direct naar inhoud van Regels
Plan: Land van Kemp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0312.bpWHVLandKemp-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Land van Kemp met identificatienummer NL.IMRO.0312.bpWHVLandKemp-va01 van de gemeente Bunnik.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aaneengebouwde woning:

een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen.

1.6 aan huis verbonden beroep:

het uitoefenen van een beroep aan huis of de beroepsmatige verlening van diensten aan huis op administratief, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen terrein, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 archeologisch deskundige:

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg.

1.8 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.9 archeologische verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische sporen en relicten.

1.10 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten.

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.12 bedrijfsactiviteiten aan huis:

het in een woning op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.13 bestaande bebouwing, inhoud, [...], hoogte:

bebouwing, inhoud, [...], hoogte, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een (omgevings)vergunning voor bouwen, met uitzondering van bebouwing, inhoud, [...], hoogte, die weliswaar bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar is gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bijbehorend bouwwerk (bijgebouw / aan- en uitbouw / overkapping):

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.18 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder, onderbouw, dakopbouw en/of zolder.

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.21 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.23 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.24 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw of een overkapping.

1.25 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren (danwel soortgelijke transacties) en/of leveren van goederen, aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.26 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover het bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt.

1.27 erker:

een uitbouw aan een woning, die zich bevindt aan de voor- of zijgevel of beide, van een woning en welke ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.28 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.29 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.30 incidentele standplaats:

onder een incidentele standplaats wordt verstaan een plaats op een locatie die eenmalig en voor een vooraf bepaalde beperkte duur van maximaal drie maanden op één of meerdere dagen in de week wordt ingenomen.

1.31 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.32 onderkomen

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.

1.33 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.34 overkapping:

een overig bouwwerk, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een wand.

1.35 peil:
  • a. bij gebouwen: de bovenkant van de afgewerkte vloer op de begane grond;
  • b. bij bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het rondom afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.
1.36 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.37 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.38 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.39 Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis:

een lijst waarin bedrijven zijn gecategoriseerd op bedrijfstypen en milieubelasting, waarnaar in de regels wordt verwezen en die daarom deel uit maakt van deze regels.

1.40 straatmeubilair:

de bij of op de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals abri´s, afvalbakken, (ondergrondse) afvalcontainers, alarmeringsinstallaties met bijbehorende antennes, bloemen- of plantenbakken, brandkranen, draagconstructies voor reclame, fietsenrekken, gedenktekens, lichtmasten, parkeermeters, pinboxen, schakelkasten, speeltoestellen, straatverlichting, telefooncellen met bijbehorende antennes, urinoirs, verkeersborden, verkeersgeleiders, verkeerslichten, informatieborden, voorwerpen van beeldende kunst, wegbewijzering. Onder straatmeubilair worden niet begrepen verkooppunten voor motorbrandstoffen.

1.41 twee aaneen

een woning is twee aaneen gebouwd als het hoofdgebouw van deze woning aangebouwd is aan het hoofdgebouw van één andere woning, en niet is aan te merken als een gestapelde woning.

1.42 verbeelding:

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie.

1.43 vloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op de begane grond.

1.44 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.45 voorgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van een gebouw loopt tot aan de zijdelingse bouwperceelsgrenzen.

1.46 vrijstaand:

een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw.

1.47 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.

1.48 zijgevel:

een gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde een voor- of achtergevel.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwdiepte:

vanaf het peil tot aan de onderkant van de laagst gelegen vloer, de fundering niet meegerekend.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 ondergeschikte bouwdelen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, liftschachten, hemelwaterafvoeren, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, lichtkappen/-koepels, balkons, bordessen, (brand)trappen, balkonhekken en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

2.8 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, mag het peil niet hoger worden gesitueerd dan 20 centimeter boven de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, mag het peil niet hoger worden gesitueerd dan 20 centimeter boven de gemiddelde hoogte van het rondom afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. plantsoenen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. beplantingen;
  • d. objecten van beeldende kunst;
  • e. fiets- en voetpaden;
  • f. toegangswegen en -paden naar percelen;
  • g. water en waterberging;
  • h. speelvoorzieningen, speelveldjes;
  • i. ondergrondse vuilcontainers.
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden zijn uitsluitend bouwwerken geen gebouwen toegestaan met een bouwhoogte van niet meer dan 3 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte voor speeltoestellen maximaal 4 meter mag bedragen.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2 voor speeltoestellen en objecten van beeldende kunst tot een bouwhoogte van maximaal 5 meter, mits het gebruik op de aangrenzende bestemmingen daardoor niet onevenredig wordt gehinderd.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

De voor 'Groen' aangewezen gronden mogen niet voor parkeren worden gebruikt.

Artikel 4 Sport

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportactiviteiten en sportvoorzieningen;
  • b. een sporthal of ander gebouw voor de uitoefening van sport;

alsmede voor:

  • c. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' een scherm dat dient ter reductie van de geluidbelasting van de sportactiviteiten naar de omgeving;
  • d. daarbij behorende voorzieningen zoals sportvelden, (ontsluitings)wegen, paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, tuinen, erven en water.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

4.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van gebouwen mag niet meer dan 6 meter bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 9 meter, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' of 'maximale bouwhoogte' een andere goot- en/of bouwhoogte is aangegeven, met dien verstande dat:
    • 1. indien ter plaatse de aanduiding 'maximale bouwhoogte' aanwezig is, de goothoogte niet meer mag bedragen dan de aangeduide bouwhoogte;
    • 2. indien de bestaande goot- en bouwhoogte meer bedraagt dan 6 meter respectievelijk 9 meter, deze ten hoogste zoveel mag bedragen als de bestaande goot- en bouwhoogte;
  • d. een binnenrijbaan is niet toegestaan;
  • e. in afwijking van het bepaalde in 4.2.1.a, mogen ondergeschikte dienstgebouwen, zoals bergingen en fietsenstallingen, ook buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte per vestiging niet meer dan 100 m² bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
  • f. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd achter het verlengde van de voorgevellijn van het hoofdgebouw.
4.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:
    Bouwwerk geen gebouw zijnde   Maximum bouwhoogte  
    lichtmasten   15 meter  
    lichtmasten bij een paardenbak   8 meter  
    vlaggenmasten   8 meter  
    luifels, pergola's en overkappingen   4 meter  
    buitenrijbanen (paardenbakken)   2 meter  
    erf- en terreinafscheidingen   2 meter  
    overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   3 meter  
  • b. in afwijking van het bepaalde in 4.2.2.a, mag ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' een scherm gerealiseerd worden met een maximum bouwhoogte van 3 meter.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

De voor 'Sport' aangewezen gronden mogen:

  • a. mede worden gebruikt voor ondergeschikte horeca, zoals een kantine;
  • b. niet worden gebruikt voor een bedrijfswoning / dienstwoning.

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
  • b. perceelsontsluitingen.
5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn uitsluitend overige bouwwerken toegestaan, met een maximum bouwhoogte van 1 meter, met dien verstande dat:

  • a. een overkapping boven de voordeur is toegestaan, mits:
    • 1. de breedte maximaal 120% bedraagt van de breedte van de entreepartij;
    • 2. de horizontale diepte niet meer dan 1,50 meter bedraagt, gemeten uit de voorgevel van het gebouw waaraan wordt aangebouwd;
    • 3. het om een open constructie zonder zijwanden gaat;
    • 4. de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedraagt.
  • b. een erker aan de voorgevel of zijgevel van een hoofdgebouw is toegestaan, mits:
    • 1. de diepte, gemeten uit de betreffende gevel(s) van het gebouw, niet meer dan 1,5 m bedraagt;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van de erker(s) bij elke woning niet meer dan 6 m² bedraagt;
    • 3. een erker niet meer dan 1 bouwlaag heeft;
    • 4. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan de erker wordt aangebouwd;
  • c. per woning maximaal 1 vlaggenmast is toegestaan met een maximum bouwhoogte van 8 meter.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen op een afstand van tenminste 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevellijn van het hoofdgebouw tot een hoogte van 2 meter worden gebouwd, mits:

  • a. de erf- of terreinafscheiding een open constructie is voor klimbeplanting;
  • b. de erf- of terreinafscheiding met gesloten constructie naast één of meer zijgevels wordt geplaatst met een maximum lengte van 20 meter, en de erf- of terreinafscheiding kwalitatief hoogwaardig is. Dit is ter beoordeling aan de welstandscommissie;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld;
  • d. de verkeersveiligheid op de aangrenzende wegen niet in het geding komt.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten, en paden met een verkeers- en verblijfsfunctie;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. bermen en beplanting, waaronder begrepen water en waterberging;
  • f. straatmeubilair, speelvoorzieningen en objecten van beeldende kunst;
  • g. terrassen;
  • h. (ondergrondse) afvalverzamelvoorzieningen;


alsmede voor:

  • i. daarbij behorende voorzieningen zoals geluidswerende voorzieningen, nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het openbaar vervoer.
6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Op de voor 'Verkeer ' aangewezen gronden zijn uitsluitend overige bouwwerken toegestaan, met een bouwhoogte van niet meer dan 3 meter, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van speeltoestellen 4 meter mag bedragen.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2 en toestaan dat speeltoestellen en objecten van beeldende kunst tot een maximum bouwhoogte van 5 meter worden gebouwd, mits:

  • a. de verkeersveiligheid daardoor niet wordt belemmerd;
  • b. het gebruik van de aangrenzende bestemmingen daardoor niet onevenredig wordt gehinderd.
6.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

6.4.1 Kleinschalige evenementen

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen worden gebruikt voor kleinschalige evenementen met een maximum aantal van 3 per jaar (per locatie) en een duur van ten hoogste 24 uur per evenement, exclusief opbouwen en afbreken.

6.4.2 Lichtuitstraling

Bij het gebruik van lichtmasten op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden geldt dat geen directe lichtuitstraling mag plaatsvinden op de bomen direct ten westen van het plangebied.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. waterhuishouding;
  • c. waterlopen;
  • d. vaarwegen;
  • e. groenvoorzieningen, onder andere in de vorm van natuurvriendelijke oevers en taluds;
  • f. extensief recreatief medegebruik;
  • g. waterstaatkundige kunstwerken, zoals duikers, bruggen en steigers.
7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Op de voor 'Water' aangewezen gronden zijn uitsluitend overige bouwwerken toegestaan, met een bouwhoogte van niet meer dan 4 meter.

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • b. erven en tuinen;
  • c. daarbij behorende voorzieningen zoals verhardingen ten behoeve van erfontsluiting, parkeervoorzieningen en waterberging.
8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

8.2.1 Algemeen
  • a. woningen mogen vrijstaand, twee aaneen en aaneengebouwd worden gebouwd;
  • b. het totaal aantal woningen mag niet meer dan 63 bedragen;
  • c. bebouwing is alleen toegestaan als binnen het peilgebied is voorzien in een waterberging van minimaal 1.650 m2.
8.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de horizontale bouwdiepte van een woning mag ten hoogste zoveel bedragen als hierna is aangegeven:
    Woningtype   Maximum horizontale bouwdiepte  
    Twee aaneen en aaneengebouwd   12 meter  
    Vrijstaand   15 meter  
  • c. de goothoogte mag niet meer dan 7 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer dan 11 meter bedragen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dienen de hoofdgebouwen op de aangeduide gevellijn te worden georiënteerd.
8.2.3 Bijbehorende bouwwerken
  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde hoofdgebouw behorende bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan in onderstaande tabel is aangegeven:
    Oppervlakte bouwperceel   Maximum gezamenlijke oppervlakte
    bijbehorende bouwwerken  
    215 m2 of kleiner   50 m2  
    groter dan 215 m2   50 m2 + 5% van het bouwperceel
    tot een maximum van 70 m2  
  • c. in aanvulling op 8.2.3.b geldt dat het bouwperceel buiten het hoofdgebouw nooit voor meer dan 60% mag worden bebouwd;
  • d. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van tenminste 1 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • e. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 60 centimeter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw liggen;
  • f. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 6 meter;
  • g. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 1' geldt dat in afwijking van artikel 8.2.3.e en artikel 8.2.3.f de goot- en bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 8 meter;
  • h. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 3,3 meter bedragen;
  • i. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 5 meter bedragen;
  • j. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • k. in afwijking van het bepaalde in artikel 8.2.3.d is een overkapping boven de voordeur toegestaan, mits:
    • 1. de breedte maximaal 120% bedraagt van de breedte van de entreepartij;
    • 2. de horizontale diepte niet meer dan 1,50 meter bedraagt, gemeten uit de voorgevel van het gebouw waaraan wordt aangebouwd;
    • 3. het om een open constructie zonder zijwanden gaat;
    • 4. de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedraagt.
  • l. in afwijking van het bepaalde in artikel 8.2.3.d is een erker aan de voorgevel of zijgevel van een hoofdgebouw toegestaan, mits:
    • 1. de diepte, gemeten uit de betreffende gevel(s) van het gebouw, niet meer dan 1,5 m bedraagt;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van de erker(s) bij elke woning niet meer dan 6 m² bedraagt;
    • 3. een erker niet meer dan 1 bouwlaag heeft;
    • 4. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan de erker wordt aangebouwd.
8.2.4 Overige bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van een pergola, mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • b. de bouwhoogte van een vlaggenmast mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  • c. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken, mag voor de voorgevellijn van het hoofdgebouw niet meer dan 1 meter bedragen en achter de voorgevellijn niet meer dan 2 meter.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.4.c en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn van een hoofdgebouw tot een hoogte van 2 meter worden gebouwd, mits:

  • a. de erf- of terreinafscheiding een open constructie is voor klimbeplanting;
  • b. de erfafscheiding met gesloten constructie niet naast een zijgevel wordt geplaatst, indien het hoofdgebouw een naar de openbare weg gekeerde gevel, zijgevel en één of meer andere gevels heeft en de erf- of terreinafscheiding kwalitatief hoogwaardig is. Dit ter beoordeling aan de welstandscommissie;
  • c. de erf- of terreinafscheiding met gesloten constructie naast één of meer zijgevels wordt geplaatst met een maximum lengte van 20 meter, indien het hoofdgebouw alleen één of meer naar de openbare weg gekeerde gevels, één of meer zijgevels en geen andere gevels heeft en de erf- of terreinafscheiding kwalitatief hoogwaardig is. Dit is ter beoordeling aan de welstandscommissie.
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Voorwaardelijke verplichting

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting' geldt voor het gebruik van de woningen als bedoeld in artikel 8.1 de voorwaardelijke verplichting dat een scherm aanwezig dient te zijn ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' in de bestemming 'Sport', waarbij geldt dat de hoogte van het scherm:

  • a. 3 meter bedraagt voor het schermdeel dat haaks op de bestaande kantine van de voetbalvereniging wordt gerealiseerd;
  • b. 2,5 meter bedraagt voor het overige schermdeel bij de voetbalkantine en het scherm bij de tennisbaan.
8.4.2 Beroep of bedrijf aan huis

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

Een woning mag worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits:

  • a. niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van de gebouwen daarvoor wordt aangewend met een maximum van 60 m²;
  • b. het beroep of bedrijf aan huis door de bewoner zelf wordt uitgeoefend;
  • c. het gebruik geen invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt;
  • d. uitsluitend bedrijfsactiviteiten aan huis zijn toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij deze regels behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis', dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in de Staat genoemde activiteiten;
  • e. er geen detailhandel plaatsvindt;
  • f. per beroeps- of bedrijfsuitoefening maximaal 1 reclamebord aan de gevel of op het bouwperceel is toegestaan van maximaal 0,25 m²;
  • g. er geen buitenopslag plaatsvindt.

8.4.3 Strijdig gebruik

Als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval aangemerkt het gebruik van een woning voor de huisvesting van meer dan één huishouden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Bestaande en afwijkende maatvoering
  • a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maatvoering en situering van gebouwen gelden de bouwregels, zoals die onder de bestemmingen en algemene bouwregels zijn voorgeschreven, dan wel de bestaande overschrijding daarvan, zoals deze op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, of kan worden gebouwd krachtens een (omgevings)vergunning voor het bouwen.
  • b. Het bepaalde in artikel 10.1.a geldt niet voor bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
  • c. In geval van herbouw is het bepaalde in artikel 10.1.a, uitsluitend van toepassing indien herbouw op dezelfde plaats geschiedt.
10.2 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van bovengrondse bebouwing, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals voorzieningen voor ventilatie en daglichttoetreding, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt;
  • b. de bouwdiepte van het ondergrondse bouwwerk mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • c. burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder b voor een bouwdiepte van het ondergrondse bouwwerk van maximaal 10 meter, mits uit een onderzoeksrapport is gebleken dat hydrologische belangen niet worden geschaad en de waterbeheerder hierover heeft geadviseerd.
10.3 Parkeervoorzieningen
  • a. Bij de realisering van nieuwe bebouwing binnen de in het plan opgenomen bestemmingen, dient op eigen terrein en/of in openbaar gebied te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van de beoogde ontwikkeling, conform de geldende Nota parkeernormen;
  • b. het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.3.a indien is aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, ten behoeve van de beoogde ontwikkeling.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Strijdig gebruik

Onder het verbod op gebruik in strijd met het bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het (laten) gebruiken van een bijbehorend bouwwerk bij een woning als zelfstandige wooneenheid;
  • b. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk;
  • c. het (laten) plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens;
  • d. het (laten) storten en/of (laten) lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  • e. het (laten) gebruiken gebruiken van de gebouwen voor een seksinrichting;
  • f. (raam)prostitutie;
  • g. andere doeleinden dan waarvoor het bevoegd gezag een omgevingsvergunning heeft verleend.
11.2 Toegelaten gebruik

De in dit plan begrepen gronden mogen worden gebruikt voor incidentele standplaatsen zoals beschreven in artikel 1.30.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels of de aanwijzingen op de verbeelding voor:

  • a. het toestaan van een bedrijf aan huis dat niet is genoemd in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis', maar dat naar zijn aard en invloed op de omgeving kan worden geacht te behoren tot een groep van rechtstreeks toegelaten gelijkwaardige bedrijfsactiviteiten;
  • b. een geringe overschrijding van de bestemmings- en/of bouwgrenzen en/of aanduidingsgrenzen, indien een onnauwkeurigheid of de feitelijke toestand van het terrein daartoe aanleiding geeft, of indien een rationele verkaveling van de gronden een geringe overschrijding vergt, mits de grens of grenzen met niet meer dan 5 meter worden overschreden;
  • c. een geringe overschrijding van de voorgeschreven maten, afmetingen en percentages, mits:
    • 1. deze voorgeschreven maten, afmetingen en percentages met niet meer dan 10% worden overschreden, en;
    • 2. maximaal 10% overschrijding van de maximale goothoogte en hoogte van gebouwen, alleen wordt toegestaan indien deze afwijking noodzakelijk is om de voorgeschreven verdiepingshoogte uit het bouwbesluit te kunnen realiseren of om, in geval van een aanbouw, aan te kunnen sluiten op de reeds bestaande plafondhoogte of (goot)hoogte;
    • 3. maximaal 10% overschrijding van de maximale hoogte van een woning, alleen wordt toegestaan als de dakhelling maximaal 50 graden bedraagt en de nok niet wordt afgeplat;
    • 4. maximaal 10% overschrijding van de maximale hoogte van carports en pergola's alleen wordt toegestaan om aan te kunnen sluiten bij de bestaande (goot)hoogte van een woning of van een bijbehorend bouwwerk.
  • d. het gebruik van een (vrijstaand) bijbehorend bouwwerk bij een woning als afhankelijke woonruimte (mantelzorg), mits:
    • 1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
    • 2. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende bouwregels inzake bijbehorende bouwwerken bij woningen of bedrijfswoningen wordt ingepast, met dien verstande dat de maximale oppervlakte die voor mantelzorg mag worden gebruikt niet meer dan 60 m² mag bedragen;
    • 3. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

één en ander met dien verstande dat het bevoegd gezag de omgevingsvergunning intrekt, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit het oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

  • e. de bouw van een tijdelijk bouwwerk bij een woning ten behoeve van het verlenen van mantelzorg, mits:
    • 1. de oppervlakte van het tijdelijke bouwwerk niet meer dan 20 m² bedraagt (bovenop de vierkante meters bijbehorende bouwwerken die bij een woning zijn toegestaan;
    • 2. de bouwhoogte van het bijbehorende bouwwerken niet meer dan 3 meter bedraagt;
    • 3. het tijdelijke bouwwerk tenminste 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gesitueerd;

één en ander met dien verstande dat het bevoegd gezag de omgevingsvergunning intrekt, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit het oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

  • f. het omzetten van een zelfstandige woonruimte naar onzelfstandige woonruimte (kamerbewoning), mits:
    • 1. de omzetting niet leidt tot een ontoelaatbare inbreuk op het woon- en leefmilieu;
    • 2. de omzetting geen onevenredige negatieve invloed heeft op de verkeersintensiteit en -afwikkeling en op de parkeerbalans in de omgeving.
  • g. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een hoogte van 20 m;
  • h. ten behoeve van het bouwen van masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie tot vanaf peil een hoogte van 40 meter, mits:
    • 1. in geval van bouwen op een gebouw, dat gebouw ten minste 12 m hoog is, geen beschermd monument is, en geen woongebouw is;
    • 2. in geval van bouwen anders dan op een gebouw, situering plaatsvindt op een locatie in een stedelijke omgeving, op een bedrijfsterrein, achter de achtergevelrooilijn van hoofdgebouwen, of nabij hoofdwegen, aansluitend aan infrastructurele werken;
    • 3. per geval vaststaat dat binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie geen gebruik kan worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie en/of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen, windturbines, reclamezuilen, wegportalen, lichtmasten en/of hoogspanningsmasten.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen de ligging van grenzen van bestemmingsvlakken, bouwvlakken en aanduidingen wijzigen zodanig dat:

  • a. de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot, en;
  • b. geen van de grenzen met meer dan 10 meter wordt verschoven.

Artikel 14 Overige regels

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerpplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Land van Kemp'.