Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Dorp Odijk 2012
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0312.bpODKdorpodijk-va02

Artikel 20 Leiding

20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
  1. ter plaatse van de figuur 'hartlijn leiding - riool', een rioolpersleiding met de daarbij behorende beschermingszone;
  2. ter plaatse van de figuur 'hartlijn leiding - hoogspanning', een hoogspanningsleiding met de daarbij behorende beschermingszone;
waarbij de bestemming Leiding voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemmingen.
 
20.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  
20.2.1 Verbod
Het is verboden om te bouwen of te laten bouwen op de voor Leiding mede bestemde gronden.
  
20.2.2 Uitzonderingen
Het onder artikel 20 lid 2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de betreffende rioolleiding(en) met een maximale bouwhoogte van 3 meter en een hoogspanningsleiding met een maximale bouwhoogte van 40 meter.
 
20.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in artikel 20 lid 2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits de bouw verenigbaar is met de belangen van de leiding en de betreffende leidingbeheerder daarover heeft geadviseerd.
 
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1 Verbod
Het is verboden om op de voor Leiding aangewezen gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een 'Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden':
  1. het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, of ophogen van gronden;
  2. het aanleggen van drainage;
  3. het beplanten met diepwortelende beplanting;
  4. het vellen, rooien van bomen en andere houtopstanden;
  5. het aanleggen van onder- en/of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en de daarmee verband houdende constructies en/of installaties;
  6. het permanent opslaan van goederen;
  7. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  8. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  9. het aanbrengen van gesloten verhardingen.
 
20.4.2 Uitzonderingen
Het in artikel 20 lid 4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
  1. noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden;
  2. worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding en/of onderhoud aan de leiding(en);
  3. noodzakelijk zijn voor de realisering van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;
  4. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
20.4.3 Toetsingscriteria
De in artikel 20 lid 4.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien:
  1. de werken en/of werkzaamheden nodig zijn voor de realisering of handhaving van de aan de gronden gegeven bestemming, functies of waarden;
  2. de werken en/of werkzaamheden verenigbaar zijn met de belangen van de betreffende leiding(en) en de leidingbeheerder daarover heeft geadviseerd.