Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Vissersweg 42-44 te Elst (Ut.)
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0340.Vissersweg42en44-VA01

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan
Het bestemmingsplan Vissersweg 42-44 te Elst (Ut.) met identificatienummer NL.IMRO.0340.Vissersweg42en44-VA01 van de Gemeente Rhenen;
 
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
 
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.5 achtererfgebied
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1,0 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
 
1.6 achtergevel
gevel aan de achterkant van een gebouw;
 
1.7 agrarische bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
 
1.8 ambachtelijke bedrijvigheid:
een bedrijf omvattende de vervaardiging en/of bewerking van goederen, uitgezonderd massaproductie, dan wel de verrichting van aanleg- en/of onderhoudswerkzaamheden met de daarbij behorende, dienstbare en ondergeschikte verkoopruimten, zoals bijvoorbeeld een schoenherstellersbedrijf en een kleermakerij, dan wel bijvoorbeeld een glazenwassersbedrijf of opslag ten behoeve van ambulante handel;
 
1.9 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
1.10 bebouwingspercentage
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de oppervlakte van het deel van een bestemmings- of bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en bijbehorende bouwwerken;
 
1.11 bed and breakfast
een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, waarbij de bed and breakfast ondergeschikt is aan de hoofdfunctie;
 
1.12 bedrijf
het bedrijfsmatig vervaardigen, repareren of opslaan van goederen, dan wel het verrichten van diensten;
 
1.13 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;
 
1.14 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf, een dienstverlenende instelling en detailhandelsbedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
 
1.15 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
 
1.16 bedrijf aan huis
het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende bedrijfsactiviteiten een ruimtelijke uitstraling hebben die in overeenstemming is met de woonfunctie;
 
1.17 beroep aan huis
de uitoefening van een beroep aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, alsmede een beroep op het terrein van persoonlijke verzorging, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt;
 
1.18 bestaand
  1. ten aanzien van bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  2. ten aanzien van gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.19 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.20 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.21 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde bouwperceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
 
1.22 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
 
1.23 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
 
1.24 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.25 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
 
1.26 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
1.27 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.28 bouwwerk, geen gebouw zijnde
bouwwerk, geen gebouw en overkapping zijnde;
 
1.29 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en aan de verkoop verbonden reparatie;
 
1.30 erfbeplanting
opgaande beplanting ten behoeve van de landschappelijke inpassing van bedrijven met een schaal en een type vegetatie die eigen zijn aan het gebied waarin zij is gelegen;
 
1.31 extensief recreatief medegebruik
vorm van recreatief gebruik ondergeschikt aan de bestemming, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals fiets-, voet-, en ruiterpaden, picknickplaatsen, parkeerplaatsen, speelweiden, watersport en naar aard, omvang en schaal daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
 
1.32 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.33 grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf dat overwegend afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende gronden als agrarisch productiemiddel;
 
1.34 hoofdgebouw
een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een bouwperceel en, indien meer gebouwen op het bouwperceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
 
1.35 huishouden
de leefvorm of samenlevingsvorm van een alleenstaande of een gezin, waaronder mede wordt begrepen:
  1. een woongroep van mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking;
  2. de gezamenlijke huisvesting van een groep van maximaal vier personen die gebruik maken van de gemeenschappelijke voorzieningen in de woning;
1.36 inwoning
twee of meer huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of meer voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn;
 
1.37 lage teeltondersteunende voorzieningen met een tijdelijk karakter;
teeltondersteunende voorzieningen voor plantaardige teelten, ter bescherming van zaaisels en planten tegen onkruid en wildschade en tegen weersinvloeden, zolang de teelt dat vereist. Hieronder worden tenminste verstaan: insectengaas, afdekfolies, vlakveldfolies en lage tunnels, bestaande uit halfronde bogen waarover plastic of gaasdoek wordt gespannen tot maximaal 1,5 m hoogte;
 
1.38 nevenactiviteit
activiteit die uitsluitend uitgeoefend kan worden naast de feitelijk aanwezige hoofdfunctie, en die wat betreft vloeroppervlak en inkomensvorming ondergeschikt is aan die hoofdfunctie;
 
1.39 nutsvoorziening
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen en zendmasten;
 
1.40 ondergeschikte detailhandel:
op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit tot de bestemming behorende bedrijven, waarbij de detailhandelsfunctie in ruimtelijk, functioneel en bedrijfseconomisch opzicht ondergeschikt is aan de bedrijfsfunctie en waarbij de goederen functioneel rechtstreeks verband houden met de bedrijfsactiviteiten;
 
1.41 opslag
het opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen, niet zijnde puin, afvalstoffen en aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, vaar-, vlieg-, en voertuigen, dan wel onderdelen daarvan;
 
1.42 overkapping
een bijbehorend bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en met maximaal één wand is omgeven;
 
1.43 peil
  1. voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte maaiveld ter hoogte van het hoofdgebouw en waar geen sprake is van een hoofdgebouw de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte maaiveld ter hoogte van het bouwwerk;
1.44 tunnelkassen
een kas ten behoeve van wisselteelt, met een bouwhoogte van maximaal 2,5 m, die dient ter ondersteuning van de groente-, fruit-, bloemen-, planten- en/of bollenteelt;
 
1.45 volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf
een grondgebonden agrarisch bedrijf waaruit een zelfstandig en reëel inkomen voorkomt voor minimaal één huishouden;
 
1.46 voorgevel
de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt of de gevel die is voorzien van de aanduiding 'gevellijn';
 
1.47 waarden
de aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuurhistorie, archeologie, geografie, aardkunde, natuur en/of ecologie;
 
1.48 woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
 
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
2.5 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.6 ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, overstekende daken en reclame-uitingen aan de gevel buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,0 m.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
  1. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  2. inwoning;
  3. extensief recreatief medegebruik;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. behoud en/of herstel van oever- en slootvegetaties;
  6. groenvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. erfbeplanting;
  2. wegen en paden;
  3. erven en terreinen;
  4. bouwwerken.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. silo's zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, waarbij de maximale bouwhoogte voor mestsilo's 7,0 m en voor voedersilo's 15,0 m bedraagt;
  2. kuilvoerplaten, mestzakken en foliebassins zijn zowel binnen het bouwvlak als buiten het bouwvlak toegestaan met dien verstande dat:
    1. indien kuilvoerplaten, mestzakken en foliebassins buiten het bouwvlak worden gebouwd de maximale afstand tot de bouwgrens niet meer dan 25,0 m mag bedragen;
    2. de gezamenlijke oppervlakte aan kuilvoerplaten, mestzakken en foliebassins buiten het bouwvlak niet meer dan 500 m² mag bedragen;
    3. de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m mag bedragen.
  3. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
  4. de bouwhoogte en de oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen buiten het bouwvlak niet meer bedragen dan respectievelijk 3,0 m en 4,0 m².
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
  1. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden;
  2. de verkeersveiligheid;
  3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
  1. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2 onder a ten behoeve van de bouw van schuilgelegenheden buiten het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. per volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf zijn maximaal 2 schuilgelegenheden toegestaan;
    2. een schuilgelegenheid is uitsluitend toegestaan indien dit in het kader van een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
    3. een schuilgelegenheid wordt gebouwd op meer dan 250 m afstand van de bij het agrarisch bedrijf behorende agrarische bedrijfsgebouwen, dan wel op agrarische gronden indien deze door een belangrijke barrière zijn gescheiden;
    4. voorzien wordt in een goede landschappelijke inpassing, afgestemd op de kenmerken van de omgeving;
    5. de gezamenlijke oppervlakte aan schuilgelegenheden mag niet meer dan 50 m² bedragen;
    6. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3,0 m en 4,0 m.
  2. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2 onder a ten behoeve van de bouw van lage teeltondersteunende voorzieningen met een tijdelijk karakter buiten het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. het dient te gaan om een bestaand tuinbouwbedrijf of bestaande kwekerij;
    2. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1.000 m²;
    3. de betreffende gronden niet zijn gelegen op een afstand van meer dan 50 meter uit de rand van het bouwvlak van het betreffende bedrijf;
    4. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
    5. omliggende waarden door de overschrijding niet onevenredig mogen worden aangetast;
    6. omliggende functies door de overschrijding niet onevenredig mogen worden belemmerd;
    7. voorzien wordt in een goede landschappelijke inpassing, afgestemd op de kenmerken van de omgeving.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Boomgaarden
Onder de uitoefening van het grondgebonden agrarisch bedrijf wordt niet verstaan het binnen een afstand van 50 m tot (bedrijfs)woningen, sport- en recreatievoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen aanbrengen van boomgaarden, behoudens vervanging van bestaande boomgaarden.
 
3.5.2 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik met deze bestemming en aanduidingen wordt ieder geval begrepen:
  1. het gebruik van de gronden ten behoeve van een manegebedrijf;
  2. het gebruik van de gronden gelegen buiten het bouwvlak voor het plaatsen en geplaatst houden van tunnelkassen, uitgezonderd voor zover bestaand;
  3. het gebruik van de gronden gelegen buiten het bouwvlak ten behoeve van opslag, uitgezonderd voor zover toegestaan.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Boomgaarden
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 lid 5.1 voor het aanbrengen van boomgaarden binnen een afstand van 50 m tot (bedrijfs)woningen, sport- en recreatievoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen, indien geen chemische bestrijdingsmiddelen worden gebruikt dan wel er zodanige voorzieningen worden getroffen dat zich geen chemische bestrijdingsmiddelen buiten de boomgaard c.q. het betreffende bouwperceel kunnen verspreiden.
 
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen en greppels alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
  2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakte verhardingen groter dan 100 m², uitgezonderd ten aanzien van agrarische bouwvlakken.
3.7.2 Beoordelingscriteria
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van het werk of de werkzaamheid dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen. Onder waarden en functies worden in ieder geval verstaan de cultuurhistorische, natuurlijke en landschapswaarden in het betrokken gebied.
 
3.7.3 Uitzonderingen vergunningplicht
Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 1 is vereist voor:
  1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden ter verwezenlijking van de in dit plan aan de gronden toegekende bestemmingen, waaronder tevens de aanleg van wegen en paden is begrepen;
  2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  3. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden welke worden uitgevoerd binnen een bouwvlak;
  4. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten;
  5. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, behorende bij de aanleg van zwembaden, indien en voor zover daarvoor een omgevingsvergunning is verleend;
  6. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijven zoals genoemd in categorie 1 van de 'Staat van bedrijfsactiviteiten', opgenomen in bijlage 1 van deze regels;
  2. ambachtelijke bedrijvigheid;
  3. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan;
  4. groenvoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. wegen en paden;
  2. erven en (parkeer)terreinen;
  3. bouwwerken.
4.2 Bouwregels
  1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    2. het bouwvlak mag voor 100 % worden bebouwd;
    3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag één bedrijfswoning worden gebouwd;
    4. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', 'maximum bouwhoogte (m)';
    5. bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning zijn toegestaan, met dien verstande dat:
      • bijbehorende bouwwerken worden gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning;
      • de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 3,3 m en 4,5 m.
  2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,0 m voor (het verlengde van) de voorgevel en 2,0 m daarachter;
  2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8,0 m;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,0 m.
  1. Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:
    1. overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,3 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:
  1. groothandel;
  2. detailhandel, uitgezonderd ondergeschikte detailhandel;
  3. het gebruik ten behoeve een bedrijf ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijf uitgesloten'.
4.3.2 Bedrijfsmatige opslag
Uitsluitend opslag ten behoeve van bedrijven zoals aangegeven in artikel 4 lid 1 is toegestaan. Opslag van puin, afvalstoffen en aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, vaar-, vlieg-, en voertuigen, dan wel onderdelen daarvan, valt niet onder toegestaan gebruik.
  
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4 lid 1 sub a ten behoeve het vestigen van bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in categorie 2 van de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' in bijlage 1 van deze regels, die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in categorie 1 van de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' in bijlage 1 van deze regels.
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. beroep- en bedrijf aan huis;
  3. bed and breakfast;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. tuinen en erven;
  2. wegen en paden;
  3. bouwwerken. 
5.2 Bouwregels
5.2.1 Woningen
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:
  1. woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. tussen twee niet aaneengebouwde woningen mag de afstand van elk van de woningen, uitgezonderd aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot de onderlinge zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 2,5 m bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. woningen worden afgedekt met een kap waarvan de dakhelling niet minder dan 20 graden mag bedragen;
    2. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'.
5.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij woningen gelden de volgende regels:
  1. bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak en het achtererfgebied;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' is het niet toegestaan bijbehorende bouwwerken op te richten;
  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,3 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' een andere goothoogte is aangegeven;
  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' een andere bouwhoogte is aangegeven;
  5. het bebouwingspercentage van het achtererfgebied mag maximaal 25 % van de bij de woning behorende kadastrale percelen bedragen, met dien verstande dat het maximale oppervlak aan bijbehorende bouwwerken niet meer dan 150 m² mag bedragen;
  6. in afwijking van het bepaalde onder a zijn bijbehorende bouwwerken toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', met dien verstande dat:
    1. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer dan 3,0 m mag bedragen;
    2. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer dan 3,0 m mag bedragen dan wel de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw;
    3. bijbehorende bouwwerken plat worden afgedekt.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,0 m voor (het verlengde van) de voorgevel en 2,0 m daarachter;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' mag de bouwhoogte van een geluidscherm niet meer bedragen dan 3,0 m;
  3. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8,0 m;
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,0 m.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid,
nadere eisen stellen aan:
  1. de plaats van gebouwen in die zin dat bijbehorende bouwwerken 3,0 m achter de voorgevel van de woning moeten worden gebouwd;
  2. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m.
5.4 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5 lid 2.2 sub f voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk met een hogere bouwhoogte tot maximaal 4,5 m onder de voorwaarde dat het bouwwerk wordt gebouwd met een kap.
 
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Beroep- en bedrijf aan huis
Voor de uitoefening van het beroep- en bedrijf aan huis zijn de volgende regels van toepassing:
  1. de omvang van de uitoefening van het beroep- en bedrijf aan huis mag niet meer bedragen dan 25 m²;
  2. in afwijking van het bepaalde in sub a mag de omvang van de uitoefening van het beroep- en bedrijf aan huis niet meer bedragen dan 50 % van het grondoppervlak van de woning en de bijbehorende bouwwerken, mits op eigen terrein in extra parkeerplaatsen wordt voorzien zoals is weergegeven in de navolgende tabel:
Omvang van de uitoefening van het beroep- en bedrijf aan huis (m²)Aantal extra te realiseren parkeerplaatsen
26 - 50 1
51 - 1002
101 - 1503
151 - 2004
201 of meer5
  1. bedrijfsactiviteiten uit categorie 1 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten zijn ook toegestaan;
  2. detailhandel en buitenopslag zijn niet toegestaan;
  3. het beroep- en bedrijf aan huis wordt in ieder geval uitgeoefend door de bewoner.
5.5.2 Bed and breakfast
Voor het uitoefenen van een bed and breakfast mogen maximaal vijf kamers per bouwperceel worden gebruikt met een maximum van tien slaapplaatsen, met dien verstande dat:
  1. het gebruik niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
  2. de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt;
  3. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt voorzien;
  4. de bedrijfsvoering van de bed and breakfast uitsluitend door de bewoner(s) wordt uitgeoefend;
  5. aanverwante voorzieningen zoals een speeltuin -met uitzondering van kleinschalige speelvoorzieningen-, stallingsruimte en detailhandel bij de bed & breakfast zijn niet toegestaan.
5.5.3 Zwembaden
Bij de woningen zijn zwembaden toegestaan, met dien verstande, dat:
  1. per woning maximaal één zwembad is toegestaan;
  2. een zwembad uitsluitend achter (het verlengde van) de achtergevel van de woning is toegestaan;
  3. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3,0 m bedraagt;
  4. de oppervlakte van een zwembad ten hoogste 50 m² bedraagt;
  5. een zwembad niet meer dan 0,2 m boven het maaiveld mag uitsteken.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Inwoning
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5 lid 1 ten behoeve van inwoning.
 
5.6.2 Bedrijfsactiviteiten categorie 2 bij beroep- en bedrijf aan huis
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5 lid 5.1 ten behoeve van het vestigen van bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten van bijlage 1 die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in categorie 1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten genoemd in bijlage 1.
Artikel 6 Waarde - Archeologie
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn naast voor de overige aangewezen bestemmingen mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de in de grond aanwezige of verwachte archeologische waarden.
6.2 Bouwregels
  1. Op de in artikel 6 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
  2. Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in artikel 6 lid 1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:
    1. of vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
    2. of een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 100 m²;
    3. of het bouwwerk zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,3 m en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
    4. of een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning of een vergunning met dezelfde strekking is verleend zoals bedoeld in artikel 6 lid 3 of waarbij onomstotelijk door foto's of anderszins wordt aangetoond dat er sprake is van geroerde grond, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid en geen diepere graafwerkzaamheden plaatsvinden.
6.3 Afwijken van de bouwregels
  1. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6 lid 2 sub a met in acht neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
  2. Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6 lid 3 sub a wordt verleend indien bij de aanvraag omgevingsvergunning een archeologisch rapport wordt overlegd waaruit naar het oordeel van burgemeester en wethouders blijkt dat:
    1. de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
    2. archeologische waarden door het uitvoeren van bouwactiviteiten niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud van die waarden;
    3. er geen archeologische waarden aanwezig zijn.
  3. Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6 lid 3 sub a kunnen burgemeester en wethouders in ieder geval de volgende regels verbinden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het laten doen van opgravingen door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
    3. de verplichting de uitvoering van de bouwwerkzaamheden die leiden tot bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  1. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. het ophogen en ontgraven (onder andere door saneren) van de bodem;
    2. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    4. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
    5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
    6. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
    7. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
    8. het aanleggen van bos of boomgaard;
    9. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    10. het scheuren van grasland;
    11. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
  2. De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, waarvoor het verbod onder a. geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een, door het bevoegde gezag aan te wijzen, archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:
    1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgravingen;
    3. begeleiding van de werkzaamheden door een daartoe bevoegde instantie.
  3. Het verbod, als bedoeld onder a, is niet van toepassing indien:
    1. de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden worden uitgevoerd op gronden waarbij de bodem tot maximaal 0,3 m onder maaiveld wordt geroerd;
    2. de werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden een oppervlakte hebben tot ten hoogste 100 m²;
    3. de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;
    4. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
    5. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
    6. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek en/of archeologische begeleiding is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
3 Algemene regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene bouwregels
8.1 Afwijkende maatvoering
Indien de bestaande bebouwing afwijkt van de in deze regels gegeven voorschriften ten aanzien van:
  1. situering;
  2. goot- en bouwhoogte;
  3. oppervlakte;
  4. inhoud;
  5. afstanden;
  6. afdekking van gebouwen,
zijn de bestaande maten, hellingen, situering, dan wel afstanden eveneens toegestaan.
 
8.2 Karakteristiek
Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zijn de gronden tevens aangewezen voor bescherming, instandhouding en herstel van de waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen.
8.3 Onderkeldering
Onderkeldering is uitsluitend toegestaan onder (bedrijfs)woningen, bijbehorende bouwwerken en bedrijfsgebouwen en in maximaal één laag waarvan de diepte niet meer dan 3,0 m mag bedragen, met dien verstande dat meerdere ondergrondse lagen zijn toegestaan indien en voor zover in de regels is bepaald.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
9.1 Strijdig gebruik
Onder een gebruik strijdig met het bestemmingsplan wordt in elk geval verstaan:
  1. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten behoeve van (zelfstandige) bewoning, uitgezonderd voor zover toegelaten binnen het plan;
  2. het in enigerlei vorm buiten de bedrijfsgebouwen opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen van welke soort dan ook, uitgezonderd voor zover toegelaten binnen het plan;
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van windturbines/windmolens en zendmasten/antennemasten, uitgezonderd voor zover toegelaten binnen het plan;
  4. het gebruik van de gronden voor paardenbakken en/of tennisbanen.
9.2 Uitzondering strijdig gebruik
Onder een gebruik, strijdig met het bestemmingsplan wordt niet verstaan het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van ambulante handel, weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten, manifestaties en horecaterrein, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift, vergunning, of ontheffing is verleend.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, worden afgeweken van:
  1. de in de bestemmingsregels gegeven maten en afmetingen tot niet meer dan 10 % van die maten en afmetingen;
  2. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen ten behoeve van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate worden overschreden, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft, dit tot een maximum van 1,0 m;
  4. de bestemmingsregels en toestaan dat paden, wegen, parkeerplaatsen en voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer worden aangelegd;
  5. de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, gebouwtjes ten behoeve van het bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    1. de oppervlakte per gebouwtje niet meer bedraagt dan 30 m²;
    2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4,0 m;
  6. het bepaalde ten aanzien van het tijdelijk gebruik van bijbehorende bouwwerken bij woningen en bedrijfswoningen, en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk wordt verbouwd en gebruikt ten behoeve van bewoning, met dien verstande dat:
    1. het bewoning betreft in het kader van mantelzorg;
    2. de oppervlakte voor mantelzorg van het bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 80 m²;
    3. van het vervallen van de noodzaak van mantelzorg dient door of vanwege de gebruiker van het hoofdgebouw waaraan of waarbij de mantelzorg is verleend, aan burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling te worden gedaan;
    4. indien de noodzaak van mantelzorg is vervallen gaat het bevoegd gezag over tot intrekking van de omgevingsvergunning;
  7. het bepaalde ten aanzien van de bestemmingsregels bij woningen en bedrijfswoningen, en toestaan dat een tijdelijke woonunit wordt geplaatst en gebruikt, met dien verstande dat:
    1. het bewoning betreft in het kader van mantelzorg;
    2. de oppervlakte van de tijdelijke woonunit niet meer mag bedragen dan 80 m²;
    3. de bouwhoogte van de tijdelijke woonunit niet meer mag bedragen dan 4,0 m;
    4. de afstand van de tijdelijke woonunit tot aangrenzende percelen dient minimaal 2,0 m te bedragen;
    5. de maximale afstand van de tijdelijke woonunit tot de (bedrijfs)woning bedraagt niet meer dan 15,0 m;
    6. van het vervallen van de noodzaak van mantelzorg dient door of vanwege de gebruiker van het hoofdgebouw waaraan of waarbij de mantelzorg is verleend, aan burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling te worden gedaan;
    7. indien de noodzaak van mantelzorg is vervallen gaat het bevoegd gezag over tot intrekking van de omgevingsvergunning.
  8. het bepaalde in artikel 9 lid 1 sub d en toestaan dat de gronden mogen worden gebruikt ten behoeve van paardenbakken en/of tennisbanen.
Bij de toepassing van de bevoegdheid tot omgevingsvergunningverlening dienen de wettelijke bepalingen inzake natuurregelgeving, water en archeologie, in acht te worden genomen.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
 
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder 1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %;
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Vissersweg 42-44 te Elst (Ut.)'