direct naar inhoud van Artikel 14 Wonen - 2
Plan: Wakkerendijk-Meentweg 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0317.E17BPWakkerendijk-1241

Artikel 14 Wonen - 2

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', bescherming, instandhouding en herstel van de waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' of 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument', bescherming, instandhouding en herstel van waardevolle cultuurhistorische waarden;
  • d. zaalverhuur, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca', met bijbehorende bijgebouw ten dienste van de zaalverhuur, ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • e. detailhandel in ambachtelijke producten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • f. opslag ten behoeve van detailhandel in ambachtelijke producten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  • g. een paardenhouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij';
  • h. een kleinschalige paardenhouderij met ten hoogste 7 paarden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kleinschalige paardenhouderij';
  • i. een kantoor, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • j. een hovenier, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hovenier';
  • k. een makelaarskantoor, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - makelaar';
  • l. kinderopvang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kinderopvang';
  • m. huisvesting en dagbesteding voor verstandelijk gehandicapten, ter plaatse van de aanduiding 'welzijnsinstelling';
  • n. terreinen en parkeervoorzieningen;
  • o. (ontsluitings)wegen en paden;
  • p. groenvoorzieningen;
  • q. watergangen;
  • r. nutsvoorzieningen,

met de daarbij behorende:

  • s. bouwwerken;
  • t. tuinen en erven.


Het doel 'wonen' is beperkt tot één woning per bouwvlak, dan wel niet meer dan het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.


In de bestemming is ten hoogste één paardenbak per perceel toegestaan, met dien verstande dat de afstand tot omliggende woningen minimaal 30 m bedraagt en de afstand tot bebouwing op eigen terrein maximaal 10 m bedraagt. Een paardenbak dient te worden opgericht achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning.

In de bestemming is ten hoogste één open stapmolen per perceel toegestaan, met dien verstande dat de afstand tot omliggende woningen minimaal 50 m bedraagt en de afstand tot bebouwing op eigen terrein maximaal 10 m bedraagt. Een open stapmolen dient te worden gebouwd achter de achtergevellijn van de woning.

14.2 Bouwregels

Voor bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, behoudens het bepaalde onder sub b;
  • b. de voorgevelbreedte van een woning dient ten minste 6 m te bedragen;
  • c. het oprichten van gebouwen vóór (het verlengde van) de voorgevel van de woning is niet toegestaan, met uitzondering van toegangsportalen, erkers en naar de aard daarmee gelijk te stellen aanbouwen;
  • d. de woningen moeten binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd en mogen een maximale goothoogte hebben van 3,2 m;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1000' mag de inhoud van een woning maximaal 1.000 m3 bedragen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 600' mag de inhoud van een woning maximaal 600 m3 bedragen;
  • g. aan- en uitbouwen bij woningen mogen een maximale diepte hebben van 5 m, gemeten vanaf de achtergevel en een maximale goothoogte van 3,2 m. Aan- en uitbouwen zijn niet toegestaan bij woningen met de aanduiding 'karakteristiek', 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' en 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument';
  • h. bij woningen mag per bouwperceel ten hoogste 80 m2 aan bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, met een maximale goothoogte van 3,2 m;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder h mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - extra bijgebouwen' ten hoogste 163 m2 aan bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, met een maximale goothoogte van 3,2 m;
  • j. in aanvulling op het bepaalde onder h mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kleinschalige paardenhouderij' ten hoogste 525 m2aan bijgebouwen worden gebouwd ten behoeve van het stallen van paarden;
  • k. in aanvulling op het bepaalde onder h mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - agrarisch bijgebouw' een bijgebouw ten behoeve van hobbymatig agrarisch gebruik met een maximum oppervlak van 100 m2worden gebouwd;
  • l. bijgebouwen en overkappingen mogen met kap worden gebouwd, waarbij de dakhelling niet minder dan 40° en niet meer dan 50° bedraagt en de nokrichting evenwijdig ligt aan de zijdelingse perceelsgrens;
  • m. ter plaatse van de aanduidingen 'karakteristiek', 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' en 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' geldt de bestaande c.q. oorspronkelijke situering, oppervlakte, goothoogte, dakhelling en nokrichting als maatgevend. Lid 14.2 sub h is niet van toepassing op bijgebouwen met voren genoemde aanduidingen;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' is een bedrijfsgebouw toegestaan, waarvan de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan de bestaande hoogten;
  • o. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, indien deze zijn gelegen voor (het verlengde van) de voorgevel en 2 m indien deze daarachter zijn gelegen;
  • p. hooibergen zijn uitsluitend binnen het bestemmingsvlak toegestaan waarbij de maximale bouwhoogte van de hooiberg 9 m bedraagt;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hooiberg' is een hooiberg toegestaan met een maximale oppervlakte van 49 m2 en een maximale bouwhoogte van 9 m.
  • r. de bouwhoogte van paardenbakomheiningen mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • s. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • t. lichtmasten ten behoeve van paardenbakken zijn niet toegestaan;

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid.

nadere eisen stellen aan de plaats van gebouwen in die zin dat aan- en uitbouwen en al dan niet vrijstaande bijgebouwen 3 m achter de voorgevel van de woning moeten worden gebouwd en/of ten minste 3 m vanuit de zijdelingse danwel achterste perceelgrens.

14.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2 ten behoeve van een grotere oppervlakte aan bijgebouwen tot maximaal 100 m² extra ten opzichte van de genoemde maximale oppervlakte, ten behoeve van de hobbymatige uitoefening van agrarische activiteiten;
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2 ten behoeve van een grotere oppervlakte aan bijgebouwen tot een gezamenlijke oppervlakte van 50% van de oppervlakte van de voormalige bedrijfsbebouwing, die voorkomt op de bij de betreffende woning behorende gronden, tot een maximum van 200 m2, indien vaststaat dat die bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - extra bijgebouwen' mag deze gezamenlijke oppervlakte 50% van de oppervlakte van de voormalige bedrijfsbebouwing bedragen, tot een maximum van 250 m2, indien vaststaat dat de bedrijfsbebouwing wordt gesloopt;
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2 voor het bouwen van transparante paardenbakomheiningen en lichtmasten ten behoeve van paardenbakken, waarbij geldt dat:
    • 1. de bouwhoogte van paardenbakomheiningen niet meer dan 1,5 m mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van lichtmasten minimaal 3 m en maximaal 4 m mag bedragen, met dien verstande dat de afstand tot omliggende woningen minimaal 50 m bedraagt;
  • d. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2 voor overschrijding van het maximaal aantal toegestane m² aan bijgebouwen en overkappingen, ten behoeve van het oprichten van gebouwen onder de kap van (voormalige) hooibergen tot een hoogte van 3 m vanaf peil;
  • e. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2 voor overschrijding van het maximaal aantal toegestane m² aan bijgebouwen en overkappingen, ten behoeve van de bouw van een hooiberg ter plaatse van een teniet gegane hooiberg, onder de voorwaarde dat deze wordt gebouwd achter (het verlengde van) de brandmuur;
  • f. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2 onder d en g voor het toestaan van een maximale goothoogte van 3,5 m, ten behoeve van het toepassen van wagendeuren in de zijgevel;
  • g. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2 onder m ten behoeve van het realiseren van een afwijkende situering, oppervlakte, goothoogte, dakhelling of nokrichting, mits door de BEL Commissie Ruimtelijke Kwaliteit hierop positief wordt geadviseerd;
  • h. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2 onder s voor overschrijding van de daar genoemde bouwhoogte ten behoeve van hekwerken rond tennisbanen, tot een maximale bouwhoogte van 4 m.

14.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. De uitoefening van een aan huis verbonden beroep en een aan huis verbonden kleinschalige bedrijfsactiviteit is toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de woonfunctie als overwegende functie op het desbetreffende perceel en/of in de desbetreffende woning niet wordt aangetast;
    • 2. dit niet leidt tot een onevenredige verhoging van de parkeerdruk of tot extra autoverkeer, in een mate waardoor het woonklimaat in onevenredige mate wordt aangetast;
    • 3. parkeren plaats vindt op eigen terrein met een maximum van 10 parkeerplaatsen;
    • 4. voor zover de afwijking betrekking heeft op bijgebouwen er ten minste een grondgebonden berging ten behoeve van de woonfunctie aanwezig is;
    • 5. de oppervlakte van de gebouwen die worden gebruikt en/of verbouwd voor uitoefening van het aan huis verbonden beroep of de aan huis verbonden kleinschalige bedrijfsactiviteit niet meer dan 25% van de totale vloeroppervlakte van de desbetreffende woning bedraagt, met een maximum van 40 m².

14.6 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.5 onder a ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep en een aan huis verbonden kleinschalige bedrijfsactiviteit tot een maximum vloeroppervlakte van 150 m2, mits niet meer dan 25% van de totale oppervlakte van de desbetreffende woning wordt gebruikt.

  • c. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.1 voor het uitoefenen van nevenactiviteiten die zijn opgenomen in Bijlage 1 Lijst kleinschalige gebruiksmogelijkheden bij (voormalige) agrarische bedrijven en woningen en nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven in kolom B, alsmede naar aard en omvang daarmee vergelijkbare nevenactiviteiten tot maximaal 150 m², mits:
    • 1. de nevenactiviteiten plaatsvinden binnen bestaande voormalige bedrijfsgebouwen die zijn aangeduid als 'karakteristiek', met dien verstande, dat, voor zover geen als zodanig aangeduide bebouwing aanwezig is, overige bebouwing gebruikt mag worden;
    • 2. nevenactiviteiten een relatie hebben met de natuurwaarden en cultuurhistorische waarden van de Eemnesser polder;
    • 3. parkeren plaats vindt op eigen terrein met een maximum van 10 parkeerplaatsen.

  • d. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.1 ten behoeve van het verticaal splitsen van een woning, mits:
    • 1. het grondoppervlak van de woning (exclusief bijgebouwen) meer bedraagt dan 150 m²;
    • 2. splitsing geen nadelige gevolgen heeft voor omliggende agrarische bedrijven in het kader van afstandseisen op grond van de Wet milieubeheer.

Bij een gesplitste woning mag de maximale oppervlakte aan bijgebouwen niet meer dan 60 m² per woning bedragen, waarbij de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m. Bijgebouwen mogen met kap worden gebouwd, waarbij de dakhelling niet minder dan 40° en niet meer dan 50° bedraagt.

  • e. In de afweging voor de onder a., b., c. en d. bedoelde afwijkingen bij omgevingsvergunning worden in elk geval de volgende belangen betrokken:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 2. de verkeersveiligheid respectievelijk de verkeersaantrekkende werking.
    • 3. de waardevolle cultuurhistorische waarden en waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen van gebouwen.