direct naar inhoud van Regels
Plan: Centrale As
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0313.Centraleas0100-0302

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Centrale As met identificatienummer NL.IMRO.0313.Centraleas0100-0302 van de gemeente Bunschoten.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.6 ander werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde.

1.7 aan- en uitbouw:

een aan een woning aangebouwd, al dan niet voor bewoning bestemd gebouw, dat als uitbreiding van een woning dient.

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bebouwingspercentage:

de oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak, bestemmingsvlak of aanduidingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak.

1.10 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.11 bestaand bouwwerk, object, afmeting, percentage, afstand, plaats, situatie:

bouwwerk, object, afmeting, percentage, afstand, plaats, situatie, zoals dat of die rechtens bestaat of mag bestaan op het tijdstip van ontwerp terinzagelegging van het plan.

1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 bijgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw, behorende bij en dienstbaar aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw.

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.20 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.21 cultuur- /bouwhistorisch onderzoek:

schriftelijke rapportage met een onderzoek naar de architectuur- bouw- en cultuurgeschiedenis en de ruimtelijke kwaliteit van een bouwwerk; Dit omvat een inventarisatie, analyse en waardering.

1.22 cultuur- /bouwhistorisch projectonderzoek:

schriftelijke motivering of rapportage waarin de cultuur- en bouwhistorische waarden zijn geanalyseerd, meegewogen en ingepast in de uit te voeren werkzaamheden.

1.23 cultuurhistorische beleidskaart Centrale As:

de kaart, zoals opgenomen in bijlage 3 behorende bij deze regels, waarop de erfgoedcontour van het gebied 'Centrale As' is aangegeven met daarbinnen de onderscheidenlijke cultuurhistorische waarden.

1.24 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.25 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.26 eengezinswoning:

een zelfstandig, al dan niet zijdelings aaneengebouwd, gebouw dat één woning omvat.

1.27 erfgoedcontour:

contour op de verbeelding met de waarde cultuurhistorie; de binnen deze contour gelegen objecten (panden en elementen, zoals karakteristieke details en groen), en structuren en aspecten worden, voor zover zij aangegeven staan op de 'Cultuurhistorische beleidskaart Centrale As', beschermd door (de planregels van) de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'.

1.28 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.29 gestapelde woning:

een woning, waarboven of waaronder, andere woningen of delen daarvan zijn gelegen.

1.30 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.31 horecabedrijf:

het bedrijfsmatig verschaffen c.q. verstrekken van logies, dranken, maaltijden en/of kleine eetwaren -overwegend voor nuttiging ter plaatse-, zoals het hotelbedrijf, het restaurant bedrijf, een snackbar, een cafe of een combintatie van twee of meer van deze bedrijven.

1.32 horeca B:

(eet)cafés, restaurants, koffieshops, lunchrooms, brasseriën, cafetaria's, snackbars en soortgelijke gelegenheden waaronder hotels en al of niet in combinatie met elkaar, waaronder in ieder geval niet begrepen: cateringbedrijven, maaltijdbezorgdiensten, nachtclubs, bardancings en discotheken.

1.33 huishouden:

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.

1.34 internetwinkel:

detailhandel via internet, met dien verstande dat:

  • a. het te koop aanbieden, de uitstalling ten verkoop en het verkopen uitsluitend geschieden via internet en niet fysiek ter plaatse, en
  • b. het leveren van goederen overwegend plaatsvindt via post-, pakket- of soortgelijke bezorgdiensten.
1.35 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van educatieve-, sociaal-medische-, sociaal-culturele- en levensbeschouwelijke activiteiten, activiteiten ten behoeve van sport en sportieve recreatie en activiteiten ten behoeve van openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze activiteiten.

1.36 monumentencommissie:

de op basis van art.15 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de erfgoedverordening en het monumentenbeleid.

1.37 oorspronkelijke woning:

de woning, zoals die is of mag worden gebouwd overeenkomstig de eerste daarvoor verleende omgevingsvergunning of een ander oudtijds verworven recht.

1.38 opslag:

het bedrijfsmatig opslaan, verpakken en verhandelen van goederen.

1.39 pand:

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.40 peil:
  • a. de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang, of,
  • b. de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein, indien deze hoogte meer dan 1 m boven of meer dan 1 m beneden de onder a. genoemde hoogte is gelegen.
1.41 productie gebonden detailhandel:

detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van nijverheid en industrie, in ter plaatse vervaardigde goederen.

1.42 publiekgerichte en zakelijke dienstverlening:

een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek waaronder een katoor met baliefunctie en niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting.

1.43 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.44 verblijfsrecreatie:

recreatief verblijf waarbij overnacht wordt in een kampeermiddel of recreatiefwoonverblijf.

1.45 verkeers- en verblijfsactiviteiten:

activiteiten die betrekking hebben op het verplaatsen en (in de openlucht) verblijven van personen en die veelal plaatsvinden in straten, woonerven en op pleinen, daaronder begrepen speelvoorzieningen, parkeerplaatsen, groen- en watervoorzieningen.

1.46 voorgevel:

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, één van die gevels.

1.47 voorgevelrooilijn:

de voorgevel van een gebouw en het verlengde daarvan.

1.48 vrij beroep:

een beroep of de beroepsmatige verlening van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein.

1.49 welstandscommissie:

de door de gemeenteraad ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.50 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, niet zijnde een woonwagen, of voor de huisvesting van maximaal vier afzonderlijke personen wanneer er geen huishouden in het gebouw is ondergebracht en de vloeroppervlakte van de woning groter is dan 80 m² bvo.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de oppervlakte van een ondergronds bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren , verticaal geprojecteerd op het onderliggende horizontale vlak.

2.7 onderlinge afstanden:

afstanden tussen bouwwerken onderling en ook afstanden van bouwwerken tot erfscheidingen worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.8 ondergeschikte bouwdelen:

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.9 zichtbaar vanaf de openbare ruimte:

Vergunningsplichtig daar waar het zichtbaar is vanaf de openbare (of publieke) ruimte houdt in vanaf een oogpunt van 1,60 meter hoogte, staande op welke plaats dan ook in de publieke ruimte. Dat wat zichtbaar is, is vergunningsplichtig in de context van de gehele gevel.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. hooi en/of grasland;
  • b. waterlopen;
  • c. passieve recreatie in de vorm van wandelpaden;
  • d. met de daarbij behorende werken, geen bouwwerk zijnde.
3.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 3.1 mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan hierna is aangegeven:

bouwwerken   max. bouwhoogte  
erf- en terreinafscheidingen   1 m  
overige andere bouwwerken   2,5 m  

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Stadsweiden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Stadsweiden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. hooi en/of grasland;
  • b. bescherming van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke en cultuurhistorische waarden in de vorm van:
    • 1. de openheid van het gebied,
    • 2. historische sloten,
    • 3. burgwalletjes,
    • 4. omwalling,
    • 5. omgrachting en sloot achter huiskavels;
  • c. met de daarbij behorende werken, geen bouwwerk zijnde.
4.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 4.1 mogen uitsluitend ten behoeve van de in dat lid genoemde bestemmingsomschrijving transparante afrasteringen worden gebouwd tot een bouwhoogte van maximaal 1,5 m.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Vergunningplicht

Behoudens het bepaalde in lid 4.3.2, is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden ) op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
  • b. verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet, en het ophogen en egaliseren van de gronden;
  • c. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  • d. aanbrengen van duikers,
  • e. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • f. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.
4.3.2 Uitzonderingen vergunningplicht
  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan.
4.3.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 4.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, een of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen,

  • a. niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel
  • b. de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsactiviteiten, voor zover deze bedrijven behoren tot de categorieën 1 en 2 van de van deze regels deel uitmakende '1';
  • b. brandweerkazerne, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne';
  • c. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • d. antennemast, ter plaatse van de aanduiding 'antennemast';
  • e. productiegebonden detailhandel ten dienste van de onder a. genoemde activiteiten;
  • f. kantooractiviteiten ten dienste van de onder a. genoemde activiteiten;
  • g. daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen groen-, parkeervoorzieningen en tuinen.
5.2 Bouwregels

Ten behoeve van de in 5.1 genoemde bestemmingsomschrijving mogen, met inachtneming van de in 5.2.1 en 5.2.2 genoemde regels, de daarbij behorende voorzieningen in de vorm van gebouwen, andere bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.

5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.
  • c. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', 'maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' of 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;'
  • d. bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' of 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.
5.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • b. de bouwhoogte van reclamezuilen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
5.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 5.1 voor de uitoefening van bedrijfsactiviteiten die niet voorkomen in de tot het plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, voor zover die bedrijfsactiviteiten naar aard en omvang maximaal gelijk te stellen zijn aan de in de Staat van bedrijfsactiviteiten genoemde bedrijfsactiviteiten.

Artikel 6 Detailhandel

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  • b. wonen al dan niet in combinatie met een vrij beroep;
  • c. bedrijfsmatige activiteiten, milieucategorie 1 of daarmee vergelijkbaar, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', uitsluitend op de begane grondlaag;
  • d. daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen groen-, parkeervoorzieningen, tuinen en erven.
6.2 Bouwregels

Ten behoeve van de in 6.1 genoemde bestemmingsomschrijving mogen, met inachtneming van de in 6.2.1 en 6.2.2 genoemde regels, de daarbij behorende voorzieningen in de vorm van gebouwen, andere bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.

6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van een hoofdgebouw en het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • c. het aantal eengezinswoningen per bouwperceel mag ten hoogste het bestaande aantal bedragen.
6.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • b. de bouwhoogte van reclamezuilen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meerbedragen dan 2,5 m.

Artikel 7 Gemengd

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen al dan niet in combinatie met een vrij beroep;
  • b. bedrijfsactiviteiten uitsluitend op de begane grond, voor zover deze bedrijven behoren tot de categorieën 1 en 2 van de van deze regels deel uitmakende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';
  • c. publiekgerichte en zakelijke dienstverlening uitsluitend op de begane grond;
  • d. detailhandel uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • e. daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen groen-, parkeervoorzieningen, tuinen en erven.
7.2 Bouwregels

Ten behoeve van de in 7.1 genoemde bestemmingsomschrijving mogen, met inachtneming van de in 7.2.1 en 7.2.2 genoemde regels, de daarbij behorende voorzieningen in de vorm van gebouwen, andere bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.

7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.
  • c. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' of 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;'
  • d. bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' of 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.
  • e. het aantal eengezinswoningen per bouwperceel mag ten hoogste het bestaande aantal bedragen.
7.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • b. de bouwhoogte van reclamezuilen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meerbedragen dan 2,5 m.

Artikel 8 Groen - 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - 1' aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor:

  • a. groen-, water- en speelvoorzieningen;
  • b. ondergrondse nutsvoorzieningen, zoals ondergrondse afvalinzameling;
  • c. alsmede inritten, wandel- en fietspaden.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 8.1 mogen uitsluitend bij een en ander behorende andere bouwwerken worden gebouwd.

8.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van andere bouwwerken als bedoeld in lid 8.2.1 mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

bouwwerken   max. bouwhoogte  
licht- en andere masten   10 m  
speelvoorzieningen en beeldende kunstwerken   5 m  
overige andere bouwwerken   2,5 m  
8.3 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 8.1 ten behoeve van het realiseren van parkeervoorzieningen, met dien verstande dat aangetoond is dat er in de omgeving onvoldoende parkeervoorzieningen aanwezig zijn;
  • b. lid 8.1 ten behoeve van de woonfunctie en een daarbij behorende tuin, met dien verstande dat:

Artikel 9 Groen - 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - 2' aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor:

  • a. groen-, water- en speelvoorzieningen, ondergrondse nutsvoorzieningen, zoals ondergrondse afvalinzameling, alsmede inritten, wandel- en fietspaden;
  • b. parkeervoorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 9.1 mogen uitsluitend bij een en ander behorende andere bouwwerken worden gebouwd.

9.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van andere bouwwerken als bedoeld in lid 9.2.1 mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

bouwwerken   max. bouwhoogte  
licht- en andere masten   10 m  
speelvoorzieningen en beeldende kunstwerken   5 m  
overige andere bouwwerken   2,5 m  
9.3 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 9.1 ten behoeve van de woonfunctie en een daarbij behorende tuin, met dien verstande dat:

Artikel 10 Horeca

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca B, uitsluitend op de begane grond;
  • b. wonen al dan niet in combinatie met een vrij beroep, uitsluitend op de verdieping;
  • c. daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen groen-, parkeervoorzieningen, tuinen en erven.
10.2 Bouwregels

Ten behoeve van de in 10.1 genoemde bestemmingsomschrijving mogen, met inachtneming van de in 10.2.1 en 10.2.2 genoemde regels, de daarbij behorende voorzieningen in de vorm van gebouwen, andere bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.

10.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van een hoofdgebouw en het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.
10.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • b. de bouwhoogte van reclamezuilen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meerbedragen dan 2,5 m.

Artikel 11 Kantoor

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Kantoor aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;
  • b. daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen groen-, parkeervoorzieningen, tuinen en erven.
11.2 Bouwregels

Ten behoeve van de in 11.1 genoemde bestemmingsomschrijving mogen, met inachtneming van de in 11.2.1 en 11.2.2 genoemde regels, de daarbij behorende voorzieningen in de vorm van gebouwen, andere bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.

11.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van een hoofdgebouw en het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.
11.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • b. de bouwhoogte van reclamezuilen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meerbedragen dan 2,5 m.

Artikel 12 Maatschappelijk

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. horeca B, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  • c. religie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'religie';
  • d. nutsvoorziening, ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  • e. daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen groen-, parkeervoorzieningen, tuinen en erven.
12.2 Bouwregels

Ten behoeve van de in 12.1 genoemde bestemmingsomschrijving mogen, met inachtneming van de in 12.2.1 en 12.2.2 genoemde regels, de daarbij behorende voorzieningen in de vorm van gebouwen, andere bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.

12.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ondergeschikt bijgebouw buiten het bouwvlak in de vorm van een (fietsen-)berging, met dien verstande dat:
    • 1. per bestemmingsvlak maximaal 1 bijgebouw buiten het bouwvlak is toegestaan,
    • 2. de hoogte ten hoogste 3 m bedraagt,
    • 3. de oppervlakte per gebouw ten hoogste 100 m² bedraagt,
    • 4. de afstand van het bijgebouw tot de grens van de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' ten minste 5 m bedraagt;
  • c. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' of 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • e. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' of 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.
12.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • b. de bouwhoogte van reclamezuilen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
12.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in 12.2.1, sub b ten behoeve van het bouwen van meerdere ondergeschikte bijgebouwen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

  • a. de goothoogte en bouwhoogte ten hoogste 3,5 m respectievelijk 5 m bedraagt;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen buiten het bouwvlak ten hoogste 100 m2 bedraagt;
  • c. de afstand van de bijgebouwen tot de grens van de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' ten minste 5 m bedraagt.
12.4 Specifieke gebruiksregels
12.4.1 Noodlokaal

Gronden gelegen binnen het bestemmingsvlak 'Maatschappelijk' aan de Rembrandt van Rijnstraat 16, basisschool De Ark, mogen buiten het bouwvlak tot maximaal 5 jaar na het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan gebruikt worden ten behoeve van de vestiging van ten hoogste 2 noodlokalen met een gezamenlijk maximale oppervlakte van 150 m² en een bouwhoogte van maximaal 4 m.

12.4.2 Vervallen noodlokalen

Bij het vervallen van de voorlopige gebruiksbepaling ten behoeve van noodlokalen als bedoeld in lid 12.4.1 dienen de tijdelijke gebouwen gesloopt te worden en mogen de gronden worden gebruikt ten behoeven van de doeleinden als omschreven in lid 12.1.

Artikel 13 Recreatie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volkstuinen, ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin'; en
  • b. daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen groen- en watervoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en erven.
13.2 Bouwregels

Ten behoeve van de in 13.1 genoemde bestemmingsomschrijving mogen, met inachtneming van de in 13.2.1 en 13.2.2 genoemde regels, de daarbij behorende voorzieningen in de vorm van gebouwen, andere bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.

13.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a en b mogen ondergeschikte gebouwen in de vorm van een kleine berging tot een maximale oppervlakte van 2 m² en een bouwhoogte van maximaal 2 m per volkstuin worden gebouwd.
13.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

bouwwerken   max. bouwhoogte  
vlaggenmasten   10 m  
erf- of perceelafscheidingen   2 m  
overige andere bouwwerken   3 m  

Artikel 14 Sport

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sport en recreatie, niet zijnde verblijfsrecreatie, en
  • b. daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen groen- en watervoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en erven.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 14.1 mogen uitsluitend worden gebouwd bij een en ander behorende andere bouwwerken, zoals doelen en ballenvangers.

14.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van andere bouwwerken als bedoeld in lid 14.2.1 mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

bouwwerken   max. bouwhoogte  
ballenvangers   8 m  
erf- of perceelafscheidingen   2 m  
overige andere bouwwerken   3 m  

Artikel 15 Tuin

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de bijbehorende gronden gelegen woningen, alsmede in- en uitritten en nutsvoorzieningen.

15.2 Bouwregels

Ten behoeve van de in 15.1 genoemde bestemmingsomschrijving mogen, met inachtneming van de in 15.2.1 en 15.2.2 genoemde regels, de daarbij behorende gebouwen, uitsluitend bestaande overkappingen en overige andere bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.

15.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. erkers over maximaal tweederde van de gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m en er minimaal een 2 m diepe tuin overblijft, met dien verstande dat de afstand van een aan gebouwde hoekerker ten minste bedraagt:
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat erkers met een grotere overschrijding, die ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp-bestemmingsplan reeds bestonden, zijn toegestaan;
  • c. de onder a. en b. genoemde bouwwerken hebben een bouwhoogte van maximaal 3 m.
15.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m, met dien verstande dat erf- en terreinafscheidingen, die een verbinding vormen tussen de woning en bijgebouwen, ten hoogste 2 m bedragen;
  • b. bestaande overkappingen mogen uitsluitend op dezelfde plaats en in ten hoogste dezelfde omvang worden gebouwd.

Artikel 16 Verkeer

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor verkeers- en vervoersactiviteiten, alsmede nutsvoorzieningen en ondergrondse infrastructuur.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de oppervlakte van een gebouw ten behoeve van de bestemming, zoals bijvoorbeeld bushokjes, mag maximaal 20 m² bedragen.
16.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 12 m.

Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor verkeers- en verblijfsactiviteiten zoals een standplaats voor ambulante handel, alsmede nutsvoorzieningen, waaronder tevens wordt begrepen ondergrondse opslag van huisvuil en glas en daarmee vergelijkbare afvalstoffen.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de oppervlakte van een gebouw ten behoeve van de bestemming mag maximaal 20 m² bedragen.
17.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 8,5 m.

Artikel 18 Water

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor:

  • a. waterhuishoudkundige doeleinden, waterpartijen, waterberging en waterlopen waaronder mede begrepen oeververbindingen met de daarbij behorende groenvoorzieningen, bermen en beplantingen;
  • b. openluchtrecreatie;
  • c. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende natuurwaarden.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 18.1 mogen uitsluitend bij een en ander behorende overige andere bouwwerken waaronder mede begrepen oeververbindingen, met uitzondering van steigers, worden gebouwd.

18.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 18.2.1 geldt dat de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer dan 3 m mag bedragen met uitzondering van bruggen waarvoor geen hoogtebepaling geldt.

Artikel 19 Water - Historische watergang

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Historische watergang' aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor:

  • a. waterhuishoudkundige doeleinden, waterpartijen, waterberging en waterlopen waaronder mede begrepen oeververbindingen met de daarbij behorende groenvoorzieningen, bermen en beplantingen;
  • b. bescherming van de aldaar en aansluitend voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke en cultuurhistorische waarden in de vorm van:
    • 1. de openheid van het gebied,
    • 2. historische sloten,
    • 3. burgwalletjes,
    • 4. omwalling,
    • 5. het cultuurhistorisch en landschappelijk aangezicht,
    • 6. omgrachting en sloot achter huiskavels;
  • c. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende natuurwaarden.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 19.1 mogen uitsluitend bij een en ander behorende overige andere bouwwerken waaronder mede begrepen oeververbindingen, met uitzondering van steigers, worden gebouwd.

19.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 19.2.1 geldt dat de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer dan 3 m mag bedragen.

19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.3.1 Vergunningplicht

Behoudens het bepaalde in lid 19.3.2, is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden ) op en in de hierna aangegeven gronden werkzaamheden, geen bouwwerk zijnde, uit te voeren.

19.3.2 Uitzonderingen vergunningplicht
  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan.
19.3.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 19.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, een of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen,

  • a. niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel
  • b. de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 20 Wonen - Aaneengesloten

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Aaneengesloten' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen al dan niet in combinatie met een vrij beroep;
  • b. opslag, milieucategorie 1 of daarmee vergelijkbaar uitsluitend op de begane grondlaag, ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  • c. publiekgerichte dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
  • d. nutsvoorziening, ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';

met de daarbij behorende tuinen en erven.

20.2 Bouwregels

Ten behoeve van de in 20.1 genoemde bestemmingsomschrijving mogen, met inachtneming van de in 20.2.1 t/m 20.2.3 genoemde regels, de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.

20.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd in de vorm van een aaneengesloten woning, een twee-aaneengesloten woning of een vrijstaande woning;
  • b. de voorgevel van een woning mag uitsluitend worden gebouwd in de voorgevelrooilijn;
  • c. de goothoogte van de woning mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  • d. de bouwhoogte van de woning mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)':
  • e. het aantal eengezinswoningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal eengezinswoningen, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', dan mag het aantal wooneenheden niet meer bedragen dan het aangegeven aantal;
  • f. de dakhelling bedraagt ten minste 35o en ten hoogste 55o, met dien verstande dat een woning over ten hoogste 25% van de oppervlakte plat mag worden afgedekt, of, indien een mansarde-kap of een daarvan afgeleide kapvorm wordt gebouwd, mag de dakhelling niet minder dan 20º en niet meer dan 80º zijn;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'nokrichting' dienen de woningen te worden afgedekt met een kap, met dien verstande dat:
    • 1. de nokrichting evenwijdig aan de weg wordt gerealiseerd;
    • 2. de dakhelling niet meer dan 45º bedraagt;
  • h. de afstand tussen twee niet aaneengebouwde woningen binnen een bouwvlak tot de zijdelingse bouwperceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m.
20.2.2 Aan-, uit- en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan-, uit- en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen mogen uitsluitend 5 m achter de voorgevelrooilijn worden gerealiseerd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', in deze zone aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen worden opgericht, met dien verstande dat per eengezinswoning over ten hoogste 50% van de breedte van de eengezinswoning een aan- en uitbouw of een bijgebouw mag worden gebouwd, en over de resterende breedte van de eengezinswoning een overkapping mag worden gebouwd;
  • c. de diepte van de oorspronkelijke eengezinswoning, inclusief aan de achterzijde daarvan aangebouwde aan- en uitbouwen, mag over één laag met kap tot een diepte van ten hoogste 12 m worden vergroot, met dien verstande dat het bepaalde in 15.2.1, alsmede in 20.2.2, sub f onverminderd van kracht blijft;
  • d. aansluitend aan de achtergevel van de woning dient te allen tijde een niet te bebouwen ruimte over te blijven van minimaal de helft van de achtergevelbreedte en een diepte van minimaal 6 m;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van de aan-, uit- en bijgebouwen bij een hoofdgebouw, alsmede de oppervlakte van overkappingen als bedoeld in 20.2.3 sub a, mag niet meer dan 85 m² bedragen met dien verstande dat de oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, die zich aan de achterzijde van de woning bevindt, tot een diepte van ten hoogste 12 m achter de voorgevelrooilijn voor de berekening van die oppervlakte niet meetelt;
  • f. de bij een woning behorende gronden waarop aan-, uit- en bijgebouwen zijn toegestaan mogen voor ten hoogste 50% worden bebouwd, of indien het bestaande percentage meer bedraagt dan 50% dan mag het bestaande percentage worden bebouwd, met dien verstande dat de grond onder de oorspronkelijke woning alsmede de gronden aan de achterzijde van de woning tot een diepte van 12 m daarbij niet worden meegerekend;
  • g. de goothoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de begane grondlaag waaraan wordt gebouwd;
  • h. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 5 m;
  • i. onverminderd het bepaalde onder e. t/m f. mag de oppervlakte, goot- en bouwhoogte van het gebouw ter plaatse van de aanduiding 'opslag' niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte, goot- en bouwhoogte;
  • j. de afstand van aan-, uit- en bijgebouwen bedraagt ten minste 2 m tot de bestemming 'Water'.
20.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen bij een hoofdgebouw, alsmede de oppervlakte van aan-, uit- en bijgebouwen als bedoeld in 20.2.2 sub d, mag niet meer dan 85 m² bedragen, met dien verstande dat de oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen die zich aan de achterzijde van de woning bevindt, tot een diepte van ten hoogste 12 m achter de voorgevelrooilijn, voor de berekening van die oppervlakte niet meetelt;
  • b. de bouwhoogte van pergola's en overkappingen met een open constructie ten hoogste 3 m bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen en andere bouwwerken, geen vlaggenmasten zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.
20.3 Afwijken van de bouwregels
20.3.1 Afwijken hoofdgebouwen algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van:

  • a. sublid 20.2.1, sub a ten behoeve van het uitbreiden van een hoofdgebouw buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:
    • 1. de diepte van de woning niet meer dan 12 m bedraagt,
    • 2. aansluitend aan de achtergevel van de woning te allen tijde een niet te bebouwen ruimte over dient te blijven van minimaal de helft van de achtergevelbreedte en een diepte van minimaal 10 m,
    • 3. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 1 m aan de niet aaneen gebouwde zijde bedraagt;
    • 4. er geen onderlinge verschillen mogen ontstaan tussen de diepte van aaneengebouwde woningen,
    • 5. er geen afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige situatie van de omgeving, waaronder onder andere wordt verstaan het openhouden van zichtlijnen ;
  • b. het bepaalde in 20.2.1, sub b ten behoeve van het bouwen van de voorgevel op ten hoogste 2 m achter de voorgevelrooilijn;
  • c. het bepaalde in 20.2.1, sub c ten behoeve van het bouwen van een woning tot 1 m hoger dan de bestaande goothoogte;
  • d. het bepaalde in 20.2.1, sub d ten behoeve van het bouwen van een woning tot 1 m hoger dan de bestaande bouwhoogte;
  • e. het bepaalde in 20.2.1, sub g ten behoeve van het verkleinen van de afstand tussen twee niet aaneengebouwde woningen binnen een bouwvlak tot de zijdelingse bouwperceelsgrens tot 1 m;
  • f. het bepaalde in 20.2.2, sub b ten behoeve van het vergroten van de diepte van de woning, inclusief aan de achterzijde daarvan aangebouwde aan- en uitbouwen, over één laag met kap tot ten hoogste 18 m, met dien verstande dat:
    • 1. aansluitend aan de achtergevel van de woning te allen tijde een niet te bebouwen ruimte over dient te blijven van minimaal de helft van de achtergevelbreedte en een diepte van minimaal 10 m,
    • 2. de bij een woning behorende gronden waarop aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn toegestaan voor ten hoogste 50% mogen worden bebouwd, met dien verstande dat de grond onder de woning alsmede de gronden aan de achterzijde van de woning tot een diepte van 18 m achter de voorgevelrooilijn daarbij niet worden meegerekend,
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van de aan-, uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw, alsmede de oppervlakte van overkappingen, niet meer dan 85 m² mag bedragen, met dien verstande dat de oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen die zich aan de achterzijde van de woning bevindt tot een diepte van ten hoogste 18 m achter de voorgevelrooilijn voor de berekening van die oppervlakte niet meetelt,
    • 4. er geen afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige situatie van de omgeving;
  • g. het bepaalde in 20.2.2, sub c ten behoeve van een bredere aan- en uitbouw, voor zover het percentage als gegeven in lid 20.2.2, sub f niet wordt overschreden.

Bij afwijking wordt het bepaalde in artikel 30, 'Waarde - Cultuurhistorie', in acht genomen.

20.3.2 Afwijken hogere goothoogte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor een hogere goothoogte van naast de woning gelegen aan- en uitbouwen, met dien verstande dat:

  • a. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 2 m bedraagt;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige situatie van de omgeving;
  • c. de aan- en uitbouwen qua uiterlijke verschijning ondergeschikt blijven aan het hoofdgebouw, waarbij de goothoogte van de aan- en uitbouwen ten minste 0,5 m lager is dan de goothoogte van het hoofdgebouw.

Bij afwijking wordt het bepaalde in artikel 30, 'Waarde - Cultuurhistorie', in acht genomen.

20.3.3 Afwijken bouwbeleid grote percelen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 20.2.2 sub d en lid 20.2.3 sub a, ten behoeve van bouwpercelen met een minimale oppervlakte van 1.000 m², voor het bouwen van aan-, uit- en bijgebouwen en overkappingen tot een oppervlakte van 10% van het bouwperceel met een maximum van 150 m².

Bij afwijking wordt het bepaalde in artikel 30, 'Waarde - Cultuurhistorie', in acht genomen.

20.3.4 Afwijken dakterrassen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van 20.2.2, sub f ten behoeve van de bouw van dakterrassen op aan- en uitbouwen naast of achter de woning, met dien verstande dat de bouwhoogte van de balkonafscheiding niet meer bedraagt dan 1,2 m boven de maximale goothoogte van de aan- en uitbouw en er bovendien geen onevenredige inbreuk wordt gedaan op de privacy van omwonenden. Dakterrassen die bij het in ontwerp ter visie leggen van dit bestemmingsplan reeds bestonden worden geacht te passen binnen de regels van dit plan en behoeven daarom geen omgevingsvergunning als hier bedoeld.

Bij afwijking wordt het bepaalde in artikel 30, 'Waarde - Cultuurhistorie', in acht genomen.

20.4 Specifieke gebruiksregels

Een verboden gebruik is in ieder geval niet het gebruik van een woning en daarbij behorende aanbouwen en bijgebouwen voor de uitoefening van een vrij beroep, met dien verstande dat:

  • a. tot ten hoogste 15% van de aanwezige vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 40 m², voor de uitoefening van het vrije beroep mag worden gebruikt;
  • b. voor de woningen langs de Molenstraat en de Koningin Wilhelminastraat, de Dorpsstraat en de Veenestraat tot ten hoogste 50% van de aanwezige vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 80 m², voor de uitoefening van het vrije beroep mag worden gebruikt.
20.5 Afwijken van de gebruiksregels
20.5.1 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in 20.4 ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, anders dan een vrij beroep, en internetwinkel in een woning en daarbij behorende aanbouwen en bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. tot ten hoogste 15% van de aanwezige vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 40 m², voor de uitoefening van het aan huis gebonden beroep mag worden gebruikt;
  • b. voor de woningen langs de Molenstraat en de Koningin Wilhelminastraat, de Dorpsstraat en de Veenestraat tot ten hoogste 50% van de aanwezige vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 80 m², voor de uitoefening van het aan huis gebonden beroep mag worden gebruikt;
  • c. voor milieuvergunningplichtige en meldingplichtige bedrijven ingevolge de Wet milieubeheer geen afwijking wordt verleend;
  • d. aan detailhandel slechts medewerking wordt verleend, indien het verkoop betreft van aan huis vervaardigde, vaak ambachtelijke producten, die niet concurrerend zijn ten opzichte van de overige detailhandel -uitgezonderd vis en visproducten- onder de voorwaarden dat de vestiging geen onevenredige aantasting van de woonsituatie en de verkeersveiligheid met zich meebrengt en de hoofdfunctie wonen van het pand gehandhaafd blijft;
  • e. voor horecabedrijven geen afwijking wordt verleend;
  • f. het gebruik zowel naar aard als wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming moet zijn;
  • g. het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich mag meebrengen.

Artikel 21 Wonen - Autoboxen

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Autoboxen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de stalling van (motor-)voertuigen, met daarbij behorende gebouwen en erven;
  • b. opslag van goederen ter plaatse van de aanduiding 'opslag'.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
21.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

Artikel 22 Wonen - Gestapeld

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Gestapeld' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met een vrij beroep;
  • b. bijzondere woonvormen met de daarbij behorende sociale en medische voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';

met de daarbij behorende tuinen en erven.

22.2 Bouwregels
22.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend in de vorm van gestapelde woningen binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat het aantal eengezinswoningen per bouwperceel ten hoogste het bestaande aantal mag bedragen;
  • b. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte;
  • c. de dakhelling bedraagt ten hoogste 55°.
22.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. per gestapelde woning mag buiten het bouwvlak ten hoogste 1 bijgebouw worden gerealiseerd;
  • b. de hoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de oppervlakte van een bijgebouw bedraagt maximaal 10 m².
22.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van pergola's en overkappingen met een open constructie ten hoogste 3 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn van de woning ten hoogste 1 m bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van overige erf- en terreinafscheidingen en andere bouwwerken, geen vlaggenmasten zijnde, ten hoogste 2 m bedraagt.
22.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 22.2.1, sub b ten behoeve van het verhogen van de goot- en/of bouwhoogte met 1 m.

22.4 Specifieke gebruiksregels

Een verboden gebruik is in ieder geval niet het gebruik van een woning en daarbij behorende aanbouwen en bijgebouwen voor de uitoefening van een vrij beroep, met dien verstande dat:

  • a. tot ten hoogste 15% van de aanwezige vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 40 m², voor de uitoefening van het vrije beroep mag worden gebruikt;
  • b. voor de woningen langs de Molenstraat en de Koningin Wilhelminastraat, de Dorpsstraat en de Veenestraat tot ten hoogste 50% van de aanwezige vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 80 m², voor de uitoefening van het vrije beroep mag worden gebruikt.
22.5 Afwijken van de gebruiksregels
22.5.1 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in 23.4 ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, anders dan een vrij beroep, en internetwinkel in een woning en daarbij behorende aanbouwen en bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. tot ten hoogste 15% van de aanwezige vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 40 m², voor de uitoefening van het aan huis gebonden beroep mag worden gebruikt;
  • b. voor de woningen langs de Molenstraat en de Koningin Wilhelminastraat, de Dorpsstraat en de Veenestraat tot ten hoogste 50% van de aanwezige vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 80 m², voor de uitoefening van het aan huis gebonden beroep mag worden gebruikt
  • c. voor milieuvergunningplichtige en meldingplichtige bedrijven ingevolge de Wet milieubeheer geen afwijking wordt verleend;
  • d. aan detailhandel slechts medewerking wordt verleend, indien het verkoop betreft van aan huis vervaardigde, vaak ambachtelijke producten , die niet concurrerend zijn ten opzichte van de overige detailhandel -uitgezonderd vis en visproducten- onder de voorwaarden dat de vestiging geen onevenredige aantasting van de woonsituatie en de verkeersveiligheid met zich meebrengt en de hoofdfunctie wonen van het pand gehandhaafd blijft;
  • e. voor horecabedrijven geen afwijking wordt verleend;
  • f. het gebruik zowel naar aard als wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming moet zijn;
  • g. het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich mag meebrengen.

Artikel 23 Wonen - Twee aaneengesloten

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Twee aaneengesloten' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen al dan niet in combinatie met een vrij beroep;
  • b. bedrijfsmatige activiteiten, milieucategorie 1 of daarmee vergelijkbaar, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', uitsluitend op de begane grondlaag;
  • c. publiekgerichte dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';

met de daarbij behorende tuinen en erven.

23.2 Bouwregels

Ten behoeve van de in 23.1 genoemde bestemmingsomschrijving mogen, met inachtneming van de in 23.2.1 t/m 23.2.3 genoemde regels, de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.

23.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd in de vorm van een twee-aaneengesloten woning of een vrijstaande woning;
  • b. de voorgevel van een woning mag uitsluitend worden gebouwd in de voorgevelrooilijn;
  • c. de goothoogte van de woning mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  • d. de bouwhoogte van de woning mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  • e. het aantal eengezinswoningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal eengezinswoningen, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', dan mag het aantal wooneenheden niet meer bedragen dan het aangegeven aantal;
  • f. de dakhelling bedraagt ten minste 35o en ten hoogste 55 o, met dien verstande dat een woning over ten hoogste 25% van de oppervlakte plat mag worden afgedekt, of, indien een mansarde-kap of een daarvan afgeleide kapvorm wordt gebouwd, mag de dakhelling niet minder dan 20º en niet meer dan 80º zijn;
  • g. de afstand tussen twee niet aaneengebouwde woningen binnen een bouwvlak tot de zijdelingse bouwperceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m.
23.2.2 Aan-, uit- en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan-, uit- en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen mogen uitsluitend 5 m achter de voorgevelrooilijn worden gerealiseerd;
  • b. de diepte van de oorspronkelijke eengezinswoning, inclusief aan de achterzijde daarvan aangebouwde aan- en uitbouwen, mag over één laag met kap tot een diepte van ten hoogste 12 m worden vergroot, met dien verstande dat het bepaalde in 15.2.1, alsmede 23.2.2, sub e. onverminderd van kracht blijft;
  • c. aansluitend aan de achtergevel van de woning dient te allen tijde een niet te bebouwen ruimte over te blijven van minimaal de helft van de achtergevelbreedte en een diepte van minimaal 6 m;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de aan-, uit- en bijgebouwen bij een hoofdgebouw, alsmede de oppervlakte van overkappingen als bedoeld in 23.2.3, sub a. mag niet meer dan 85 m² bedragen, met dien verstande dat de oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, die zich aan de achterzijde van de woning bevindt tot een diepte van ten hoogste 12 m achter de voorgevelrooilijn voor de berekening van die oppervlakte niet meetelt;
  • e. de bij een woning behorende gronden waarop aan-, uit- en bijgebouwen zijn toegestaan mogen voor ten hoogste 50% worden bebouwd, of indien het bestaande percentage meer bedraagt dan 50% dan mag het bestaande percentage worden bebouwd, met dien verstande dat de grond onder de oorspronkelijke woning alsmede de gronden aan de achterzijde van de woning tot een diepte van 12 m daarbij niet worden meegerekend;
  • f. de goothoogte van aan- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de begane grondlaag waaraan wordt gebouwd;
  • g. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 5 m;
  • h. de afstand van aan-, uit- en bijgebouwen bedraagt ten minste 2 m tot de bestemming 'Water'.
23.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen bij een hoofdgebouw, alsmede de oppervlakte van aan- en uit- en bijgebouwen als bedoeld in 23.2.2 sub d, mag niet meer dan 85 m² bedragen, met dien verstande dat de oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, die zich aan de achterzijde van de woning bevinden, tot een diepte van ten hoogste 12 m achter de voorgevelrooilijn, voor de berekening van die oppervlakte niet meetelt;
  • b. de bouwhoogte van pergola's en overkappingen met een open constructie ten hoogste 3 m bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen en andere bouwwerken, geen vlaggenmasten zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.
23.3 Afwijken van de bouwregels
23.3.1 Afwijken hoofdgebouwen algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van:

  • a. sublid 23.2.1, sub a ten behoeve van het uitbreiden van een hoofdgebouw buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:
    • 1. de diepte van de woning niet meer dan 12 m bedraagt,
    • 2. aansluitend aan de achtergevel van de woning te allen tijde een niet te bebouwen ruimte over dient te blijven van minimaal de helft van de achtergevelbreedte en een diepte van minimaal 10 m,
    • 3. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 1 m aan de niet aaneen gebouwde zijde bedraagt;
    • 4. er geen onderlinge verschillen mogen ontstaan tussen de diepte van aaneengebouwde woningen,
    • 5. er geen afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige situatie van de omgeving, waaronder onder andere wordt verstaan het openhouden van zichtlijnen ;
  • b. het bepaalde in 23.2.1, sub b. ten behoeve van het bouwen van de voorgevel op ten hoogste 2 m achter de voorgevelrooilijn;
  • c. het bepaalde in 23.2.1, sub c. ten behoeve van het bouwen van een woning tot 1 m hoger dan de bestaande goothoogte;
  • d. het bepaalde in 23.2.1, sub d. ten behoeve van het bouwen van een woning tot 1 m hoger dan de bestaande bouwhoogte;
  • e. het bepaalde in 23.2.1, sub g ten behoeve van het verkleinen van de afstand tussen twee niet aaneengebouwde woningen binnen een bouwvlak tot de zijdelingse bouwperceelsgrens tot 1 m;
  • f. het bepaalde in 23.2.2, sub b ten behoeve van het vergroten van de diepte van de woning, inclusief aan de achterzijde daarvan aangebouwde aan- en uitbouwen, over één laag met kap tot ten hoogste 18 m, met dien verstande dat:
    • 1. aansluitend aan de achtergevel van de woning te allen tijde een niet te bebouwen ruimte over dient te blijven van minimaal de helft van de achtergevelbreedte en een diepte van minimaal 10 m,
    • 2. de bij een woning behorende gronden waarop aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn toegestaan voor ten hoogste 50% mogen worden bebouwd, met dien verstande dat de grond onder de woning alsmede de gronden aan de achterzijde van de woning tot een diepte van 18 m achter de voorgevelrooilijn daarbij niet worden meegerekend,
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van de aan-, uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw, alsmede de oppervlakte van overkappingen, niet meer dan 85 m² mag bedragen, met dien verstande dat de oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen die zich aan de achterzijde van de woning bevindt tot een diepte van ten hoogste 18 m achter de voorgevelrooilijn voor de berekening van die oppervlakte niet meetelt,
    • 4. er geen afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige situatie van de omgeving;
  • g. het bepaalde in 23.2.2, sub c ten behoeve van een bredere aan- of uitbouw, voorzover het percentage als gegeven in lid 23.2.2, sub e niet wordt overschreden.

Bij afwijking wordt het bepaalde in artikel 30, 'Waarde - Cultuurhistorie', in acht genomen.

23.3.2 Afwijken hogere goothoogte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor een hogere goothoogte van naast de woning gelegen aan- of uitbouwen, met dien verstande dat:

  • a. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 2 m bedraagt;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige situatie van de omgeving;
  • c. de aan- of uitbouw qua uiterlijke verschijning ondergeschikt blijft aan het hoofdgebouw, waarbij de goothoogte van de aan- of uitbouw tenminste 0,5 m lager is dan de goothoogte van het hoofdgebouw.

Bij afwijking wordt het bepaalde in artikel 30, 'Waarde - Cultuurhistorie', in acht genomen.

23.3.3 Afwijken bouwbeleid grote percelen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen, in afwijking van het bepaalde in lid 23.2.2 sub d en lid 23.2.3 sub a, ten behoeve van bouwpercelen met een minimale oppervlakte van 1.000 m², voor het bouwen van aan-, uit- en bijgebouwen en overkappingen tot een oppervlakte van 10% van het bouwperceel met een maximum van 150 m².

Bij afwijking wordt het bepaalde in artikel 30, 'Waarde - Cultuurhistorie', in acht genomen.

23.3.4 Afwijken dakterrassen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van23.2.2, sub f ten behoeve van de bouw van dakterrassen op aan- en uitbouwen naast of achter de woning, met dien verstande dat de bouwhoogte van de balkonafscheiding niet meer bedraagt dan 1,2 m boven de maximale goothoogte van de aan- of uitbouw en er bovendien geen onevenredige inbreuk wordt gedaan op de privacy van omwonenden. Dakterrassen die bij het in ontwerp ter visie leggen van dit bestemmingsplan reeds bestonden worden geacht te passen binnen de regels van dit plan en behoeven daarom geen omgevingsvergunning als hier bedoeld.

Bij afwijking wordt het bepaalde in artikel 30, 'Waarde - Cultuurhistorie', in acht genomen.

23.4 Specifieke gebruiksregels

Een verboden gebruik is in ieder geval niet het gebruik van een woning en daarbij behorende aanbouwen en bijgebouwen voor de uitoefening van een vrij beroep, met dien verstande dat:

  • a. tot ten hoogste 15% van de aanwezige vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 40 m², voor de uitoefening van het vrije beroep mag worden gebruikt;
  • b. voor de woningen langs de Molenstraat en de Koningin Wilhelminastraat, de Dorpsstraat en de Veenestraat tot ten hoogste 50% van de aanwezige vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 80 m², voor de uitoefening van het vrije beroep mag worden gebruikt.
23.5 Afwijken van de gebruiksregels
23.5.1 beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in 23.4 ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, anders dan een vrij beroep, en internetwinkel in een woning en daarbij behorende aanbouwen en bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. tot ten hoogste 15% van de aanwezige vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 40 m², voor de uitoefening van het aan huis gebonden beroep mag worden gebruikt;
  • b. voor de woningen langs de Molenstraat en de Koningin Wilhelminastraat, de Dorpsstraat en de Veenestraat tot ten hoogste 50% van de aanwezige vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 80 m², voor de uitoefening van het aan huis gebonden beroep mag worden gebruikt
  • c. voor milieuvergunningplichtige en meldingplichtige bedrijven ingevolge de Wet milieubeheer geen afwijking wordt verleend;
  • d. aan detailhandel slechts medewerking wordt verleend, indien het verkoop betreft van aan huis vervaardigde, vaak ambachtelijke producten , die niet concurrerend zijn ten opzichte van de overige detailhandel -uitgezonderd vis en visproducten- onder de voorwaarden dat de vestiging geen onevenredige aantasting van de woonsituatie en de verkeersveiligheid met zich meebrengt en de hoofdfunctie wonen van het pand gehandhaafd blijft;
  • e. voor horecabedrijven geen afwijking wordt verleend;
  • f. het gebruik zowel naar aard als wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming moet zijn;
  • g. het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich mag meebrengen.

Artikel 24 Wonen - Vrijstaand

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Vrijstaand' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen al dan niet in combinatie met een vrij beroep;
  • b. bedrijfsmatige activiteiten, milieucategorie 1 of daarmee vergelijkbaar uitsluitend op de begane grondlaag , ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
  • c. detailhandel uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • d. maatschappelijke voorzieningen uitsluitend op de begane grondlaag, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  • e. visverwerkingsbedrijf, milieucategorie 1 of daarmee vergelijkbaar uitsluitend op de begane grondlaag , ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - visverwerkingsbedrijf';
  • f. uitsluitend de uitstalling ten verkoop en bedrijfsmatige activiteiten milieucategorie 1 of daarmee vergelijkbaar en uitsluitend op de begane grondlaag, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-toonzaal';
  • g. kantoor, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';

met de daarbij behorende tuinen en erven.

24.2 Bouwregels

Ten behoeve van de in 24.1 genoemde bestemmingsomschrijving mogen, met inachtneming van de in 24.2.1 t/m 24.2.3 genoemde regels, de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.

24.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd in de vorm van een vrijstaande woning;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' mag de gezamenlijke oppervlakte van de hoofdgebouwen, aan-, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • c. de voorgevel van een woning mag uitsluitend worden gebouwd in de voorgevelrooilijn;
  • d. de goothoogte van de woning mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  • e. de bouwhoogte van de woning mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  • f. het aantal eengezinswoningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal eengezinswoningen, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', dan mag het aantal wooneenheden niet meer bedragen dan het aangegeven aantal;
  • g. de dakhelling bedraagt ten minste 35o en ten hoogste 55 o, met dien verstande dat een woning over ten hoogste 25% van de oppervlakte plat mag worden afgedekt, of, indien een mansarde-kap of een daarvan afgeleide kapvorm wordt gebouwd, mag de dakhelling niet minder dan 20º en niet meer dan 80º zijn.
24.2.2 Aan-, uit- en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan-, uit- en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen mogen uitsluitend 5 m achter de voorgevelrooilijn worden gerealiseerd;
  • b. de diepte van de oorspronkelijke woning, inclusief aan de achterzijde daarvan aangebouwde aan- en uitbouwen, mag over één laag met kap tot een diepte van ten hoogste 12 m worden vergroot, met dien verstande dat het bepaalde in 15.2.1, alsmede in 24.2.2, sub e. onverminderd van kracht blijft;
  • c. aansluitend aan de achtergevel van de woning dient te allen tijde een niet te bebouwen ruimte over te blijven van minimaal de helft van de achtergevelbreedte en een diepte van minimaal 6 m;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de aan-, uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw, alsmede de oppervlakte van overkappingen als bedoeld in 24.2.3, sub a. mag niet meer dan 85 m² bedragen waarbij geldt dat:
    • 1. de oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, die zich aan de achterzijde van de woning bevindt tot een diepte van ten hoogste 12 m achter de voorgevelrooilijn voor de berekening van die oppervlakte niet meetelt;
    • 2. het maximum bebouwd oppervlakte als bedoeld in lid 24.2.1 onder b ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' in acht wordt genomen;
  • e. de bij een woning behorende gronden waarop aan-, uit- en bijgebouwen zijn toegestaan mogen voor ten hoogste 50% worden bebouwd, of indien het bestaande percentage meer bedraagt dan 50% dan mag het bestaande percentage worden bebouwd, met dien verstande dat de grond onder de oorspronkelijke woning alsmede de gronden aan de achterzijde van de woning tot een diepte van 12 m daarbij niet worden meegerekend;
  • f. de goothoogte van een aan- en uitbouw mag niet meer dan de bouwhoogte van de begane grondlaag waaraan wordt gebouwd;
  • g. de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 5 m;
  • h. de afstand van aan-, uit- en bijgebouwen bedraagt ten minste 2 m tot de bestemming 'Water'.
24.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen bij een hoofdgebouw, alsmede de oppervlakte van aan- en uit- en bijgebouwen als bedoeld in 24.2.2 sub d, mag niet meer dan 85 m² bedragen, waarbij geldt dat:
    • 1. de oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen die zich aan de achterzijde van de woning bevinden, tot een diepte van ten hoogste 12 m achter de voorgevelrooilijn, voor de berekening van die oppervlakte niet meetelt,
    • 2. het maximum bebouwd oppervlakte als bedoeld in lid 24.2.1 onder b ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' in acht wordt genomen;
  • b. de bouwhoogte van pergola's en overkappingen met een open constructie ten hoogste 3 m bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen en andere bouwwerken, geen vlaggenmasten zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.
24.3 Afwijken van de bouwregels
24.3.1 Afwijken hoofdgebouwen algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van:

  • a. sublid 24.2.1, sub a ten behoeve van het uitbreiden van een hoofdgebouw buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:
    • 1. de diepte van de woning niet meer dan 12 m bedraagt,
    • 2. aansluitend aan de achtergevel van de woning te allen tijde een niet te bebouwen ruimte over dient te blijven van minimaal de helft van de achtergevelbreedte en een diepte van minimaal 10 m,
    • 3. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 1 m aan de niet aaneen gebouwde zijde bedraagt;
    • 4. er geen onderlinge verschillen mogen ontstaan tussen de diepte van aaneengebouwde woningen,
    • 5. er geen afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige situatie van de omgeving, waaronder onder andere wordt verstaan het openhouden van zichtlijnen ;
  • b. het bepaalde in 24.2.1, sub b ten behoeve van het bouwen van de voorgevel op ten hoogste 2 m achter de voorgevelrooilijn;
  • c. het bepaalde in 24.2.1, sub c ten behoeve van het bouwen van een woning tot 1 m hoger dan de bestaande goothoogte;
  • d. het bepaalde in 24.2.1, sub d ten behoeve van het bouwen van een woning tot 1 m hoger dan de bestaande bouwhoogte;
  • e. het bepaalde in 24.2.2, sub b ten behoeve van het vergroten van de diepte van de woning, inclusief aan de achterzijde daarvan aangebouwde aan- en uitbouwen, over één laag met kap tot ten hoogste 18 m, met dien verstande dat:
    • 1. aansluitend aan de achtergevel van de woning te allen tijde een niet te bebouwen ruimte over dient te blijven van minimaal de helft van de achtergevelbreedte en een diepte van minimaal 10 m,
    • 2. de bij een woning behorende gronden waarop aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn toegestaan voor ten hoogste 50% mogen worden bebouwd, met dien verstande dat de grond onder de woning alsmede de gronden aan de achterzijde van de woning tot een diepte van 18 m achter de voorgevelrooilijn daarbij niet worden meegerekend,
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van de aan-, uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw, alsmede de oppervlakte van overkappingen, niet meer dan 85 m² mag bedragen, waarbij geldt dat:
      • de oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen die zich aan de achterzijde van de woning bevindt tot een diepte van ten hoogste 18 m achter de voorgevelrooilijn voor de berekening van die oppervlakte niet meetelt,
      • het maximum bebouwd oppervlakte als bedoeld in lid 24.2.1 onder b ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' in acht wordt genomen,
    • 4. er geen afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige situatie van de omgeving;
  • f. het bepaalde in 24.2.2, sub c ten behoeve van een bredere aan- of uitbouw, voor zover het percentage als gegeven in 24.2.2, sub e niet wordt overschreden.

Bij afwijking wordt het bepaalde in artikel 30, 'Waarde - Cultuurhistorie', in acht genomen.

24.3.2 Afwijken hogere goothoogte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor een hogere goothoogte van naast de woning gelegen aan- of uitbouwen, met dien verstande dat:

  • a. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 2 m bedraagt;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige situatie van de omgeving;
  • c. de aan- of uitbouw qua uiterlijke verschijning ondergeschikt blijft aan het hoofdgebouw, waarbij de goothoogte van de aan- of uitbouw tenminste 0,5 m lager is dan de goothoogte van het hoofdgebouw.

Bij afwijking wordt het bepaalde in artikel 30, 'Waarde - Cultuurhistorie', in acht genomen.

24.3.3 Afwijken bouwbeleid grote percelen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen, in afwijking van het bepaalde in lid 24.2.2 sub d en lid 24.2.3 sub a, ten behoeve van bouwpercelen met een minimale oppervlakte van 1.000 m², voor het bouwen van aan-, uit- en bijgebouwen en overkappingen tot een oppervlakte van 10% van het bouwperceel met een maximum van 150 m².

Bij afwijking wordt het bepaalde in artikel 30, 'Waarde - Cultuurhistorie', in acht genomen.

24.3.4 Afwijken dakterrassen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van 24.2.2, sub f ten behoeve van de bouw van dakterrassen op aan- en uitbouwen naast of achter de woning, met dien verstande dat de bouwhoogte van de balkonafscheiding niet meer bedraagt dan 1,2 m boven de maximale goothoogte van de aan- of uitbouw en er bovendien geen onevenredige inbreuk wordt gedaan op de privacy van omwonenden. Dakterrassen die bij het in ontwerp ter visie leggen van dit bestemmingsplan reeds bestonden worden geacht te passen binnen de regels van dit plan en behoeven daarom geen omgevingsvergunning als hier bedoeld.

Bij afwijking wordt het bepaalde in artikel 30, 'Waarde - Cultuurhistorie', in acht genomen.

24.4 Specifieke gebruiksregels

Een verboden gebruik is in ieder geval niet het gebruik van een woning en daarbij behorende aanbouwen en bijgebouwen voor de uitoefening van een vrij beroep, met dien verstande dat:

  • a. tot ten hoogste 15% van de aanwezige vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 40 m², voor de uitoefening van het vrije beroep mag worden gebruikt;
  • b. voor de woningen langs de Molenstraat en de Koningin Wilhelminastraat, de Dorpsstraat en de Veenestraat tot ten hoogste 50% van de aanwezige vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 80 m², voor de uitoefening van het vrije beroep mag worden gebruikt.
24.5 Afwijken van de gebruiksregels
24.5.1 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in 24.4 ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, anders dan een vrij beroep, en internetwinkel in een woning en daarbij behorende aanbouwen en bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. tot ten hoogste 15% van de aanwezige vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 40 m², voor de uitoefening van het aan huis gebonden beroep mag worden gebruikt;
  • b. voor de woningen langs de Molenstraat en de Koningin Wilhelminastraat, de Dorpsstraat en de Veenestraat tot ten hoogste 50% van de aanwezige vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 80 m², voor de uitoefening van het aan huis gebonden beroep mag worden gebruikt;
  • c. voor milieuvergunningplichtige en meldingplichtige bedrijven ingevolge de Wet milieubeheer geen afwijking wordt verleend;
  • d. aan detailhandel slechts medewerking wordt verleend, indien het verkoop betreft van aan huis vervaardigde, vaak ambachtelijke producten , die niet concurrerend zijn ten opzichte van de overige detailhandel -uitgezonderd vis en visproducten- onder de voorwaarden dat de vestiging geen onevenredige aantasting van de woonsituatie en de verkeersveiligheid met zich meebrengt en de hoofdfunctie wonen van het pand gehandhaafd blijft;
  • e. voor horecabedrijven geen afwijking wordt verleend;
  • f. het gebruik zowel naar aard als wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming moet zijn;
  • g. het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich mag meebrengen.

Artikel 25 Woongebied - Uit te werken

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen al dan niet in combinatie met een vrij beroep,
  • b. maatschappelijke voorzieningen en zakelijke dienstverlening uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - woongebied 2',
  • c. de hierna genoemde voorzieningen uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'gemengd':
    • 1. bedrijfsactiviteiten, voor zover deze bedrijven behoren tot categorie 1 van de van deze regels deel uitmakende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten',
    • 2. publiekgerichte en zakelijke dienstverlening,
    • 3. maatschappelijke voorzieningen, en
    • 4. kantoren,
  • d. tuinen, erven, groen- en speelvoorzieningen en water,
  • e. verkeers-, verblijfs- en parkeervoorzieningen, en
  • f. bij een en ander behorende overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
25.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders moeten het plan, voor zover betreft de gronden, als bedoeld in lid 25.1, uitwerken volgens de volgende regels:

toegestane bouwwerken

  • a. op de gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
    • 1. woningen en bijgebouwen,
    • 2. gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen en zakelijke dienstverlening,
    • 3. gebouwen van beperkte omvang, zoals nutsgebouwen, telefooncellen en abri's, en
    • 4. bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van de bestemming;

bouwregels woningen

  • b. het aantal eengezinswoningen mag niet meer bedragen dan hierna ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - woongebied 1', respectievelijk 'overige zone - woongebied 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8' is aangegeven, waarbij tevens uitsluitend het daarbij aangegeven woningtype is toegestaan:
    aanduiding:
    'overige zone - ...'  
    max.
    aantal
    woningen  
    type woning  
    woongebied 1   10   vrijstaand, twee-aaneen of aaneengesloten woningen  
    woongebied 2   18   gestapeld  
    woongebied 3   30   vrijstaand, twee-aaneen of aaneengesloten woningen  
    woongebied 4   30   vrijstaand, twee-aaneen of aaneengesloten woningen  
    woongebied 5   6   vrijstaand, twee-aaneen of aaneengesloten woningen  
    woongebied 6   20   gestapeld  
    woongebied 7   15   vrijstaand, twee-aaneen of aaneengesloten woningen  
    woongebied 8   11   vrijstaand, twee-aaneen of aaneengesloten woningen  
  • c. de goot- respectievelijk bouwhoogte van woningen en andere hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
    bouwwerken   maximale goothoogte   maximale bouwhoogte  
    gestapelde woningen   11 m   14 m  
    vrijstaand, twee-aaneen of aaneengesloten woningen   7 m   11 m  
  • d. op geen van de gevels van woningen en andere geluidsgevoelige objecten mag, bij voltooiing, de geluidsbelasting de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijden;

parkeernormen

  • e. burgemeester en wethouders houden rekening met de door hen vastgestelde parkeernormen;

overige zone - woongebied 2

  • f. de bouwhoogte van gebouwen ten dienste van maatschappelijke voorzieningen en zakelijke dienstverlening mag niet meer dan 4 bouwlagen bedragen waarvan de bovenste bouwlaag minimaal 2 m terug dient te liggen ten opzichte van de voorgevellijn;
  • g. maatschappelijke voorzieningen en zakelijke dienstverlening mogen uitsluitend in de eerste en tweede bouwlaag worden gerealiseerd tot een gezamenlijke bruto vloeroppervlakte van 3.000 m²;
  • h. appartementen mogen in de gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen en zakelijke dienstverlening uitsluitend in de bovenste twee bouwlagen worden gerealiseerd;

overige zone - woongebied 2 en 3

  • i. de gezamenlijke oppervlakte aan open water in 'overige zone - woongebied 2' en 'overige zone - woongebied 3' dient minimaal 8% van de toename van het verhard oppervlak te bedragen.
25.3 Bouwregels

Zolang en voor zover een uitwerking nog geen rechtskracht heeft gekregen, mag in het desbetreffende deel van het plan niet worden gebouwd.

25.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 25.3 indien het betreffende bouwwerk in overeenstemming is met het ontwerp van de uitwerking.

Artikel 26 Waarde - Archeologie 1

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor bescherming van de aanwezige archeologische waarden.

26.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.2.1 Vergunningplicht

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige dan wel naar verwachting aanwezige archeologische waarden, is het verboden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het 'bevoegd gezag' op en in de in lid 26.1 bedoelde gronden werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren.

26.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd betreffende de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1', de regels van het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voorzover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 27 Waarde - Archeologie 2

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

27.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.2.1 Vergunningplicht

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige dan wel naar verwachting aanwezige archeologische waarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in lid 27.2.2, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) op en in de in lid 27.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van 50 m² of meer:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;
  • b. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;
  • c. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder peil;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • e. het ophogen en egaliseren van gronden.
27.2.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in lid 27.2.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • c. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het besluit waarbij het bestemmingsplan is vastgesteld.
27.2.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

De werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in lid 27.2.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
  • b. door aanvrager van de aanlegvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
27.3 Nadere eisen

In geval van een aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen op mede als 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden:

  • a. dient in het belang van de archeologische monumentenzorg door aanvrager van de vergunning een rapport te worden overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en
  • b. kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan de vergunning de volgende verplichtingen worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden,
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
27.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd betreffende de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2', de regels van het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voorzover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 28 Waarde - Archeologie 3

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

28.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.2.1 Vergunningplicht

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige dan wel naar verwachting aanwezige archeologische waarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in lid 28.2.2, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) op en in de in lid 28.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van 100 m² of meer:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;
  • b. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;
  • c. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder peil;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • e. het ophogen en egaliseren van gronden.
28.2.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in lid 28.2.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • c. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het besluit waarbij het bestemmingsplan is vastgesteld.
28.2.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

De werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in lid 28.2.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
  • b. door aanvrager van de aanlegvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
28.3 Nadere eisen

In geval van een aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen op mede als 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden:

  • a. dient in het belang van de archeologische monumentenzorg door aanvrager van de vergunning een rapport te worden overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en
  • b. kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan de vergunning de volgende verplichtingen worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
28.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd betreffende de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3', de regels van het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voorzover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 29 Waarde - Archeologie 4

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

29.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.2.1 Vergunningplicht

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige dan wel naar verwachting aanwezige archeologische waarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in lid 29.2.2, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) op en in de in lid 29.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van 500 m² of meer:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;
  • b. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;
  • c. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder peil;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • e. het ophogen en egaliseren van gronden.
29.2.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in lid 29.2.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • c. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het besluit waarbij het bestemmingsplan is vastgesteld.
29.2.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

De werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in lid 29.2.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
  • b. door aanvrager van de aanlegvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
29.3 Nadere eisen

In geval van een aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen op mede als 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden:

  • a. dient in het belang van de archeologische monumentenzorg door aanvrager van de vergunning een rapport te worden overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en
  • b. kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan de vergunning de volgende verplichtingen worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden,
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
29.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd betreffende de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4', de regels van het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voorzover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 30 Waarde - Cultuurhistorie

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud, de versterking en ontwikkeling van de aanwezige cultuurhistorische en ruimtelijke waarden.

Objecten met cultuurhistorische en ruimtelijke waarden zijn aangegeven op de bij deze regels behorende bijlage '3' en nader aangeduid als:

  • a. 'rijksmonument' (paars);
  • b. 'dominant/ gemeentelijk monument' (rood);
  • c. 'beeldbepalend' (oranje);
  • d. 'beeldondersteunend' (geel).

De onder b ('dominant/ gemeentelijk monument' (rood)) en c ('beeldbepalend' (oranje)) genoemde panden hebben de status van gemeentelijk beschermd monument ingevolge de erfgoedverordening:

  • rode panden in de zin van artikel 1, lid a, sub 1a en
  • oranje panden in de zin van artikel 1, lid a, sub 1b,

waarbij geldt dat rode panden totdat de aanwijzing ingevolge artikel 3 van de erfgoedverordening heeft plaatsgevonden, hetzelfde beschermingsniveau hebben als oranje panden.

30.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 30.1, mag in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de andere bestemmingen, slechts worden gebouwd indien uit het cultuurhistorisch basisonderzoek en de daarop gebaseerde 'Cultuurhistorische beleidskaart Centrale As' blijkt dat de ruimtelijke karakteristiek en de cultuurhistorische waarden niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord of vernietigd, met in achtneming van het volgende:

  • a. behoud, onderhoud en versterken gaat voor vernieuwen en ontwikkelen;
  • b. vernieuwen en ontwikkelen geschiedt vanuit en met respect voor de cultuurhistorische waarden.
30.2.1 Nadere regels
  • a. De bouwregels vermeld onder 30.2 zijn zondermeer van toepassing indien het bouwwerkzaamheden betreft voor zover zichtbaar vanaf de openbare ruimte aan cultuurhistorisch waardevolle objecten die op de 'Cultuurhistorische beleidskaart Centrale As' zijn aangeduid als:
    • 1. 'dominant/ gemeentelijk monument' (= rood);
    • 2. beeldbepalend (= oranje);
  • b. Ten aanzien van het verkrijgen van een omgevingsvergunning voortvloeiend uit de bouwregels genoemd in art 30.2 en het objecten betreft genoemd onder a, dient een cultuur-/bouwhistorisch projectonderzoek te worden overlegd.
  • c. Ten aanzien van het verlenen van een omgevingsvergunning voortvloeiend uit de bouwregels genoemd in art 30.2 en het objecten betreft genoemd onder a, dient de Monumentencommissie om advies te worden gevraagd.
  • d. Ten aanzien van het verlenen van een omgevingsvergunning voortvloeiend uit de bouwregels genoemd in art 29.2 en het geen objecten betreft genoemd onder a, dient de Welstandscommissie om advies te worden gevraagd.
30.3 Specifieke gebruiksregel

Het is verboden de gronden en of bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het cultuurhistorisch en/of ruimtelijk waardevol object wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.4.1 Vergunningsvereiste

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) aan cultuurhistorisch waardevolle objecten die op de 'Cultuurhistorische beleidskaart Centrale As' zijn aangeduid als:

  • a. 'dominant/ gemeentelijk monument' (rood);
  • b. 'beeldbepalend' (oranje);
  • c. beeldondersteunend (= geel);

werken of werkzaamheden, niet zijnde bouwen, slopen of regulier onderhoud, uit te voeren zichtbaar vanaf de openbare ruimte.

30.4.2 Voorwaarden vergunningsvereiste

De omgevingsvergunning genoemd onder 30.4.1kan slechts worden verleend indien:

  • a. blijkt, dat de cultuurhistorische waarden niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord, casu quo worden behouden, versterkt en/of ontwikkeld.
  • b. voor panden aangeduid als:
    • 1. 'dominant/ gemeentelijk monument' (rood);
    • 2. 'beeldbepalend' (oranje);
      dient hetgeen genoemd onder a worden aangetoond met een cultuur-/bouwhistorisch projectonderzoek.
  • c. over het verzoek om een omgevingsvergunning genoemd voor panden aangeduid als:
    • 1. 'dominant/ gemeentelijk monument' (rood);
    • 2. 'beeldbepalend' (oranje);
      dient de Monumentencommissie om advies te worden gevraagd.
  • d. over het verzoek om een omgevingsvergunning voor panden aangeduid als 'beeldondersteunend (= geel)' dient de Welstandscommissie om advies te worden gevraagd.
30.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
30.5.1 Sloopvergunningvereiste
  • a. Het is verboden om op de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie', de op de 'Cultuurhistorische beleidskaart Centrale As' als:
    • 1. 'dominant/ gemeentelijk monument' (rood);
    • 2. 'beeldbepalend' (oranje);
    • 3. 'beeldondersteunend' (geel);
      aangeduide cultuurhistorisch waardevolle bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen, aantasten of vernietigen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (sloopvergunning).
  • b. Bij de aanvraag om sloopvergunning voor het geheel of gedeeltelijk slopen van objecten die op de 'Cultuurhistorische beleidskaart Centrale As' aangegeven zijn als 'dominant/ gemeentelijk monument' (rood) en 'beeldbepalend' (oranje), dient een cultuur- /bouwhistorisch onderzoek te worden overgelegd.
  • c. Over het verzoek om sloopvergunning dient de Monumentencommissie om advies te worden gevraagd.
30.5.2 Uitzondering sloopvergunningvereiste

Het in lid 30.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden:

  • a. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerking treden van dit bestemmingsplan;
  • b. waarvoor ten tijde van het inwerking treden van dit bestemmingsplan reeds sloopvergunning is verleend.
30.5.3 Criteria voor sloopvergunning

De vergunning kan worden verleend indien:

  • a. uit een cultuur-/bouwhistorisch projectonderzoek blijkt, dat de cultuurhistorische waarden niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord, casu quo worden behouden, versterkt en/of ontwikkeld;
  • b. uit een onderzoek als genoemd onder sub a. blijkt dat, als de aanwezige waarden worden verstoord, dan wel vernietigd:
    • 1. wordt gemotiveerd hoe men vanuit die waarden nieuwe ontwikkelingen realiseert die binnen de karakteristiek als gebleken uit het cultuurhistorische basisonderzoek passen;
    • 2. documentatie plaats vindt van de te slopen waarden;
    • 3. voor bijzondere materiële relicten een duurzaam toekomstperspectief in situ wordt gewaarborgd en indien dit redelijkerwijs niet mogelijk is ex situ;
  • c. voor zover het bouwwerken betreft die op de 'Cultuurhistorische beleidskaart Centrale As' als:
    • 1. 'dominant/ gemeentelijk monument' (rood);
    • 2. 'beeldbepalend' (oranje);
    • 3. 'beeldondersteunend' (geel),
      zijn aangeduid, een omgevingsvergunning is verleend voor een in plaats van het te slopen bouwwerk op te richten bouwwerk.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 31 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 32 Algemene bouwregels

32.1 Parkeernorm

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat ten behoeve van de betreffende bestemming, op eigen terrein of elders in parkeergelegenheid wordt of zal worden voorzien overeenkomstig de door burgemeester en wethouders vastgestelde parkeernormen.

Artikel 33 Algemene aanduidingsregels

33.1 geluidzone - industrie
33.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn de gronden in aanvulling op het bepaalde in de regels als bedoeld in hoofdstuk 2, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrieterrein De Kronkels op geluidsgevoelige objecten.

33.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen geldt ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie', dat een op grond van de andere aangewezen bestemmingen toelaatbaar gebouw, of de uitbreiding daarvan, welke kan worden aangemerkt als een geluidsgevoelig object als bedoeld in de Wet geluidhinder, slechts mag worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein De Kronkels op de gevels van dit gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

33.1.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' wordt in ieder geval gerekend het gebruik van niet-geluidgevoelige objecten als geluidsgevoelig object.

Artikel 34 Algemene afwijkingsregels

34.1 Meetverschillen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van de regels van het plan, voor zover dit, tengevolge van geringe afwijkingen of onnauwkeurigheden, noodzakelijk is voor een goede uitvoering van het plan, met dien verstande dat de genoemde afwijkingen ten hoogste 1,00 m mogen bedragen.

34.2 10%-regeling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van de regels van het plan ten behoeve van een vermeerdering van de voorgeschreven maten en percentages, alsmede de inhoud en de oppervlakte van de bouwwerken, mits de vermeerdering niet meer dan 10% bedraagt.

34.3 Nutsvoorziening

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van de regels van het plan ten behoeve van de bouw van nutsgebouwtjes met een maximale bouwhoogte en inhoud van respectievelijk 3,5 m en 50 m³.

34.4 Gebruik van een woning door meer dan vier afzonderlijke personen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 1 lid 1.50 voor het gebruik van een woning in strijd met het begrip woning ten behoeve van de huisvesting buiten het verband van een huishouden met meer dan vier personen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • 1. de woning/wooneenheid een vloeroppervlakte heeft van meer dan 150 m² bvo;
  • 2. er voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd waarbij een parkeernorm geldt van 0,6 parkeerplaats per persoon voor het aantal personen boven het toegestane maximum aantal van vier personen, of er door aanvrager schriftelijk en gemotiveerd wordt onderbouwd welke maatregelen er worden getroffen om van de parkeernorm te kunnen afwijken. Hierbij is het college van burgemeester en wethouders bevoegd om op basis van deze onderbouwing nadere eisen te stellen;
  • 3. de economische uitvoerbaarheid is gewaarborgd.
34.5 Gebruik van een woning ten behoeve van mantelzorg

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in in artikel 1 lid 1.50 dat een woning voor de huisvesting van slechts één afzonderlijk huishouden mag worden gebruikt, in het geval er sprake is van een zorgrelatie tussen de bewoners, met dien verstande dat:

  • 1. de voorziening in één gebouw, met één hoofdtoegang gerealiseerd dient te worden en er intern een doorgang aanwezig dient te zijn, waarbij de eventuele aanbouw/uitbreiding qua uitstraling ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
  • 2. in het geval de zorg-relatie is beëindigd, de voorziening binnen een redelijke periode dient te worden gebracht in de situatie van bewoning door één huishouden.
34.6 Bed and breakfast

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor:

  • 1. het gebruik van de woning ten behoeve van Bed and breakfast waarbij de volgende bepalingen gelden:
    • a. er mogen maximaal 2 kamers met in totaal maximaal 4 slaapplaatsen van de woning worden gebruikt, tot een maximum van 30% van de vloeroppervlakte van de woning;
    • b. het parkeren van auto's van gasten dient op eigen erf te geschieden;
    • c. de activiteit mag door visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, niet leiden tot een karakterverandering van het perceel dan wel de woning.
  • 2. het vestigen van Bed and breakfast in vrijstaande bijgebouwen indien hierdoor de cultuurhistorische waarde van het hoofdgebouw en/of het ensemble behouden blijft.

De omgevingsvergunning wordt slecht verleend indien met de vestiging geen onevenredige overlast (niet meer dan 1 gezin kan veroorzaken) wordt veroorzaakt.

Artikel 35 Algemene gebruiksregels

35.1 Strijdig gebruik

Een gebruik in strijd met het bestemmingsplan is in ieder geval het gebruik:

  • a. ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. stand- of ligplaats van onderkomens;
  • c. opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;

een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.

Artikel 36 Algemene wijzigingsregels

36.1 Bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodat bestemmingsgrenzen in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling kunnen worden aangepast, met dien verstande dat de bij de wijziging betrokken bestemmingen met niet meer dan 10% worden verkleind of vergroot.

36.2 wetgevingszone - wijzigingsgebied koningin wilhelminastraat

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd op gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied koningin wilhelminastraat' de gronden te wijzigen naar de bestemming:

met dien verstande dat:

  • a. het totaal aantal woningen binnen het gebied niet meer mag bedragen dan 3;
  • b. het aantal bouwlagen niet meer mag bedragen dan twee, waarbij geldt dat de bouwhoogte van een bouwlaag niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • c. de hoofdgebouwen afgedekt dienen te worden met een kap, waarvan de dakhelling niet minder mag bedragen dan 35°;
  • d. voldaan wordt aan de door burgemeester en wethouders vastgestelde parkeernormen.
36.3 wetgevingszone - wijzigingsgebied rembrandt van rijnstraat

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd op gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied rembrandt van rijnstraat' de gronden te wijzigen naar de bestemming:

met dien verstande dat:

  • a. het totaal aantal woningen binnen het gebied niet meer mag bedragen dan 2;
  • b. het aantal bouwlagen niet meer mag bedragen dan twee, waarbij geldt dat de bouwhoogte van een bouwlaag niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • c. de hoofdgebouwen afgedekt dienen te worden met een kap, waarvan de dakhelling niet minder mag bedragen dan 35°;
  • d. op geen van de gevels van woningen en andere geluidsgevoelige objecten, bij voltooiing, de geluidsbelasting de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder mag overschrijden;
  • e. er geen openbare parkeerplaatsen verloren gaan;
  • f. voldaan wordt aan de door burgemeester en wethouders vastgestelde parkeernormen.
36.4 Wijzigingsbevoegdheid schurenregeling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de bouw van maximaal 1 extra woning op een bouwperceel langs de Dorpsstraat, indien op dat bouwperceel een deel of alle erfbebouwing wordt gesloopt, met dien verstande dat:

  • 1. de bestemming van de gronden uitsluitend mag worden gewijzigd in de bestemmingen Wonen - Vrijstaand (Artikel 24) en Tuin (Artikel 15);
  • 2. objecten met cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals aangegeven op de bij deze regels behorende bijlage 'Cultuurhistorische beleidskaart Centrale As' niet mogen worden gesloopt;
  • 3. ten hoogste 50% van de oppervlakte van de gesloopte c.q. te slopen bebouwing mag worden teruggebouwd, met dien verstande dat:
    • a. onder de te realiseren bebouwing zowel de nieuwe woning, als de volgens het wijzigingsplan maximaal te realiseren oppervlakte erfbebouwing wordt begrepen;
    • b. maximaal 60% van de oppervlakte van de gesloopte c.q. te slopen bebouwing mag worden teruggebouwd indien het bouwperceel grenst aan een van de Stadsweiden en een open zichtlijn tussen de Dorpsstraat en de Stadsweiden wordt gerealiseerd met dien verstande dat:
      • de breedte van de zichtlijn minimaal de breedte van de bestaande zichtlijn dient te bedragen;
      • indien de breedte van de bestaande zichtlijn kleiner is dan 3 m, de breedte van de zichtlijn minimaal 3 m dient te bedragen;
    • c. de oppervlakte van de op de bij deze regels behorende bijlage 'Cultuurhistorische beleidskaart Centrale As' aangegeven objecten met cultuurhistorische en ruimtelijke waarden niet in de berekeningen wordt betrokken;
  • 4. voor de nieuwe woning uitsluitend gebruik mag worden gemaakt van de bestaande toegang tot het bouwperceel;
  • 5. de bouwmassa van de nieuw te bouwen woning ondergeschikt dient te zijn aan de bouwmassa van het hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel, met dien verstande dat de goothoogte en de bouwhoogte van de nieuwe woning in ieder geval niet meer mag bedragen dan 3 m, respectievelijk 9 m;
  • 6. indien het bouwperceel grenst aan een van de Stadsweiden dient de afstand tussen de nieuwe bebouwing en de Stadsweiden ten minste 20 m te bedragen;
  • 7. ten aanzien van het verlenen van een omgevingsvergunning voortvloeiend uit de bouwregels van artikel 30.2 dient:
    • a. een cultuurhistorisch/bouwhistorisch projectonderzoek te worden overlegd;
    • b. de monumentencommissie om advies te worden gevraagd.

Een en ander in overeenstemming met het bepaalde in Artikel 30 Waarde - Cultuurhistorie.

Artikel 37 Overige regels

37.1 Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening van de gemeente Bunschoten ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard, blijven buiten toepassing, overeenkomstig de mogelijkheid die in artikel 9, lid 2 van de Woningwet wordt geboden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 38 Overgangsrecht bouwwerken

  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 39 Overgangsrecht gebruik

39.1 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 40 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Centrale As.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bunschoten van 23 januari 2014,

De voorzitter,   De griffier,  

 
 
M. van de Groep   Drs. E. Hoogstraten