Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Dorp Odijk 2012
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0312.bpODKdorpodijk-va02

Artikel 11 Natuur

11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende danwel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden;
  2. instandhouding van de ter plaatse voorkomende cultuurhistorische waarden;
  3. instandhouding en ontwikkeling van aldaar voorkomende watergangen sloten en andere waterpartijen;
  4. extensieve openluchtrecreatie, voor zover de onder a, b en c bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast;
  5. behoud van de aanwezige halfverharde en onverharde wegen,
alsmede voor:
  1. daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen fiets- en wandelpaden en tuinen.
11.2 Bouwregels
Toegestaan zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming, met een bouwhoogte van maximaal 1 meter.
 
11.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11 lid 2 voor het bouwen van gebouwen ten dienste van de bestemming, zoals schuilgelegenheden en bergingen, mits:
  1. de oppervlakte van een gebouw niet meer dan 30 m2 bedraagt en de goothoogte niet meer dan 2,5 m;
  2. een gebouw uitsluitend wordt gebouwd met een kap met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 50°;
  3. de afstand van een gebouw tot een weg niet minder dan 10 m bedraagt;
  4. de noodzaak van het gebouw is aangetoond;
  5. de in artikel 11 lid 1 bedoelde waarden niet onevenredig kunnen worden of worden aangetast.
11.4 Specifieke gebruiksregels
In aanvulling op de algemene gebruiksregels in artikel 27 wordt tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, in ieder geval gerekend het gebruik van gronden:
  1. als stand- of ligplaats voor onderkomens;
  2. voor militaire oefeningen;
  3. als sport-, wedstrijd- of speelterrein, dagcamping of kampeerterrein;
  4. voor het beproeven van voertuigen, voor het racen of crossen met motorvoertuigen of bromfietsen en voor het beoefenen van de modelvliegtuigsport;
  5. als opslag, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.
11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.5.1 Verbod
Het is verboden om op de voor 'Natuur' aangewezen gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een 'Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden':
  1. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben;
  2. het aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur
  4. werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals draineren, onderbemalen e.d.
  5. het dempen van waterlopen, watergangen, sloten, greppels en andere waterpartijen
  6. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet, en het ophogen en egaliseren van de gronden;
  7. diepploegen, zijnde het extra diep – circa 0,5 m of meer – omploegen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd;
  8. bebossen.
 
11.5.2 Uitzonderingen op het verbod
Het in artikel 11 lid 5.1 genoemde verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden:
  1. die tot het normale onderhoud en beheer worden gerekend;
  2. die ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan in uitvoering waren of waarvoor op dat tijdstip reeds een vergunning was verleend;
  3. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten;
  4. het vellen en rooien of beschadigen van fruitbomen.
 
11.5.3 Toetsingscriteria
De in artikel 11 lid 5.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien door deze werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de in artikel 11 lid 1 genoemde waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.