direct naar inhoud van Artikel 6 Wonen - 1
Plan: Rhenen, Vogelenzang
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0340.BPVogelenzang-Vs01

Artikel 6 Wonen - 1

6.1 bestemmingsomschrijving
6.1.1

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' gestapelde woningen mogen worden gebouwd;
  • b. straten en paden, parkeerdoeleinden, groenvoorzieningen en water;
  • c. een onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
  • d. aan huis verbonden beroepen;
  • e. wonen en groenvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-groen 1' en 'specifieke vorm van wonen-groen 2';

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen en erven en groen- en nutsvoorzieningen.

6.1.2

Tevens zijn de gronden bestemd voor maatschappelijke voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de eerste bouwlaag.

6.2 bouwregels
6.2.1

Binnen deze bestemming mogen maximaal 250 woningen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. dit aantal dient te worden verminderd met het aantal woningen binnen de bestemming 'Wonen - 2';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' uitsluitend vrijstaande of twee aaneengebouwde woningen mogen worden gerealiseerd;
6.2.2

Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

6.2.3

Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens:
    • 1. vrijstaande woningen minimaal 2 m;
    • 2. twee-aaneengesloten woningen minimaal 2 m aan één zijde;
  • b. goot- en bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
  • c. diepte van het hoofdgebouw:
    • 1. vrijstaande woningen maximaal 15 m;
    • 2. twee-aaneengesloten woningen maximaal 13 m;
    • 3. aaneengebouwde woningen maximaal 11 m.
6.2.4

Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' mogen op de eerste bouwlaag geen gebouwen worden gebouwd. De hoogte van de onderdoorgang moet minimaal 4,5 m hoog zijn.

6.2.5

Aan- en uitbouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 2 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat:
    • 1. uitbouwen in de vorm van erkers tot vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits:
      a. de horizontale diepte maximaal 1 m bedraagt;
      b. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2 m bedraagt;
      c. voor zover de erker wordt gebouwd tegen de voorgevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal de helft van de breedte van die gevel bedraagt;
      d. de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m.
    • 2. overkappingen in de vorm van carports tot minimaal op (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw toegestaan zijn;
  • b. gezamenlijke oppervlakte per hoofdgebouw maximaal 50 m2, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is;
  • c. goothoogte maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m;
  • d. bouwhoogte maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw - 2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m.
6.2.6

In afwijking van het bepaalde onder 6.2.5. zijn ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' geen aan- en uitbouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen toegestaan.

6.2.7

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde:

  • a. op bouwpercelen van woningen:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 1 m;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 2 m;
    • 3. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 2 m;
  • b. op straten en paden, parkeerdoeleinden en groenvoorzieningen:
    • 1. speelvoorzieningen 4 m;
    • 2. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 2 m.
6.2.8

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-groen 1' gelden in aanvulling op het voorgaande, de volgende bepaling;

  • a. er dienen ten minste 2 groenstructuren van ten minste 10 meter breed tussen de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' en de zuidelijke plangrens te worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. onder groenvoorzieningen worden verstaan: groenvoorzieningen, bermen en beplanting, parken en plantsoenen, paden, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
    • 2. uitsluitend bouwwerken geen gebouw zijnde toegestaan zijn, waarbij de bouwregeling zoals genoemd in artikel 6.2.7 onder b van toepassing is.
6.2.9

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-groen 2' gelden in aanvulling op het voorgaande, de volgende bepalingen:

  • a. er zijn ten hoogste 15 woningen toegestaan;
  • b. tenminste 20% van de oppervlakte van de aanduiding wordt gebruikt voor groenvoorziening met dien verstande dat:
    • 1. onder groenvoorzieningen worden verstaan: groenvoorzieningen, bermen en beplanting, parken en plantsoenen, paden, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
    • 2. uitsluitend bouwwerken geen gebouw zijnde toegestaan zijn, waarbij de bouwregeling zoals genoemd in artikel 6.2.7 onder b van toepassing is.
6.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen te stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van aan- en uitbouwen, bijbehorende bouwwerken, overkappingen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en het parkeren, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

6.4 afwijking van de bouwregels
6.4.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 6.2.3 onder a voor het verkleinen van de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens, tot een afstand van minimaal 1 m;
  • b. artikel 6.2.3 onder d voor het vergroten van de diepte van het hoofdgebouw;
  • c. artikel 6.2.5 onder a voor het verkleinen van de afstand van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel voor het bouwen van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • d. artikel 6.2.5 onder b voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen tot maximaal 60 m2, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 60% is.
6.4.2

Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;
  • c. schriftelijk advies is afgegeven door de stedenbouwkundig supervisor.
6.5 afwijking van de gebruiksregels
6.5.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.1 voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf, mits:

  • a. de oppervlakte maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt tot een maximum van 45 m2;
  • b. er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
  • c. het geen bedrijfsactiviteiten betreft die normaliter in een winkelcentrum of een winkelstraat worden uitgeoefend;
  • d. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • e. er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf.
6.5.2

Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.5.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.