Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bebouwde Kom Woudenberg
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0351.BebouwdKomWoudnbrg-vg01

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Bebouwde Kom Woudenberg met identificatienummer NL.IMRO.0351.BebouwdKomWoudnbrg-vg01 van de Gemeente Woudenberg;
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
 
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.5 aan- en uitbouw:
een bijbehorend bouwwerk dat als functioneel onderdeel van een hoofdgebouw aan te merken is, dat in directe verbinding staat met het hoofdgebouw als aangebouwde uitbreiding en dat uit architectonisch oogpunt herkenbaar is als afzonderlijke en duidelijk ondergeschikte aanvulling op dat hoofdgebouw;
 
1.6 aan huis gebonden beroep:
het door de bewoner van de woning, in diens woning, uit te oefenen dienstverlenend beroep, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
 
1.7 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
  1. grondgebonden agrarisch bedrijf:
    1. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
    2. bollenteelt: de teelt van bloembollen al dan niet in samenhang met de teelt van bolbloemen;
    3. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
    4. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond en waarbij de productie (nagenoeg) geheel afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
    5. paardenhouderij en paardenfokkerij;
    6. sierteelt: de teelt van siergewassen, met uitzondering van boomkwekerijgewassen, op open grond al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
  2. niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:
    1. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen, permanente tunnels en plastic kassen daaronder begrepen;
    2. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen, paddenstoelen daaronder begrepen, in gebouwen;
    3. intensieve veehouderij: een bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het houden van dieren, zoals rundveemesterij (exclusief vetweiderij), varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen;
  3. overige teelten van gewassen of dieren, al dan niet in gebouwen.
1.8 achtererf:
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw of achter de denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan;
 
1.9 achtergevelrooilijn:
de lijn die gelijk loopt aan de achtergevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan;
 
1.10 afhaalpunt:
een locatie waar de consument uitsluitend via internet bestelde goederen kan afhalen en/of retourneren, waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten behoeve van verkoop en/of overige activiteiten;
 
1.11 afhankelijke woonruimte:
een bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van het huishouden uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
 
1.12 bebouwde kom in verband met archeologie
voor het bepalen van de bebouwde kom als genoemd in artikel 26, 27 en artikel 28 wordt aangesloten bij de bebouwde kom volgens de Wegenwet;
1.13 ambachtelijk bedrijf:
een bedrijf in hoofdzaak gericht op het in handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsmede het verkopen en leveren van goederen, die ter plaatse worden vervaardigd;
 
1.14 ambulante handel:
de verkoop en het te koop aanbieden van waren (waaronder uitstalling ten behoeve van verkoop) aan consumenten buiten vestigingen, zoals (week)markten, standplaatsen buiten de markten en het venten;
 
1.15 antenne-installatie:
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
 
1.16 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit oude tijden;
 
1.17 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
1.18 bebouwingspercentage:
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel, bedrijfsperceel of bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
 
1.19 bed & breakfast:
het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt binnen bestaande gebouwen aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
 
1.20 bedrijf:
een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen, verhuren, opslaan, distribueren en verhandelen van goederen, waarbij ondergeschikte detailhandel uitsluitend plaatsvindt in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende bedrijfsvoering;
 
1.21 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf of de huisvesting van meerdere bedrijven al dan niet met gezamenlijke voorzieningen;
 
1.22 bedrijfsperceel:
een aaneengesloten stuk grond behorende bij één bedrijf, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.23 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo):
de totale gebouwde vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten, met uitzondering van trappen, hellingbanen en een parkeerdek;
 
1.24 bedrijfswoning:
een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een bedrijfsperceel, die slechts is bedoeld voor het huisvesten van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein en de daarmee overeenstemmende bedrijfsvoering, noodzakelijk moet worden geacht;
 
1.25 beperkte openingstijden
een openstelling van maximaal 5 dagdelen (ochtend, middag, avond) per week;
 
1.26 bestaand:
  1. bij bouwwerken: de bestaande legale bebouwing ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;
  2. bij gebruik: het bestaande legale gebruik ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
1.27 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.28 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.29 bijbehorend bouwwerk:
een uitbreiding van een hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
 
1.30 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, het vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
 
1.31 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
 
1.32 bouwlaag:
een verdieping (met inbegrip van de begane grond en uitgezonderd een kelder) van zodanige afmetingen en vorm dat de daardoor ontstane ruimte zonder ingrijpende voorzieningen geschikt kan worden gemaakt voor verschillende functies en daarmee gelijke gebruiksmogelijkheden geeft als de daaronder gelegen bouwlagen;
 
Een zolder en dakopbouw worden niet gezien als bouwlaag als de hoogte minder is dan 1,5 m. Als de hoogte tussen 1,5 m en 2,1 m is, dan wordt dit ook niet als bouwlaag gezien zolang de laag verder niet beloopbaar is. Als het een zolder onder een puntdak betreft en de hoogte alleen net onder de punt van het dak 1,8 m is, dan wordt de zolder niet geacht 'beloopbaar' te zijn.
 
1.33 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.34 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
 
1.35 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
 
1.36 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
 
1.37 dakkapel:
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;
 
1.38 dakopbouw:
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) van het dak is (zijn) geplaatst;
 
1.39 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten behoeve van verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en anders dan voor gebruik ter plaatse. Onder detailhandel vallen niet: afhaalpunten (locaties ten behoeve van internetdetailhandel die uitsluitend bedoeld zijn voor het afhalen of terugbrengen van goederen door de consument);
 
1.40 dienstverlening:
het bedrijfsmatig aanbieden, verkopen en/of leveren van diensten aan personen, zoals reisbureaus, kapsalons en schoonheidsspecialisten (zie ook publieksgerichte dienstverlening);
  
1.41 erker:
een bijbehorend bouwwerk dat tot vóór de voorgevelrooilijn aan de oorspronkelijke voorgevel mag worden gebouwd;
 
1.42 evenement:
een voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak op het gebied van sport, muziek, sociaal-cultureel vlak, met uitzondering van bioscoopvoorstellingen als bedoeld in de Wet op de filmvertoningen, kansspelen als bedoeld in de Wet op de Kansspelen alsmede betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
 
1.43 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.44 gemeentelijk monument:
een op de verbeelding als zodanig aangegeven gemeentelijk monument als bedoeld in de Erfgoedwet;
 
1.45 geluidhinderlijke inrichting:
een bedrijf, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, dat in belangrijke mate geluidshinder kan veroorzaken;
 
1.46 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
 
1.47 horecabedrijf:
een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:
  • het verstrekken van al dan niet ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;
  • het exploiteren van zaalaccommodatie;
  • het verstrekken van nachtverblijf.
1.48 huishouden:
een samenwoning van een groep mensen in gezinsverband of daarmee vergelijkbare samenstelling, waarbij geen sprake is van een van tevoren vaststaande tijdelijkheid van de samenwoning;
 
1.49 internetverkoop:
een specifieke vorm van detailhandel zonder uitstalling, verkoop en afhaal van goederen ter plaatse, waarbij de goederen via internet worden aangeboden en overwegend per post worden geleverd;
 
1.50 kantoor:
een gebouw of een deel van een gebouw in de vorm van een ruimtelijk en bouwkundig zelfstandige eenheid dat geheel of grotendeels in gebruik is of te gebruiken is voor bureaugebonden werkzaamheden of daaraan ondersteunende activiteiten;
   
1.51 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk - niet zijnde een aan huis gebonden beroep - waarbij het maximum vloeroppervlak voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten 50 m² bedraagt, waarbij de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin blijft behouden, de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de bedrijfsuitoefening plaatsvindt door de bewoner van de woning. Onder kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten wordt tevens het bieden van bed & breakfast (tot een maximum van 3 kamers) en internetverkoop gerekend , maar geen webwinkel;
 
1.52 kunstobject:
voortbrengsel van de beeldende kunst in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
 
1.53 kunstwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee naar aard gelijk te stellen voorziening;
 
1.54 longstay
het tijdelijk verblijven in een hotelkamer voor een periode van tenminste vijf nachten tot maximaal zes maanden;
1.55 luifel:
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een afdak, dat met de ene horizontale kant aan de buitenzijde van een gebouw is bevestigd, terwijl de tegenoverliggende zijde vrij dragend is;
 
1.56 maatschappelijke voorzieningen:
(overheids)voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren;
  
1.57 manege:
een bedrijf dan wel een paardenhouderij, dat is gericht op het lesgeven in paardrijden aan derden c.q het beoefenen van de paardensport en daarvoor paarden en pony's houdt, in combinatie met één of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en pony's, kantine, verenigingsaccommodatie alsmede het organiseren van wedstrijden, hippische evenementen en/of andere veegerelateerde activiteiten;
 
1.58 mantelzorg:
langdurende zorg die wordt geboden aan iedereen die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, door personen uit diens sociale omgeving, waarbij de zorgverlening de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt, op vrijwillige, niet afdwingbare basis en buiten organisatorisch verband;
 
1.59 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, (stads)verwarming, drinkwater en telecommunicatiediensten, alsmede ten behoeve van riolering en (ondergrondse) afvalinzameling;
 
1.60 ondergeschikt:
een activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt en ten dienste is aan de volgens het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De activiteit is van zulke beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;
 
1.61 ondergeschikt kantoor:
een gebouw of een deel van een gebouw dat geheel of grotendeels in gebruik is of te gebruiken is voor bureaugebonden werkzaamheden of daaraan ondersteunende activiteiten, waarbij deze werkzaamheden en activiteiten uitsluitend worden verricht ten dienste van en ondergeschikt zijn aan een andere functie dan kantoor op hetzelfde bouwperceel;
 
1.62 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;
 
1.63 peil:
  • Voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • In andere gevallen: het vloerpeil zoals vastgesteld door burgemeester en wethouders.
1.64 platte afdekking:
een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van het grondoppervlak van het gebouw beslaat;
 
1.65 praktijkruimte:
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, (para)medisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied;
 
1.66 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces of goederen die aansluiten op het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
  
1.67 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
1.68 publiekgerichte dienstverlening
op het publiek gerichte dienstverlening met een baliefunctie, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, stomerijen, wasserettes, makelaarskantoren, bankfilialen en internet- en belwinkels;
1.69 reclamezuil:
een paal of constructie waaraan reclame-uitingen worden bevestigd;
 
1.70 restaurant:
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken;
 
1.71 rijksmonument:
een op de verbeelding als zodanig aangegeven rijksmonument als bedoeld in de Erfgoedwet;
 
1.72 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;
 
1.73 semi-agrarische doeleinden:
vormen van extensief niet-bedrijfsmatig agrarisch grondgebruik al dan niet met een recreatief karakter;
 
1.74 seniorenwoning
een woning of wooneenheid bestemd voor een zelfstandig wonenende ouderen vanaf 55 jaar; 
  
1.75 staat van bedrijfsactiviteiten:
de in de bijlage bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten;
 
1.76 staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging
de in de bijlage bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging;
 
1.77 staat van horeca-activiteiten:
de in de bijlage bij deze regels opgenomen Staat van Horeca-activiteiten;
 
1.78 stallingsruimte voor fietsen:
een bergruimte om fietsen beschermd tegen weer en wind te kunnen opbergen, die vanaf de openbare weg rechtstreeks bereikbaar is via het aansluitende terrein;
 
1.79 (statische) opslag:
het opslaan van goederen die naar hun aard geen regelmatige verplaatsing behoeven, zonder dat deze een bewerking ondergaan en zonder dat deze verhandeld worden;
 
1.80 supermarkt:
detailhandel gericht op de dagelijkse artikelensector (levensmiddelen), niet zijnde kleinschalige speciaalzaken;
 
1.81 terras:
een buiten een gebouw gelegen gebied, waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of etenswaren verstrekt;
 
1.82 tuincentrum:
een bedrijf, gericht op de teelt en de verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en andere siergewassen en in samenhang daarmee op de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair, tuinhuisjes en tuingrond;
 
1.83 verenigingsgebouw:
een gebouw voor het uitoefenen van activiteiten gericht op het verenigingsleven;
 
1.84 verkoopvloeroppervlakte (vvo):
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte ten behoeve van detailhandel;
 
1.85 volkstuinen:
gronden waarop voor particulier gebruik, op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden onderhouden c.q. geteeld;
 
1.86 volumineuze detailhandel:
vormen van detailhandel die een assortiment voeren van overwegend ruimte vergende goederen, waaronder bouwmarkten, tuincentra, woninginrichtingszaken, auto-, boten-, en caravan­bedrijven mede worden begrepen;
 
1.87 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
 
1.88 voorgevelrooilijn:
de lijn die gelijk loopt aan de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan. Van een hoofdgebouw gelegen op de hoek van twee straten moeten beide gevels van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, gelegen aan de straatkant, gezien worden als voorgevelrooilijn(en);
 
1.89 webwinkel:
een specifieke vorm van detailhandel zonder uitstalling, waarbij de goederen via internet worden aangeboden en zowel per post worden geleverd als ter plaatse afgehaald worden;
 
1.90 woning:
een complex van ruimten geschikt voor de huisvesting van één huishouden;
 
1.91 zelfstandig kantoor:
een gebouw of een deel van een gebouw in de vorm van een ruimtelijk en bouwkundig zelfstandige eenheid dat geheel of grotendeels in gebruik is of te gebruiken is voor bureaugebonden werkzaamheden of daaraan ondersteunende activiteiten, met uitzondering van een ondergeschikt kantoor;
 
1.92 zijerf:
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de voorgevelrooilijn en de achtergevelrooilijn.
 
1.93 zorgwoning
een woning of wooneenheid, bestemd voor verzorgd wonen, die niet via de reguliere woningdistributie beschikbaar komt, maar waarvan de bewoner(s) vanwege hun beperkte zelfredzaamheid vanaf aanvang van de bewoning op basis van een ter zake van overheidswege gehanteerd systeem zijn geindiceerd voor zorg, die beschikbaar is in de directe nabijheid van die woning of wooneenheid en welke zorg door die bewoner(s) ook daadwerkelijk wordt afgenomen.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de afstand tot de bouwperceelgrens:
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
 
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, zonnepanelen, antennes, liftschachten, ondergeschikte technische installaties en leidingen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.3 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen, exclusief van het betrokken gebouw deel uitmakende kelders en andere ondergrondse ruimten;
 
2.6 de lengte, breedte en diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren);
 
2.7 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;
 
2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; Bij overkappingen wordt de oppervlakte gemeten ter plaatse van de neerwaartse projectie van het dak.
 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. grondgebonden agrarische bedrijven met uitzondering van fruitteelt, sierteelt, bollenteelt en paardenhouderijen;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' tevens voor een intensieve veehouderij;
  3. ter plaatse van de aanduiding ' fruitteelt' tevens voor een fruitteeltbedrijf;
  4. het behoud, herstel en de ontwikkeling van het waterhuishoudkundig systeem;
  5. het behoud, herstel en de ontwikkeling van de landschapsstructuur;
  6. een paardenbak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak';
  7. een bomengroep ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bomengroep';
  8. tuinen, terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
  1. extensieve dagrecreatie met bijbehorende kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen en (natuurvriendelijke) oevers;
  4. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsbebouwing en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak
Voor het bouwen van bedrijfsbebouwing en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:
  1. tenzij anders is bepaald, mogen binnen bouwvlakken bedrijfsgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder tevens worden begrepen een buitenrijbaan en/of een stapmolen, en teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde kassen, worden gerealiseerd;
  2. de maximum goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedragen 6,0 m respectievelijk 11,0 m;
  3. de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 10,0 m;
  4. de maximum bouwhoogte van teeltondersteunende voorzieningen bedraagt 4,0 m, met een maximum oppervlakte per bedrijf van 300 m²;
  5. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning bedraagt 1,0 m;
  6. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning bedraagt 2,0 m;
  7. de maximum bouwhoogte van silo's, niet zijnde mestsilo's en watersilo's, bedraagt 12,0 m;
  8. de maximum bouwhoogte van sleufsilo's bedraagt 3,0 m;
  9. de maximum bouwhoogte van bouwwerken voor mestopslag bedraagt 10,0 m met een maximum inhoud van 2.500 m³, exclusief de mestopslagruimten onder gebouwen;
  10. de maximum oppervlakte van een buitenrijbaan bedraagt 1.200 m²;
  11. de maximum bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van een buitenrijbaan bedraagt 8,0 m;
  12. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van een buitenrijbaan bedraagt 2,0 m;
3.2.2 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. per bouwvlak mag één bedrijfswoning, inclusief bijbehorende bouwwerken, worden gebouwd;
  3. de maximum inhoud van een bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt 600 m³;
  4. de maximum goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt 6,0 m respectievelijk 10,0 m;
  5. de maximum oppervlakte aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt 80 m² per bedrijfswoning;
  6. de maximum goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedragen 3,0 m respectievelijk 6,0 m.
 
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, buiten het bouwvlak
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:
  1. buiten het bouwvlak mogen uitsluitend erf- en terreinafscheidingen en bouwwerken, geen gebouwen, teeltondersteunende voorzieningen en overkappingen zijnde, ten behoeve van het agrarisch bedrijf en ten behoeve van extensieve dagrecreatie, zoals zitbanken en routeborden, worden gebouwd met een maximum bouwhoogte van 2,0 m;
  2. bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van natuurondersteuning tot 10 meter zoals bijvoorbeeld een mussentil of uilenkast.
 
3.3 Specifieke gebruiksregels
 
3.3.1 Algemeen
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. detailhandel, anders dan het verkopen van streekeigen producten of ter plaatse geproduceerde producten met een oppervlakte van ten hoogste 150 m², is niet toegestaan;
  2. niet-agrarische bedrijfsmatige nevenactiviteiten zijn niet toegestaan;
  3. fokkerijen en mesterijen van eenden, ganzen en kalkoenen in de open lucht alsmede pelsdierhouderijen, vis-, wormen- en madenkwekerijen zijn niet toegestaan;
  4. de opslag van goederen en materialen is uitsluitend toegestaan ten behoeve van het eigen bedrijf binnen het bouwvlak en achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfsgebouwen;
  5. teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend gedurende de periode van maart tot en met september toegestaan;
  6. het gebruik van afdekfolie buiten een bouwvlak is niet toegestaan;
  7. containervelden buiten een bouwvlak zijn niet toegestaan;
  8. waterbassins zijn niet toegestaan;
  9. mestbassins, niet zijnde bouwwerken, zijn buiten een bouwvlak niet toegestaan;
  10. het aanbieden van meer dan 3 kamers ten behoeve van bed & breakfast per bedrijfswoning is niet toegestaan;
  11. een bed & breakfast is niet toegestaan in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk;
  12. bewoning anders dan door één afzonderlijk huishouden van de persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein en de daarmee overeenstemmende bedrijfsvoering, noodzakelijk moet worden geacht, is niet toegestaan;
  13. permanente of tijdelijke bewoning van bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken is niet toegestaan;
  14. het gebruik door derden van een indoor rijbaan bij een paardenhouderij en/of agrarisch bedrijf is niet toegestaan;
  15. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval is niet toegestaan, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  16. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen is niet toegestaan, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  17. de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit is uitsluitend toegestaan indien dit beroep/ deze activiteit wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner of een persoon uit diens huishouden.
3.3.2 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 3 lid 1 sub f  opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de instandhouding van de landschapsmaatregelen teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
  
3.3.3 Voorwaardelijke verplichting inpassing kringloop
Het gebruik van gronden zoals bedoeld in artikel 5 lid 1 sub d is uitsluitend toegestaan indien ter plaatse van de aanduiding 'houtwal' voorzien wordt in een houtwal en deze in stand wordt gelaten.  
  
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Aanlegverbod
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen, vergraven, verruimen, uitdiepen en/of dempen van sloten, greppels, vijvers en andere wateren;
  2. het planten, verwijderen, kappen en/of rooien van bomen of andere opgaande beplanting.
3.4.2 Uitzonderingen aanlegverbod
Het verbod in artikel 3 lid 4.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken, of werkzaamheden die:
  1. behoren tot normaal onderhoud en beheer waaronder begrepen worden de normale agrarische exploitatie ten dienste van de bestemming;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  3. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  4. binnen bouwvlakken worden uitgevoerd.
3.4.3 Voorwaarden omgevingsvergunning
Werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 3 lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar indien daardoor de in artikel 3 lid 1 sub d en artikel 3 lid 1 sub e genoemde waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
 
3.4.4 Advisering omgevingsvergunning
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3 lid 4.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de waterbeheerder, omtrent de voorwaarde zoals genoemd in artikel 3 lid 4.3.
 
3.4.5 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in artikel 3 lid 4.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.
 
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in de bestemmingen 'Tuin' en/of 'Wonen' met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf' en/ of in de bestemming 'Agrarisch' zonder aanduiding of bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:
  1. aangetoond moet zijn dat het agrarisch bedrijf is beëindigd en voortzetting van het agrarisch gebruik niet reëel is;
  2. het wijzigen in de bestemmingen 'Tuin' en/of 'Wonen' omvat ten hoogste de bestaande bebouwing en het daarbij behorende erf binnen het bouwvlak;
  3. het wijzigen in de bestemmingen 'Tuin' en/of 'Wonen' omvat in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak, waarbij het aantal woningen binnen het bouwvlak niet mag worden vergroot;
  4. cultuurhistorisch waardevolle bebouwing mag niet worden gesloopt;
  5. het resterende deel van de gronden wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch' zonder aanduiding of bouwvlak;
  6. bij het wijzigen van de gronden mag ten hoogste het aantal bestaande woningen worden gebouwd/gehandhaafd, met dien verstande dat vooraf moet vaststaan dat binnen het betreffende bouwvlak alle voormalige (agrarische) bedrijfsgebouwen worden gesloopt, met uitzondering van bebouwing tot maximaal 200 m² per woning, die als bijbehorende bouwwerken bij de woning worden aangemerkt, met inachtneming van hetgeen onder f is bepaald;
  7. het wijzigen leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van naastgelegen percelen.
Artikel 4 Bedrijf - 1
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijven in de milieucategorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 1’;
  2. bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 2’;
  3. bedrijven in de milieucategorieën 1, 2 en 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’;
  4. onzelfstandige kantoren ten behoeve van de ter plaatse aanwezige bedrijven;
alsmede voor:
  1. een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg', met dien verstande dat de maximum verkoopvloeroppervlakte voor de bijbehorende detailhandel 125 m² bedraagt;
  2. een aannemersbedrijf uit maximaal milieucategorie 2 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf 1';
  3. uitsluitend een groothandel in groente en fruit uit maximaal milieucategorie 2 ter plaatse van de aanduiding 'groothandel';
  4. een loonwerkersbedrijf uit maximaal milieucategorie 2 ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf';
  5. uitsluitend een gemeentewerf c.q. milieustraat uit maximaal milieucategorie 3.1 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gemeentewerf/milieustraat';
  6. een bedrijf in de vervaardiging, reparatie en groothandel van machines en apparaten uit maximaal milieucategorie 3.2, verkoop aan particulieren tot maximaal 250 m2 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - machine- en apparatenfabriek';
  7. een autoherstelinrichting uit maximaal milieucategorie 3.1 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autoherstelinrichting';
  8. een groothandel in veevoeders uit maximaal categorie 3.1 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel in veevoerders' waarbij, met een maximale omvang zoals op de verbeelding is aangeduid, verkoop aan particulieren mag plaatsvinden;
  9. een zelfstandig kantoor ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  10. een showroom voor sanitair ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - showroom';
  11. een verkooppunt voor consumentenvuurwerk uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - verkoop consumentenvuurwerk';
  12. één bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combinatie met ruimte voor aan huis gebonden beroepen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bovenwoning' alleen een bovenwoning is toegestaan;
  13. een zend- en ontvanginstallatie ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';
  14. tuinen, terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
  1. reclame-uitingen;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. het maximum bebouwingspercentage binnen het bouwvlak mag per bedrijfsperceel niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)'; indien geen percentage is aangegeven bedraagt het maximum bebouwingspercentage 75 %;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing' zijn geen gebouwen toegestaan;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' mag het maximum bebouwd oppervlak niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  5. de maximum bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, niet zijnde bijbehorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  6. de maximum bouwhoogte van overkappingen bedraagt 4,0 m;
  7. in afwijking van het bepaalde in artikel 4 lid 2.1 sub e  bedragen de maximum goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen 6,0 m respectievelijk 9,0 m;
  8. de gezamenlijke maximum oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen bedraagt 50 m² per bedrijfswoning;
  9. de maximum goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen bedragen 3,3 m respectievelijk 5,5 m; 
  10. de minimum afstand tussen gebouwen (inclusief overkappingen) bedraagt 3,0 m;
  11. de minimum afstand tot de achterste en zijdelingse perceelsgrens bedraagt 3,0 m;
  12. de voorgevel van een gebouw moet evenwijdig aan de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, danwel als geen bouwgrens is aangegeven met de voorgevel georiënteerd op de openbare weg;
  13. het maximum bedrijfsvloeroppervlak aan kantoren bedraagt 50 % van het totale bedrijfsvloeroppervlak, met een absoluut maximum van 400 m²;
  14. kantoren ten behoeve van de bedrijfsuitoefening moeten vooraan op het perceel te worden gebouwd, met de voorgevel georiënteerd op de openbare weg;
  15. de maximum bouwhoogte van overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' bedraagt 5,5 m;
  16. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - showmodellen' is de uitstalling van producten toegestaan waaronder begrepen maximaal 3 tuinhuisjes/overkappingen.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,5 m, mits transparant uitgevoerd;
  2. de maximum bouwhoogte van geluidschermen bedraagt 2,3 m; 
  3. de maximum bouwhoogte van een zend- en ontvangstinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' bedraagt 40,0 m;
  4. reclame-uitingen mogen maximaal 0,6 m uit de gevel van een gebouw worden gebouwd, met dien verstande dat het een situatie moet betreffen waarin wordt voorzien door het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
  5. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 20,0 m;
  6. het bouwen van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van een bedrijfswoning (grenzend aan openbaar toegankelijk gebied) hoger dan 1,0 m is niet toegestaan;
  7. in afwijking van het bepaalde in lid f zijn erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn (grenzend aan openbaar toegankelijk gebied) toegestaan tot een maximum bouwhoogte van 2,0 m indien:
    1. het een erfafscheiding betreft die vanaf een hoogte van 1,0 m voor minimaal 50 % transparant is en, indien gewenst, van beplanting wordt voorzien. 
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afstand tot perceelsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 12 lid 2.1 sub c voor het bouwen van gebouwen en overkappingen binnen 3,0 m van de achterste en zijdelingse perceelsgrenzen, mits:
  1. van de brandweer een positief advies is ontvangen dat het perceel te allen tijde op een andere wijze voldoende bereikbaar is voor hulpdiensten;
  2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de verkeersveiligheid;
    3. de milieusituatie;
    4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. bedrijven die niet zijn opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  3. geluidhinderlijke inrichtingen;
  4. een groothandel in consumentenvuurwerk met opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
  5. zelfstandige detailhandel;
  6. zelfstandige kantoren;
  7. het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en/of afhankelijke woonruimte;
  8. de opslag van oude metalen, schroot, lompen, papier, puin of vuilnis;
  9. de opslag van rij- of voertuigen die voor de sloop bestemd zijn of reeds gedeeltelijk gesloopt zijn, of de opslag van daaruit reeds gesloopte materialen;
  10. opslag voor de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens tenzij op de verbeelding anders aangegeven;
  11. de opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4,0 m.
Ter plaatsen van de aanduiding “bedrijf uitgesloten” zijn geen bedrijfsactiviteiten toegestaan.
 
4.4.2 Internetverkoop
Internetverkoop in de vorm van een webwinkel als ondergeschikt onderdeel van de bedrijfsvoering is toegestaan met dien verstande dat:
  1. het bedrijfsgebouw van waaruit de internetverkoop plaatsvindt en waar opslag en/ of distributie plaatsvindt, niet de uitstraling van een winkel mag hebben;
  2. een bedrijfsruimte/ showroom en/ of (buiten)ruimte waar artikelen bekeken of getest kunnen worden, niet is toegestaan;
  3. er geen inloop- en/ of kijkdagen mogen plaatsvinden;
  4. parkeren en laden en lossen voor het bedrijf gebeurt op eigen terrein;
  5. het college van burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen aan de tijdstippen van laden en lossen en het aantal laad- en losactiviteiten.
4.4.3 Voorwaardelijke verplichting - landschappelijke inpassing
  1. tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 4 lid 1 sub k opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van het landschapselement ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschapselement', zoals bepaald onder b, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  2. in afwijking van bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 4 lid 1 sub k opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat uiterlijk op 1 december 2017, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – landschapselement’, uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van een houtsingel, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing. Dit landschapselement voldoet ten minste aan de volgende voorwaarden:
    1. de houtsingel bestaat uit streekeigen hout (populier, els, zwarte els en wilg);
    2. de minimum breedte bedraagt 2,0 m.
4.4.4 Voorwaardelijke verplichting - geluid
Het gebruik van gronden zoals bedoeld in artikel 4 lid 1 sub i ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - voorwaardelijke verplichting' is uitsluitend toegestaan onder voorwaarde dat voorzieningen welke geluid produceren op voldoende afstand van geluidsgevoelige objecten worden gesitueerd.
 
4.4.5 Stalling van vrachtwagers
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - stalling vrachtwagens' is de stalling van maximaal 4 vrachtwagens toegestaan.
 
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Bedrijfscategorieën
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 1:
  1. om bedrijven toe te laten in maximaal één categorie hoger dan de huidige categorie, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in artikel 4 lid 1 genoemd;
  2. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in artikel 4 lid 1 genoemd.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
 
4.6.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Bedrijf - 1' wijzigen in de bestemming(en) 'Wonen', 'Tuin', 'Verkeer' en/of 'Water' en daarbij het bouwvlak aanpassen, mits:
  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de woonsituatie;
    3. de milieusituatie;
    4. de verkeersveiligheid;
    5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, waaronder de parkeersituatie.
  2. cultuurhistorisch waardevolle bebouwing niet wordt gesloopt;
  3. het maximum aantal grondgebonden wooneenheden 30 woningen per ha bedraagt;
  4. na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de regels van voornoemde bestemmingen van toepassing zijn.
4.6.2 Wijziging situering bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Bedrijf - 1 wijzigen ten einde de aanduiding 'bedrijfswoning' anders binnen het bouwvlak te situeren onder voorwaarde dat:
  1. de inhoud van de nieuw te bouwen bedrijfswoning niet meer bedraagt dan 600 m3;
  2. de maximum goot- en bouwhoogte van de nieuw te bouwen bedrijfswoning niet meer bedraagt dan 6,0 m respectievelijk 9,0 m.
Artikel 5 Bedrijf - 2
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘ Bedrijf - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 2’;
  2. onzelfstandige kantoren ten behoeve van de ter plaatse aanwezige bedrijven;
alsmede voor:
  1. een groothandel en opslag ten behoeve van tuin- en landschapsinrichting uit maximaal milieucategorie 3.1 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel en opslag ten behoeve van tuin- en landschapsinrichting';
  2. een kringloopwinkel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - kringloopwinkel' met beperkte openingstijden;
  3. een tentenverhuurbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - tentenverhuurbedrijf';
  4. een aannemersbedrijf uit maximaal milieucategorie 3.1 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf 2';
  5. een transportbedrijf uit maximaal milieucategorie 3.2 ter plaatse van de aanduiding 'transportbedrijf';
  6. een tuincentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - timmerwerkfabriek’ tevens een timmerwerkfabriek ten behoeve van dit tuincentrum uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten is toegestaan;  
  7. een haag/houtsingel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - haag';
  8. een zelfstandig kantoor ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  9. één bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combinatie met ruimte voor aan huis gebonden beroepen;
  10. opslagdoeleinden, ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  11. ondergeschikte productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen, met dien verstande dat:
    1. niet productiegebonden detailhandel bij groothandelsbedrijven is toegestaan tot een maximum zoals aangegeven op de verbeelding.
  12. tuinen, terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
  1. reclame-uitingen;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  5. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - parkeren kringloopcentrum' maximaal 35 parkeerplaatsen mogen worden aangelegd, uitsluitend geparkeerd wordt ten behoeve van het kringloopcetrum en dit parkeerterrein uitsluitend in stand mag worden gehouden voor de duur dat het kringloopcentrum gevestigd is op deze locatie;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. het maximum bebouwingspercentage binnen het bouwvlak mag per bedrijfsperceel niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)', indien geen percentage is aangegeven bedraagt het maximum bebouwingspercentage 75 %;
  3. de maximum bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, niet zijnde bijbehorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  4. de maximum bouwhoogte van overkappingen bedraagt 4,0 m;
  5. de maximum goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen bedragen 6,0 m respectievelijk 9,0 m;
  6. de gezamenlijke maximum oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen bedraagt 50 m² per bedrijfswoning;
  7. de maximum goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen bedragen 3,3 m respectievelijk 5,5 m; 
  8. de minimum afstand tussen gebouwen (inclusief overkappingen) bedraagt 3,0 m;
  9. de minimum afstand tot de achterste en zijdelingse perceelsgrens bedraagt 3,0 m;
  10. de voorgevel van een gebouw moet evenwijdig aan de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, danwel als geen bouwgrens is aangegeven met de voorgevel georiënteerd op de openbare weg;
  11. het maximum bedrijfsvloeroppervlak aan kantoren bedraagt 50 % van het totale bedrijfsvloeroppervlak, met een absoluut maximum van 400 m²;
  12. kantoren ten behoeve van de bedrijfsuitoefening moeten vooraan op het perceel te worden gebouwd, met de voorgevel georiënteerd op de openbare weg;
  13. de maximum dakhelling mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum dakhelling (graden)' is weergegeven;
  14. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - maximum oppervlakte overkapping' bedraagt de maximum oppervlakte aan overkappingen 500 m².
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,5 m, mits transparant uitgevoerd;
  2. reclame-uitingen mogen maximaal 0,6 m uit de gevel van een gebouw worden gebouwd, met dien verstande dat het een situatie moet betreffen waarin wordt voorzien door het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
  3. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 20,0 m;
  4. het bouwen van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van een bedrijfswoning (grenzend aan openbaar toegankelijk gebied) hoger dan 1,0 m is niet toegestaan;
  5. in afwijking van het bepaalde in lid d zijn erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn (grenzend aan openbaar toegankelijk gebied) toegestaan tot een maximum bouwhoogte van 2,0 m indien:
    1. het een erfafscheiding betreft die vanaf een hoogte van 1,0 m voor minimaal 50 % transparant is en, indien gewenst, van beplanting wordt voorzien.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afstand tot perceelsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 2.1 sub h voor het bouwen van gebouwen en overkappingen binnen 3,0 m van de achterste en zijdelingse perceelsgrenzen, mits:
  1. van de brandweer een positief advies is ontvangen dat het perceel te allen tijde op een andere wijze voldoende bereikbaar is voor hulpdiensten;
  2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de verkeersveiligheid;
    3. de milieusituatie;
    4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. bedrijven die niet zijn opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  3. geluidhinderlijke inrichtingen;
  4. zelfstandige detailhandel;
  5. zelfstandige kantoren;
  6. het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en/of afhankelijke woonruimte;
  7. de opslag van oude metalen, schroot, lompen, papier, puin of vuilnis;
  8. de opslag van rij- of voertuigen die voor de sloop bestemd zijn of reeds gedeeltelijk gesloopt zijn, of de opslag van daaruit reeds gesloopte materialen;
  9. opslag voor de naar de voorgevelrooilijn;
  10. de opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4,0 m;
  11. een groothandel in consumentenvuurwerk met opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk niet is toegestaan.
     .
Tevens zijn ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf uitgesloten' geen bedrijfsactiviteiten toegestaan.
 
5.4.2 Internetverkoop
Internetverkoop in de vorm van een webwinkel als ondergeschikt onderdeel van de bedrijfsvoering is toegestaan met dien verstande dat:
  1. het bedrijfsgebouw van waaruit de internetverkoop plaatsvindt en waar opslag en/ of distributie plaatsvindt, niet de uitstraling van een winkel mag hebben;
  2. een bedrijfsruimte/ showroom en/ of (buiten)ruimte waar artikelen bekeken of getest kunnen worden, niet is toegestaan;
  3. er geen inloop- en/ of kijkdagen mogen plaatsvinden;
  4. parkeren en laden en lossen voor het bedrijf gebeurt op eigen terrein;
  5. het college van burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen aan de tijdstippen van laden en lossen en het aantal laad- en losactiviteiten.
5.4.3 Voorwaardelijke verplichting tot sloop
Het oprichten van nieuwe bebouwing ten behoeve van een kringloopwinkel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf -  sloop' en zoals bedoeld in artikel 5 lid 1 sub d  is slechts toegestaan als bestaande bebouwing buiten het bouwvlak gesloopt is. Deze sloop moet zijn gerealiseerd voordat de omgevingsvergunning (bouw) kan worden afgegeven.
 
5.4.4 Voorwaardelijke verplichting - groene inpassing
Het gebruik van gronden zoals bedoeld in artikel 4 lid 1 sub p is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - voorwaardelijke verplichting groene inpassing' uitsluitend toegestaan indien een aarden wal met een minimale hoogte van 1,5 meter wordt aangelegd en in stand gehouden en voorzien wordt van wintergroene beplanting van minimaal 1 meter hoog. 
  
5.4.5 Voorwaardelijke verplichting - landschappelijke inpassing
  1. tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 5 lid 1 sub h opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van het landschapselement ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschapselement', zoals bepaald onder b, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  2. in afwijking van bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 5 lid 1 sub h opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – landschapselement’ uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van een houtsingel, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing. Dit landschapselement voldoet ten minste aan de volgende voorwaarden:
    1. de houtsingel bestaat uit streekeigen hout (populier, els, zwarte els en wilg);
    2. de minimum breedte bedraagt 2,0 m.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Bedrijfscategorieën
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 1:
  1. om bedrijven toe te laten in maximaal één categorie hoger dan de huidige categorie, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in artikel 5 lid 1 genoemd;
  2. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in artikel 5 lid 1 genoemd.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Wijziging situering bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Bedrijf - 2 wijzigen ten einde de aanduiding 'bedrijfswoning' anders binnen het bouwvlak te situeren onder voorwaarde dat:
  1. de inhoud van de nieuw te bouwen bedrijfswoning niet meer bedraagt dan 600 m3;
  2. de maximum goot- en bouwhoogte van de nieuw te bouwen bedrijfswoning niet meer bedraagt dan 6,0 m respectievelijk 9,0 m.
Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de energievoorziening, en naar aard daarmee gelijk te stellen openbare nutsvoorzieningen, niet zijnde risicovolle inrichtingen;
  2. terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
  1. groenvoorzieningen;
  2. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. laad- en losvoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de maximum goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,5 m;
  2. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
Artikel 7 Bedrijventerrein - 1
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijventerrein - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 2’;
  2. bedrijven in de milieucategorieën 1, 2 en 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’;
  3. bedrijven in de milieucategorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.2’;
  4. onzelfstandige kantoren ten behoeve van de ter plaatse aanwezige bedrijven, met dien verstande dat het kantooroppervlak niet meer dan 50 % van het totale bedrijfsvloeroppervlak mag bedragen, met een absoluut maximum van 2.000 m²;
alsmede voor:
  1. zelfstandige kantoren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  2. een outlet, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ' specifieke vorm van bedrijventerrein - outlet';
  3. een bouwmarkt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - bouwmarkt';
  4. verkoop van sanitair, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - verkoop sanitair'; 
  5. verkoop van auto's, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - verkoop autos'; 
  6. een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg in afwijking van het bepaalde in artikel 7 lid 4.1 sub b, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg';
  7. een transportbedrijf uit maximaal milieucategorie 3.2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'transportbedrijf';
  8. de opslag van gevaarlijke stoffen in afwijking van het bepaalde in artikel 7 lid 4.1 sub b, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  9. een rioolwaterzuiveringsinstallatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - rioolwaterzuiveringsinstallatie';
  10. een destructiebedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - destructiebedrijf';
  11. een sportschool, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sportschool';
  12. een bevi-inrichting ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - bevi toegestaan' in afwijking van het bepaalde in artikel 7 lid 4.1 sub b
  13. één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combinatie met ruimte voor aan huis gebonden beroepen;
  14. tuinen, terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
  1. reclame-uitingen;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. binnen de aanduiding 'bedrijfswoning' zijn ook bedrijfsgebouwen en overkappingen toegestaan;
  3. het maximum bebouwingspercentage per bedrijfsperceel mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)';
  4. de maximum bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, niet zijnde bijbehorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  5. de maximum goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen bedragen 6,0 m respectievelijk 9,0 m;
  6. de gezamenlijke maximum oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen bedraagt 50 m² per bedrijfswoning;
  7. de maximum goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen bedragen 3,3 m respectievelijk 5,5 m;
  8. de minimum afstand tussen gebouwen (inclusief overkappingen) bedraagt 3,0 m;
  9. de minimum afstand tot de achterste en zijdelingseperceelsgrens bedraagt 3,0 m, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de bestaande afstand als minimum geldt;
  10. de voorgevel van een gebouw moet evenwijdig aan de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, danwel als geen bouwgrens is aangegeven met de voorgevel georiënteerd op de openbare weg;
  11. kantoren ten behoeve van de bedrijfsuitoefening moeten vooraan op het perceel te worden gebouwd, met de voorgevel georiënteerd op de openbare weg;
  12. de maximum bouwhoogte van overkappingen ten behoeve van het (droog) laden en lossen van vrachtwagens, bedraagt 6,0 m, met een maximum diepte van 6,0 m mits direct verbonden met het hoofdgebouw;
  13. de maximum bouwhoogte van overige overkappingen bedraagt 4,0 m;
  14. gebouwen binnen een zone van 10 m aan weerszijden van de nieuwe verbindingsweg tussen de Parallelweg en de nieuwe weg in het gebied 'Hoevelaar' moeten georiënteerd zijn op/ rekening houden met deze weg en een beeldbepalende uitstraling hebben;
  15. op de locatie Parallelweg 26 is het bouwen van een bedrijfspand met de maximale hoogte van 20 meter uitsluitend toegestaan onder voorwaarde dat het ontwerp van de gevel aan de zijde van het Valleikanaal past bij de kateristiek van het Valleikanaal mits positief beoordeeld op ruimtelijke kwaliteit.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,5 m, mits transparant uitgevoerd;
  2. reclame-uitingen mogen maximaal 0,6 m uit de gevel van een gebouw worden gebouwd, met dien verstande dat het een situatie moet betreffen waarin wordt voorzien door het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
  3. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 20,0 m;
  4. het bouwen van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van een bedrijfswoning (grenzend aan openbaar toegankelijk gebied) hoger dan 1,0 m is niet toegestaan;
  5. in afwijking van het bepaalde in lid d zijn erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn (grenzend aan openbaar toegankelijk gebied) toegestaan tot een maximum bouwhoogte van 2,0 m indien:
    1. het een erfafscheiding betreft die vanaf een hoogte van 1,0 m voor minimaal 50 % transparant is en, indien gewenst, van beplanting wordt voorzien.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afstand tot perceelsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 7 lid 2.1 sub i voor het bouwen van gebouwen en overkappingen binnen 3,0 m van de achterste en zijdelingse perceelsgrenzen, mits:
  1. van de brandweer een positief advies is ontvangen dat het perceel te allen tijde op een andere wijze voldoende bereikbaar is voor hulpdiensten;
  2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de verkeersveiligheid;
    3. de milieusituatie;
    4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. bedrijven die niet zijn opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  3. geluidhinderlijke inrichtingen;
  4. zelfstandige detailhandel;
  5. zelfstandige kantoren;
  6. het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en/of afhankelijke woonruimte
  7. de opslag van oude metalen, schroot, lompen, papier, puin of vuilnis;
  8. de opslag van rij- of voertuigen die voor de sloop bestemd zijn of reeds gedeeltelijk gesloopt zijn, of de opslag van daaruit reeds gesloopte materialen;
  9. opslag voor de voorgevelrooilijn;
  10. de opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4,0 m;
  11. een groothandel in consumentenvuurwerk met opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk niet is toegestaan.
7.4.2 Volumineuze detailhandel
  1. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein -  bestaande volumineuze detailhandel-1' is de bestaande volumineuze detailhandel toegestaan in de verkoop van dier- en tuinbenodigdheden, met dien verstande dat:
    1. het oppervlak aan volumineuze detailhandel niet meer mag bedragen dan op de verbeelding aangeduid (1500) ;
    2. buitenopslag en verkoop binnen de daarvoor aanwezige overkapping toegestaan is;
    3. bij verplaatsing of beeindiging van de voluminieuze detailhandel, zoals deze ten tijde van het ontwerp bestemmingsplan aanwezig was, het gebruik van opstallen en gronden ten behoeve van volumineuze detailhandel door een derden aangemerkt wordt als strijdig gebruik; 
  2. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein -  bestaande volumineuze detailhandel-2'  is de bestaande volumineuze detailhandel in combinatie met de groohandelsfunctie toegestaan, met dien verstande dat:
    1. het oppervlak aan volumineuze detailhandel niet meer mag bedragen dan op de verbeelding aangeduid;
    2. bij verplaatsing of beeindiging vande groothandelsfunctie of de verkoop in kantoormeubelen aan particulieren, zoals deze ten tijde van het ontwerp bestemmingsplan aanwezig was, het gebruik van opstallen en gronden ten behoeve van verkoop van voluminieuze goederen aan particulieren wordt als strijdig gebruik; 
  3. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein -  nieuwe volumineuze detailhandel' is volumineuze detailhandel toegestaan, met dien verstande dat: 
    1. deze gronden uitsluitend in gebruik genomen mogen worden door de bestaande volumineuze detailhandel binnen de bestemming 'Bedrijventerrein - 1' zoals deze ten tijde van het ontwerp bestemmingsplan aanwezig was, met dien verstande dat:
      1. per bedrijfsperceel maximaal 2.000 m² bedrijfsvloeroppervlakte (bvo) benut mag worden ten behoeve van volumineuze detailhandel;
      2. indien het gaat om nieuwvestiging of uitbreiding van volumineuze detailhandel daarvoor aantoonbare behoefte bestaat en in vigerende ruimtelijke besluiten geen planologische ruimte voor volumineuze detailhandel aanwezig is en geen onevenredige aantasting vanuit het oogpunt van hinder, veiligheid, verkeer aantrekkende werking of het economisch functioneren van het gebied;
      3. het gaat om oppervlakte neutrale verplaatsing van volumineuze detailhandel die noodzakelijk is vanuit het oogpunt van hinder, veiligheid, verkeer aantrekkende werking of het economisch functioneren van het gebied en onder de voorwaarde dat de bouwvlakken van de te verplaatsen detailhandel een andere bestemming krijgen;
      4. laden en lossen op eigen terrein moet worden afgewikkeld;
      5. op eigen terrein voorzien moet zijn in voldoende parkeeraccommodatie, inclusief parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers, conform de parkeernormen uit CROW-publicatie 317 (Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie) of de opvolger daarvan; 
      6. indien de voluminieuze detailhandel zoals deze aanwezig is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein -  bestaande volumineuze detailhandel-1' verplaatst het gebruik op de oude locatie beeindigd wordt;
      7. indien de voluminieuze detailhandel zoals deze aanwezig is ter plaatse van het kadastrale perceel sectie G nummer 715 verplaatst het gebruik op de oude locatie beeindigd wordt.
7.4.3 Internetverkoop
Internetverkoop in de vorm van een webwinkel als ondergeschikt onderdeel van de bedrijfsvoering is toegestaan met dien verstande dat:
  1. het bedrijfsgebouw van waaruit de internetverkoop plaatsvindt en waar opslag en/ of distributie plaatsvindt, niet de uitstraling van een winkel mag hebben;
  2. een bedrijfsruimte/ showroom en/ of (buiten)ruimte waar artikelen bekeken of getest kunnen worden, niet is toegestaan, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus';
  3. er geen inloop- en/ of kijkdagen mogen plaatsvinden;
  4. parkeren en laden en lossen voor het bedrijf gebeurt op eigen terrein;
  5. het college van burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen aan de tijdstippen van laden en lossen en het aantal laad- en losactiviteiten.
7.4.4 Persoonsgebonden overgangsrecht
Voor de gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - persoonsgebonden overgangsrecht' geldt het volgende:
  1. De bewoning van de bedrijfswoning in afwijking van het bestemmingsplan mag uitsluitend worden voortgezet door de bewoners zoals deze woonachtig en ingeschreven waren in het GBA ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan;
  2. Het persoonsgebonden overgangsrecht eindigt zodra de bewoners zoals deze woonachtig en ingeschreven waren in het GBA ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan zich uit laten schrijven uit het GBA;
  3. Het persoonsgebonden overgangsrecht eindigt zodra het strijdige gebruik voor meer dat één jaar wordt gestaakt.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Bedrijfscategorieën
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 7 lid 1:
  1. om bedrijven toe te laten in maximaal één categorie hoger dan de huidige categorie, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in artikel 7 lid 1 genoemd;
  2. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in artikel 7 lid 1 genoemd.
7.5.2 Stapelhoogte buitenopslag
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 7 lid 4.1 sub j (om een maximum stapelhoogte van 6,0 m toe te staan voor buitenopslag, met dien verstande dat de brandweer c.q. de veiligheidsregio positief adviseert.
 
7.5.3 Verandering voluminieuze verkoop
Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'detail voluminieus' een ander verkoop van voluminiueze goederen toestaan met dien verstande dat:
  1. per bedrijfsperceel maximaal 2.000 m² bedrijfsvloeroppervlakte (bvo) benut mag worden ten behoeve van volumineuze detailhandel;
  2. indien het gaat om nieuwvestiging of uitbreiding van volumineuze detailhandel daarvoor aantoonbare behoefte bestaat en in vigerende ruimtelijke besluiten geen planologische ruimte voor volumineuze detailhandel aanwezig is en geen onevenredige aantasting vanuit het oogpunt van hinder, veiligheid, verkeer aantrekkende werking of het economisch functioneren van het gebied;
  3. laden en lossen op eigen terrein moet worden afgewikkeld;
  4. op eigen terrein voorzien moet zijn in voldoende parkeeraccommodatie, inclusief parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers, conform de parkeernormen uit CROW-publicatie 317 (Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie) of de opvolger daarvan; 
Artikel 8 Bedrijventerrein - 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijventerrein - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 2’;
  2. maximaal 1 bouwwerk met een maximum oppervlak van 100 m² ten behoeve van een showroom met een maximum goothoogte van 3,0 m en een minimum afstand tot de perceelsgrens van 5,0 m;
  3. onzelfstandige kantoren ten behoeve van de ter plaatse aanwezige bedrijven, met dien verstande dat het kantooroppervlak niet meer dan 50 % van het totale bedrijfsvloeroppervlak mag bedragen, met een absoluut maximum van 2.000 m²;
  4. één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combinatie met ruimte voor aan huis gebonden beroepen;
  5. tuinen, terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
  1. reclame-uitingen;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat:
    1. bedrijfsgebouwen zonder woongedeelte met het entreegedeelte gekeerd naar de bouwgrens gerealiseerd moeten worden;
    2. woon/werkeenheden met een woongedeelte altijd met het woongedeelte aan de zijde van de bouwgrens. Indien het perceel aan meerdere zijden aan de bouwgrens grenst, geldt de openbare weg met bebouwingsgrens als leidend.
  2. de minimum en maximum oppervlakte van gebouwen bedragen 200 m² respectievelijk 900 m²;
  3. de minimum en maximum oppervlakte per bouwperceel bedragen 700 m² respectievelijk 2.300 m²;
  4. binnen de aanduiding 'bedrijfswoning' zijn ook bedrijfsgebouwen en overkappingen toegestaan;
  5. het maximum bebouwingspercentage per bedrijfsperceel mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)';
  6. de maximum bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, niet zijnde bijbehorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  7. de maximum goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen bedragen 6,0 m respectievelijk 9,0 m;
  8. de maximum inhoud van een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - voorwaardelijke verplichting'  mag niet meer bedragen dan 600 m3;
  9. de gezamenlijke maximum oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen bedraagt 50 m² per bedrijfswoning;
  10. de maximum goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen bedragen 3,3 m respectievelijk 5,5 m;
  11. de minimum afstand tussen gebouwen (inclusief overkappingen) bedraagt 3,0 m;
  12. de minimum afstand tot de achterste en zijdelingse perceelsgrens bedraagt 3,0 m, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de bestaande afstand als minimum geldt;
  13. de voorgevel van een gebouw moet evenwijdig aan de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, danwel als geen bouwgrens is aangegeven met de voorgevel georiënteerd op de openbare weg;
  14. kantoren ten behoeve van de bedrijfsuitoefening moeten vooraan op het perceel te worden gebouwd, met de voorgevel georiënteerd op de openbare weg;
  15. de maximum bouwhoogte van overkappingen ten behoeve van het (droog) laden en lossen van vrachtwagens, bedraagt 6,0 m, met een maximum diepte van 6,0 m mits direct verbonden met het hoofdgebouw;
  16. de maximum bouwhoogte van overige overkappingen bedraagt 4,0 m.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,5 m, mits transparant uitgevoerd;
  2. reclame-uitingen mogen maximaal 0,6 m uit de gevel van een gebouw worden gebouwd, met dien verstande dat het een situatie moet betreffen waarin wordt voorzien door het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
  3. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 20,0 m;
  4. het bouwen van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van een bedrijfswoning (grenzend aan openbaar toegankelijk gebied) hoger dan 1,0 m is niet toegestaan;
  5. in afwijking van het bepaalde in lid d zijn erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn (grenzend aan openbaar toegankelijk gebied) toegestaan tot een maximum bouwhoogte van 2,0 m indien:
    1. het een erfafscheiding betreft die vanaf een hoogte van 1,0 m voor minimaal 50 % transparant is en, indien gewenst, van beplanting wordt voorzien. 
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afstand tot perceelsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 8 lid 2.1 sub l voor het bouwen van gebouwen en overkappingen binnen 3,0 m van de achterste en zijdelingse perceelsgrenzen, mits:
  1. van de brandweer een positief advies is ontvangen dat het perceel te allen tijde op een andere wijze voldoende bereikbaar is voor hulpdiensten;
  2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de verkeersveiligheid;
    3. de milieusituatie;
    4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. bedrijven die niet zijn opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  3. geluidhinderlijke inrichtingen;
  4. zelfstandige detailhandel;
  5. zelfstandige kantoren;
  6. het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en/of afhankelijke woonruimte
  7. de opslag van oude metalen, schroot, lompen, papier, puin of vuilnis;
  8. de opslag van rij- of voertuigen die voor de sloop bestemd zijn of reeds gedeeltelijk gesloopt zijn, of de opslag van daaruit reeds gesloopte materialen;
  9. opslag voor de voorgevelrooilijn;
  10. de opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4,0 m;
  11. een groothandel in consumentenvuurwerk met opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk niet is toegestaan.
Tevens zijn ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf uitgesloten' geen bedrijfsactiviteiten toegestaan. 
 
8.4.2 Internetverkoop
Internetverkoop in de vorm van een webwinkel als ondergeschikt onderdeel van de bedrijfsvoering is toegestaan met dien verstande dat:
  1. het bedrijfsgebouw van waaruit de internetverkoop plaatsvindt en waar opslag en/ of distributie plaatsvindt, niet de uitstraling van een winkel mag hebben;
  2. een bedrijfsruimte/ showroom en/ of (buiten)ruimte waar artikelen bekeken of getest kunnen worden, niet is toegestaan;
  3. er geen inloop- en/ of kijkdagen mogen plaatsvinden;
  4. parkeren en laden en lossen voor het bedrijf gebeurt op eigen terrein;
  5. het college van burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen aan de tijdstippen van laden en lossen en het aantal laad- en losactiviteiten.
8.4.3 Voorwaardelijke verplichting nieuwbouw bedrijfswoning
Ter plaatse van aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - voorwaardelijke verplichting' geldt dat alvorens een omgevingsvergunning afgegeven kan worden inzicht moet bestaan in de milieuhygienische kwaliteit van de bodem aan de hand van een in te stellen bodemonderzoek en aangetoond moet worden dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. De omgevingsvergunning zal niet eerder worden verleend dan nadat de benodigde gronden geschikt zijn gemaakt voor de toekomstige functie.
  
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.5.1 Bedrijfscategorieën
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 8 lid 1:
  1. om bedrijven toe te laten in maximaal één categorie hoger dan de huidige categorie, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in artikel 8 lid 1 genoemd;
  2. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in artikel 8 lid 1 genoemd.
8.5.2 Stapelhoogte buitenopslag
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 8 lid 4.1 sub j (om een maximum stapelhoogte van 6,0 m toe te staan voor buitenopslag, met dien verstande dat de brandweer c.q. de veiligheidsregio positief adviseert.
Artikel 9 Centrum
 
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het wonen, met dien verstande dat het wonen uitsluitend op de verdieping is toegestaan behoudens ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  2. detailhandel, internetverkoop, afhaalpunten en publieksgerichte dienstverlening, met dien verstande dat deze functies uitsluitend op de begane grond zijn toegestaan en opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk niet is toegestaan;
  3. bedrijven voor zover voorkomend in ten hoogste categorie B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlak' is horeca en detailhandel toegestaan tot het maximum vierkante meters zoals op de verbeelding aangeduid; 
  5. horecabedrijven op de begane grond uit ten hoogste categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten, met dien verstande dat:
    1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - horeca op verdieping', tevens horecabedrijven op de verdieping zijn toegestaan;
    2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - horeca t/m categorie 2a' voor horeca zover voorkomend in categorie 2a van de Staat van Horeca-activiteiten;
    3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - horeca t/m categorie 2b' tevens voor 2a en 2b voor zover voorkomend in categorie 2b van de Staat van Horeca-activiteiten;
    4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - horeca t/m categorie 3' tevens tevens activiteiten voor zover voorkomend in categorie 2a en 3 voor zover voorkomend in de Staat van Horeca-activiteiten;
  6. maatschappelijke voorzieningen;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - kantoor en showrooms' op de begane grond uitsluitend voor kantoren, showrooms en publieksgerichte dienstverlening;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - installatiebedrijf' tevens voor een installatiebedrijf voor zover voorkomend in categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  9. tuinen, terreinen en erven;
  10. uitsluitend (gebouwde) parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'parkeren'; 
met daaraan ondergeschikt:
  1. reclame-uitingen;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. de maximum goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - publiekstoegangen' zijn publiekstoegangen uitsluitend toegestaan aan de op de verbeelding aangegeven zijde.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn bedraagt 1,0 m;
  2. de maximum bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn (niet grenzend aan openbaar toegankelijk gebied) bedraagt 2,0 m;
  3. het bouwen van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn (grenzend aan openbaar toegankelijk gebied) hoger dan 1,0 m is niet toegestaan;
  4. in afwijking van het bepaalde in lid c zijn erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn (grenzend aan openbaar toegankelijk gebied) toegestaan tot een maximum bouwhoogte van 2,0 m indien:
    1. het een erfafscheiding betreft die vanaf een hoogte van 1,0 m voor minimaal 50 % transparant is en, indien gewenst, van beplanting wordt voorzien;
  5. de maximum bouwhoogte van kunstobjecten en speelvoorzieningen bedraagt 6,0 m;
  6. reclame-uitingen mogen maximaal 0,6 m uit de gevel van een gebouw worden gebouwd, met een maximum oppervlakte van 4,0 m²;
  7. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
9.3 Specifieke gebruiksregels
In aanvulling op het bepaalde in artikel 9 lid 1 sub a geldt dat bij een uitbreiding van het aantal woningen ten opzichte van het bestaande aantal deze toename:
  1. betreft een toevoeging van een woning op de verdieping;
  2. stedenbouwkundig inpasbaar is;
  3. niet leidt tot onevenredige hinder;
  4. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid zoals bedoeld in artikel 35 lid 1
9.4 Afwijken van de gebruiksregels
 
9.4.1 Horecacategorie
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 9 lid 1 sub e teneinde horecabedrijven uit een hogere categorie toe te staan, met dien verstande dat:
  1. de afwijking geen onevenredige hinder voor de directe omgeving tot gevolg mag hebben;
  2. er geen onevenredige vergroting van de verkeers- en de parkeerdruk in de omgeving mag ontstaan.
9.4.2 Horecabedrijf (type)
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 9 lid 1 sub e teneinde horecabedrijven die niet in de Staat van Horeca-activiteiten voorkomen, toe te staan, maar naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de categorieën in de Staat van Horeca-activiteiten, met dien verstande dat:
  1. de afwijking geen onevenredige hinder voor de directe omgeving tot gevolg mag hebben;
  2. er geen onevenredige vergroting van de verkeersdruk in de omgeving mag ontstaan.
9.4.3 Wonen op de begane grond
Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied 1' afwijken van het bepaalde in artikel 9 lid 1 sub a teneinde de aanduiding 'wonen' te kunnen toevoegen om ook wonen op de begane grond toe te staan, met dien verstande dat:
  1. de afwijking geen onevenredige hinder voor de directe omgeving tot gevolg mag hebben;
  2. er geen onevenredige vergroting van de verkeersdruk en de parkeerdruk in de omgeving mag ontstaan.
Artikel 10 Detailhandel
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. detailhandel met dien verstande dat:
    1. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' uitsluitend een supermarkt is toegestaan;
    2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - installatiebedrijf' tevens een installatiebedrijf is toegestaan.
  2. het wonen, met dien verstande dat het wonen uitsluitend op de verdieping is toegestaan behoudens ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  3. terreinen en erven.
met daaraan ondergeschikt:
  1. reclame-uitingen;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. laad- en losvoorzieningen;
  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de maximum goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  3. de maximum bruto vloeroppervlakte van de supermarkt ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' bedraagt 2.840 m².
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,5 m;
  2. de maximum bouwhoogte van overkappingen ten behoeve van het (droog) laden en lossen van vrachtwagens, bedraagt 6,0 m, met een maximum diepte van 6,0 m mits direct verbonden met het hoofdgebouw;
  3. de maximum bouwhoogte van overige overkappingen bedraagt 4,0 m;
  4. de maximum bouwhoogte van een reclamezuil bedraagt 8,0 m, met een maximum oppervlakte van 2,0 m²;
  5. reclame-uitingen mogen maximaal 0,6 m uit de gevel van een gebouw worden gebouwd, met een maximum oppervlakte van 4,0 m²;
  6. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 20,0 m.
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het aspect externe veiligheid, ter beheersing van de uitpandige vluchtroutes, nadere eisen stellen aan:
  1. de situering van bouwwerken en uitritten;
  2. de inrichting van terreinen.
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. bedrijven die niet zijn opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  3. geluidhinderlijke inrichtingen;
  4. zelfstandige kantoren;
  5. de opslag van oude metalen, schroot, lompen, papier, puin of vuilnis;
  6. de opslag van rij- of voertuigen die voor de sloop bestemd zijn of reeds gedeeltelijk gesloopt zijn, of de opslag van daaruit reeds gesloopte materialen;
  7. opslag voor de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  8. de opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4,0 m.
10.4.2 Voorwaardelijke verplichting
Het gebruik als detailhandel in de vorm van een supermarkt ter plaatse van de aanduiding supermarkt is enkel toegestaan voor zover het gebruik van het kadastrale perceel sectie G, nummer 715 als supermarkt is gestaakt en gestaakt wordt gehouden.
Artikel 11 Groen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. speelvoorzieningen;
  3. langzaamverkeersverbindingen;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' mede voor parkeerplaatsen; 
  5. voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer;
  6. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. geluidswerende voorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen;
  2. een cultuurhistorisch landschapselement ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorie';
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
11.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, toegestaan, met dien verstande dat wel gebouwen en overkappingen in de vorm van voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer zijn toegestaan;
  2. de maximum bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt 10,0 m;
  3. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.3.1 Algemeen
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders
binnen de gronden voorzien van de aanduiding 'cultuurhistorie' de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te (doen) voeren:
  1. het aanleggen van bestratingen of andere oppervlakteverhardingen;
  2. het aanleggen van onder- of bovengrondse hoofdtransportleidingen voor gassen, vloeistoffen, energie en/of telecommunicatie;
  3. het aanleggen van andere ondergrondse constructies, installaties, leidingen of apparatuur;
  4. het verwijderen dan wel aanbrengen van bomen of andere opgaande beplanting;
  5. het egaliseren of anderszins ophogen of afgraven van gronden.
11.3.2 Voorwaarden
Een vergunning als bedoeld onder artikel 11 lid 3.1 is slechts toelaatbaar, indien door die werken en/of werkzaamheden de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast.
 
11.3.3 Uitzonderingen
Er is geen omgevingsvergunning nodig voor:
  1. normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding en het beheer van het onderhavige gebied;
  2. werkzaamheden die worden uitgevoerd in een beschermd natuurmonument in de zin van de Natuurwet en handelingen opleveren waarvoor krachtens die wet een vergunning van de Minister is vereist, dan wel handelingen die zijn voorzien in een beheersplan als bedoeld in die wet;
  3. andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van de ruimtelijke ordening van niet ingrijpende betekenis zijn.
Artikel 12 Horeca
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 2a van de Staat van Horeca-activiteiten, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca t/m categorie 4' tevens een hotel voor zover voorkomend in categorie 4 van de Staat van Horeca-activiteiten is toegestaan;
  2. maximaal 8 kamers voor longstay ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - longstay';
  3. één bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combinatie met ruimte voor aan huis gebonden beroepen;
  4. tuinen, terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. de maximum goot- en bouwhoogte van gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  3. de maximum goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen bedragen 6,0 m respectievelijk 9,0 m;
  4. de gezamenlijke maximum oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen bedraagt 50 m² per bedrijfswoning;
  5. de maximum goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen bedragen 3,0 m respectievelijk 5,0 m.
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn bedraagt 1,0 m;
  2. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn (niet grenzend aan openbaar gebied) bedraagt 2,0 m;
  3. het bouwen van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn (grenzend aan openbaar toegankelijk gebied) hoger dan 1,0 m is niet toegestaan;
  4. in afwijking van het bepaalde in lid c zijn erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn (grenzend aan openbaar toegankelijk gebied) toegestaan tot een maximum bouwhoogte van 2,0 m indien:
    1. het een erfafscheiding betreft die vanaf een hoogte van 1,0 m voor minimaal 50 % transparant is en, indien gewenst, van beplanting wordt voorzien;
  5. terrasafscheiding zijn toegestaan met een hoogte van maximaal 2 meter waarbij boven 1 meter de afscheiding volledig transparant moet zijn;
  6. de maximum bouwhoogte van kunstobjecten en speelvoorzieningen bedraagt 6,0 m;
  7. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
12.3 Afwijken van de gebruiksregels
 
12.3.1 Horecacategorie
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 12 lid 1 sub a teneinde horecabedrijven uit een hogere categorie toe te staan, met dien verstande dat:
  1. de afwijking geen onevenredige hinder voor de directe omgeving tot gevolg mag hebben;
  2. het parkeren ten behoeve van het horecabedrijf op de bij het horecabedrijf behorende gronden moet plaatsvinden;
  3. er geen onevenredige vergroting van de verkeersdruk in de omgeving mag ontstaan.
12.3.2 Horecabedrijf (type)
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 12 lid 1 sub a teneinde horecabedrijven die niet in de Staat van Horeca-activiteiten voorkomen, toe te staan, maar naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de categorieën in de Staat van Horeca-activiteiten, met dien verstande dat:
  1. de afwijking geen onevenredige hinder voor de directe omgeving tot gevolg mag hebben;
  2. het parkeren ten behoeve van het horecabedrijf op de bij het horecabedrijf behorende gronden moet plaatsvinden;
  3. er geen onevenredige vergroting van de verkeersdruk in de omgeving mag ontstaan.
Artikel 13 Kantoor
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. kantoren; 
  2. tuinen, terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
  1. reclame-uitingen;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. de maximum goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'.
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn bedraagt 1,0 m;
  2. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn (niet grenzend aan het openbaar gebied) bedraagt 2,0 m;
  3. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn (grenzend aan het openbaar gebied) bedraagt 2,0 m, mits transparant uitgevoerd;
  4. de maximum bouwhoogte van kunstobjecten en speelvoorzieningen bedraagt 6,0 m;
  5. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3,0 m.
Artikel 14 Maatschappelijk
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. maatschappelijke voorzieningen met dien verstande dat:
    1. ter plaatse van de aanduiding 'religie' uitsluitend een kerk is toegestaan;
    2. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' uitsluitend een begraafplaats is toegestaan;
    3. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' tevens wonen op de verdieping is toegestaan;
    4. ter plaatse van de aanduiding 'woongebied' tevens aaneengebouwde grondgebonden woningen zijn toegestaan.
  2. één bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combinatie met ruimte voor aan huis gebonden beroepen;
  3. tuinen, terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
  1. reclame-uitingen;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. het maximum bebouwingspercentage bedraagt 100 %, met dien verstande dat het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' niet meer mag bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  3. in afwijking van het bepaalde onder b mag de maximum bebouwde oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  4. de maximum goot- en bouwhoogte van gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  5. de maximum goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen bedragen 6,0 m respectievelijk 9,0 m;
  6. de gezamenlijke maximum oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen bedraagt 50 m² per bedrijfswoning;
  7. de maximum goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen bedragen 3,3 m respectievelijk 5,5 m;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'woongebied' mogen maximaal 20 wooneenheden worden gerealiseerd, met een maximum goot- en bouwhoogte van 6,0 respectievelijk 10,0 m en een minimum en maximum dakhelling van 30 graden respectievelijk 60 graden. Voor het overige moet aangesloten worden bij de bepalingen in de bestemming 'Woongebied'.
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn bedraagt 1,0 m;
  2. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn (niet grenzend aan het openbaar gebied) bedraagt 2,0 m;
  3. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn (grenzend aan het openbaar gebied) bedraagt 2,0 m, mits transparant uitgevoerd;
  4. reclame-uitingen mogen maximaal 0,6 m uit de gevel van een gebouw worden gebouwd, met dien verstande dat het een situatie moet betreffen waarin wordt voorzien door het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer; 
  5. de maximum bouwhoogte van kunstobjecten en speelvoorzieningen bedraagt 6,0 m;
  6. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
14.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 14 lid 2.1 sub d teneinde een hoogte accent toe te staan ter plaatse van de maatschappelijke voorziening aan de Lindenlaan, met dien verstande dat:
  1. de maximale bouwhoogte 14 m bedraagt;
  2. het hoogte accente stedenbouwkundig inpasbaar is;
  3. de effecten van zon- en daglichttoetreding op naastgelegen percelen middels een bezonningstudie inzichtelijk zijn gemaakt;
  4. dit niet mag leiden tot onevenredige hinder voor omliggende percelen.
14.4 Specifieke gebruiksregels
14.4.1 Voorwaardelijke verplichting
Ter plaatse van de 'specifieke vorm van maatschappelijk -  voorwaardelijke verplichting' kan een omgevingsvergunning voor het bouwen of het uitbreiden van de functie slechts worden verleend indien wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de parkeernormen uit CROW-publicatie 317 (Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie) of de opvolger(s) daarvan, tenzij de aard en omvang van de omgevingsvergunning voor het bouwwerk en/of de uitbreiding en/of de wijziging van het gebruik van bouwwerken en/of gronden niet leidt tot extra parkeerbehoefte;
  
14.5 Afwijken van de gebruiksregels
14.5.1 Wonen
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regels teneinde wonen ten behoeve van woningen en bijbehorende bouwwerken toe te staan met inachtneming van de volgende voorwaarden:
  1. wonen is uitsluitend toegestaan indien en voorzover gebruik van de gronden voor maatschappelijke doeleinden niet doelmatig wordt geacht.
  2. Woningen zijn toegestaan onder gelijktijdige verkleining van de  toegestane bebouwde oppervlakte voor gebouwen ten behoeve van maatschappelijke doeleinden, in die zin dat 1 woning overeenkomt met een bebouwde oppervlakte van gebouwen ten behoeve van maatschappelijke doeleinden van 100 m2 waarbij in totaal  maximaal 20 woningen kunnen worden toegestaan.
  3. Woningen zijn uitsluitend toegestaan in aaneengebouwde vorm.
  4. De goothoogte van hoofdgebouwen van woningen, mag maximaal 6 m bedragen, de bouwhoogte maximaal 10 m.
  5. De hoofdgebouwen van woningen dienen te worden afgedekt met een kap. De dakhelling van de kap mag niet minder dan 30° en niet meer dan 60° bedragen.
  6. Voor hoekwoningen geldt dat de afstand van het hoofdgebouw zonder aan- en uitbouwen, tot de zijdelingse perceelsgrens aan één zijde niet minder mag bedragen dan 3 m.
Artikel 15 Natuur
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bos;
  2. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden;
  3. instandhouding van aldaar voorkomende watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  4. laanbeplanting ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - laanbeplanting';
  5. extensieve openluchtrecreatie.
15.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, toegestaan;
  2. de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.3.1 Algemeen
Het is verboden om op of in de gronden met de bestemming 'Natuur' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  4. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
15.3.2 Voorwaarden
De in artikel 15 lid 3.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover één of meer waarden of functies van de in dit artikel bedoelde gronden, die het plan beoogt te beschermen:
  1. niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  2. de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
15.3.3 Uitzonderingen
Er is geen omgevingsvergunning nodig voor:
  1. werken of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  2. werken of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
Artikel 16 Recreatie
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. recreatieve voorzieningen met dien verstande dat:
    1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - dorpsrandzone' uitsluitend (extensieve) dagrecreatieve voorzieningen, semi-agrarische voorzieningen, dierenweiden, volkstuinen, speelvoorzieningen, infrastructurele (parkeer)voorzieningen ten behoeve van het aangrenzende (woon-)gebied en geluidswerende voorzieningen zijn toegestaan;
    2. ter plaatse van de aanduiding 'manege' uitsluitend een manege is toegestaan.
  2. tuinen, terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - dorpsrandzone' per volkstuin één broeikas mag worden gebouwd;
  2. de maximum goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen, niet zijnde broeikassen, mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  3. de maximum bouwhoogte c.q. de maximum oppervlakte van broeikassen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - dorpsrandzone' bedragen 1,0 m respectievelijk 10,0 m²;
  4. de maximum oppervlakte aan gebouwen en overkappingen voor de manege, mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)'.
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen bedraagt 4,0 m;
  2. de maximum bouwhoogte van kunstobjecten en speelvoorzieningen bedraagt 6,0 m;
  3. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
Artikel 17 Sport
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. sportvoorzieningen met dien verstande dat:
    1. ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning' tevens maatschappelijk voorzieningen en horeca t/m categorie 3 zijn toegestaan;
    2. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' uitsluitend parkeervoorzieningen zijn toegestaan.
  2. kinderopvang;
  3. een zend- en ontvanginstallatie ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';
  4. tuinen, terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat buiten het bouwvlak gebouwen en overkappingen mogen worden gebouwd die noodzakelijk zijn in verband met de bestemming zoals fietsenstallingen, kassahokjes en dug-outs;
  2. de maximum goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen, niet zijnde de gebouwen en overkappingen die buiten het bouwvlak mogen worden gerealiseerd, mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  3. de maximum bouwhoogte c.q. de maximum oppervlakte van de gebouwen en overkappingen die buiten het bouwvlak mogen worden gerealiseerd, bedragen 2,5 m respectievelijk 50,0 m². 
17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van lichtmasten bedraagt 18,0 m;
  2. de maximum bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 10,0 m;
  3. de maximum bouwhoogte van kunstobjecten en speelvoorzieningen bedraagt 6,0 m;
  4. de maximum bouwhoogte van een zend- en ontvangstinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' bedraagt 40,0 m;
  5. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 10,0 m;
Artikel 18 Tuin
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. voor- en zijtuinen;
  2. erkers, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' ook andere bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
  3. waterberging, ter plaatse van de aanduiding 'waterberging';
  4. een in- en uitrit bij het aangrenzende bedrijf met een minimum breedte van 3,0 m ter plaatse van de aanduiding ‘ontsluiting’;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - uitrit' is maximaal 1 uitrit toegestaan;
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen, niet zijnde bijbehorende bouwwerken, zijn, behoudens bestaande gebouwen, niet toegestaan;
  2. bijbehorende bouwwerken moeten aan het hoofdgebouw worden vastgebouwd;
  3. aan de voorgevel van het hoofdgebouw mag een bijbehorend bouwwerk worden opgericht met dien verstande dat:
    1. de maximum bebouwde oppervlakte 6,0 m² bedraagt;
    2. de maximum diepte 1,5 m bedraagt;
    3. het bijbehorend bouwwerk maximaal 70 % van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw mag bedragen.
  4. aan de zijgevel van het hoofdgebouw mag een bijbehorend worden opgericht met dien verstande dat:
    1. de maximum bebouwde oppervlakte 6,0 m² bedraagt;
    2. de maximum diepte 1,5 m bedraagt;
    3. de minimum afstand van het bijbehorend bouwwerk tot de voorgevelrooilijn 3,0 m moet bedragen.
  5. de maximum bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken is gelijk aan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 0,3 m.
  6. de inhoud, de oppervlakte, de hoogte en de situering van bestaande gebouwen, anders dan bedoeld in sub b t/m e, mag niet worden veranderd;
  7. in afwijking van het bepaalde onder a t/m d mogen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zowel aangebouwde als vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gerealiseerd tot een maximum oppervlakte van 50 m².
18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn bedraagt 1,0 m;
  2. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn (niet grenzend aan openbaar toegankelijk gebied) bedraagt 2,0 m;
  3. het bouwen van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn (grenzend aan openbaar toegankelijk gebied) hoger dan 1,0 m is niet toegestaan;
  4. in afwijking van het bepaalde in lid c zijn erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn (grenzend aan openbaar toegankelijk gebied) toegestaan tot een maximum bouwhoogte van 2,0 m indien:
    1. het een erfafscheiding betreft die vanaf een hoogte van 1,0 m voor minimaal 50 % transparant is en, indien gewenst, van beplanting wordt voorzien.
  5. de maximum bouwhoogte van pergola's bedraagt 2,5 m.
18.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het langer dan 14 dagen stallen van caravans, boten en andere kampeermiddelen op de gronden als bedoeld in artikel 18 lid 1.
Artikel 19 Verkeer
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, waarbij opstelstroken en busstroken niet worden meegeteld;
  2. overige verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  3. garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';
  4. overkappingen voor het stallen van auto's ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping';
  5. ambulante handel;
  6. evenementen;
met daaraan ondergeschikt:
  1. reclame- uitingen;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. het bouwen van gebouwen en overkappingen is niet toegestaan, met dien verstande dat:
    1. gebouwen en overkappingen ten behoeve van het openbaar vervoer, nutsvoorzieningen en fietsenstallingen zijn toegestaan met een maximum bouwhoogte van 3,0 m;
    2. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox', garageboxen zijn toegestaan met een maximum bouwhoogte van 3,0 m.
19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt 10,0 m;
  2. hekwerken op garageboxen zijn niet toegestaan;
  3. de maximum bouwhoogte van reclame-uitingen bedraagt 4,0 m, met dien verstande dat de maximum oppervlakte voor verlichte reclame-uitingen 0,5 m² bedraagt;
  4. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 6,0 m;
  5. tijdelijke (seizoensgebonden) terrasafscheiding zijn toegestaan met een hoogte van maximaal 2 meter waarbij boven 1 meter de afscheiding volledig transparant moet zijn.
     
19.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 19 lid 2.2 sub b teneinde hekwerken op gebouwen toe te staan, met dien verstande dat:
  1. de maximum bouwhoogte van hekwerken 1,5 m bedraagt, waarbij de hoogte (in afwijking van het bepaalde in artikel 2) wordt gemeten vanaf de voet van het hekwerk;
  2. dit niet mag leiden tot onevenredige hinder voor omliggende percelen.
19.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming(en) 'Tuin' en/ of 'Wonen', indien in het kader van een verzoek om additionele gronduitgifte positief is beslist. Door de wijziging mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen.
Artikel 20 Water
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor
  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. groenvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
  1. recreatief medegebruik;
  2. kaden en oevers;
  3. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
20.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden zijn uitsluitend de volgende bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, toegestaan:
    1. keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers en bruggen met een maximum bouwhoogte van 3,0 m;
    2. steigers en vlonders waarbij de volgende bepalingen gelden:
      1. ten behoeve van de steigers en vlonders mogen geen palen worden geplaatst in de waterbodem;
      2. de onderkant van de constructie moet minimaal 0,5 m boven het waterpeil worden aangelegd;
      3. de steiger of vlonder mag niet aan de oeverbeschermingsconstructie worden bevestigd;
      4. steigers en vlonders moeten aan de volgende afmetingen te voldoen:
Bij een waterbreedte van:mag de maximale oversteek of vlonder vanaf de waterlijn bedragen:
< 4,0 m0 m
4,0 tot 8,0 m0,5 m
> 8,0 m1,0 m
Artikel 21 Wonen
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor aan huis gebonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, met dien verstande dat:
    1. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' tevens de bestaande verkoopvloeroppervlakte aan detailhandel is toegestaan;
    2. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens de bestaande bruto vloeroppervlakte aan kantoren is toegestaan;
    3. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' tevens een tandartsenpraktijk op de begane grond is toegestaan;
    4. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' tevens opslag is toegestaan.
  2. zorgwoningen ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoningen';
  3. uitsluitend de aanleg, het behoud en het herstel van een beukenhaag, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - haag';
  4. een in- en uitrit bij het aangrenzende bedrijf met een minimum breedte 3,0 m ter plaatse van de aanduiding ‘ontsluiting’; 
  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - uitrit' is maximaal 1 uitrit toegestaan;
  6. tuinen, terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
21.2 Bouwregels
 
21.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. hoofdgebouwen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. per hoofdgebouw is ten hoogste één woning toegestaan;
  3. het bestaande aantal woningen mag niet worden vergroot, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het aantal woningen ten hoogste het aantal aangegeven wooneenheden bedraagt;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)' mag de oppervlakte van een woning niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume (m3)' mag de inhoud van een woning niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'minimum dakhelling (graden), maximum dakhelling (graden)' mag de helling van het dak van een woning niet minder respectievelijk meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  7. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen woningen gestapeld worden gebouwd;
  8. de maximum goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  9. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' moet de voorgevel van het hoofdgebouw ter plaatse van de gevellijn worden gebouwd.
21.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de gezamenlijk te bebouwen maximum oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken op het bij het hoofdgebouw behorende zij- en achtererf wordt bepaald aan de hand van de in de navolgende tabel opgenomen staffel, met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m² van het gezamenlijke zij- en achtererf onbebouwd en onoverkapt moet blijven; bij het bepalen van de maximum oppervlakte wordt de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken binnen het bouwvlak niet meegerekend:
Oppervlakte perceel (m²)Maximum oppervlakte bijbehorende bouwwerken (m²)
Tot en met 300
50
Vanaf 300 tot en met 500
70
Vanaf 500 tot en met 750
80
Groter dan 750
100
  1. de maximum oppervlakte per bijbehorend bouwwerk bedraagt 50 m², met dien verstande dat de oppervlakte binnen het bouwvlak niet wordt meegerekend;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a en b bedraagt het gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan bijbehorende bouwwerken bij het hoofdgebouw zoveel als is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte';
  3. indien de bestaande oppervlakte groter is dan de oppervlakte genoemd in lid a en b, geldt die oppervlakte als maximum;
  4. bij meer dan twee-aaneengebouwde woningen bedraagt de maximum goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken 3,3 m en bedraagt de maximum bouwhoogte 0,3 m boven de hoogte van de eerste verdiepingsvloer met een absoluut maximum van 4,0 m;
  5. in afwijking van het bepaalde onder e bedraagt de maximum bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken aan de zijgevel van het hoofdgebouw bij meer dan twee-aaneengebouwde woningen 5,5 m;
  6. bij vrijstaande en twee-aaneengebouwde woningen bedragen de maximum goot- en bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken 3,3 m respectievelijk 5,5 m;
  7. de maximum goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedragen 3,3 m respectievelijk 5,5 m;
  8. de maximum bouwhoogte van vrijstaande overkappingen bedraagt 3,0 m.
21.2.3 Bouwwerken, geen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn bedraagt 1,0 m;
  2. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn (niet grenzend aan openbaar toegankelijk gebied) bedraagt 2,0 m;
  3. het bouwen van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn (grenzend aan openbaar toegankelijk gebied) hoger dan 1,0 m is niet toegestaan;
  4. in afwijking van het bepaalde in lid c zijn erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn (grenzend aan openbaar toegankelijk gebied) toegestaan tot een maximum bouwhoogte van 2,0 m indien:
    1. het een erfafscheiding betreft die vanaf een hoogte van 1,0 m voor minimaal 50 % transparant is en, indien gewenst, van beplanting wordt voorzien. 
  5. hekwerken op hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan;
  6. de maximum bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 10,0 m;
  7. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
21.3 Afwijken van de bouwregels
 
21.3.1 Hekwerken op gebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 23 lid 2.2.3 sub e teneinde hekwerken op gebouwen toe te staan, met dien verstande dat:
  1. de maximum bouwhoogte van hekwerken 1,5 m bedraagt, waarbij de hoogte (in afwijking van het bepaalde in artikel 2) wordt gemeten vanaf de voet van het hekwerk;
  2. dit niet mag leiden tot onevenredige hinder voor omliggende percelen.
21.4 Specifieke gebruiksregels
 
21.4.1 Algemeen
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van gedeelten van de woning voor het uitoefenen van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:
    1. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten gerealiseerd worden buiten het hoofdgebouw;
    2. het vloeroppervlak ten behoeve van kantoor- en praktijkruimten en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten groter is dan 30 % van het vloeroppervlak van de woning, met dien verstande dat een absoluut maximum van 50 m² geldt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    3. ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
    4. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten een nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
  2. het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en/of afhankelijke woonruimte;
  3. het gebruik van een woning door twee of meer huishoudens;
  4. het gebruik van gebouwen en gronden ter plaatse van de aanduidingen 'detailhandel' en 'kantoor' voor deze activiteiten indien het betreffende oppervlak gedurende een aaneengesloten periode van 2 jaren uitsluitend is gebruikt voor woondoeleinden.
21.4.2 Voorwaardelijke verplichting - geluid
Het gebruik van het voormalige bedrijfsgebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting' ten behoeve van wonen is niet eerder mogelijk dan dat uit nader akoestisch onderzoek blijkt dat dit gebruik passend is in relatie tot de naastgelegen bedrijfsbestemming.
  
21.4.3 Voorwaardelijke verplichting - flora en fauna
De afgifte van een omgevingsvergunning  voor het bouwen overeenkomstig de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting 1' is niet eerder mogelijk dan dat uit nader  onderzoek blijkt dat de bouw niet van negatieve invloed is op eventueel aanwezige flora en fauna danwel dat door het bevoegd gezag een ontheffing op basis van de Wet natuurbescherming is afgegeven.
  
21.4.4 Voorwaardelijke verplichting - hogere grenswaarden
Ter plaatse van aanduiding 'specifieke vorm van wonen - hogere grenswaarden' kan een omgevingsvergunning voor de bouw van een woning niet eerder worden afgegeven dan dat hiervoor een hogere waarden is verkregen.
  
21.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 21 lid 4 om aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toe te staan in bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat een bed & breakfast niet is toegestaan in bijbehorende bouwwerken, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast'.
Artikel 22 Wonen - Griftdijk
 
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Griftdijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor aan huis gebonden beroepen.
  2. tuinen, terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
22.2 Bouwregels
 
22.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: 
  1. hoofdgebouwen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. het maximum aantal wooneenheden bedraagt niet meer dan op de verbeelding aangeduid;
  3. de maximum goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  4. ter plaatse van de aanduiding(en):
    1. 'twee-aaneen' mogen uitsluitend twee-aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
    2. ‘vrijstaand’ mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd;
  5. tussen woningen bedraagt de minimum afstand van elk van de hoofdgebouwen tot de onderlinge zijdelingse perceelsgrens 3,0 m;
  6. de maximum bouwdiepte van een hoofdgebouw bedraagt 16,5 m, waarbij de minimum afstand van de achtergevel van het hoofdgebouw tot de achterste perceelsgrens 5,0 m bedraagt.
22.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de gezamenlijk te bebouwen maximum oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken op het bij het hoofdgebouw behorende zij- en achtererf wordt bepaald aan de hand van de in de navolgende tabel opgenomen staffel, met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m² van het gezamenlijke zij- en achtererf onbebouwd en onoverkapt moet blijven; bij het bepalen van de maximum oppervlakte wordt de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken binnen het bouwvlak niet meegerekend:
Oppervlakte perceel (m²)Maximum oppervlakte bijbehorende bouwwerken (m²)
Tot en met 300
50
Vanaf 300 tot en met 500
70
Vanaf 500 tot en met 750
80
Groter dan 750
100
  1. de maximum oppervlakte per bijbehorend bouwwerk bedraagt 50 m², met dien verstande dat de oppervlakte binnen het bouwvlak niet wordt meegerekend;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a en b bedraagt het gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan bijbehorende bouwwerken bij het hoofdgebouw zoveel als is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte';
  3. indien de bestaande oppervlakte groter is dan de oppervlakte genoemd in lid a en b, geldt die oppervlakte als maximum;
  4. bij meer dan twee-aaneengebouwde woningen bedraagt de maximum goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken 3,3 m en bedraagt de maximum bouwhoogte 0,3 m boven de hoogte van de eerste verdiepingsvloer met een absoluut maximum van 4,0 m;
  5. in afwijking van het bepaalde onder e bedraagt de maximum bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken aan de zijgevel van het hoofdgebouw bij meer dan twee-aaneengebouwde woningen 5,5 m;
  6. bij vrijstaande en twee-aaneengebouwde woningen bedragen de maximum goot- en bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken 3,3 m respectievelijk 5,5 m;
  7. de maximum goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedragen 3,3 m respectievelijk 5,5 m;
  8. de maximum bouwhoogte van vrijstaande overkappingen bedraagt 3,0 m.
22.2.3 Bouwwerken, geen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn bedraagt 1,0 m;
  2. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn (niet grenzend aan openbaar toegankelijk gebied) bedraagt 2,0 m;
  3. het bouwen van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn (grenzend aan openbaar toegankelijk gebied) hoger dan 1,0 m is niet toegestaan;
  4. in afwijking van het bepaalde in lid c zijn erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn (grenzend aan openbaar toegankelijk gebied) toegestaan tot een maximum bouwhoogte van 2,0 m indien:
    1. het een erfafscheiding betreft die vanaf een hoogte van 1,0 m voor minimaal 50 % transparant is en, indien gewenst, van beplanting wordt voorzien. 
  5. hekwerken op hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan;
  6. de maximum bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 10,0 m;
  7. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
22.3 Afwijken van de bouwregels
 
22.3.1 Hekwerken op gebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 23 lid 2.2.3 sub e teneinde hekwerken op gebouwen toe te staan, met dien verstande dat:
  1. de maximum bouwhoogte van hekwerken 1,5 m bedraagt, waarbij de hoogte (in afwijking van het bepaalde in artikel 2) wordt gemeten vanaf de voet van het hekwerk;
  2. dit niet mag leiden tot onevenredige hinder voor omliggende percelen.
22.3.2 Bouwen voor de voorgevel
22.4 Specifieke gebruiksregels
22.4.1 Algemeen
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van gedeelten van de woning voor het uitoefenen van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:
    1. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten gerealiseerd worden buiten het hoofdgebouw;
    2. het vloeroppervlak ten behoeve van kantoor- en praktijkruimten en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten groter is dan 30 % van het vloeroppervlak van de woning, met dien verstande dat een absoluut maximum van 50 m² geldt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    3. ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
    4. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten een nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
  2. het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en/of afhankelijke woonruimte;
  3. het gebruik van een woning door twee of meer huishoudens;
  4. het gebruik van gebouwen en gronden ter plaatse van de aanduidingen 'detailhandel' en 'kantoor' voor deze activiteiten indien het betreffende oppervlak gedurende een aaneengesloten periode van 2 jaren uitsluitend is gebruikt voor woondoeleinden.
22.4.2 Parkeren
In afwijking van het bepaalde in artikel 35 lid 1.1 geldt voor autoparkeerplaatsen het volgende:
  1. Per woning moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Per woning moeten hiervoor ten minste twee parkeerplaatsen worden gerealiseerd en in stand worden gehouden.
22.4.3 Voorwaardelijke verplichting - hogere grenswaarden
Ter plaatse van aanduiding 'specifieke vorm van wonen - hogere grenswaarden' kan een omgevingsvergunning voor de bouw van een woning niet eerder worden afgegeven dan dat hiervoor een hogere waarden is verkregen.
  
22.4.4 Voorwaardelijke verplichting groene afscheiding paardenbak
  1. tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 22 lid 1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van een groene afscheiding zoals bepaald onder b, teneinde te komen tot een goede ruimtelijke afscheiding met de paardenbak, op perceel sectie H nummer 675, zolang deze binnen een afstand van 13,0 m is gelegen van het perceel van de dichtstbijzijnde nieuw op te richten woning;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 22 lid 1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen — hekwerk met hedera' uitvoering wordt gegeven, voorafgaand aan de bouw van woningen, aan de aanleg en instandhouding van een hekwerk met hedera, teneinde te komen tot een goede afscheiding. Het hekwerk met hedera voldoet ten minste aan de volgende voorwaarden:
    1. de minimum bouwhoogte van het hekwerk bedraagt 1,5 m;
    2. de minimum breedte van de hedera bedraagt 0,5 m.
22.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 22 lid 4 om aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toe te staan in bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat een bed & breakfast niet is toegestaan in bijbehorende bouwwerken.
Artikel 23 Woongebied
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het wonen met bijbehorende erven en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. wegen en paden;
  3. geluidwerende voorzieningen;
  4. ten minste 10 % van het bestemmingsvlak ten behoeve van groenvoorzieningen;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. speelvoorzieningen;
  7. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van verkeers- en verblijfsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, waterpartijen en watergangen;
  8. wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater;
  9. een afschermende groenwal van ten minste 8,0 m breed, ter plaatse van de aanduiding 'houtwal'.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Toegestane bouwwerken
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
  1. woningen en aan- en uitbouwen;
  2. bijbehorende bouwwerken;
  3. bouwwerken, geen gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijnde.
23.2.2 Bouwen
Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
23.2.2.1 Hoofdgebouwen
  1. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is weergegeven;
  2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen de woningen gestapeld worden gebouwd;
  3. de minimum en maximum dakhelling van woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'minimum dakhelling (graden), maximum dakhelling (graden)' is aangegeven;
  4. de minimum afstand van voorgevels van woningen tot het openbaar gebied bedraagt 3,0 m;
  5. de minimum afstand tot de onderlinge zijdelingse perceelsgrens tussen twee niet als zodanig aaneengebouwde woningen bedraagt 3,0 m.
23.2.2.2 Bijbehorende bouwwerken, geen overkappingen zijnde
  1. bijbehorende bouwwerken, geen overkappingen zijnde, moeten worden gebouwd op minimaal 3,0 m achter de voorgevelrooilijn;
  2. de maximum diepte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken, geen overkappingen zijnde, ten opzichte van de gevel waaraan wordt gebouwd bedraagt 3,0 m;
  3. vóór de voorgevel van het hoofdgebouw mag een bijbehorend bouwwerk worden opgericht met dien verstande dat:
    1. de maximum bebouwde oppervlakte 6,0 m² bedraagt;
    2. de maximum diepte 1,5 m bedraagt;
    3. het bijbehorend bouwwerk maximaal 70 % van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw mag bedragen.
  4. aan de zijgevel van het hoofdgebouw mag een bijbehorend worden opgericht met dien verstande dat:
    1. de maximum bebouwde oppervlakte 6,0 m² bedraagt;
    2. de maximum diepte 1,5 m bedraagt;
    3. de minimum afstand van het bijbehorend bouwwerk tot de voorgevelrooilijn 3,0 m moet bedragen.
  5. de gezamenlijk te bebouwen maximum oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken op het bij het hoofdgebouw behorende zij- en achtererf wordt bepaald aan de hand van de in de navolgende tabel opgenomen staffel, met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m² van het gezamenlijke zij- en achtererf onbebouwd en onoverkapt moet blijven; bij het bepalen van de maximum oppervlakte wordt de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken binnen het bouwvlak niet meegerekend:
Oppervlakte perceel (m²)Maximum oppervlakte bijbehorende bouwwerken (m²)
Tot en met 300
50
Vanaf 300 tot en met 500
70
Vanaf 500 tot en met 750
80
Groter dan 750
100
  1. de maximum oppervlakte per bijbehorend bouwwerk bedraagt 50 m², met dien verstande dat de oppervlakte binnen het bouwvlak niet wordt meegerekend;
  2. de maximum goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedragen 3,3 m respectievelijk 5,5 m.
23.2.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van woninge
Voor het bouwen van bouwwerken, geen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn bedraagt 1,0 m;
  2. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn (niet grenzend aan openbaar toegankelijk gebied) bedraagt 2,0 m;
  3. het bouwen van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn (grenzend aan openbaar toegankelijk gebied) hoger dan 1,0 m is niet toegestaan;
  4. in afwijking van het bepaalde in lid c zijn erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn (grenzend aan openbaar toegankelijk gebied) toegestaan tot een maximum bouwhoogte van 2,0 m indien:
    1. het een erfafscheiding betreft die vanaf een hoogte van 1,0 m voor minimaal 50 % transparant is en, indien gewenst, van beplanting wordt voorzien. 
  5. hekwerken op hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan;
  6. de maximum bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 10,0 m;
  7. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
23.3 Afwijken van de bouwregels
23.3.1 Afstanden voorgevels tot openbaar gebied
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 23 lid 2.2.1 sub d om voorgevels van woningen tot op 1,0 m van het openbaar gebied toe te staan met dien verstande dat:
  1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden aangetast;
  2. de afwijking voldoet aan redelijk eisen van welstand;
  3. de afwijking geen nadelige gevolgen heeft voor de verkeersveiligheid.
23.3.2 Hekwerken op gebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 23 lid 2.2.3 sub e teneinde hekwerken op gebouwen toe te staan, met dien verstande dat:
  1. de maximum bouwhoogte van hekwerken 1,5 m bedraagt, waarbij de hoogte (in afwijking van het bepaalde in artikel 2) wordt gemeten vanaf de voet van het hekwerk;
  2. dit niet mag leiden tot onevenredige hinder voor omliggende percelen.
23.4 Specifieke gebruiksregels
 
23.4.1 Algemeen
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van gedeelten van de woning voor het uitoefenen van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:
    1. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten gerealiseerd worden buiten het hoofdgebouw;
    2. het vloeroppervlak ten behoeve van kantoor- en praktijkruimten en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten groter is dan 30 % van het vloeroppervlak van de woning, met dien verstande dat een absoluut maximum van 50 m² geldt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    3. ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
    4. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten een nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
  2. het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en/of afhankelijke woonruimte;
  3. het gebruik van een woning door twee of meer huishoudens.
23.4.2 Voorwaardelijke verplichting - hogere grenswaarden
Ter plaatse van aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - hogere grenswaarden' kan een omgevingsvergunning voor de bouw van een woning niet eerder worden afgegeven dan dat hiervoor een hogere waarden is verkregen.
  
23.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 23 lid 4 om aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toe te staan in bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat een bed & breakfast niet is toegestaan in bijbehorende bouwwerken.
 
Artikel 24 Leiding - Gas
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
  1. een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas' met de daarbij behorende belemmeringenstrook;
  2. een zoekzone voor een nieuw leidingtracé ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Leiding - Zoekzone';
  3. het beheer en onderhoud van de leiding;
waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
 
24.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde worden gebouwd ten dienste van de onder artikel 24 lid 1 genoemde leiding;
  2. de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 5,0 m;
  3. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
24.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 24 lid 2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde die zijn toegelaten krachtens de aan de gronden gegeven bestemming dan wel gebouwen ten dienste van leiding, met dien verstande dat:
  1. door de bouw en situering van het bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de in artikel 24 lid 1 genoemde leiding en de veiligheid niet wordt geschaad;
  2. vooraf advies wordt ingewonnen bij de desbetreffende leidingbeheerder.
24.4 Specifieke gebruiksregels
  1. permanente buitenopslag van goederen binnen de dubbelbestemming Leiding - Gas is niet toegestaan;
  2. het bepaalde onder a is niet van toepassing op permanente buitenopslag zoals dat plaatsvondt ten tijde van de ter inzagelegging van dit bestemmingsplan.
24.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.5.1 Algemeen
Het is verboden om op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  4. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
24.5.2 Voorwaarden
De in artikel 24 lid 5.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover geen aantasting van de belangen van de leiding en de daarbij behorende beschermingszone ontstaat of kan ontstaan. Dienaangaande wordt voor verlening van de omgevingsvergunning advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.
 
24.5.3 Uitzonderingen
Er is geen omgevingsvergunning nodig voor:
  1. werken of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  2. werken of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
24.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
  1. de bestemming 'Leiding - Gas' wordt verwijderd indien de leiding is verwijderd dan wel niet meer in gebruik is;
  2. de bestemming 'Leiding - Gas' voor een gasleiding wordt gewijzigd of verlegd, mits:
    1. zich binnen de gewijzigde zone geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten bevinden.
Artikel 25 Leiding - Riool
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
  1. een rioolwatertransportleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool' met de daarbij behorende belemmeringenstrook;
  2. het beheer en onderhoud van de leiding;
waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
  
25.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde worden gebouwd ten dienste van de in artikel 25 lid 1 genoemde leiding;
  2. de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 5,0 m;
  3. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
25.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 25 lid 2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde die zijn toegelaten krachtens de aan de gronden gegeven bestemming dan wel gebouwen ten dienste van leiding, met dien verstande dat:
  1. door de bouw en situering van het bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de in artikel 25 lid 1 genoemde leiding en de veiligheid niet wordt geschaad;
  2. door de bouw een verlegging van het tracé niet onmogelijk wordt gemaakt; 
  3. vooraf advies wordt ingewonnen bij de desbetreffende leidingbeheerder.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4.1 Algemeen
Het is verboden om op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Riool' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  4. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
25.4.2 Voorwaarden
De in artikel 25 lid 4.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover geen aantasting van de belangen van de leiding en de daarbij behorende beschermingszone ontstaat of kan ontstaan. Dienaangaande wordt voor verlening van de omgevingsvergunning advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.
  
25.4.3 Uitzonderingen
Er is geen omgevingsvergunning nodig voor:
  1. werken of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  2. werken of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
Artikel 26 Waarde - Archeologie 1 (Omgeving beschermd archeologisch monument)
 
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1 (Omgeving beschermd archeologisch monument)' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
  1. het beschermen en het behouden van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
26.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mag geen bebouwing worden opgericht, met uitzondering van:
    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering, of:
    2. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden niet dieper dan 0,3 m reiken, of:
    3. bebouwing met een maximum oppervlakte van 100 m².
26.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 26 lid 2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien:
  1. bebouwing plaatsvindt ter plaatse van een evident eerder verstoorde bodem, of;
  2. op basis van een archeologisch vooronderzoek blijkt dat geen verstoring plaatsvindt van archeologische waarden of mogelijke verstoring van archeologische waarden kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem of het verrichten van archeologisch vervolgonderzoek.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.4.1 Algemeen
Het is verboden op of in gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1 (Omgeving beschermd archeologisch monument)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen, waaronder ontgronden, afgraven, diepploegen en het aanbrengen van leidingen, op een grotere diepte dan 0,3 m, behalve indien deze in het kader van onderzoek naar mogelijke archeologische vindplaatsen worden uitgevoerd;
  2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  3. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  4. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze voorwerpen in de grond drijven.
26.4.2 Voorwaarden
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 26 lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:
  1. de werken of werkzaamheden plaatsvinden in een evident eerder verstoorde bodem, of;
  2. uit een archeologisch vooronderzoek blijkt dat geen verstoring plaatsvindt van archeologische waarden of mogelijke verstoring van archeologische waarden kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem of verrichten van archeologisch vervolgonderzoek.
26.4.3 Uitzonderingen
Het in artikel 26 lid 4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
  1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  2. op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een reeds verleende vergunning mogen worden uitgevoerd.
26.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat deze dubbelbestemming (deels) komt te vervallen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Artikel 27 Waarde - Archeologie 2
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
  1. het beschermen en het behouden van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
27.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mag geen bebouwing worden opgericht, met uitzondering van:
    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering, of:
    2. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden niet dieper dan 0,3 m reiken, of:
    3. bebouwing met een maximum oppervlakte van 100 m².
27.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 27 lid 2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien:
  1. bebouwing plaatsvindt ter plaatse van een evident eerder verstoorde bodem, of;
  2. op basis van een archeologisch vooronderzoek blijkt dat geen verstoring plaatsvindt van archeologische waarden of mogelijke verstoring van archeologische waarden kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem of het verrichten van archeologisch vervolgonderzoek.
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.4.1 Algemeen
Het is verboden op of in gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen, waaronder ontgronden, afgraven, diepploegen en het aanbrengen van leidingen, op een grotere diepte dan 0,3 m, behalve indien deze in het kader van onderzoek naar mogelijke archeologische vindplaatsen worden uitgevoerd;
  2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  3. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  4. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze voorwerpen in de grond drijven.
27.4.2 Voorwaarden
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 27 lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:
  1. de werken of werkzaamheden plaatsvinden in een evident eerder verstoorde bodem, of;
  2. uit een archeologisch vooronderzoek blijkt dat geen verstoring plaatsvindt van archeologische waarden of mogelijke verstoring van archeologische waarden kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem of verrichten van archeologisch vervolgonderzoek.
27.4.3 Uitzonderingen
Het in artikel 27 lid 4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
  1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  2. op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een reeds verleende vergunning mogen worden uitgevoerd.
27.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat deze dubbelbestemming (deels) komt te vervallen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Artikel 28 Waarde - Archeologie 3
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
  1. het beschermen en het behouden van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
28.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mag geen bebouwing worden opgericht, met uitzondering van:
    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering, of:
    2. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden niet dieper dan 0,3 m reiken, of:
    3. bebouwing met een maximum oppervlakte van 1.000 m².
28.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 28 lid 2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien:
  1. bebouwing plaatsvindt ter plaatse van een evident eerder verstoorde bodem, of;
  2. op basis van een archeologisch vooronderzoek blijkt dat geen verstoring plaatsvindt van archeologische waarden of mogelijke verstoring van archeologische waarden kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem of het verrichten van archeologisch vervolgonderzoek.
28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.4.1 Algemeen
Het is verboden op of in gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen, waaronder ontgronden, afgraven, diepploegen en het aanbrengen van leidingen, op een grotere diepte dan 0,3 m, behalve indien deze in het kader van onderzoek naar mogelijke archeologische vindplaatsen worden uitgevoerd;
  2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  3. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  4. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze voorwerpen in de grond drijven.
28.4.2 Voorwaarden
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 28 lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:
  1. de werken of werkzaamheden plaatsvinden in een evident eerder verstoorde bodem, of;
  2. uit een archeologisch vooronderzoek blijkt dat geen verstoring plaatsvindt van archeologische waarden of mogelijke verstoring van archeologische waarden kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem of verrichten van archeologisch vervolgonderzoek.
28.4.3 Uitzonderingen
Het in artikel 28 lid 4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
  1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  2. op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een reeds verleende vergunning mogen worden uitgevoerd.
28.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat deze dubbelbestemming (deels) komt te vervallen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
3 Algemene regels
Artikel 29 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 30 Algemene bouwregels
30.1 Bestaande maatvoering
  1. de bestaande afstanden, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen die meer bedragen dan in deze regels zijn voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. de bestaande afstanden, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen die minder bedragen dan in deze voorschriften zijn voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  3. ingeval van herbouw is het bepaalde in de leden a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
30.2 Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. het bouwen van bedoelde ruimten is uitsluitend toegestaan geheel of gedeeltelijk onder een gebouw dat geheel boven het maaiveld is gelegen;
  2. het bouwen van bedoelde ruimten is uitsluitend toegestaan tot 1 bouwlaag.
30.3 Platte daken
Voor zover noch op de verbeelding, noch in de regels, regels zijn opgenomen ten aanzien van de afdekking van gebouwen, mogen de gebouwen zowel met een kap als plat worden afgedekt. Voor zover een platte afdekking wordt toegepast, geeft de op de verbeelding aangegeven maximum goothoogte de maximum bouwhoogte van het boeibord van het platte dak aan.
  
30.4 Ondergeschikte bouwdelen
De maximale bouwhoogte zoals bepaald in de regels mag voor het bouwen van ondergeschikte bouwonderdelen zoals liftkokers, trappenhuizen, liftschachten en ondergeschikte technische installaties en leidingen met ten hoogste 3 meter worden overschreden.
  
30.5 Overschrijding bouwgrenzen
Voor zover noch op de verbeelding, noch in de regels, regels zijn opgenomen ten aanzien van overschrijding van de bouwgrenzen, en de verkeersveiligheid gewaarborgd is mogen in afwijking van de verbeelding bouwgrenzen uitsluitend worden overschreden door:
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, fundering, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt;
  2. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt.
Artikel 31 Algemene gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. de opslag van oude metalen, schroot, lompen, papier, puin of vuilnis;
  2. de opslag van rij- of voertuigen die voor de sloop bestemd zijn of reeds gedeeltelijk gesloopt zijn, of de opslag van daaruit reeds gesloopte materialen;
  3. opslag voor de voorgevelrooilijn, tenzijn anders aangegeven op de verbeelding;
  4. de opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4,0 m;
  5. (straat)prostitutie;
  6. een escortbedrijf;
  7. een seksinrichting;
  8. een speelautomatenhal.
Artikel 32 Algemene aanduidingsregels
32.1 Milieuzone - hinder bedrijven
32.1.1 Aanduidingsomschrijving
  1. Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - hinder bedrijven' zijn geen woningen toegestaan.
32.2 Milieuzone - boringsvrije zone
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone' geldt krachtens de Provinciale Milieuverordening een boringsvrije zone voor de instandhouding en bescherming van de kleilaag diep in de bodem ten behoeve van de drinkwatervoorziening.
 
Volgens de Provinciale Milieuverordening zijn grondwerkzaamheden op een diepte van 10,0 m of meer, zoals het maken van boorputten, grond- en funderingswerken, niet toegestaan, tenzij Gedeputeerde Staten daarvoor een ontheffing verlenen.
  
32.3 Milieuzone - geurzone
32.3.1 Aanduidingsomschrijving
De op de verbeelding voor ‘milieuzone - geurzone’ aangewezen gronden zijn, naast de andere op de verbeelding voor die gronden aangewezen bestemming (basisbestemming), tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoge geurbelasting voor geurgevoelige objecten.
 
32.3.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen geurgevoelige objecten worden gebouwd.
 
32.3.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 32 lid 3.2 en worden toegestaan dat geurgevoelige objecten worden gebouwd, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en/of leefklimaat van personen.
 
32.3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze aanduiding, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en bouwwerken als geurgevoelig object.
 
32.3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 32 lid 3.4 en worden toegestaan dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt als geurgevoelig object, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en/of leefklimaat van personen.
 
32.3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
  1. de aanduiding 'milieuzone - geurzone' wordt verwijderd, mits de betreffende inrichting ter plaatse is beëindigd;
  2. de aanduiding 'milieuzone - geurzone' wordt gewijzigd, mits:
    1. voor de betreffende inrichting een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer is verleend of gewijzigd (indien van toepassing);
    2. de ligging van de geurzone is afgestemd op de met deze vergunning corresponderende milieuafstand;
    3. zich binnen de gewijzigde zone geen geurgevoelige objecten bevinden.
32.4 Veiligheidszone - bevi
32.4.1 Aanduidingsomschrijving
De op de verbeelding voor ‘veiligheidszone – bevi’ aangewezen gronden zijn, naast de andere op de verbeelding voor die gronden aangewezen bestemming (basisbestemming), tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van (beperkt) kwetsbare objecten vanwege een risicovolle inrichting.
 
32.4.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen (beperkt) kwetsbare objecten worden gebouwd.
 
32.4.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 32 lid 4.2 en worden toegestaan dat (beperkt) kwetsbare objecten worden gebouwd, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen en het groepsrisico wordt verantwoord.
 
32.4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze aanduiding, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en bouwwerken als (beperkt) kwetsbaar object.
 
32.4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 32 lid 4.4 en worden toegestaan dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt als (beperkt) kwetsbaar object, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen en het groepsrisico wordt verantwoord.
 
32.4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
  1. de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' wordt verwijderd, mits de betreffende risicovolle inrichting ter plaatse is beëindigd;
  2. de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' voor een risicovolle inrichting wordt gewijzigd, mits:
    1. voor de risicovolle inrichting een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer is verleend of gewijzigd (indien van toepassing);
    2. de ligging van de zone is afgestemd op de met deze vergunning corresponderende veiligheidsafstand ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
    3. zich binnen de gewijzigde zone geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten bevinden.
Artikel 33 Algemene afwijkingsregels
33.1 Afwijken maatvoering
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regels van het plan, voor het overschrijden van in deze regels genoemde maten en percentages, zoals goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte van gebouwen en bebouwingspercentages, met maximaal 10 % indien ter plaatse aanwezige waarden niet op onevenredige wijze (kunnen) worden aangetast.
  
33.2 Antenne-installaties
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regels van het plan, voor het toestaan van antenne-installaties, met dien verstande dat:
  1. de maximum bouwhoogte van vrijstaande antenne-installaties, ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast, 15,0 m bedraagt;
  2. de maximum bouwhoogte van vrijstaande antenne-installaties, niet zijnde schotelantennes ten behoeve van mobiele telecommunicatie, 5,0 m bedraagt;
  3. de maximum bouwhoogte van antenne-installaties die op bouwwerken worden geplaatst, niet zijnde schotelantennes, 5,0 m bedraagt.
33.3 Kleine gebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regels van het plan, voor het toestaan van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwen, ten behoeve van openbare nutsbedrijven of van andere naar doelstelling daarmee vergelijkbare instellingen, zoals transformatorhuizen, gasreduceerstations, schakelhuizen, gemaalgebouwen, fietsenstallingen en abri's, met dien verstande dat:
  1. de maximum bouwhoogte van deze gebouwen 3,0 m bedraagt;
  2. de maximum oppervlakte van deze gebouwen 25,0 m² per gebouw bedraagt.
33.4 Afwegingskader
Een in artikel 33 lid 1, artikel 33 lid 2 en artikel 33 lid 3 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de verkeersveiligheid;
  3. de milieusituatie;
  4. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
33.5 Wetgevingszone - afwijkingsgebied 2
Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de 'wetgevingszone - afwijkingsgebied 2' afwijken van de regels van het plan, voor het toestaan van bebouwing voor de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat:
  1. de goothoogte van bebouwing in deze zone niet meer dan 4 meter bedraagt;
  2. de toevoeging in oppervlakte passend is binnen het maximum oppervlak aan bijbehorende bouwwerken; 
  3. de bebouwing wordt toegevoegd ter verbijzondering van het hoofdgebouw;
  4. de toevoeging zowel stedenbouwkundig als welstandtechnisch positief beoordeeld is.
Artikel 34 Algemene wijzigingsregels
 
34.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
  1. het aanpassen van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3,0 m en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10 % worden vergroot;
  2. het overschrijden van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3,0 m en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10 % worden vergroot;
  3. het wijzigen van de Staat van bedrijfsactiviteiten of de Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  4. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
34.2 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 2 (Zegheweg 8)
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming(en) ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' wijzigen in de bestemming(en) 'Wonen' en 'Tuin', ten behoeve van de bouw van maximaal 8 grondgebonden woningen in maximaal twee bouwlagen met kap met dien verstande dat:
  1. uit onderzoek blijkt dat de bodem geschikt is voor het betreffende gebruik;
  2. indien voor de wijziging van de bestemming noodzakelijk, uit onderzoek blijkt dat voldaan wordt aan de wettelijke normen voor wat betreft geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit en (agrarische) geurhinder;
  3. de ontwikkeling de uitoefening van bestaande bedrijven en hun bedrijfsvoering niet onevenredig belemmert;
  4. de ontwikkelingen passen in de omgeving en de parkeerbalans niet onevenredig wordt aangetast;
  5. overleg met het waterschap plaatsvindt in het kader van de watertoets;
  6. aantoonbaar wordt gemaakt dat de aanwezige flora en fauna niet wordt aangetast;
  7. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. de belangen van derden;
    2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    3. de verkeersveiligheid;
    4. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
34.3 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 3 (Zegheweg 8a)
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming(en) ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 3' wijzigen in de bestemming(en) 'Wonen' en 'Tuin', ten behoeve van de bouw van maximaal 4 grondgebonden woningen in maximaal 2 bouwlagen met kap met dien verstande dat:
  1. uit onderzoek blijkt dat de bodem geschikt is voor het betreffende gebruik;
  2. indien voor de wijziging van de bestemming noodzakelijk, uit onderzoek blijkt dat voldaan wordt aan de wettelijke normen voor wat betreft geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit en (agrarische) geurhinder;
  3. de ontwikkeling de uitoefening van bestaande bedrijven en hun bedrijfsvoering niet onevenredig belemmert;
  4. de ontwikkelingen passen in de omgeving en de parkeerbalans niet onevenredig wordt aangetast;
  5. overleg met het waterschap plaatsvindt in het kader van de watertoets;
  6. aantoonbaar wordt gemaakt dat de aanwezige flora en fauna niet wordt aangetast;
  7. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. de belangen van derden;
    2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    3. de verkeersveiligheid;
    4. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
34.4 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 4 (De Nort)
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming(en) ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied 4' wijzigen in de bestemming 'Verkeer', met dien verstande dat:
  1. er wordt voldaan aan de wettelijke normen voor wat betreft geluid, externe veiligheid en luchtkwaliteit;
  2. bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd;
  3. de ontwikkeling past in de omgeving en de parkeerbalans niet onevenredig wordt aangetast;
  4. overleg met het waterschap plaatsvindt in het kader van de watertoets;
  5. de aanwezige flora en fauna niet wordt aangetast;
  6. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. de belangen van derden;
    2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    3. de verkeersveiligheid;
    4. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
34.5 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 7 (Nijverheidsweg eo)
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming en de bebouwingsbepalingen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 7' wijzigen in de bestemming(en) 'Wonen', 'Tuin', 'Groen' en 'Verkeer met dien verstande dat:
  1. binnen het wijzigingsgebied maximaal 95 woningen zijn toegestaan waarvan maximaal 30 gestapeld;
  2. het wijzigingsplan stedenbouwkundig inpasbaar is;
  3. binnen een zone van 10 meter achter de percelen aan de Stationsweg West zijn geen woningen toegestaan;
  4. in afwijking van het bepaalde onder c mogen woningen wel binnen de bestaande bebouwing worden gerealiseerd;
  5. de maximale bouwhoogte van woningen mag 10 meter bedragen;
  6. in afwijking van het bepaalde onder e mag de maximale bouwhoogte van gestapelde woningen niet meer bedragen dan 7,5 meter in de zone zoals opgenomen in de bijlage bij deze regels; 
  7. uit onderzoek blijkt dat de bodem geschikt is voor het betreffende gebruik;
  8. indien voor de wijziging van de bestemming noodzakelijk, uit onderzoek blijkt dat voldaan wordt aan de wettelijke normen voor wat betreft geluid, externe veiligheid en luchtkwaliteit;
  9. de ontwikkelingen passen in de omgeving en de parkeerbalans niet onevenredig wordt aangetast;
  10. overleg met het waterschap plaatsvindt in het kader van de watertoets;
  11. aantoonbaar wordt gemaakt dat de aanwezige flora en fauna niet wordt aangetast;
  12. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. de belangen van derden;
    2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    3. de verkeersveiligheid;
    4. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  13. na wijziging zijn de bepalingen uit de bestemming(en) 'Wonen', 'Tuin', 'Groen'', 'Bedrijf - 1 respectievelijk 'Verkeer' onverkort van toepassing.
34.6 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 8 (Koningin Julianaplein)
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming(en) ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 8' wijzigen in de bestemming(en) 'Wonen', 'Tuin', 'Verkeer' en 'Maatschappelijk', ten behoeve van de bouw van een gebouw voor appartementen en/of maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat:
  1. de maximum bouwhoogte 10,0 m bedraagt;
  2. het bebouwd oppervlak na wijziging niet meer dan 1.200 m2
  3. uit onderzoek blijkt dat de bodem geschikt is voor het betreffende gebruik;
  4. indien voor de wijziging van de bestemming noodzakelijk, uit onderzoek blijkt dat voldaan wordt aan de wettelijke normen voor wat betreft geluid, externe veiligheid en luchtkwaliteit;
  5. de ontwikkelingen passen in de omgeving waarbij de volgens de normen noodzakelijke aantal parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd dienen te worden;
  6. overleg met het waterschap plaatsvindt in het kader van de watertoets;
  7. aantoonbaar wordt gemaakt dat de aanwezige flora en fauna niet wordt aangetast;
  8. in het wijzigingsplan nader wordt onderbouwd hoe met de privacy van het naastgelegen buurperceel is omgegaan en welke voorzieningen hierin getroffen zijn; 
  9. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. de belangen van derden;
    2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    3. de verkeersveiligheid;
    4. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  10. het groene karakter van het bestaande parkeerterrein te versterken door het vernieuwen van de groene inrichting.
34.7 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 9 (Geeresteinselaan 39)
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming(en) ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 9' wijzigen in de bestemming(en) 'Wonen', 'Tuin', 'Verkeer' en 'Water', ten behoeve van de bouw van een appartementengebouw, met dien verstande dat:
  1. de maximum bouwhoogte 10,0 m bedraagt;
  2. het maximum aantal wooneenheden 40 bedraagt;
  3. uit onderzoek blijkt dat de bodem geschikt is voor het betreffende gebruik;
  4. indien voor de wijziging van de bestemming noodzakelijk, uit onderzoek blijkt dat voldaan wordt aan de wettelijke normen voor wat betreft geluid, externe veiligheid en luchtkwaliteit;
  5. de ontwikkelingen passen in de omgeving en de parkeerbalans niet onevenredig wordt aangetast;
  6. overleg met het waterschap plaatsvindt in het kader van de watertoets;
  7. aantoonbaar wordt gemaakt dat de aanwezige flora en fauna niet wordt aangetast;
  8. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. de belangen van derden;
    2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    3. de verkeersveiligheid;
    4. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
34.8 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 13 (De Camp 15)
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming(en) ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 13' wijzigen in de bestemming(en) 'Sport' dan wel binnen de bestemming 'Sport' de grenzen van bouwvlakken verruimen, ten behoeve van een extra sporthal, met dien verstande dat:
  1. uit een verkeerskundig onderzoek blijkt dat de extra parkeerdruk op het bestaande parkeerterrein kan worden opgevangen;
  2. uit akoestisch onderzoek blijkt dat de extra verkeersbewegingen niet leidt tot een onevenredige toename van de gevelbelasting van omliggende gevoelige objecten; 
  3. uit onderzoek blijkt dat de bodem geschikt is voor het betreffende gebruik;
  4. overleg met het waterschap plaatsvindt in het kader van de watertoets;
  5. aantoonbaar wordt gemaakt dat de aanwezige flora en fauna niet wordt aangetast;
  6. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. de belangen van derden;
    2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    3. de verkeersveiligheid;
    4. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
34.9 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 14 (Koningin Wilhelminastraat 7)
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming(en) ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 14' wijzigen in de bestemming(en) 'Wonen' en 'Tuin', ten behoeve van de bouw van maximaal 1 extra grondgebonden woning met dien verstande dat:
  1. de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan respectievelijk 6 en 9 meter;
  2. uit onderzoek blijkt dat de bodem geschikt is voor het betreffende gebruik;
  3. indien voor de wijziging van de bestemming noodzakelijk, uit onderzoek blijkt dat voldaan wordt aan de wettelijke normen voor wat betreft geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit en (agrarische) geurhinder;
  4. de ontwikkeling de uitoefening van bestaande bedrijven en hun bedrijfsvoering niet onevenredig belemmert;
  5. de ontwikkelingen passen in de omgeving en de parkeerbalans niet onevenredig wordt aangetast;
  6. overleg met het waterschap plaatsvindt in het kader van de watertoets;
  7. aantoonbaar wordt gemaakt dat de aanwezige flora en fauna niet wordt aangetast;
  8. na wijziging er niet meer de 2 woningen aanwezig zijn;
  9. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. de belangen van derden;
    2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    3. de verkeersveiligheid;
    4. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
34.10 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 15 (Laagerfseweg 7)
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming(en) ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 15' wijzigen in de bestemming(en) 'Wonen' en 'Tuin', ten behoeve van het toevoegen van maximaal 2 grondgebonden woningen naast de bestaande woning met dien verstande dat:
  1. de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan respectievelijk 4 en 7 meter;
  2. uit onderzoek blijkt dat de bodem geschikt is voor het betreffende gebruik;
  3. indien voor de wijziging van de bestemming noodzakelijk, uit onderzoek blijkt dat voldaan wordt aan de wettelijke normen voor wat betreft geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit en (agrarische) geurhinder;
  4. de ontwikkeling de uitoefening van bestaande bedrijven en hun bedrijfsvoering niet onevenredig belemmert;
  5. de ontwikkelingen passen in de omgeving en de parkeerbalans niet onevenredig wordt aangetast;
  6. overleg met het waterschap plaatsvindt in het kader van de watertoets;
  7. aantoonbaar wordt gemaakt dat de aanwezige flora en fauna niet wordt aangetast;
  8. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. de belangen van derden;
    2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    3. de verkeersveiligheid;
    4. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
34.11 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 16 (Maarsbergseweg 17 en 17A)
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming(en) ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 16' wijzigen in de bestemming(en) 'Wonen' en 'Tuin', ten behoeve van maximaal 10 zorgwoningen en/of seniorenwoningen, met dien verstande dat:
  1. de (zorg-)woningen worden ingepast in bestaande bebouwing waarbij bijbehorende bouwwerken vervangen dan wel aangepast mogen worden;
  2. de afstand van gebouwen waarin zorgwoningen worden gerealiseerd mag tot de erfgrens niet minder dan 3 meter bedragen; 
  3. het wijzigingsplan stedenbouwkundig inpasbaar is;
  4. het aantal vierkante meters aan bebouwing niet wordt vergroot; 
  5. uit onderzoek blijkt dat de bodem geschikt is voor het betreffende gebruik;
  6. indien voor de wijziging van de bestemming noodzakelijk, uit onderzoek blijkt dat voldaan wordt aan de wettelijke normen voor wat betreft geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit en (agrarische) geurhinder;
  7. de ontwikkeling de uitoefening van bestaande bedrijven en hun bedrijfsvoering niet onevenredig belemmert;
  8. de ontwikkelingen passen in de omgeving en de parkeerbalans niet onevenredig wordt aangetast;
  9. overleg met het waterschap plaatsvindt in het kader van de watertoets;
  10. aantoonbaar wordt gemaakt dat de aanwezige flora en fauna niet wordt aangetast;
  11. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. de belangen van derden;
    2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    3. de verkeersveiligheid;
    4. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
34.12 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 17 (De Grote Kerk / Schoutstraat 20)
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming(en) ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 17' het bouwvlak wijzigen met dien verstande dat:
  1. het bouwvlak met niet meer dan 500 m2 wordt vergroot;
  2. er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van monumentale waarden; 
  3. de ontwikkelingen passen in de omgeving en de parkeerbalans niet onevenredig wordt aangetast;
  4. overleg met het waterschap plaatsvindt in het kader van de watertoets;
  5. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. de belangen van derden;
    2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    3. de verkeersveiligheid;
    4. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
34.13 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 18 (Parklaan 10)
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming(en) ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 18' wijzigen in de bestemming(en) 'Wonen' en 'Tuin', ten behoeve van de sloop en nieuwbouw van maximaal 2 grondgebonden woningen, met dien verstande dat:
  1. het wijzigingsplan stedenbouwkundig inpasbaar is;
  2. de voorgevel van de hoofdgebouwen in dezelfde lijn als de woning Parklaan 12 wordt gesitueerd;
  3. indien voor de wijziging van de bestemming noodzakelijk, uit onderzoek blijkt dat voldaan wordt aan de wettelijke normen voor wat betreft geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit en (agrarische) geurhinder;
  4. de ontwikkeling de uitoefening van bestaande bedrijven en hun bedrijfsvoering niet onevenredig belemmert;
  5. de ontwikkelingen passen in de omgeving en de parkeerbalans niet onevenredig wordt aangetast;
  6. overleg met het waterschap plaatsvindt in het kader van de watertoets;
  7. aantoonbaar wordt gemaakt dat de aanwezige flora en fauna niet wordt aangetast;
  8. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. de belangen van derden;
    2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    3. de verkeersveiligheid;
    4. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
34.14 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 19 (Koningin Wilhelminastraat 4)
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming(en) ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 19' wijzigen in de bestemming(en) 'Wonen' en 'Tuin',te behoeve van de realisatie van  appartementen binnen het besteaande gebouw met dien verstande dat:
  1. het wijzigingsplan stedenbouwkundig inpasbaar is in de directe omgeving;
  2. uit onderzoek blijkt dat de bodem geschikt is voor het betreffende gebruik;
  3. indien voor de wijziging van de bestemming noodzakelijk, uit onderzoek blijkt dat voldaan wordt aan de wettelijke normen voor wat betreft geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit en (agrarische) geurhinder;
  4. de ontwikkeling de uitoefening van bestaande bedrijven en hun bedrijfsvoering niet onevenredig belemmert;
  5. de ontwikkelingen passen in de omgeving en de parkeerbalans niet onevenredig wordt aangetast;
  6. overleg met het waterschap plaatsvindt in het kader van de watertoets;
  7. aantoonbaar wordt gemaakt dat de aanwezige flora en fauna niet wordt aangetast;
  8. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. de belangen van derden;
    2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    3. de verkeersveiligheid;
    4. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
34.15 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 20 (Stationsweg Oost naast 188)
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming(en) ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 20' wijzigen in de bestemming(en) 'Wonen' en 'Tuin', ten behoeve van de bouw van maximaal 1 grondgebonden woning met dien verstande dat:
  1. de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan respectievelijk 6 en 9 meter;
  2. uit onderzoek blijkt dat de bodem geschikt is voor het betreffende gebruik;
  3. indien voor de wijziging van de bestemming noodzakelijk, uit onderzoek blijkt dat voldaan wordt aan de wettelijke normen voor wat betreft geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit en (agrarische) geurhinder;
  4. de ontwikkeling de uitoefening van bestaande bedrijven en hun bedrijfsvoering niet onevenredig belemmert;
  5. de ontwikkelingen passen in de omgeving en de parkeerbalans niet onevenredig wordt aangetast;
  6. overleg met het waterschap plaatsvindt in het kader van de watertoets;
  7. aantoonbaar wordt gemaakt dat de aanwezige flora en fauna niet wordt aangetast;
  8. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. de belangen van derden;
    2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    3. de verkeersveiligheid;
    4. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
34.16 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 24 (Stationsweg - Landaasweg)
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming(en) ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied 24' wijzigen in de bestemming 'Verkeer', met dien verstande dat:
  1. er wordt voldaan aan de wettelijke normen voor wat betreft geluid, externe veiligheid en luchtkwaliteit;
  2. bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd;
  3. de ontwikkeling past in de omgeving en de parkeerbalans niet onevenredig wordt aangetast;
  4. overleg met het waterschap plaatsvindt in het kader van de watertoets;
  5. de aanwezige flora en fauna niet wordt aangetast;
  6. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. de belangen van derden;
    2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    3. de verkeersveiligheid;
    4. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
34.17 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 25 (Stationsweg oost 184a)
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming(en) ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 25' wijzigen in de bestemming(en) 'Wonen' en 'Tuin', ten behoeve van de bouw van maximaal één grondgebonden woning in maximaal 2 bouwlagen met kap met dien verstande dat:
  1. uit onderzoek blijkt dat de bodem geschikt is voor het betreffende gebruik;
  2. indien voor de wijziging van de bestemming noodzakelijk, uit onderzoek blijkt dat voldaan wordt aan de wettelijke normen voor wat betreft geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit en (agrarische) geurhinder;
  3. de ontwikkeling de uitoefening van bestaande bedrijven en hun bedrijfsvoering niet onevenredig belemmert;
  4. de ontwikkelingen passen in de omgeving en de parkeerbalans niet onevenredig wordt aangetast;
  5. overleg met het waterschap plaatsvindt in het kader van de watertoets;
  6. aantoonbaar wordt gemaakt dat de aanwezige flora en fauna niet wordt aangetast;
  7. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. de belangen van derden;
    2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    3. de verkeersveiligheid;
    4. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
34.18 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 26 (Stationsweg oost 201 en 203)
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming(en) ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 26' wijzigen in de bestemming(en) 'Kantoor' met dien verstande dat:
  1. de bestaande woning gebruikt kan worden ten behoeve van het naastgelegen bedrijf;
  2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. de belangen van derden;
    2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    3. de verkeersveiligheid;
    4. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 35 Overige regels
35.1 Parkeren
Tenzij in hoofdstuk 2 expliciet is voorzien in een andere regel ten aanzien van de aanwezigheid van voldoende parkeergelegenheid, gelden de volgende regelingen:
 
35.1.1 Aantal autoparkeerplaatsen op eigen terrein
Bij het bouwen van gebouwen of het veranderen van gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren als het eventueel laden en lossen op eigen terrein te kunnen afwikkelen. Op eigen terrein dient voorzien te zijn in voldoende parkeeraccommodatie, inclusief parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers, conform de parkeernormen uit CROW-publicatie 317 (Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie) of de opvolger(s) daarvan. In afwijking van het voorgaande kan parkeren in het openbaar gebied worden opgelost indien dit aantoonbaar middels een parkeerdrukmeting geen onevenredige gevolgen voor de parkeerdruk tot gevolg heeft of indien er aantoonbaar sprake is van een vermindering van het benodigd aantal parkeerplaatsen ten opzichte van het bestaande gebruik.
 
Afmetingen
De bedoelde ruimte voor het parkeren van auto’s moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten voldoen aan de volgende bepalingen:
  • haaks parkeren: ten minste 2,5 x 5,0 m;
  • langsparkeren: ten minste 2,0 x 6,0 m;
  • een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst: ten minste 3,5 m x 5,0 m.
35.1.2 Aantal fietsparkeerplaatsen op eigen terrein
  1. onverminderd het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 28 moet bij de oprichting van een nieuw bouwwerk, de vergroting van een bestaand bouwwerk en/of de verandering in functie op het bijbehorende bouwperceel, worden voorzien in fietsparkeerplaatsen in stallingsruimte voor fietsen volgens de kencijfers uit publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (of de opvolger van deze publicatie) van het CROW voor de volgende functies: kantoren, scholen, winkelen, horeca, gezondheidszorg en maatschappelijke voorzieningen, sport, cultuur en ontspanning en woningen;
  2. er mag beargumenteerd worden afgeweken van deze kencijfers binnen de aangegeven bandbreedte uit de publicatie genoemd in lid a;
  3. bij de berekening van het aantal fietsparkeerplaatsen volgens lid a, worden de ten tijde van het rechtskracht krijgen van dit plan voor fietsparkeerplaatsen in stallingsruimte voor fietsen in gebruik zijnde, of voor fietsparkeerplaatsen in stallingsruimte voor fietsen geplande gronden, buiten beschouwing gelaten;
  4. voor zover er door het oprichten van nieuwe bouwwerken of het vergroten van bestaande bouwwerken, fietsparkeerplaatsen in stallingsruimte voor fietsen verloren gaan, dienen deze in gelijke omvang te worden gecompenseerd;
  5. indien bij de eindberekening het aantal fietsparkeerplaatsen in stallingsruimte voor fietsen uitkomt op een halve of meer, dan vindt de afronding naar boven plaats. Minder dan een halve wordt naar beneden afgerond;
  6. voor niet onder lid a genoemde functies gelden geen normen voor fietsparkeerplaatsen in stallingsruimte voor fietsen;
  7. het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid a indien:
    1. het gebruik niet wijzigt;
    2. is aangetoond dat als gevolg van de uitbreiding de parkeerbehoefte niet toeneemt.
  8. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid a indien op het bouwperceel redelijkerwijs geen gronden (meer) beschikbaar kunnen worden gehouden ten behoeve van een fietsparkeerplaatsen in stallingsruimte voor fietsen en in voldoende mate binnen redelijke afstand van het bouwperceel in fietsparkeerplaatsen in stallingsruimte voor fietsen is of kan worden voorzien;
  9. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid a, indien op het bouwperceel in de bestaande situatie meer of een gelijk aantal fietsparkeerplaatsen in stallingsruimte voor fietsen aanwezig is, dan ingevolge lid a voor de in zijn geheel gerealiseerde bebouwing en/of wijziging van het gebruik is vereist;
  10. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid a, indien uitbreiding van de bebouwing niet leidt tot een grotere behoefte aan fietsparkeerplaatsen.
35.1.3 Afwijken van het benodigd aantal parkeerplaatsen
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde onder artikel 35 lid 1.1 en artikel 35 lid 1.2 indien anderszins in voldoende parkeergelegenheid is voorzien.
 
35.2 Monumenten
  1. De op de verbeelding ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' en specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' aanwezige monumenten mogen niet worden herbouwd en/of verbouwd;
  2. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde onder a ten behoeve van de herbouw en/of verbouw van de op de verbeelding aangeduide monumenten, mits:
    1. geen wezenlijke verandering wordt aangebracht aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit;
    2. verplicht advies wordt ingewonnen van de plaatselijke commissie welstand, monumenten en architectuur.
  3. Een verbouwing, waarbij de genoemde waarden worden aangetast is slechts toelaatbaar in gevallen waarin, indien niet zou worden verbouwd, de gebruiksmogelijkheden van de gronden en/of bouwwerken onevenredig zouden worden beperkt.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 36 Overgangsrecht
36.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan als ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Eenmalig kan ontheffing worden verleend van lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid a met maximaal 10 %.
  3. Lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
36.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met het plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 37 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Bebouwde Kom Woudenberg'