direct naar inhoud van Regels
Plan: Woongebied Zuidpolder, 2e herziening
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0317.EBPZuidpolder2herz-Va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het bestemmingsplan 'Woongebied Zuidpolder, 2e herziening' met identificatienummer NL.IMRO.0317.EBPZuidpolder2herz-Va01 van de gemeente Eemnes.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 Bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.4 Bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.5 Aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 Aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 Aanbouw

Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat en daaraan functioneel ondergeschikt is.

1.8 Archeologisch onderzoek

Onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.9 Archeologische waarde

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.10 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11 Bebouwingspercentage

Het met een aanduiding of in de regels aangegeven percentage, dat aangeeft hoeveel van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen.

1.12 Bedrijfsvloeroppervlak

Het gezamenlijk oppervlak van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.13 Beroepsuitoefening aan huis

De uitoefening van een beroep, niet zijnde een vrij beroep, in de woning waarin de beroepsuitoefenaar woont of de daarbij behorende bebouwing, mits deze uitoefening ondergeschikt is aan de woonfunctie als hoofdfunctie van de woning en het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig verandert dat de woning het karakter van een woning grotendeels verliest en mits deze uitoefening geen onevenredige afbreuk doet aan het woonklimaat en de parkeerbalans in de directe omgeving. Hieronder wordt in ieder geval niet verstaan een detailhandelsvestiging, een afhaalzaak en horecabedrijf.

1.14 Bijbehorende bouwwerk

Een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd gebouw, of een ander bouwwerk, met een dak.

1.15 Bijgebouw

Een vrijstaand gebouw dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en hoort bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en niet gebruikt mag worden voor bewoning, gasten- of nachtverblijf.

1.16 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.17 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.18 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.19 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.20 Bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.21 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegestaan.

1.22 Dak

Een bovenbeëindiging van een gebouw.

1.23 Dakkapel

Een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.24 Dakopbouw

Een ondergeschikte opbouw op het dakvlak van een gebouw, ten behoeve van voorzieningen zoals trappenhuizen, luchtbehandelings- en liftinstallaties.

1.25 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop) verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen, die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.26 Dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten.

1.27 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.28 Geluidwerende voorziening

Een voorziening in de vorm van een scherm, wal, muur en dergelijke die dient ter afscherming van verkeerslawaai.

1.29 Hoofdgebouw

Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.30 Jop

Een door het gemeentebestuur als zodanig aangewezen of ingerichte voor jongeren bedoelde openbare locatie, waar jongeren elkaar kunnen ontmoeten en kunnen recreëren, al dan niet met voorzieningen en/of bouwwerken en gebouwen.

1.31 Kap

Een gesloten en (gedeeltelijk) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk.

1.32 Kelder

Het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat geheel onder het (straat)peil is gelegen.

1.33 Maatschappelijke voorzieningen

Voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, religie, sport, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.

1.34 Nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.35 Onderbouw

Een kelder of een souterrain.

1.36 Ondergeschikt

Functie waarvoor maximaal 40% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt.

1.37 Overkapping

Een bouwwerk, zonder of met één of meerdere wanden, dat dient om een grondoppervlak te overkappen.

1.38 Parkeernormen
Type / Segment ***   Eenheid   Min.*   Bezoekersaandeel**  
Goedkoop ***   woning   1,7   0,3  
Middelduur ***   woning   1,9   0,3  
Duur ***   woning   2,2   0,3  
Serviceflat/aanleunwoning   woning   0,6   0,3  
Seniorenwoning   woning   1,4   0,3  
Bedrijf, beroep aan huis   40 m² bvo   0,4   -  

*) norm per woning inclusief bezoekersaandeel

**) minimum aantal per woning op de openbare weg t.b.v. bezoekers

***) segment volgens het bouwprogramma Zuidpolder zoals opgenomen in de laatst vastgestelde Woonvisie van de gemeente Eemnes.

1.39 Patiowoning

bebouwing (woning) in één bouwlaag of gedeeltelijk twee bouwlagen, met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnenhof, gevormd door de zijmuren van naburige dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige gebouwen.

1.40 Peil
  • a. Voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  • b. Voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • c. Voor gebouwen die grenzen aan een dijk: de hoogte van de kruin van de dijk ter plaatse van het bouwwerk.
1.41 Persoonlijke dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan personen, zoals reisbureau, kapper, fysiotherapeut, schoonheidssalon, belwinkel, internetcafé.

1.42 Seniorenwoning
  • a. een woonruimte die vanwege de externe en interne toegankelijkheid in principe geschikt is voor bewoning in alle levensfasen tot op hoge leeftijd, ook in geval van fysieke handicaps of chronische ziekten van bewoners; en
  • b. met tenminste een slaapkamer en badruimte op de begane grond; en
  • c. bestaande uit ten hoogste 2 bouwlagen.
1.43 Staat van Bedrijfsactiviteiten

De Staat van Bedrijfsactiviteiten die een onderverdeling van bedrijfsactiviteiten aangeeft, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving aangeeft.

1.44 Straatmeubilair

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals draagconstructies voor reclame, voorwerpen van beeldende kunst, vitrines, zitbanken, bloembakken, speeltoestellen, straatverlichting of bewegwijzering; verkooppunten voor motorbrandstoffen worden niet begrepen onder straatmeubilair.

1.45 Uitbouw

Een gebouw dat aan een hoofdgebouw is gebouwd en daarmee functioneel en bouwkundig één geheel vormt.

1.46 Voldoende parkeerruimte

ruimte voor het parkeren van motorvoertuigen, al dan niet op de openbare weg, welke voorziet in het benodigde aantal parkeerplaatsen, dat voldoet aan de in dit plan gestelde parkeernormen.

1.47 Voorgevellijn

De denkbeeldige lijn die direct langs de voorgevel van een gebouw en in het verlengde daarvan, over de gehele breedte van het bouwperceel, getrokken kan worden.

1.48 Woning

Een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gebruik van bepaalde ruimten.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De breedte en diepte van een gebouw

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van gemeenschappelijke scheidsmuren, op 1 meter boven peil.

2.3 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden, tenzij anders weergegeven, ondergeschikte bouwonderdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt, alsmede zonnepanelen aan de achterzijde van woningen, mits de overschrijding niet meer dan 0,85 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. een ruiterpad;
  • c. water;
  • d. voet- en fietspaden;
  • e. ontsluitingen van erven en van parkeervoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen, waaronder een Jop;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'verkeer': tevens voor een busbaan en/of een calamiteitenontsluiting en/of ten behoeve van agrarisch verkeer;
  • h. nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels
  • a. Op de voor 'Groen' bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, daaronder begrepen overkappingen, onder andere ten behoeve van een , Jop waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a zijn gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen toegestaan met een maximale bouwhoogte van 5 m en een maximum vloeroppervlak per gebouw van 50 m2.

3.3 Afwijken van de gebruiksregels

Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde van lid 3.1 voor het gebruik van de gronden ten behoeve van het parkeren van motorvoertuigen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er moet worden aangetoond dat er in de directe omgeving binnen de bestemming Verkeer onvoldoende ruimte aanwezig is om in de parkeerbehoefte te voorzien;
  • b. er moet rekening gehouden worden met de waterhuishouding;
  • c. de verkeersveiligheid mag niet in het geding komen;
  • d. de parkeervoorziening moet grenzen aan de bestemming Verkeer.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeersruimte met de daarbij behorende voorzieningen;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • f. nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels
  • a. Op de voor Verkeer bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder in elk geval straatmeubilair is begrepen, waarvan de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 8 m;
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a zijn gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen toegestaan met een maximale bouwhoogte van 5 m en een maximaal vloeroppervlak per gebouw van 50 m2.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Als verboden gebruik wordt in elk geval aangemerkt de verkoop en opslag van motorbrandstoffen.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. waterbeheersing;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. verkeer, ten behoeve van de ontsluiting van het verkeer;

met de bijbehorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op de voor Water bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waaronder in elk geval duikers, stuwen en bruggen zijn begrepen, met een maximale bouwhoogte van 3 m.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis, met dien verstande dat:
    • 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
    • 2. het vloeroppervlak in gebruik voor beroeps- of bedrijfsuitoefening aan huis niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, met een maximum van 40 m2;
    • 3. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
    • 4. er geen horeca, detailhandel en ingevolge de Wet milieubeheer vergunningsplichtige activiteiten plaatsvinden;
    • 5. het beroep of bedrijf alleen door de bewoner mag worden uitgeoefend;
    • 6. er geen gevelreclame is toegestaan.
  • b. parkeren, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • c. een langzaam verkeersroute, ter plaatse van de aanduiding 'langzaam verkeer';
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, paden, groen-, speel- en parkeervoorzieningen, voorwerpen van beeldende kunst en water.
6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

6.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak, maar niet ter plaatse van de aanduidingen 'parkeerterrein' en 'langzaam verkeer';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen uitsluitend vrijstaande en twee-onder-een-kapwoningen worden gebouwd;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen gestapelde woningen worden gebouwd;
  • d. de maximale goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt respectievelijk 6 en 11 m;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d bedraagt de maximale goot- en bouwhoogte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' respectievelijk 9 en 14 m;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder d bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' de goothoogte en bouwhoogte niet meer dan aangegeven;
  • g. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt:
    • 1. voor twee-onder-een-kapwoningen minimaal 3,5 m aan één zijde;
    • 2. voor vrijstaande woningen minimaal 3,5 m aan de ene zijde en 1,5 m aan de andere zijde.
  • h. alvorens een omgevingsvergunning, gericht op (bouw)werkzaamheden in het kader van de doeleinden zoals bedoeld in 6.1 verleend kan worden, dient inzichtelijk te worden gemaakt dat zal worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen, waarbij geldt dat de door de gemeente vastgestelde parkeernormen, die ten tijde van het indienen van de aanvraag omgevingsvergunning van kracht zijn, in acht moeten worden genomen.

6.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak bedraagt ten hoogste 50 % van het zij- en achtererf van de woning tot een maximum van 50 m², met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m² van het zij- en achtererf onbebouwd of onoverdekt dient te zijn;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd, met uitzondering van erkers, veranda's, luifels en balkons;
  • c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen op het zij- en achtererf grenzend aan water op een afstand van ten minste 5 m uit de beschoeiing en/of kant water te worden gebouwd;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c dienen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwregels 2' vrijstaande bijgebouwen en overkappingen dienen op het zij- en achtererf grenzend aan water op een afstand van ten minste 2 m uit de beschoeiing en/of kant water te worden gebouwd;
  • e. de diepte van een aan- en uitbouw, gemeten vanuit de oorspronkelijke achtergevel waaraan gebouwd wordt, bedraagt ten hoogste 5 m;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwregels 1' de diepte van een aan- en uitbouw, gemeten vanuit de oorspronkelijke achtergevel waaraan gebouwd wordt, ten hoogste 4 m;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder e bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwregels 2' de diepte van een aan- en uitbouw, gemeten vanuit de oorspronkelijke achtergevel waaraan gebouwd wordt, ten hoogste 2,5 m;
  • h. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m en de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van het hoofdgebouw niet wordt overschreden;
  • i. de goothoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, met uitzondering van erkers, veranda's, luifels en balkons, bedraagt niet meer dan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,3 m;
  • j. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt, met uitzondering van erkers, veranda's, luifels en balkons, ten hoogste 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van het hoofdgebouw niet wordt overschreden;
  • k. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m.

6.2.3 Erkers, veranda's, luifels en balkons
  • a. Voor het bouwen van erkers, veranda's, luifels en balkons aan de voorzijde van woningen, dit met uitzondering van balkons ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld', gelden de volgende regels:
    • 1. de diepte van een erker, veranda, luifel en balkon bedraagt ten hoogste 2,5 m, met dien verstande dat de afstand tot de voorste perceelsgrens niet minder dan 1 m mag bedragen;
    • 2. de breedte van een erker, luifel en balkon bedraagt ten hoogste 65% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw tot een maximum van 4,5 m;
    • 3. een veranda mag over de hele breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
    • 4. de goothoogte van een erker, veranda, luifel en balkon bedraagt ten hoogste 3 m of 0,3 m boven de eerste verdieping (bovenkant vloer) van het hoofdgebouw met een maximum van 4 m, met dien verstande dat voor balkons geldt dat de hoogte van de balustrade niet meer mag bedragen dan 1,5 m gemeten vanaf de bovenzijde van de grondvloer van het balkon;
  • b. Voor het bouwen van erkers, veranda's, luifels en balkons aan de zijkant van woningen, dit met uitzondering van balkons ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld', gelden de volgende regels:
    • 1. de diepte van een erker, veranda, luifel en balkon bedraagt ten hoogste 2,5 m, met dien verstande dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 1,5 m mag bedragen;
    • 2. de breedte van een erker, veranda, luifel en balkon bedraagt ten hoogste 65% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw;
    • 3. de goothoogte van een erker, veranda, luifel en balkon bedraagt ten hoogste 3 m of 0,3 m boven de eerste verdieping (bovenkant vloer) van het hoofdgebouw met een maximum van 4 m, met dien verstande dat voor balkons geldt dat de hoogte van de balustrade niet meer mag bedragen dan 1,5 m gemeten vanaf de bovenzijde van de grondvloer van het balkon;
  • c. In afwijking van bovenstaande mag de bouwgrens ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' worden overschreden door tot gebouwen behorende balkons, waarbij de aanduidingsgrenzen niet mogen worden overschreden.

6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen tussen de voorgevel en de openbare weg bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

6.2.5 Nutsvoorzieningen
  • a. de oppervlakte van een nutsgebouw mag niet meer bedragen dan 50 m2;
  • b. de goothoogte van een nutsgebouw bedraagt niet meer dan 5 m.

6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Afwijken voor patiowoningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 sub a voor het bouwen buiten het bouwvlak voor de bouw van patiowoningen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt niet meer dan 7,5 m;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 2. het bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de parkeervoorzieningen.

6.3.2 Afwijken voor zwembaden

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 voor de bouw van zwembaden en de daarbij behorende afscheidingen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. het zwembad dient achter de achtergevel van de woning te zijn gelegen;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens dient tenminste 3 m te bedragen;
  • c. de oppervlakte van het zwembad mag ten hoogste 15% van de totale perceelsoppervlakte bedragen, met een maximum van 50 m2;
  • d. het zwembad mag ten hoogste 0,2 m boven het maaiveld uitsteken;
  • e. de afstand tussen het zwembad en de woning dient ten minste 2,5 m te bedragen.

6.3.3 Afwijken voor seniorenwoningen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 3.2.2 onder a, ten aanzien van het gestelde van een aaneengesloten oppervlakte van het zij- en achtererf, voor het mogelijk maken van een kleinere oppervlakte, met dien verstande dat ten minste 15 m² onbebouwd en onoverdekt dient te blijven.

6.4 Nadere eisen
  • a. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen met betrekking tot de situering, de afmeting, dakbeëindiging, de kapvorm en de goot- en bouwhoogte van de in dit artikel genoemde bebouwing, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met:
    • 1. het realiseren van de met het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit;
    • 2. de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • b. Nadere eisen zoals bedoeld in dit lid onder a kunnen ook worden gesteld ten behoeve van het verkrijgen van een harmonieuze ruimtelijke opbouw van het plangebied.

6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Parkeren
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' mag de aanduiding in zijn geheel of voor een deel tot maximaal 10 meter worden verschoven.
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'langzaam verkeer' mogen de aanduidingen tezamen tot maximaal 10 meter worden verschoven.
  • c. nieuwe hoofdgebouwen mogen niet eerder in gebruik worden genomen ten behoeve van de functie(s), die op grond van de desbetreffende bestemming is (of zijn) toegelaten, dan nadat ten behoeve van die hoofdgebouwen voldoende parkeerplaatsen zijn gerealiseerd, conform de parkeernormen zoals aangegeven in 1.38.

6.5.2 Geluid
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' dienen woningen op de derde bouwlaag te zijn voorzien van een dove gevel;
  • b. ter plaatse van (overige) gevels van woningen voldoet de geluidsbelasting vanwege door de Wet geluidhinder gereguleerde bronnen aan de voorkeursgreswaarde, of;
  • c. voornoemde geluidsbelasting(en) voldoen aan het door het bevoegd gezag vastgestelde en bij dit bestemmingsplan behorende Besluit hogere waarde Wet geluidhinder, inclusief de daarin opgenomen voorwaarden ten aanzien van de aanwezigheid van een geluidluwe gevel;
  • d. Conform de nota geluidbeleid kan bij toepassing van sub c worden afgeweken van het opleggen van tenminste een geluidluwe gevel. Dit is alleen mogelijk op basis van zwaarwegende argumenten van stedenbouwkundige, volkshuisvestelijke of financiële aard.

Artikel 7 Wonen - Uit te werken

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Uit te werken' gronden zijn bestemd voor:

  • a. gestapelde en grondgebonden woningen met parkeervoorzieningen, tuinen en erven;
  • b. bijgebouwen ten dienste van de onder a. bedoelde woningen;
  • c. bij woningen behorende beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis, met dien verstande dat:
    • 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
    • 2. het vloeroppervlak in gebruik voor beroeps- of bedrijfsuitoefening aan huis niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, met een maximum van 40 m2;
    • 3. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
    • 4. er geen horeca, detailhandel en ingevolge de Wet milieubeheer vergunningsplichtige activiteiten plaatsvinden;
    • 5. het beroep of bedrijf alleen door de bewoner mag worden uitgeoefend.
  • d. maatschappelijke voorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen en water met de daarbij behorende voorzieningen, waaronder in elk geval begrepen speelvoorzieningen en voorwerpen van beeldende kunst;
  • f. verkeersruimte in de vorm van woonstraten, woonpaden, voet- en fietspaden, bouwwegen, calamiteitenontsluitingen, parkeervoorzieningen met bijbehorend straatmeubilair en sirenemasten;
  • g. nutsvoorzieningen.

7.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken op grond van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de in lid 1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de in lid 7.3 opgenomen bouwregels en met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het maximum aantal woningen, zoals bepaald in lid 9.1 mag door de toename met het aantal te bouwen woningen niet worden overschreden;
  • b. het maximum aantal woningen met hogere grenswaarde, zoals bepaald in lid 10.1 mag door de toename met het aantal te bouwen woningen niet worden overschreden;
  • c. de gronden mogen slechts worden gebruikt indien zeker is gesteld dat voldoende parkeerruimte op de gronden met de bestemming 'Verkeer' of 'Wonen - Uit te werken' in het plangebied wordt gerealiseerd.

7.3 Bouwregels

Op de tot 'Wonen - Uit te werken' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd: bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:

7.3.1 Woningen
  • a. de goot- respectievelijk bouwhoogte van grondgebonden woningen bedraagt ten hoogste 6 m/11 m;
  • b. de goot- respectievelijk bouwhoogte van gestapelde woningen bedraagt ten hoogste 9 m/14 m;
  • c. het gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan aan- en bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 50% van de bij het hoofdgebouw behorende zij- en/of achtererf bedragen, met een maximum van 50 m2, met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m2 van het zij- en achtererf onbebouwd en onoverdekt dient te zijn;
  • d. aan- en bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden geplaatst;
  • e. aan- en bijgebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan voor de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • f. indien op de plankaart een gevellijn wordt aangeduid, mogen de gevels van hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' uitsluitend in en/of ten oosten van deze gevellijn worden gebouwd.

7.3.2 Maatschappelijke voorzieningen

Het totale bedrijfsvloeroppervlakte ten dienste van maatschappelijke voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2.000 m2.

7.3.3 Nutsvoorzieningen
  • a. de oppervlakte van een nutsgebouw mag niet meer bedragen dan 50 m2;
  • b. de goothoogte van een nutsgebouw bedraagt niet meer dan 5 m.

7.3.4 Voorlopig bouwverbod

Zolang en voor zover de in lid 7.2 bedoelde uitwerking geen rechtskracht heeft, is bouwen verboden. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in dit lid op voorwaarde dat het bouwplan in overeenstemming is met het ontwerp-uitwerkingsplan of concept-uitwerkingsplan.

7.3.5 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de situering, de afmeting, dakbeëindiging, de kapvorm en de goot- en bouwhoogte van de in dit artikel genoemde bebouwing, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met:
    • 1. het realiseren van de met het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit;
    • 2. de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • b. Nadere eisen zoals bedoeld in dit lid onder a kunnen ook worden gesteld ten behoeve van het verkrijgen van een harmonieuze ruimtelijke opbouw van het plangebied.;

7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Afwijken voor seniorenwoningen

Bij de in 7.2 bedoelde uitwerking kunnen ten aanzien van seniorenwoningen binnen de grenzen van de bestemming en de uitwerkingsregels, afwijkingsregels worden opgenomen ten aanzien van in het uitwerkingsplan opgenomen bouwregels en specifieke gebruiksregels, waarbij kan worden bepaald, dat in in afwijking van 7.3.1 onder c, het gestelde ten aanzien van een aaneengesloten oppervlakte van het zij- en achtererf, deze oppervlakte voor ten minste 15 m² onbebouwd en onoverdekt dient te blijven.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Maximum aantal woningen
  • a. het aantal woningen binnen het plangebied mag niet meer bedragen dan 500;
  • b. van het aantal woningen mag ten hoogste 10% uit gestapelde woningen bestaan.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregel

10.1 Hogere grenswaarde

ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - hogere grenswaarde' mogen ten hoogste 50 woningen worden gebouwd waar een hogere grenswaarde voor is verkregen.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van:

  • a. maximale hoogte-, breedte-, oppervlakte- en inhoudsmaten voor bebouwing als aangegeven op de plankaart, dan wel omschreven in de regels, mits:
    • 1. de afwijking van enige maat ten hoogste bedraagt 5%;
    • 2. de bestemmingsgrens niet wordt overschreden.
  • b. de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen, teneinde geringe veranderingen aan te brengen, indien dit door afwijkingen of onnauwkeurigheden in de plankaart noodzakelijk is voor een juiste aanpassing van het plan aan de werkelijke toestand van het terrein en/of het stedenbouwkundig plan;
  • c. de in Hoofdstuk 2 omschreven bestemmingsregels voor de oprichting van bouwwerken ten behoeve van openbare nutsdoeleinden, zoals telefooncellen, abri's, brievenbussen en laagspanningsverdeelkasten, mits:
    • 1. de oppervlakte van de bebouwing niet meer bedraagt dan 35 m2;
    • 2. de bouwhoogte van de bebouwing niet meer bedraagt dan 4 m.
  • d. De bevoegdheden als bedoeld in lid a tot en met c zijn niet van toepassing, indien elders in deze regels met betrekking tot de in lid a tot en met c genoemde situaties bevoegdheden bestaan.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor zover het de begrenzingen van de op de plankaart aangegeven bestemmingen betreft, met dien verstande dat:

  • a. het oppervlak van de te wijzigen aaneengesloten bestemming met ten hoogste 15% mag worden gewijzigd, indien dit noodzakelijk blijkt te zijn voor de uitvoering van het stedenbouwkundig plan;
  • b. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  • c. de vergroting van het oppervlak niet ten koste mag gaan van het totaal oppervlak aan openbaar gebied;
  • d. indien binnen de bestemming Wonen - Uit te werken de gronden gedeeltelijk uitgewerkt worden als openbaar gebied, deze gronden ter compensatie mogen worden gesteld voor de onder a bedoelde verruiming van het oppervlak.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Woongebied Zuidpolder, 2e herziening' van de gemeente Eemnes.