direct naar inhoud van Artikel 17 Woongebied
Plan: Randmeer
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0313.randmeer0800-0402

Artikel 17 Woongebied

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen,
  • b. beroep of bedrijf aan huis,
  • c. detailhandel, dienstverlening en horeca D uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'gemengd', tot een bruto vloeroppervlakte van:
    • 1. maximaal 600 m² voor commerciële dienstverlening waarvan maximaal 150 m² jachthaven gerelateerde detailhandel, en
    • 2. maximaal 200 m² voor horeca D,
  • d. parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage',
  • e. onderdoorgang met een minimale breedte van 7 m, ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang',
  • f. doorgang met een minimale breedte van 3,5 m, ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsgebied',
  • g. tuinen en groen- en speelvoorzieningen,
  • h. verkeers-, verblijfs- en parkeervoorzieningen,
  • i. watergangen en waterpartijen met daarbij behorende oevers en taluds, en
  • j. bij een en ander behorende overige voorzieningen, zoals ondergrondse afvalinzameling en nutsvoorzieningen.

17.2 Bouwregels

Ten behoeve van de in 17.1 genoemde bestemmingsomschrijving mogen, met inachtneming van de in 17.2.1 t/m 17.2.3 genoemde regels, de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.

17.2.1 hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het aantal woningen mag maximaal 140 bedragen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mag een hoofdgebouw uitsluitend in de vorm van gestapelde woningen of een aaneengesloten woning worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' mag de voorgevel van een woning uitsluitend worden gebouwd in of ten hoogste 5 m achter de gevellijn;
  • d. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • e. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'is aangegeven, waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding parkeergarage:
    • 1. de bouwhoogte van de parkeergarage maximaal 2,85 m + NAP mag bedragen, en
    • 2. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen gemeten wordt vanaf de bovenkant van de parkeergarage;
  • f. de dakhelling bedraagt ten minste 35o en ten hoogste 55o of, indien een mansarde-kap of een daarvan afgeleide kapvorm wordt gebouwd, mag de dakhelling niet minder dan 20º en niet meer dan 80º zijn;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder f, mag ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' de woning over ten hoogste 75% van de oppervlakte plat worden afgedekt en bedraagt de dakhelling ten hoogste 80°.

17.2.2 aan-, uit- en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan-, uit- en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen mogen uitsluitend 5 m achter de voorgevelrooilijn worden gerealiseerd;
  • b. aan- en uitbouwen mogen, vóór de voorgevel over maximaal 50% van de breedte van de voorgevel tot een diepte van 2 m en een goothoogte respectievelijk bouwhoogte van maximaal 3 m respectievelijk 5 m worden gerealiseerd;
  • c. de diepte van de oorspronkelijke eengezinswoning, inclusief aan de achterzijde daarvan aangebouwde aan- en uitbouwen, mag over één laag met kap tot een diepte van ten hoogste 12 m worden vergroot, met dien verstande dat het bepaalde in 11.2.1, alsmede in 17.2.2, sub f. onverminderd van kracht blijft;
  • d. aansluitend aan de achtergevel van de woning dient te allen tijde een niet te bebouwen ruimte over te blijven van minimaal de helft van de achtergevelbreedte en een diepte van minimaal 6 m;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van de aan-, uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw, alsmede de oppervlakte van overkappingen als bedoeld in 17.2.3, sub a. mag niet meer dan 85 m² bedragen, met dien verstande dat de oppervlakte van aan- en uitbouwen en overkappingen, die zich aan de achterzijde van de woning bevindt tot een diepte van ten hoogste 12 m achter de voorgevelrooilijn voor de berekening van die oppervlakte niet meetelt;
  • f. de bij een woning behorende gronden waarop aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn toegestaan mogen voor ten hoogste 50% worden bebouwd, of indien het bestaande percentage meer bedraagt dan 50% dan mag het bestaande percentage worden bebouwd, met dien verstande dat de grond onder de oorspronkelijke woning alsmede de gronden aan de achterzijde van de woning tot een diepte van 12 m daarbij niet worden meegerekend;
  • g. de goothoogte van een aan-, en uitbouw mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de begane grondlaag waaraan wordt gebouwd;
  • h. de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3,5 m en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.

17.2.3 andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen bij een hoofdgebouw, alsmede de oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen als bedoeld in 17.2.2, sub d mag niet meer dan 85 m² bedragen, met dien verstande dat de oppervlakte van aan- en uitbouwen en overkappingen, die zich aan de achterzijde van de woning bevindt tot een diepte van ten hoogste 12 m achter de voorgevelrooilijn voor de berekening van die oppervlakte niet meetelt;
  • b. de bouwhoogte van pergola's en overkappingen met een open constructie ten hoogste 3 m bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen en andere bouwwerken, geen vlaggenmasten zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m;
  • d. dakterrassen zijn uitsluitend toegestaan op hoofdgebouwen, met dien verstande dat de bouwhoogte van de balkonafscheiding op dakterrassen niet meer mag bedragen dan 1,2 m boven de maximale goothoogte van het hoofdgebouw.

17.3 Ontheffing van de bouwregels
17.3.1 ontheffing hogere goothoogte aan- en uitbouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor een hogere goothoogte van naast de woning gelegen aan- of uitbouwen, met dien verstande dat:

  • a. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 2 m bedraagt;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige situatie van de omgeving;
  • c. de aan- of uitbouw qua uiterlijke verschijning ondergeschikt blijft aan het hoofdgebouw, waarbij de goothoogte van de aan- of uitbouw tenminste 0,5 m lager is dan de goothoogte van het hoofdgebouw.

17.3.2 Ontheffing dakterrassen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van 17.2.3, sub d ten behoeve van de bouw van dakterrassen op aan- en uitbouwen naast of achter de woning, met dien verstande dat de bouwhoogte van de balkonafscheiding niet meer bedraagt dan 1,2 m boven de maximale goothoogte van de aan- of uitbouw en er bovendien geen onevenredige inbreuk wordt gedaan op de privacy van omwonenden. Dakterrassen die bij het in ontwerp ter visie leggen van dit bestemmingsplan reeds bestonden worden geacht te passen binnen de regels van dit plan en behoeven derhalve geen ontheffing als hier bedoeld.

17.4 Specifieke gebruiksregels

Woningen en de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen tot ten hoogste 15% van de aanwezige vloeroppervlakte per woning en tot een maximum van 40 m² worden aangewend voor de uitoefening van een vrij beroep.

17.5 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 17.4 ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, anders dan een vrij beroep, in een woning en daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste 15% van de aanwezige vloeroppervlakte per woning met een maximum van 40 m², met dien verstande dat:

  • a. voor milieuvergunningplichtige- en meldingplichtige bedrijven ingevolge de Wet milieubeheer geen ontheffing wordt verleend;
  • b. voor detailhandel slechts ontheffing wordt verleend, indien het verkoop betreft van aan huis vervaardigde, vaak ambachtelijke producten die niet concurrerend zijn ten opzichte van de overige detailhandel - uitgezonderd vis- en visproducten - onder de voorwaarden dat de vestiging geen onevenredige aantasting van de woonsituatie en de verkeersveiligheid met zich meebrengt en de hoofdfunctie van de woning gehandhaafd blijft;
  • c. voor horecabedrijven geen ontheffing wordt verleend;
  • d. het gebruik zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming is;
  • e. het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich mag meebrengen.