

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden' en de aanduiding 'landschapswaarden' is artikel 12 van toepassing op het uitvoeren van in dat artikel aangegeven werken en werkzaamheden, op en in de daarbij aangegeven gronden, met de daarbij aangegeven voorwaarden en uitzonderingen.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste twee rijstroken;
  • b. verhardingen voor woonstraten, pleinen, auto-, fiets- en voetgangersverkeer en parkeervoorzieningen;
  • c. voorzieningen, zoals in- en uitvoeg- en opstelstroken, bushaltes en geluidwerende voorzieningen;
  • d. parkeerstroken en -voorzieningen;
  • e. fiets- en voetpaden;
  • f. bermen, groen- en speelvoorzieningen;
  • g. watergangen,
  • h. bij een en ander behorende andere voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, beeldende kunst.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane bouwwerken

Op de gronden als bedoeld in lid 5.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. ondergeschikte gebouwen en overige bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals abri's en telefooncellen;
  • b. andere overige bouwwerken, zoals lichtmasten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties, straatmeubilair en grondkerende muren.
5.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. van gebouwen en overige bouwwerken voor nutsvoorzieningen mag de oppervlakte niet meer dan 20 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen;
  • b. van andere bouwwerken mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
licht- en andere masten   10 m  
beeldende kunst   8 m  
overige speelvoorzieningen   5 m  
overige andere bouwwerken   3 m  
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de stedenbouwkundige, landschappelijke inpassing en ligging van bouwwerken.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Voorwaardelijke verplichting

Het gebruik van de gronden voor 'Verkeer' is uitsluitend toegestaan als voorafgaand aan grondroerende (graaf)werkzaamheden een vervolgonderzoek wordt uitgevoerd naar de aanwezigheid van niet gesprongen Conventionele Explosieven conform het Werkveldspecifiek Certificatieschema voor het systeemcertificaat Opsporen Conventionele Explosieven (WSCS-OCE).

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. beroep of bedrijf aan huis;
  • c. tuinen en erven.

alsmede voor:

  • d. ter plaatse van de aanduiding 'geluidsscherm', geluidwerende voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 6.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen,
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. overige bouwwerken.
6.2.2 Bouwen:

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 6.2.1 gelden de volgende bepalingen:

  • a. binnen bouwvlakken mag het bebouwingspercentage 100% bedragen, met dien verstande dat de voorgeschreven afstanden tot de zijdelingse perceelsgrenzen wel in acht moeten worden genomen, alsook het bepaalde onder l. en m.

woningen

  • b. woningen mogen uitsluitend binnen bouwvlakken worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aangeduide aantal wooneenheden niet worden overschreden met inachtneming van het bepaalde onder d;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden 5' en ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden 10' mag het toegestane aantal wooneenheden binnen deze bouwvlakken worden uitgewisseld, mits in totaal niet meer dan 15 wooneenheden binnen deze bouwvlakken worden gerealiseerd;
  • e. binnen bouwvlakken mogen woningen uitsluitend worden gebouwd op de daarbij aangegeven wijze ter plaatse van de aanduiding:

naam aanduiding   bouwwijze  
'aaneengebouwd'   meer aaneen gebouwd, niet gestapeld of
twee-aaneen gebouwd  
'twee-aaneen'   twee-aaneen gebouwd of vrijstaand  

  • f. de goothoogte en de bouwhoogte van woningen mogen niet meer bedragen dan 6 m en 13 m, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  • g. binnen een bouwvlak mag bij twee-aaneen gebouwde woningen en bij vrijstaande woningen, de afstand van elk van de hoofdgebouwen (aan de niet aaneen gebouwde zijde) tot de onderlinge zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 3 m bedragen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' dienen gevels van de derde bouwlaag op grond van de bij deze regels deel uitmakende Kaart met dove gevels te worden uitgevoerd als dove gevel, zoals omschreven in artikel 1.24 van deze regels, tenzij middels akoestisch onderzoek wordt aangetoond dat de geluidsbelasting op deze gevel niet hoger is dan 68 dB.

bijbehorende bouwwerken

  • i. bijbehorende bouwwerken mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd, op ten minste 3 m achter de voorgevel van de desbetreffende woning;
  • j. in afwijking van het bepaalde onder i zijn bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' ook voor de voorgevel van de desbetreffende woning toegestaan;
  • k. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak, mag bij elke woning niet meer bedragen dan 40 m² plus 2% van de oppervlakte van het bouwperceel, tot een maximum van 100 m², mits het bouwperceel voor niet meer dan 50% wordt bebouwd (inclusief de bij de woning behorende gronden die voor 'Tuin' zijn aangewezen);
  • l. in afwijking van het bepaalde onder k mag een bouwperceel dat kleiner is dan 150 m² voor maximaal 60% worden bebouwd (inclusief de bij de woning behorende gronden die voor 'Tuin' zijn aangewezen);
  • m. van bijbehorende bouwwerken mag de goothoogte niet meer dan 3 m bedragen, de bouwhoogte niet meer dan 4,5 m en de dakhelling niet meer dan 60°;

overige bouwwerken

  • n. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
vlaggen- en andere masten   5 m  
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein met daarop een gebouw  
2 m  
geluidwerende voorzieningen   3 m  
overige erf- en perceelsafscheidingen   1 m  
andere overige bouwwerken   3 m  

  • o. ter plaatse van de aanduiding 'geluidsscherm' dient de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen 3 meter te bedragen.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Beroep- of bedrijf aan huis

De gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep - of bedrijf aan huis mag niet meer bedragen dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen en in ieder geval niet meer dan 100 m2.

6.3.2 Strijdig gebruik

Naast hetgeen daaromtrent in de 'Algemene gebruiksregels' in Artikel 9 is bepaald, moet als strijdig gebruik in ieder geval worden aangemerkt, het gebruik van:

  • a. de in lid 6.3 bedoelde gronden, die onbebouwd zijn, voor:
    • 1. buitenopslag van goederen ten behoeve van de uitoefening van een beroep - of bedrijf aan huis, en;
    • 2. behoudens in- en uitladen, overige bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning;
  • b. vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woonruimte.

6.3.3 Voorwaardelijke verplichtingen
  • a. het gebruik van de gronden voor wonen is uitsluitend toegestaan als eerst een geluidscherm met een bouwhoogte van 3 meter wordt gerealiseerd;
  • b. het gebruik van de gronden voor 'Wonen' is uitsluitend toegestaan als voorafgaand aan grondroerende (graaf)werkzaamheden een vervolgonderzoek wrodt uitgevoerd naar de aanwezigheid van niet gesprongen Conventionele Explosieven conform het Werkveldspecifiek Certificatieschema voor het systeemcertificaat Opsporen Conventionele Explosieven (WSCS-OCE).
6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.3.2, onder b, ten behoeve van het wonen in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, indien:

  • a. daarvoor dringende sociaal-economische redenen bestaan;
  • b. vooraf vaststaat dat het tijdelijke huisvesting betreft, en;
  • c. het aantal zelfstandige woningen niet wordt vergroot.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Bestaande en afwijkende maatvoering en situering
  • a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maatvoering en situering van bouwwerken gelden de bouwregels, zoals die onder de bestemmingen zijn voorgeschreven, dan wel de bestaande overschrijding daarvan, zoals deze op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, of kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen;
  • b. Het bepaalde onder a geldt niet voor bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
8.2 Onderkeldering van gebouwen

Voor het bouwen onder een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. de bouwdiepte mag maximaal 4 meter bedragen;
  • b. de ondergrondse bebouwing of halfverdiepte bebouwing mag uitsluitend onder het gebouw worden gerealiseerd, met uitzondering van ingangspartijen en voorzieningen voor de toetreding van daglicht;
  • c. de bouwhoogte van keermuren ten behoeve van ingangspartijen mag niet meer dan 1.20 meter bedraagt;
  • d. de voorzieningen voor de toetreding van daglicht mogen maximaal 1 meter uit de gevel worden gebouwd.
8.3 Parkeren

De omgevingsvergunning voor het bouwen kan alleen worden verleend als bij nieuwbouw wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Gebruik in strijd met de bestemming

Als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval aangemerkt het gebruik van:

  • a. gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. onbebouwde gronden:
    • 1. als stand- of ligplaats van onderkomens;
    • 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;

een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.

9.2 Parkeren

Gerealiseerde parkeervoorzieningen mogen niet zodanig worden gewijzigd, dat hierdoor niet meer voldoende parkeergelegenheid aanwezig is.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het plan voor:

  • a. geringe afwijkingen die in het belang zijn voor een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  • b. het overschrijden van de voorgeschreven bouwhoogtes ten behoeve van lichtkappen, technische installaties en andere ondergeschikte bouwdelen;
  • c. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • d. afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings- en bouwgrenzen en van aanduidingsgrenzen voor zover die noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 1 m bedragen;
  • e. het overschrijden van bestemmings- en bouwgrenzen, indien dit noodzakelijk is voor de bouw van galerijen, ingangsportalen, trappenhuizen, balkons, dakoverstekken, en erkers tot ten hoogste 1.25 m;
  • f. het bouwen van masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie, al of niet op of aan gebouwen of andere bouwwerken, tot vanaf peil een bouwhoogte van 40 m, waarbij als voorwaarde kan worden gesteld dat gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen, lichtmasten of hoogspanningsmasten, indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie;
  • g. een overschrijding van de in de regels voorgeschreven maten, afmetingen en percentages, tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • h. voor het vergroten van een woning zo nodig met overschrijding van de eventueel gestelde eisen ten aanzien van de vloeroppervlakte van de betreffende woning, zulks ten behoeve van het treffen van voorzieningen voor gehandicapten, mits die bebouwing wordt uitgevoerd in één bouwlaag en de oppervlakte daarvan maximaal 24 m² bedraagt;
  • i. de vestiging van een bedrijf dat niet is genoemd in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis' of daarin is genoemd in een hogere categorie, maar naar zijn aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met de rechtstreeks toegelaten bedrijven.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

11.1 Wijziging bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze regels deel uitmakende bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis' als volgt te wijzigen:
het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Vergunningplicht

Behoudens het bepaalde in lid 12.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  werken en werkzaamheden*  
Gronden als bedoeld in artikel:   a   b   c   d   e   f   g   h   i   j  
3 'Groen' en aangeduid als 'natuurwaarden' en 'landschapswaarden'                 +        
4 'Tuin' en aangeduid als 'natuurwaarden' en 'landschapswaarden'                 +        
* de onderstaande letters worden hierna verklaard;
in de tabel is: + = vergunning vereist  

a   aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, met uitzondering van het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- of uitritten, tot elk een oppervlakte van 60 m² ;  
b   verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder het maaiveld, anders dan normaal spit en ploegwerk, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet;  
c   het ophogen en egaliseren van de gronden, waaronder het aanleggen van geluid- en andere wallen;  
d   aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;  
e   het verlagen van het grondwaterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap.  
f   aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;  
g   * ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden' vellen en rooien van bomen, als bedoeld in artikel 1.14, en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben;
* ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' het vellen en rooien van bomen, als bedoeld in artikel 1.14, die na de herinrichting van het talud ter plaatse aanwezig zijn, en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben;  
h   het uitvoeren van graafwerkzaamheden, grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden (incl. diepploegen, ontginnen en het aanleggen van drainage) dieper dan 0,3 meter onder maaiveld;  
i   het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;  
j   bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters.  

12.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in lid 12.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken of werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. als bedoeld in lid 12.1, bij g, voor zover daarvoor een vergunning is vereist op grond van de gemeentelijke bomenverordening;
  • c. het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen;
  • d. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het plan;
  • e. in het kader van de uitvoering van het project Deltaterrein.
12.3 Toetsingscriteria

Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 12.1, zijn slechts toelaatbaar:

  • a. indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen,
    • 1. niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel
    • 2. de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Deltaterrein Den Dolder'.