direct naar inhoud van Regels
Plan: Uitwerkingsplan 2 Zuidpolder Woongebied
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0317.E029UPZpolderWb2-Vs01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Zuidpolder Woongebied met identificatienummer NL.IMRO.0317.E10BPZuidpolderWB-1242 van de gemeente Eemnes.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 uitwerkingsplan

het uitwerkingsplan Uitwerkingsplan 2 Zuidpolder Woongebied met identificatienummer NL.IMRO.0317.E029UPZpolderWb2-Vs01 van de gemeente Eemnes. Het uitwerkingsplan maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan "Zuidpolder Woongebied".

1.4 aanduiding

Een geometisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.7 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.8 patiowoning

bebouwing (woning) in één bouwlaag of gedeeltelijk twee bouwlagen, met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnenhof, gevormd door de zijmuren van naburige dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige gebouwen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Wonen

2.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis, met dien verstande dat:
    • 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
    • 2. het vloeroppervlak in gebruik voor beroeps- of bedrijfsuitoefening aan huis niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, met een maximum van 40 m2;
    • 3. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
    • 4. er geen horeca, detailhandel en ingevolge de Wet milieubeheer vergunningsplichtige activiteiten plaatsvinden;
    • 5. het beroep of bedrijf alleen door de bewoner mag worden uitgeoefend;
    • 6. er geen gevelreclame is toegestaan.
  • b. parkeren, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, paden, groen-, speel- en parkeervoorzieningen, voorwerpen van beeldende kunst en water;

2.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

2.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak, maar niet ter plaatse van de aanduidingen 'parkeerterrein' en 'langzaam verkeer';
  • b. de maximale goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt respectievelijk 6 en 11 m;
  • c. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt voor twee-onder-een-kapwoningen minimaal 3 m aan één zijde;

2.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak bedraagt ten hoogste 50 % van het zij- en achtererf van de woning tot een maximum van 50 m², met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m² van het zij- en achtererf onbebouwd of onoverdekt dient te zijn;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd, met uitzondering van erkers, veranda's, luifels en balkons;
  • c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen op het zij- en achtererf grenzend aan water op een afstand van ten minste 2,5 m van de insteek talud te worden gebouwd;
  • d. de diepte van een aan- en uitbouw, gemeten vanuit de oorspronkelijke achtergevel waaraan gebouwd wordt, bedraagt ten hoogste 5 m;
  • e. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m en de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van het hoofdgebouw niet wordt overschreden;
  • f. de goothoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, met uitzondering van erkers, veranda's, luifels en balkons, bedraagt niet meer dan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,3 m;
  • g. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt, met uitzondering van erkers, veranda's, luifels en balkons, ten hoogste 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van het hoofdgebouw niet wordt overschreden;
  • h. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;

2.2.3 Erkers, veranda's, luifels en balkons
  • a. Voor het bouwen van erkers, veranda's, luifels en balkons aan de voorzijde van woningen gelden de volgende regels:
    • 1. de diepte van een erker, veranda, luifel en balkon bedraagt ten hoogste 2,5 m, met dien verstande dat de afstand tot de voorste perceelsgrens niet minder dan 1 m mag bedragen;
    • 2. de breedte van een erker, luifel en balkon bedraagt ten hoogste 65% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw tot een maximum van 4,5 m;
    • 3. een veranda mag over de hele breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
    • 4. de goothoogte van een erker, veranda, luifel en balkon bedraagt ten hoogste 3 m of 0,3 m boven de eerste verdieping (bovenkant vloer) van het hoofdgebouw met een maximum van 4 m, met dien verstande dat voor balkons geldt dat de hoogte van de balustrade niet meer mag bedragen dan 1,5 m gemeten vanaf de bovenzijde van de grondvloer van het balkon;
  • b. Voor het bouwen van erkers, veranda's, luifels en balkons aan de zijkant van woningen gelden de volgende regels:
    • 1. de diepte van een erker, veranda, luifel en balkon bedraagt ten hoogste 2,5 m, met dien verstande dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 1,5 m mag bedragen;
    • 2. de breedte van een erker, veranda, luifel en balkon bedraagt ten hoogste 65% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw;
    • 3. de goothoogte van een erker, veranda, luifel en balkon bedraagt ten hoogste 3 m of 0,3 m boven de eerste verdieping (bovenkant vloer) van het hoofdgebouw met een maximum van 4 m, met dien verstande dat voor balkons geldt dat de hoogte van de balustrade niet meer mag bedragen dan 1,5 m gemeten vanaf de bovenzijde van de grondvloer van het balkon.

2.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen tussen de voorgevel en de openbare weg bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

2.2.5 Nutsvoorzieningen
  • a. de oppervlakte van een nutsgebouw mag niet meer bedragen dan 50 m2;
  • b. de goothoogte van een nutsgebouw bedraagt niet meer dan 5 m.

2.3 Afwijken van de bouwregels
2.3.1 Afwijken voor patiowoningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.2.1, sub a voor het bouwen buiten het bouwvlak voor de bouw van patiowoningen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt niet meer dan 7,5 m;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 2. het bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de parkeervoorzieningen.

2.3.2 Afwijken voor zwembaden

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.2 voor de bouw van zwembaden en de daarbij behorende afscheidingen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. het zwembad dient achter de achtergevel van de woning te zijn gelegen;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens dient tenminste 3 m te bedragen;
  • c. de oppervlakte van het zwembad mag ten hoogste 15% van de totale perceelsoppervlakte bedragen, met een maximum van 50 m2;
  • d. het zwembad mag ten hoogste 0,2 m boven het maaiveld uitsteken;
  • e. de afstand tussen het zwembad en de woning dient ten minste 2,5 m te bedragen.

2.4 Nadere eisen
  • a. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen met betrekking tot de situering, de afmeting, dakbeëindiging, de kapvorm en de goot- en bouwhoogte van de in dit artikel genoemde bebouwing, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met:
    • 1. het realiseren van de met het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit;
    • 2. de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • b. Nadere eisen zoals bedoeld in dit lid onder a kunnen ook worden gesteld ten behoeve van het verkrijgen van een harmonieuze ruimtelijke opbouw van het plangebied.

2.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' mag de aanduiding in zijn geheel of voor een deel tot maximaal 10 meter worden verschoven.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 3 Overige regels

Het bepaalde in de genoemde volgende paragrafen van het bestemmingsplan “Zuidpolder Woongebied” van de gemeente Eemnes is onverkort van toepassing op het uitwerkingsplan “Uitwerkingsplan 2 Zuidpolder Woongebied”:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 6 Wonen - Uit te werken

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelbepaling

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 4 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Zuidpolder Woongebied", uitwerkingsplan "Uitwerkingsplan 2 Zuidpolder Woongebied".