direct naar inhoud van Regels
Plan: Chw bestemmingsplan Amersfoort Zuid en Kattenbroek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.BP00129-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het Chw bestemmingsplan Amersfoort Zuid en Kattenbroek met identificatienummer NL.IMRO.0307.BP00129-0301 van de gemeente Amersfoort;

1.2 achtererfgebied

het erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.3 afhankelijke woonruimte

een bijbehorend bouwwerk waarin mantelzorg wordt verleend;

1.4 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw en geen bijbehorende bouwwerk zijnde;

1.5 bebouwingsgebied:

achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;

1.6 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.7 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke in eigendom is van een (bijbehorend) bedrijf, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;

1.8 bedrijfsvloeroppervlakte/brutovloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.9 belangrijke lijnbeplanting:

lijnvormig element, bestaande uit bomen en eventueel bijbehorende onderbeplanting, en is van belang als structuurbepalend element en/of ecologische verbinding;

1.10 bestaand bouwwerk:

een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, danwel omgevingsvergunning;

1.11 bestaand gebruik:

gebruik van grond en bouwwerken dat aanwezig is op het moment van inwerkingtreding van het plan;

1.12 boom

een houtig opstaand gewas, zowel levend als afgestorven, met een dwarsdoorsnede van minimaal 10 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam;

1.13 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitzondering van kelder en ruimten in de kap;

1.14 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.15 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op het perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.16 coffeeshop:

een alcoholvrij horecabedrijf ten aanzien waarvan de burgemeester in beginsel de handel in hasjiesj en hennep (ook stekjes) zoals omschreven in lijst II behorend bij de Opiumwet, ook wel aangeduid als hasj, marihuana, weed, wiet of stuff, heeft toegestaan;

1.17 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen een afhaalservice van etenswaren, de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.18 detailhandel volumineus

vormen van detailhandel die een assortiment voeren van overwegend ruimte vergende goederen, waaronder bouwmarkten, tuincentra, woninginrichtingszaken, auto-, boten- en caravanbedrijven worden gerekend en die zich veelal in de periferie van de stad vestigen en waarbij de nadruk ligt op doelgericht, laagfrequent aankopen doen;

1.19 dienstverlening publieksgericht:

dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus en dergelijke;

1.20 dunning

velling ter bevordering van het voortbestaan van de houtopstand in een bosplantsoen met een min of meer gesloten bladerdak of een houtopstand bestaande uit een boomgroep van meer dan 10 bomen;

1.21 erf:

al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.22 erotisch getinte horeca:

een horecabedrijf dat tot doel heeft het daarbinnen doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal en tevens het bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;

1.23 evenementen:

grootschalige, periodieke en/of meerdaagse manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, shows, tentoonstellingen en thematische markten;

1.24 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.25 gemeentelijk stadsgezicht:

groepen van onroerende zaken en terreinen, hieronder begrepen bomen, straten, pleinen, bruggen en water, die een samenhangend beeld vormen dat van belang is wegens de schoonheid, het karakter of de cultuurhistorische waarde van het geheel, die zijn vermeld op de gemeentelijke lijst van stadsgezichten;

1.26 halfverharding

een doorlatende verharding die bestaat uit een (weg)dek met een zeer hoge doorlatendheid. Bij halfverharding stroomt regenwater direct door naar de onderliggende laag waardoor het kan worden geïnfiltreerd in de bodem of vertraagd kan worden afgevoerd naar oppervlaktewater. Voorbeelden van halfverharding zijn grind, gebroken puin, gebroken natuursteen, schelpen, houtsnippers;

1.27 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.28 horeca van categorie 1

horecabedrijven waarbij de nadruk ligt op eten en minder op het serveren van alcoholische dranken ( zoals restaurant, eetcafé, lunchroom en dergelijke);

1.29 horeca van categorie 2

horecabedrijven waarbij de nadruk ligt op (alcoholisch) drinken (de avond-/nachthoreca zoals discotheken, cafés en dergelijke)

1.30 horeca van categorie 3

horeca als nevenfunctie in andere instellingen of hoofdfuncties (sportkantine, hotel, buurthuis, pension en dergelijke);

1.31 horeca van categorie 4

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of het verstrekken van alcoholische of niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse;

1.32 houtopstand

een of meer bomen, hakhout, een houtwal of houtig opstaande gewassen met een min of meer aaneengesloten bladerdak van minimaal 50 vierkante meter;

1.33 huishouden:

een vorm van wonen, zowel in de traditionele vorm van gezin als in de minder traditionele vorm, mits sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning met een zekere mate van onderlinge verbondenheid tussen de bewoners en continuïteit in de samenstelling;

1.34 inrichting

inrichting als bedoeld in het Activiteitenbesluit;

1.35 internetwinkel:

een specifieke vorm van detailhandel, waarbij de transactie via internet tot stand komt, ter plaatse alleen de bijbehorende opslag en distributie plaatsvindt en afhalen, tonen en afrekenen van goederen niet ter plaatse gebeurt;

1.36 kap

constructie ter afdekking van een gebouw waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een muur, met tenminste 1 hellend of gebogen vlak;

1.37 kelder:

een gedeelte van een gebouw dat aan de bovenzijde wordt afgedekt door de begane grondvloer van datzelfde gebouw, danwel van een bijbehorend bouwwerk of door het afgewerkte maaiveld, en dat geheel is gelegen onder het afgewerkte maaiveld.

1.38 koekoek

een met keerwanden uitgevoerd bouwwerk ter hoogte van het snijpunt van de gevel en het maaiveld dat voorziet in de licht- en luchttoetreding van de onderbouw en geen toegang tot het gebouw mag zijn;

1.39 kunstwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van wegen en waterlopen, zoals een brug, duiker of viaduct, alsmede beeldende kunst;

1.40 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, medische, sociale, culturele, levensbeschouwelijke, religieuze voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en opvangvoorzieningen;

1.41 mantelzorg:

het bieden van hulp die aanvullend, niet beroepshalve, aan bejaarden, zieken en andere hulpbehoevenden verleend wordt in of bij een woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en met een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.42 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte) van een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil;

1.43 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.44 onzelfstandige woonruimte:

woonruimte waarin onzelfstandige woonruimte wordt geboden aan meer dan één persoon, of meer dan één huishouden, zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte, welke voorzieningen gedeeld worden met anderen, met uitzondering van een kamer in een verzorgings- of verpleeghuis;

1.45 opvangvoorzieningen:

opvang, vooral van kinderen, in speciaal daarvoor ingestelde verblijven;

1.46 overbouwing:

een deel van een gebouw, gelegen boven het peil, vrij van het aansluitende afgewerkte terrein, dat ter weerszijden wordt ondersteund door hetzelfde gebouw;

1.47 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.48 overkapping

een overdekte bebouwde voorziening, die maximaal 2 eigen wanden heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door gebouwen en/of ondersteuningen van het dak;

1.49 parkeereis:

het aantal parkeerplaatsen dat op basis van de in Amersfoort geldende parkeernormen nodig is voor een ruimtelijke ontwikkeling;

1.50 peil:
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor de overige gebouwen: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct aan de weg grenst: de kruin van de weg;
  • d. voor de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw;
  • e. de (maaiveld)hoogte van een voor een erf of erven als zodanig aangegeven punt;
  • f. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.51 prostitutie:

het aanbieden van seksuele diensten tegen een materiële vergoeding;

1.52 prostitutiebedrijf:

een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt, een erotische massagesalon mede begrepen;

1.53 publieksgerichte beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis:

beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis bestaande uit hoofdzakelijk baliewerkzaamheden of andere diensten die publiek aantrekken, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus, kinderopvang, ateliers en dergelijke; in tegenstelling tot niet-publieksgerichte beroep- en bedrijfsactiviteit aan huis;

1.54 rijstrook

deel van een rijbaan dat de breedte heeft van een voertuig, plus enige speling aan beide zijden;

1.55 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht; onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een parenclub of prostitutiebedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.56 sociale huurwoning:

een huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13 eerste lid onder a van de Wet op de huurtoeslag, op het moment van opstellen van voorliggend bestemmingsplan € 710,68 per maand. De hiervoor bedoelde grens wordt periodiek door de verantwoordelijke minister vastgesteld;

1.57 souterrain:

het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat maximaal 1,2 meter boven het (straat)peil is gelegen;

1.58 speeltoestel

ander bouwwerk ten behoeve van het spelen, zoals een wipkip of een schommel;

1.59 speelvoorziening:

een verzameling speeltoestellen danwel een voorziening in de vorm van bijvoorbeeld een voetbal- of basketbalveldje, een speeltuin of een jeu de boulesbaan, waar meerdere personen gelijktijdig kunnen spelen;

1.60 verbeelding:

de geometrisch bepaalde planobjecten (voorheen plankaart genoemd);

1.61 vellen

rooien, kappen, verplanten, snoeien van meer dan 20% van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen en achterstallige vormsnoei, of het verrichten van andere handelingen zowel boven- als ondergronds die de dood van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben;

1.62 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan kennelijk als zodanig aangemerkt diende te worden;

1.63 voorgevelrooilijn:

denkbeeldige dan wel op de plankaart aangegeven grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd, die loopt tot aan de perceelsgrenzen;

1.64 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;

1.65 woonwagen:

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de perceelgrens:

de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot een bepaalde grens van het erf;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de lengte, breedte en de diepte van een bouwwerk:

tussen de lijnen, getrokken door de buitenzijde van de gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren;

2.7 oppervlakte van bijbehorende bouwwerken:

bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken worden niet meegerekend (gedeelten van) bijbehorende bouwwerken gelegen binnen het bouwvlak, met dien verstande dat erkers, etc. voor de voorgevel niet meetellen bij de berekening van de oppervlakte;

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' (nv) een nutsvoorziening;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, watergangen en -partijen en voorzieningen voor de waterhuishouding, wegen en paden, parkeervoorzieningen en erven.
3.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

3.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. alleen toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. het aantal bouwlagen, danwel de goothoogte en bouwhoogte, mogen niet meer bedragen dan ter plaatse op de verbeelding is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de bouwaanduiding 'kap' [kap] mogen gebouwen worden afgedekt met een kap;
  • d. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'ondergronds gebouw' [sba-og], is bebouwing onder maaiveld toegestaan;
  • e. de gronden binnen een bouwvlak mogen geheel worden bebouwd.

3.2.2 Andere bouwwerken

Voor andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. verlichtingsmasten mogen maximaal 10 m hoog zijn;
  • b. erf- en terreinafscheidingen mogen maximaal 2 m hoog zijn;
  • c. overige andere bouwwerken achter de voorgevelrooilijn mogen maximaal 2 m hoog zijn.
3.2.3 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken die zijn gelegen geheel onder maaiveld zijn overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan;
  • b. de gevels van ondergrondse bouwwerken mogen niet zichtbaar zijn, met uitzondering van een koekoek;
  • c. het realiseren van ondergrondse bouwwerken mag geen nadelige invloed hebben op de bodem- en waterhuishouding en op eventueel aanwezige archeologische waarden.

Artikel 4 Bedrijf - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven uit categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteit, die als bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten Amersfoort Zuid en Kattenbroek bij deze regels zijn gevoegd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding “verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg” (vm), tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met uitzondering van lpg, met daarbij behorende detailhandel en een autowasstraat;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' (bw) een bedrijfswoning;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' (dh), tevens voor detailhandel overeenkomstig de regels in artikel 9 Detailhandel;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, watergangen en -partijen en voorzieningen voor de waterhuishouding, nutsvoorzieningen, wegen en paden, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen en erven;

met dien verstande dat per bedrijf voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

4.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

4.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. alleen toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. het aantal bouwlagen, danwel de goothoogte en bouwhoogte, mogen niet meer bedragen dan ter plaatse op de verbeelding is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de bouwaanduiding 'kap' [kap] mogen gebouwen worden afgedekt met een kap;
  • d. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'ondergronds gebouw' [sba-og], is bebouwing onder maaiveld toegestaan;
  • e. de gronden binnen een bouwvlak mogen geheel worden bebouwd, tenzij ter plaatse een bebouwingspercentage of een bebouwde oppervlakte is aangegeven; in dat geval geldt dat bebouwingspercentage of de bebouwde oppervlakte;
  • f. in afwijking van het bepaalde in 3.2.1 onder a, geldt dat de bij een bedrijfswoning behorende bijbehorende bouwwerken ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan en dienen te voldoen aan het bepaalde in 27.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen van deze regels;
  • g. in afwijking van het bepaalde in sublid 4.2.1 onder a, geldt voor nutsvoorzieningen dat deze tevens buiten het bouwvlak zijn toegestaan.

4.2.2 Andere bouwwerken - reclame

Voor andere bouwwerken in de vorm van reclame-uitingen gelden de volgende regels (in deze regels zijn in het kader van de verbrede reikwijdte, de criteria vanuit de welstand verwerkt):

  • a. vrijstaande reclame-uitingen (in de vorm van informatiepanelen, borden, zuilen, vlaggenmasten):
    • 1. per pand is één bord of zuil bij de entree van het terrein toegestaan;
    • 2. per 15 m terreingrens is één vlaggenmast toegestaan waarvan de hoogte maximaal 10 m bedraagt en waarbij het maximum aantal vlaggenmasten per terrein drie bedraagt;
    • 3. per 2,5 m vlaggenmastlengte maximaal 1 m2 vlagoppervlak;
    • 4. de maximale hoogte van borden en zuilen bedraagt 4 m en de maximale oppervlakte 4 m2;
  • b. reclame tegen de gevel:
    • 1. toegestaan aan de voorgevel, ter hoogte van de begane grondverdieping of op het overgangsgebied tussen begane grond en eerste verdieping waarbij er minimaal 20 cm afstand moet zitten tussen de bovenkant van de reclame-uiting en de onderkant van de kozijnen (inclusief omranding) op de verdieping;
    • 2. aangebracht plat tegen de gevel, zoveel mogelijk boven, of in de nabijheid van de hoofdentree;
    • 3. de afmeting van borden en lichtbakken bedraagt maximaal 0,2 m diep en 0,5 m hoog en de breedte mag maximaal gelijk zijn aan de gevelbreedte;
    • 4. de maximale afmeting van losse letters bedraagt 0,5 x 0,5 m, van logo's 0,8 x 0,8 m;
    • 5. bij de toepassing van lichtbakken mogen alleen losse 'doosletters' toegepast worden, tenzij een vaste huisstijl of 'corporate image' aanleiding geeft voor een afwijkende vormgeving en deze op de beoogde plaats geen onevenredige invloed heeft op het gevelbeeld;
  • c. reclame haaks op de gevel:
    • 1. toegestaan aan de voorgevel, ter hoogte van de begane grondverdieping of op het overgangsgebied tussen begane grond en eerste verdieping waarbij er minimaal 20 cm afstand moet zitten tussen de bovenkant van de reclame-uiting en de onderkant van de kozijnen (inclusief omranding) op de verdieping;
    • 2. de maximale afmeting van een reclameobject of lichtbak bedraagt 0,8 x 0,8 m, de vorm is vrij;
    • 3. de maximale afmeting van een vlag bedraagt 0,64 m2;
    • 4. per 5 m gevelbreedte één haaks op de gevel geplaatste reclame-uiting met in totaal maximaal 3 per gevel;
    • 5. geen combinatie van meerdere vormen van reclame haaks op de gevel;
  • d. reclame op de dakrand of tegen hooggelegen gesloten gevelvlak:
    • 1. alleen logo en losse letters toegestaan;
    • 2. minimaal 0,25 m en maximaal 0,5 m los van de dakrand;
    • 3. de hoogte van de reclame-uiting bedraagt maximaal 10% van de hoogte waarop deze wordt aangebracht, waarbij 0,5 m in ieder geval is toegestaan, en 2 m het maximum is;
    • 4. de breedte bedraagt maximaal 30% van de gevelbreedte;
  • e. reclame aan of achter ruiten: indien minimaal 0,5 m achter de glasruit geplaatst. Dit geldt voor zowel ramen op de begane grond als op verdiepingen;
  • f. totale oppervlakte van alle reclame:
    • 1. maximaal 5% van de oppervlakte van het gevelvlak;
    • 2. de oppervlakte van letters en/of logo wordt gemeten door omkadering met een eenvoudige basisvorm;
  • g. lichtreclame:
    • 1. knipperende (interval<10 seconden) of bewegende reclame, signaalkleuren en/of zichtbare felle lichtbronnen zijn niet toegestaan;
    • 2. LED-reclame en andere lichttoepassingen:
      • reclamedoor middel van LED-schermen of andere innovatieve toepassingen van licht mogen niet leiden tot hinder voor omwonenden;
      • de toegestane afmetingen zijn gelijk aan de ter plaatse geldende afmetingen van reguliere reclame;
      • LED-reclame op het dak is niet toegestaan;
      • de reclame aan de gevel is niet aanvullend op reguliere reclame-uitingen, maar enkel in plaats van deze reclame toegestaan;
      • de aanvraag wordt vergezeld van een lichtplan.
4.2.3 Andere bouwwerken - overig

Voor overige andere bouwwerken gelden de volgende regels (in deze regels zijn in het kader van de verbrede reikwijdte, de criteria vanuit de welstand verwerkt):

  • a. verlichtingsmasten:
    • 1. achter de voorgevelrooilijn tevens bouwgrens;
    • 2. de maximale hoogte bedraagt 10 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mogen maximaal 1 m hoog zijn;
  • c. erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mogen maximaal 2 m hoog zijn;
  • d. overige andere bouwwerken achter de voorgevelrooilijn mogen maximaal 2 m hoog zijn;
  • e. overkappingen mogen, in afwijkingen van het bepaalde onder 3.2.1. onder a, ter plaatse van de op de verbeelding voorkomende specifieke bouwaanduiding 'overkapping' [sba-o] worden gebouwd met een maximale hoogte van 6 meter.
4.2.4 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken die zijn gelegen geheel onder maaiveld zijn overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan;
  • b. de gevels van ondergrondse bouwwerken mogen niet zichtbaar zijn, met uitzondering van een koekoek;
  • c. wanneer het ondergrondse bouwwerk is bedoeld voor parkeren, mag een inrit aan de straatzijde worden gerealiseerd met een maximale breedte van 3 meter;
  • d. het realiseren van ondergrondse bouwwerken mag geen nadelige invloed hebben op de bodem- en waterhuishouding en op eventueel aanwezige archeologische waarden.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 4.2.3 onder b ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel tot ten hoogste 2 m;
  • b. een omgegvingsvergunning als bedoeld in lid 4.3 onder a kan slechts worden verleend, mits:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
4.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. opslag ten behoeve van bedrijvigheid die op grond van dit artikel is toegestaan, is uitsluitend toegestaan achter het verlengde van de voorgevel;
  • b. met uitzondering van het bepaalde in lid 4.1 onder b, is detailhandel uitgesloten, behalve voor productiegebonden detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte producten.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Toestaan vergelijkbare bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het bedrijf is opgenomen in de categorieën 1 of 2 in de bij de regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel een bedrijf dat voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de categorieën 1 of 2;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de bouw- en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 5 Bedrijf - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven uit categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteit, die als bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten Amersfoort Zuid en Kattenbroek bij deze regels zijn gevoegd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding “verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg” (vm), tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met uitzondering van lpg, met daarbij behorende detailhandel en een autowasstraat;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' (bw) een bedrijfswoning;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' (dh), tevens voor detailhandel overeenkomstig de regels in artikel 9 Detailhandel;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, watergangen en -partijen en voorzieningen voor de waterhuishouding, nutsvoorzieningen, wegen en paden, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen en erven;

met dien verstande dat per bedrijf voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

5.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

5.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. alleen toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. het aantal bouwlagen, danwel de goothoogte en bouwhoogte, mogen niet meer bedragen dan ter plaatse op de verbeelding is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de bouwaanduiding 'kap' [kap] mogen gebouwen worden afgedekt met een kap;
  • d. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'ondergronds gebouw' [sba-og], is bebouwing onder maaiveld toegestaan;
  • e. de gronden binnen een bouwvlak mogen geheel worden bebouwd, tenzij ter plaatse een bebouwingspercentage of een bebouwde oppervlakte is aangegeven; in dat geval geldt dat bebouwingspercentage of de bebouwde oppervlakte;
  • f. in afwijking van het bepaalde in 3.2.1 onder a, geldt dat de bij een bedrijfswoning behorende bijbehorende bouwwerken ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan en dienen te voldoen aan het bepaalde in 27.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen van deze regels;
  • g. in afwijking van het bepaalde in sublid 5.2.1 onder a, geldt voor nutsvoorzieningen dat deze tevens buiten het bouwvlak zijn toegestaan.

5.2.2 Andere bouwwerken - reclame

Voor andere bouwwerken in de vorm van reclame-uitingen gelden de volgende regels (in deze regels zijn in het kader van de verbrede reikwijdte, de criteria vanuit de welstand verwerkt):

  • a. vrijstaande reclame-uitingen (in de vorm van informatiepanelen, borden, zuilen, vlaggenmasten):
    • 1. per pand is één bord of zuil bij de entree van het terrein toegestaan;
    • 2. per 15 m terreingrens is één vlaggenmast toegestaan waarvan de hoogte maximaal 10 m bedraagt en waarbij het maximum aantal vlaggenmasten per terrein drie bedraagt;
    • 3. per 2,5 m vlaggenmastlengte maximaal 1 m2 vlagoppervlak;
    • 4. de maximale hoogte van borden en zuilen bedraagt 4 m en de maximale oppervlakte 4 m2;
  • b. reclame tegen de gevel:
    • 1. toegestaan aan de voorgevel, ter hoogte van de begane grondverdieping of op het overgangsgebied tussen begane grond en eerste verdieping waarbij er minimaal 20 cm afstand moet zitten tussen de bovenkant van de reclame-uiting en de onderkant van de kozijnen (inclusief omranding) op de verdieping;
    • 2. aangebracht plat tegen de gevel, zoveel mogelijk boven, of in de nabijheid van de hoofdentree;
    • 3. de afmeting van borden en lichtbakken bedraagt maximaal 0,2 m diep en 0,5 m hoog en de breedte mag maximaal gelijk zijn aan de gevelbreedte;
    • 4. de maximale afmeting van losse letters bedraagt 0,5 x 0,5 m, van logo's 0,8 x 0,8 m;
    • 5. bij de toepassing van lichtbakken mogen alleen losse 'doosletters' toegepast worden, tenzij een vaste huisstijl of 'corporate image' aanleiding geeft voor een afwijkende vormgeving en deze op de beoogde plaats geen onevenredige invloed heeft op het gevelbeeld;
  • c. reclame haaks op de gevel:
    • 1. toegestaan aan de voorgevel, ter hoogte van de begane grondverdieping of op het overgangsgebied tussen begane grond en eerste verdieping waarbij er minimaal 20 cm afstand moet zitten tussen de bovenkant van de reclame-uiting en de onderkant van de kozijnen (inclusief omranding) op de verdieping;
    • 2. de maximale afmeting van een reclameobject of lichtbak bedraagt 0,8 x 0,8 m, de vorm is vrij;
    • 3. de maximale afmeting van een vlag bedraagt 0,64 m2;
    • 4. per 5 m gevelbreedte één haaks op de gevel geplaatste reclame-uiting met in totaal maximaal 3 per gevel;
    • 5. geen combinatie van meerdere vormen van reclame haaks op de gevel;
  • d. reclame op de dakrand of tegen hooggelegen gesloten gevelvlak:
    • 1. alleen logo en losse letters toegestaan;
    • 2. minimaal 0,25 m en maximaal 0,5 m los van de dakrand;
    • 3. de hoogte van de reclame-uiting bedraagt maximaal 10% van de hoogte waarop deze wordt aangebracht, waarbij 0,5 m in ieder geval is toegestaan, en 2 m het maximum is;
    • 4. de breedte bedraagt maximaal 30% van de gevelbreedte;
  • e. reclame aan of achter ruiten: indien minimaal 0,5 m achter de glasruit geplaatst. Dit geldt voor zowel ramen op de begane grond als op verdiepingen;
  • f. totale oppervlakte van alle reclame:
    • 1. maximaal 5% van de oppervlakte van het gevelvlak;
    • 2. de oppervlakte van letters en/of logo wordt gemeten door omkadering met een eenvoudige basisvorm;
  • g. lichtreclame:
    • 1. knipperende (interval<10 seconden) of bewegende reclame, signaalkleuren en/of zichtbare felle lichtbronnen zijn niet toegestaan;
    • 2. LED-reclame en andere lichttoepassingen:
      • reclamedoor middel van LED-schermen of andere innovatieve toepassingen van licht mogen niet leiden tot hinder voor omwonenden;
      • de toegestane afmetingen zijn gelijk aan de ter plaatse geldende afmetingen van reguliere reclame;
      • LED-reclame op het dak is niet toegestaan;
      • de reclame aan de gevel is niet aanvullend op reguliere reclame-uitingen, maar enkel in plaats van deze reclame toegestaan;
      • de aanvraag wordt vergezeld van een lichtplan.
5.2.3 Andere bouwwerken - overig

Voor overige andere bouwwerken gelden de volgende regels (in deze regels zijn in het kader van de verbrede reikwijdte, de criteria vanuit de welstand verwerkt):

  • a. verlichtingsmasten:
    • 1. achter de voorgevelrooilijn tevens bouwgrens;
    • 2. de maximale hoogte bedraagt 10 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mogen maximaal 1 m hoog zijn;
  • c. erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mogen maximaal 2 m hoog zijn;
  • d. overige andere bouwwerken achter de voorgevelrooilijn mogen maximaal 2 m hoog zijn;
  • e. overkappingen mogen, in afwijkingen van het bepaalde onder 3.2.1. onder a, ter plaatse van de op de verbeelding voorkomende specifieke bouwaanduiding 'overkapping' [sba-o] worden gebouwd met een maximale hoogte van 6 meter.
5.2.4 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken die zijn gelegen geheel onder maaiveld zijn overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan;
  • b. de gevels van ondergrondse bouwwerken mogen niet zichtbaar zijn, met uitzondering van een koekoek;
  • c. wanneer het ondergrondse bouwwerk is bedoeld voor parkeren, mag een inrit aan de straatzijde worden gerealiseerd met een maximale breedte van 3 meter;
  • d. het realiseren van ondergrondse bouwwerken mag geen nadelige invloed hebben op de bodem- en waterhuishouding en op eventueel aanwezige archeologische waarden.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 5.2.3 onder b ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel tot ten hoogste 2 m;
  • b. een omgegvingsvergunning als bedoeld in lid 5.3 onder a kan slechts worden verleend, mits:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
5.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. opslag ten behoeve van bedrijvigheid die op grond van dit artikel is toegestaan, is uitsluitend toegestaan achter het verlengde van de voorgevel;
  • b. met uitzondering van het bepaalde in lid 5.1 onder b, is detailhandel uitgesloten, behalve voor productiegebonden detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte producten.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Toestaan vergelijkbare bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, met uitzondering van nutsvoorzieningen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het bedrijf is opgenomen in de categorieën 1 of 2 in de bij de regels opgenomen bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten Amersfoort Zuid en Kattenbroek, dan wel een bedrijf dat voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de categorieën 1 of 2;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de bouw- en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

5.5.2 Toestaan zwaardere categorie bedrijvigheid

Burgemeester en wethouders kunnen in gebied met functiemenging bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 5.5.1 voor het toestaan van bedrijven uit categorie 3 van de bij deze regels behorende bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten gemengd gebied, dan wel daarmee vergelijkbaar zijn voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. er vindt geen onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat en de verkeersveiligheid plaats;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de bouw- en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wro een bedrijfsbestemming in het plan wijzigen voor het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

Artikel 6 Bedrijf - Gasdrukmeet- en regelstation

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Gasdrukmeet- en regelstation' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een gasdrukmeet- en regelstation;
  • b. ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren;
  • c. bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, paden, parkeervoorzieningen, lichtvoorzieningen, erf- en terreinafscheidingen en groen.
6.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming

6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt dat de goot- en of bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m.

6.2.2 Andere bouwwerken

Voor andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. verlichtingsmasten mogen maximale 10 m hoog zijn;
  • b. erf- en terreinafscheidingen mogen maximaal 3,5 m hoog zijn;
  • c. overige andere bouwwerken mogen maximaal 2 m hoog zijn.

Artikel 7 Bos

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. natuur en landschap in de vorm van bos en bijzondere parkelementen;
  • b. de instandhouding, bescherming en ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden;
  • c. speeltoestellen;
  • d. speelvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' (sv);
  • e. op het moment van ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan bestaande in- en uitritten en ontsluitingswegen, uitsluitend voor zover deze noodzakelijk zijn voor het bereiken van de (aangrenzende) percelen;
  • f. op het moment van ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan bestaande voetpaden en paden ten behoeve van voertuigen (niet zijnde motorvoertuigen);
  • g. recreatief medegebruik in de vorm van bijvoorbeeld fietsen, wandelen, paardrijden;
  • h. watergangen en -partijen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen - algemeen
  • a. Op en in deze gronden mogen, volgens de regels van voorliggend bestemmingsplan, geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. in uitzondering op het gestelde onder a. mag de bebouwing die zich bevindt ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gehandhaafd in de omvang die het heeft op het moment van ter inzage leggen van het voorliggende ontwerpbestemmingsplan.
7.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. speelvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' (sv) mogen maximaal 4 m hoog zijn;
  • b. beeldende kunstwerken mogen maximaal 4 m hoog zijn met een maximale oppervlakte van 4 m2;
  • c. muren en hekwerken mogen maximaal 2 m hoog zijn.
     
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.3.1 Omgevingsvergunning voor natuur en landschapswaarden

Ter waarborging van de natuur- en landschapswaarden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op de in lid 7.1 bedoelde gronden de volgende andere werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanleggen en verharden of wijzigen van het profiel van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. ophogen en egaliseren van de gronden;
  • c. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  • d. vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge kunnen hebben;
  • e. vernieuwen of reconstrueren van de groenstructuur.
7.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 7.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende andere werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het verkrijgen van rechtskracht van het bestemmingsplan;
  • c. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten tot elk een oppervlakte van 60 m2;
  • d. speelvoorzieningen of voet- of fietspaden, waarvan de gezamenlijke verharde oppervlakte niet meer bedraagt dan 15% van het bestemmingsvlak, dan wel niet meer bedraagt dan 1.000 m2;
  • e. het herstellen van de lanenstructuur volgens het 'Lanenherstelplan Nimmerdor 2015-2035'.
7.3.3 Toestaan speelvoorzieningen op andere locatie

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1 onder d, voor het toestaan van speelvoorzieningen op een locatie waar geen aanduiding 'speelvoorziening' (sv) is opgenomen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen;
  • b. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inrichting en vormgeving.

Artikel 8 Cultuur en ontspanning

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een seksinrichting met horeca van categorie 1, ter plaatse van de aanduiding 'seksinrchting' (si);
  • b. een atelier ter plaatse van de aanduiding 'atelier' (atl);
  • c. ter plaatse van de Arnhemseweg 69 een peuterspeelzaal met 'speeltuin' (spt);
  • d. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen en parkeer- en groenvoorzieningen, watergangen en -partijen;

met dien verstande dat per bedrijf voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;

8.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

8.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. alleen toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse op de verbeelding is aangegeven;
  • c. het aantal bouwlagen, danwel de goothoogte en bouwhoogte, mogen niet meer bedragen dan ter plaatse op de verbeelding is aangegeven;
  • d. ter plaatse van de bouwaanduiding 'kap' [kap] mogen gebouwen worden afgedekt met een kap;
  • e. ter voorkoming van mogelijke hinder voor de woon- en leefomgeving, mag de toegang tot de in het plangebied aanwezige seksinrichting zich uitsluitend bevinden aan de Van Rootselaarstraat;
  • f. uitbreiding van de bestaande bebouwing, evenals uitbreiding en/of afwijking van het bestaande gebruik ten behoeve van de seksinrichting, is conform het door de gemeenteraad op 26 september 2000 vastgestelde beleid in de 'Nota prostitutiebeleid gemeente Amersfoort' niet toegestaan.

8.2.2 Andere bouwwerken - reclame

Voor andere bouwwerken in de vorm van reclame-uitingen gelden de volgende regels (in deze regels zijn in het kader van de verbrede reikwijdte, de criteria vanuit de welstand verwerkt):

  • a. vrijstaande reclame-uitingen (in de vorm van informatiepanelen, borden, zuilen, vlaggenmasten):
    • 1. per pand is één bord of zuil bij de entree van het terrein toegestaan;
    • 2. per 15 m terreingrens is één vlaggenmast toegestaan waarvan de hoogte maximaal 6 m bedraagt en waarbij het maximum aantal vlaggenmasten per terrein drie bedraagt;
    • 3. per 2,5 m vlaggenmastlengte maximaal 1 m2 vlagoppervlak;
    • 4. de maximale hoogte van borden en zuilen bedraagt 4 m en de maximale oppervlakte 4 m2;
  • b. reclame tegen de gevel:
    • 1. toegestaan aan de voorgevel, ter hoogte van de begane grondverdieping of op het overgangsgebied tussen begane grond en eerste verdieping waarbij er minimaal 20 cm afstand moet zitten tussen de bovenkant van de reclame-uiting en de onderkant van de kozijnen (inclusief omranding) op de verdieping;
    • 2. aangebracht plat tegen de gevel, zoveel mogelijk boven, of in de nabijheid van de hoofdentree;
    • 3. de afmeting van borden en lichtbakken bedraagt maximaal 0,2 m diep en 0,5 m hoog en de breedte mag maximaal gelijk zijn aan de gevelbreedte;
    • 4. de maximale afmeting van losse letters bedraagt 0,5x0,5 m, van logo's 0,8x0,8 m;
    • 5. bij de toepassing van lichtbakken mogen alleen losse 'doosletters' toegepast worden, tenzij een vaste huisstijl of 'corporate image' aanleiding geeft voor een afwijkende vormgevingen deze op de beoogde plaats geen onevenredige invloed heeft op het gevelbeeld;
  • c. reclame haaks op de gevel:
    • 1. toegestaan aan de voorgevel, ter hoogte van de begane grondverdieping of op het overgangsgebied tussen begane grond en eerste verdieping waarbij er minimaal 20 cm afstand moet zitten tussen de bovenkant van de reclame-uiting en de onderkant van de kozijnen (inclusief omranding) op de verdieping;
    • 2. de maximale afmeting van een reclameobject of lichtbak bedraagt 0,8x0,8 m, de vorm is vrij;
    • 3. de maximale afmeting van een vlag bedraagt 0,64 m2;
    • 4. per 5 m gevelbreedte één haaks op de gevel geplaatste reclame-uiting met in totaal maximaal 3 per gevel;
    • 5. geen combinatie van meerdere vormen van reclame haaks op de gevel;
  • d. reclame op de dakrand of tegen hooggelegen gesloten gevelvlak:
    • 1. alleen logo en losse letters toegestaan;
    • 2. minimaal 0,25 m en maximaal 0,5 m los van de dakrand;
    • 3. de hoogte van de reclame-uiting bedraagt maximaal 10% van de hoogte waarop deze wordt aangebracht, waarbij 0,5 m in ieder geval is toegestaan, en 2 m het maximum is;
    • 4. de breedte bedraagt maximaal 30% van de gevelbreedte;
  • e. reclame aan of achter ruiten: indien minimaal 0,5 m achter de glasruit geplaatst. Dit geldt voor zowel ramen op de begane grond als op verdiepingen;
  • f. totale oppervlakte van alle reclame:
    • 1. maximaal 5% van de oppervlakte van het gevelvlak;
    • 2. de oppervlakte van letters en/of logo wordt gemeten door omkadering met een eenvoudige basisvorm;
  • g. lichtreclame:
    • 1. knipperende (interval<10 seconden) of bewegende reclame, signaalkleuren en/of zichtbare felle lichtbronnen zijn niet toegestaan;
    • 2. LED-reclame en andere lichttoepassingen:
      • reclamedoor middel van LED-schermen of andere innovatieve toepassingen van licht mogen niet leiden tot hinder voor omwonenden;
      • de toegestane afmetingen zijn gelijk aan de ter plaatse geldende afmetingen van reguliere reclame;
      • LED-reclame op het dak is niet toegestaan;
      • de reclame aan de gevel is niet aanvullend op reguliere reclame-uitingen, maar enkel in plaats van deze reclame toegestaan;
      • de aanvraag wordt vergezeld van een lichtplan.
8.2.3 Andere bouwwerken - overig

Voor overige andere bouwwerken gelden de volgende regels (in deze regels zijn in het kader van de verbrede reikwijdte, de criteria vanuit de welstand verwerkt):

  • a. verlichtingsmasten:
    • 1. achter de voorgevelrooilijn tevens bouwgrens;
    • 2. de maximale hoogte bedraagt 6 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mogen maximaal 1 m hoog zijn;
  • c. erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mogen maximaal 2 m hoog zijn;
  • d. overige andere bouwwerken achter de voorgevelrooilijn mogen maximaal 2 m hoog zijn.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 8.2.3 onder b ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel tot ten hoogste 2 m;
  • b. een omgegvingsvergunning als bedoeld in lid 8.3 onder a kan slechts worden verleend, mits:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 9 Detailhandel

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. op de begane grondlaag:
    • 1. detailhandelsdoeleinden;
    • 2. aan detailhandel verwante bedrijfsactiviteiten en publieksgerichte dienstverlening;
    • 3. uitsluitend binnen het winkelcentrum 'Emiclaer' horeca van categorie 1 en 2 als bedoeld in artikel 15 Horeca, met een totaal maximaal bruto vloeroppervlak van 270 m2;
    • 4. in de wijken Randenbroek en Schuilenburg is horeca van categorie 1 toegestaan volgens artikel 15 Horeca met een totaal maximaal bruto vloeroppervlak van 652 m2;
    • 5. geluidwerende voorzieningen;
    • 6. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen en parkeer-, nuts- en groenvoorzieningen, watergangen en -partijen;
  • b. op de verdiepingen woningen overeenkomstig de regels in artikel 30 Wonen - 4 ;


met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

9.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

9.2.1 Gebouwen algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het aantal bouwlagen, danwel de goothoogte en bouwhoogte, mogen niet meer bedragen dan ter plaatse op de verbeelding is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de bouwaanduiding 'kap' [kap] mogen gebouwen worden afgedekt met een kap;
  • d. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de bepalingen uit artikel 28.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen;
  • e. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'overbouwing' [sba-ob] mag op de begane grond niet worden gebouwd.

9.2.2 Andere bouwwerken - reclame

Voor andere bouwwerken in de vorm van reclame-uitingen gelden de volgende regels (in deze regels zijn in het kader van de verbrede reikwijdte, de criteria vanuit de welstand verwerkt):

  • a. vrijstaande reclame-uitingen (in de vorm van informatiepanelen, borden, zuilen, vlaggenmasten):
    • 1. per pand is één bord of zuil bij de entree van het terrein toegestaan;
    • 2. per 15 m terreingrens is één vlaggenmast toegestaan waarvan de hoogte maximaal 6 m bedraagt en waarbij het maximum aantal vlaggenmasten per terrein drie bedraagt;
    • 3. per 2,5 m vlaggenmastlengte maximaal 1 m2 vlagoppervlak;
    • 4. de maximale hoogte van borden en zuilen bedraagt 4 m en de maximale oppervlakte 4 m2;
  • b. reclame tegen de gevel:
    • 1. toegestaan aan de voorgevel, ter hoogte van de begane grondverdieping of op het overgangsgebied tussen begane grond en eerste verdieping waarbij er minimaal 20 cm afstand moet zitten tussen de bovenkant van de reclame-uiting en de onderkant van de kozijnen (inclusief omranding) op de verdieping;
    • 2. aangebracht plat tegen de gevel, zoveel mogelijk boven, of in de nabijheid van de hoofdentree;
    • 3. de afmeting van borden en lichtbakken bedraagt maximaal 0,2 m diep en 0,5 m hoog en de breedte mag maximaal gelijk zijn aan de gevelbreedte;
    • 4. de maximale afmeting van losse letters bedraagt 0,5x0,5 m, van logo's 0,8x0,8 m;
    • 5. bij de toepassing van lichtbakken mogen alleen losse 'doosletters' toegepast worden, tenzij een vaste huisstijl of 'corporate image' aanleiding geeft voor een afwijkende vormgevingen deze op de beoogde plaats geen onevenredige invloed heeft op het gevelbeeld;
  • c. reclame haaks op de gevel:
    • 1. toegestaan aan de voorgevel, ter hoogte van de begane grondverdieping of op het overgangsgebied tussen begane grond en eerste verdieping waarbij er minimaal 20 cm afstand moet zitten tussen de bovenkant van de reclame-uiting en de onderkant van de kozijnen (inclusief omranding) op de verdieping;
    • 2. de maximale afmeting van een reclameobject of lichtbak bedraagt 0,8x0,8 m, de vorm is vrij;
    • 3. de maximale afmeting van een vlag bedraagt 0,64 m2;
    • 4. per 5 m gevelbreedte één haaks op de gevel geplaatste reclame-uiting met in totaal maximaal 3 per gevel;
    • 5. geen combinatie van meerdere vormen van reclame haaks op de gevel;
  • d. reclame op de dakrand of tegen hooggelegen gesloten gevelvlak:
    • 1. alleen logo en losse letters toegestaan;
    • 2. minimaal 0,25 m en maximaal 0,5 m los van de dakrand;
    • 3. de hoogte van de reclame-uiting bedraagt maximaal 10% van de hoogte waarop deze wordt aangebracht, waarbij 0,5 m in ieder geval is toegestaan, en 2 m het maximum is;
    • 4. de breedte bedraagt maximaal 30% van de gevelbreedte;
  • e. reclame aan of achter ruiten: indien minimaal 0,5 m achter de glasruit geplaatst. Dit geldt voor zowel ramen op de begane grond als op verdiepingen;
  • f. totale oppervlakte van alle reclame:
    • 1. maximaal 5% van de oppervlakte van het gevelvlak;
    • 2. de oppervlakte van letters en/of logo wordt gemeten door omkadering met een eenvoudige basisvorm;
  • g. lichtreclame:
    • 1. knipperende (interval<10 seconden) of bewegende reclame, signaalkleuren en/of zichtbare felle lichtbronnen zijn niet toegestaan;
    • 2. LED-reclame en andere lichttoepassingen:
      • reclamedoor middel van LED-schermen of andere innovatieve toepassingen van licht mogen niet leiden tot hinder voor omwonenden;
      • de toegestane afmetingen zijn gelijk aan de ter plaatse geldende afmetingen van reguliere reclame;
      • LED-reclame op het dak is niet toegestaan;
      • de reclame aan de gevel is niet aanvullend op reguliere reclame-uitingen, maar enkel in plaats van deze reclame toegestaan;
      • de aanvraag wordt vergezeld van een lichtplan.
9.2.3 Andere bouwwerken - overig

Voor overige andere bouwwerken gelden de volgende regels (in deze regels zijn in het kader van de verbrede reikwijdte, de criteria vanuit de welstand verwerkt):

  • a. verlichtingsmasten:
    • 1. achter de voorgevelrooilijn tevens bouwgrens;
    • 2. de maximale hoogte bedraagt 6 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mogen maximaal 1 m hoog zijn;
  • c. erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mogen maximaal 2 m hoog zijn;
  • d. overige andere bouwwerken achter de voorgevelrooilijn mogen maximaal 2 m hoog zijn.
9.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 9.2.3 onder b ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel tot ten hoogste 2 m;
  • b. een omgegvingsvergunning als bedoeld in lid 9.3 onder a kan slechts worden verleend, mits:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
9.4 Afwijken van de gebruiksregels
9.4.1 Horeca toevoegen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1, ten behoeve van het toevoegen van horeca van categorie 1 op de begane grondlaag, boven het maximum volgens lid 6.1 toegestane bruto vloeroppervlak aan horeca, mits:

  • a. omliggende bedrijven niet beperkt worden in de bedrijfsvoering;
  • b. geen onevenredig nadelige gevolgen optreden voor woningen in de directe omgeving;
  • c. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;
  • d. geen sprake is van enige milieutechnische belemmering;
  • e. terrassen zijn toegestaan mits:
    • 1. deze grenzen aan en behoren bij een horecabedrijf waarvoor vergunning is verleend;
    • 2. de terrassen voldoen aan de voorwaarden uit het terrassenbeleid zoals dit geldt op het moment van indienen van de aanvraag omgevingsvergunning.
9.4.2 Detailhandel op eerste verdieping

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1, ten behoeve van het gebruiken en inrichten van ruimten op de eerste verdieping voor detailhandel en aan detailhandel verwante bedrijfsactiviteiten en publieksgerichte dienstverlening, mits:

  • a. de totale verkoopvloeroppervlakte per vestiging met niet meer dan 15% stijgt;
  • b. minimaal 1 bovenwoning gehandhaafd blijft voor zover in de bestaande situatie (een) bovenwoning(en) in het pand (is) zijn gevestigd;
  • c. hierdoor geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden plaatsvindt.

Artikel 10 Gemengd - 1

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. op de begane grond:
    • 1. medische voorzieningen;
    • 2. culturele voorzieningen;
    • 3. kantoren;
    • 4. bedrijven die in de bij deze regels behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten Amersfoort Zuid en Kattenbroek' zijn aangeduid als categorie 1 (bijlage 1 bij deze regels);
  • b. op de verdiepingen woningen;
  • c. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen en parkeer-, nuts- en groenvoorzieningen;


met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van ontvangst van de aanvraag.

10.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

10.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het aantal bouwlagen, danwel de goothoogte en bouwhoogte, mogen niet meer bedragen dan ter plaatse op de verbeelding is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de bouwaanduiding 'kap' [kap] mogen gebouwen worden afgedekt met een kap;
  • d. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen ten behoeve van de woningen op de verdiepingen gelden de bepalingen uit artikel 30.2.2.
10.2.2 Andere bouwwerken - reclame

Voor andere bouwwerken in de vorm van reclame-uitingen gelden de volgende regels (in deze regels zijn in het kader van de verbrede reikwijdte, de criteria vanuit de welstand verwerkt):

  • a. vrijstaande reclame-uitingen (in de vorm van informatiepanelen, borden, zuilen, vlaggenmasten):
    • 1. per pand is één bord of zuil bij de entree van het terrein toegestaan;
    • 2. per 15 m terreingrens is één vlaggenmast toegestaan waarvan de hoogte maximaal 6 m bedraagt en waarbij het maximum aantal vlaggenmasten per terrein drie bedraagt;
    • 3. per 2,5 m vlaggenmastlengte maximaal 1 m2 vlagoppervlak;
    • 4. de maximale hoogte van borden en zuilen bedraagt 4 m en de maximale oppervlakte 4 m2;
  • b. reclame tegen de gevel:
    • 1. toegestaan aan de voorgevel, ter hoogte van de begane grondverdieping of op het overgangsgebied tussen begane grond en eerste verdieping waarbij er minimaal 20 cm afstand moet zitten tussen de bovenkant van de reclame-uiting en de onderkant van de kozijnen (inclusief omranding) op de verdieping;
    • 2. aangebracht plat tegen de gevel, zoveel mogelijk boven, of in de nabijheid van de hoofdentree;
    • 3. de afmeting van borden en lichtbakken bedraagt maximaal 0,2 m diep en 0,5 m hoog en de breedte mag maximaal gelijk zijn aan de gevelbreedte;
    • 4. de maximale afmeting van losse letters bedraagt 0,5x0,5 m, van logo's 0,8x0,8 m;
    • 5. bij de toepassing van lichtbakken mogen alleen losse 'doosletters' toegepast worden, tenzij een vaste huisstijl of 'corporate image' aanleiding geeft voor een afwijkende vormgevingen deze op de beoogde plaats geen onevenredige invloed heeft op het gevelbeeld;
  • c. reclame haaks op de gevel:
    • 1. toegestaan aan de voorgevel, ter hoogte van de begane grondverdieping of op het overgangsgebied tussen begane grond en eerste verdieping waarbij er minimaal 20 cm afstand moet zitten tussen de bovenkant van de reclame-uiting en de onderkant van de kozijnen (inclusief omranding) op de verdieping;
    • 2. de maximale afmeting van een reclameobject of lichtbak bedraagt 0,8x0,8 m, de vorm is vrij;
    • 3. de maximale afmeting van een vlag bedraagt 0,64 m2;
    • 4. per 5 m gevelbreedte één haaks op de gevel geplaatste reclame-uiting met in totaal maximaal 3 per gevel;
    • 5. geen combinatie van meerdere vormen van reclame haaks op de gevel;
  • d. reclame op de dakrand of tegen hooggelegen gesloten gevelvlak:
    • 1. alleen logo en losse letters toegestaan;
    • 2. minimaal 0,25 m en maximaal 0,5 m los van de dakrand;
    • 3. de hoogte van de reclame-uiting bedraagt maximaal 10% van de hoogte waarop deze wordt aangebracht, waarbij 0,5 m in ieder geval is toegestaan, en 2 m het maximum is;
    • 4. de breedte bedraagt maximaal 30% van de gevelbreedte;
  • e. reclame aan of achter ruiten: indien minimaal 0,5 m achter de glasruit geplaatst. Dit geldt voor zowel ramen op de begane grond als op verdiepingen;
  • f. totale oppervlakte van alle reclame:
    • 1. maximaal 5% van de oppervlakte van het gevelvlak;
    • 2. de oppervlakte van letters en/of logo wordt gemeten door omkadering met een eenvoudige basisvorm;
  • g. lichtreclame:
    • 1. knipperende (interval<10 seconden) of bewegende reclame, signaalkleuren en/of zichtbare felle lichtbronnen zijn niet toegestaan;
    • 2. LED-reclame en andere lichttoepassingen:
      • reclamedoor middel van LED-schermen of andere innovatieve toepassingen van licht mogen niet leiden tot hinder voor omwonenden;
      • de toegestane afmetingen zijn gelijk aan de ter plaatse geldende afmetingen van reguliere reclame;
      • LED-reclame op het dak is niet toegestaan;
      • de reclame aan de gevel is niet aanvullend op reguliere reclame-uitingen, maar enkel in plaats van deze reclame toegestaan;
      • de aanvraag wordt vergezeld van een lichtplan.
10.2.3 Andere bouwwerken - overig

Voor overige andere bouwwerken gelden de volgende regels (in deze regels zijn in het kader van de verbrede reikwijdte, de criteria vanuit de welstand verwerkt):

  • a. verlichtingsmasten:
    • 1. achter de voorgevelrooilijn tevens bouwgrens;
    • 2. de maximale hoogte bedraagt 6 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mogen maximaal 1 m hoog zijn;
  • c. erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mogen maximaal 2 m hoog zijn;
  • d. overige andere bouwwerken achter de voorgevelrooilijn mogen maximaal 2 m hoog zijn.
10.2.4 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken die zijn gelegen geheel onder maaiveld zijn overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan;
  • b. wanneer het ondergrondse bouwwerk is bedoeld voor parkeren, mag een inrit aan de straatzijde worden gerealiseerd met een maximale breedte van 3 meter;
  • c. het realiseren van ondergrondse bouwwerken mag geen nadelige invloed hebben op de bodem- en waterhuishouding en op eventueel aanwezige archeologische waarden.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

10.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 10.2.3 onder b ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel tot ten hoogste 2 m;
  • b. een omgegvingsvergunning als bedoeld in lid 10.4 onder a kan slechts worden verleend, mits:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
10.5.1 Gemengde doeleinden op eerste verdieping

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1, ten behoeve van het gebruiken en inrichten van ruimten op de eerste verdieping voor gemengde doeleinden zoals genoemd in lid 10.1 onder a, mits:

  • a. de totale vloeroppervlakte per vestiging met niet meer dan 15% stijgt, en;
  • b. het maximale bruto vloeroppervlak ten behoeve van kantoren niet meer mag bedragen dan 1500 m2 per gebouw, en;
  • c. minimaal 1 bovenwoning gehandhaafd blijft voor zover in de bestaande situatie (een) bovenwoning(en) in het pand (is) zijn gevestigd, en;
  • d. hierdoor geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden plaatsvindt.

Artikel 11 Gemengd - 2

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. Op de begane grond:
    • 1. medische voorzieningen;
    • 2. culturele voorzieningen;
    • 3. kantoren;
    • 4. bedrijven die in de bij deze regels behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten Amersfoort Zuid en Kattenbroek' zijn aangeduid als categorie 1 (bijlage 1 bij deze regels);
    • 5. horeca-1 ter plaatse van de aanduiding “horeca van categorie 1” (h=1 );
    • 6. detailhandelsdoeleinden;
    • 7. ter plaatse van het perceel Utrechtseweg 62 tevens wonen;
    • 8. in het wijkwinkelcentrum Emiclaer is horeca van categorie 1 (h=1) volgens artikel 15 Horeca toegestaan met een maximum bruto vloeroppervlak van 800 m2;
  • b. op de verdiepingen woningen, met uitzondering van de adressen Leusderweg 63A, 65, 68, 125, 222 en 262-264 tenzij bij een aanvraag omgevingsvergunning aangetoond wordt dat voldaan kan worden aan de geldende geluidsnorm;
  • c. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen en parkeer-, nuts- en groenvoorzieningen;


met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van ontvangst van de aanvraag .

11.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

11.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het aantal bouwlagen, danwel de goothoogte en bouwhoogte, mogen niet meer bedragen dan ter plaatse op de verbeelding is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de bouwaanduiding 'kap' [kap] mogen gebouwen worden afgedekt met een kap;
  • d. ter plaatse van de Leusderweg mogen binnen deze bestemming geen panden worden samengevoegd om te voorkomen dat grootschalige winkels, bedrijven of voorzieningen ontstaan om zo het kleinschalige karakter van de functies aan deze weg te behouden;
  • e. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen ten behoeve van de woningen op de verdiepingen gelden de bepalingen uit artikel 27.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen.

11.2.2 Andere bouwwerken - reclame

Voor andere bouwwerken in de vorm van reclame-uitingen gelden de volgende regels (in deze regels zijn in het kader van de verbrede reikwijdte, de criteria vanuit de welstand verwerkt):

  • a. vrijstaande reclame-uitingen (in de vorm van informatiepanelen, borden, zuilen, vlaggenmasten):
    • 1. per pand is één bord of zuil bij de entree van het terrein toegestaan;
    • 2. per 15 m terreingrens is één vlaggenmast toegestaan waarvan de hoogte maximaal 6 m bedraagt en waarbij het maximum aantal vlaggenmasten per terrein drie bedraagt;
    • 3. per 2,5 m vlaggenmastlengte maximaal 1 m2 vlagoppervlak;
    • 4. de maximale hoogte van borden en zuilen bedraagt 4 m en de maximale oppervlakte 4 m2;
  • b. reclame tegen de gevel:
    • 1. toegestaan aan de voorgevel, ter hoogte van de begane grondverdieping of op het overgangsgebied tussen begane grond en eerste verdieping waarbij er minimaal 20 cm afstand moet zitten tussen de bovenkant van de reclame-uiting en de onderkant van de kozijnen (inclusief omranding) op de verdieping;
    • 2. aangebracht plat tegen de gevel, zoveel mogelijk boven, of in de nabijheid van de hoofdentree;
    • 3. de afmeting van borden en lichtbakken bedraagt maximaal 0,2 m diep en 0,5 m hoog en de breedte mag maximaal gelijk zijn aan de gevelbreedte;
    • 4. de maximale afmeting van losse letters bedraagt 0,5x0,5 m, van logo's 0,8x0,8 m;
    • 5. bij de toepassing van lichtbakken mogen alleen losse 'doosletters' toegepast worden, tenzij een vaste huisstijl of 'corporate image' aanleiding geeft voor een afwijkende vormgevingen deze op de beoogde plaats geen onevenredige invloed heeft op het gevelbeeld;
  • c. reclame haaks op de gevel:
    • 1. toegestaan aan de voorgevel, ter hoogte van de begane grondverdieping of op het overgangsgebied tussen begane grond en eerste verdieping waarbij er minimaal 20 cm afstand moet zitten tussen de bovenkant van de reclame-uiting en de onderkant van de kozijnen (inclusief omranding) op de verdieping;
    • 2. de maximale afmeting van een reclameobject of lichtbak bedraagt 0,8x0,8 m, de vorm is vrij;
    • 3. de maximale afmeting van een vlag bedraagt 0,64 m2;
    • 4. per 5 m gevelbreedte één haaks op de gevel geplaatste reclame-uiting met in totaal maximaal 3 per gevel;
    • 5. geen combinatie van meerdere vormen van reclame haaks op de gevel;
  • d. reclame op de dakrand of tegen hooggelegen gesloten gevelvlak:
    • 1. alleen logo en losse letters toegestaan;
    • 2. minimaal 0,25 m en maximaal 0,5 m los van de dakrand;
    • 3. de hoogte van de reclame-uiting bedraagt maximaal 10% van de hoogte waarop deze wordt aangebracht, waarbij 0,5 m in ieder geval is toegestaan, en 2 m het maximum is;
    • 4. de breedte bedraagt maximaal 30% van de gevelbreedte;
  • e. reclame aan of achter ruiten: indien minimaal 0,5 m achter de glasruit geplaatst. Dit geldt voor zowel ramen op de begane grond als op verdiepingen;
  • f. totale oppervlakte van alle reclame:
    • 1. maximaal 5% van de oppervlakte van het gevelvlak;
    • 2. de oppervlakte van letters en/of logo wordt gemeten door omkadering met een eenvoudige basisvorm;
  • g. lichtreclame:
    • 1. knipperende (interval<10 seconden) of bewegende reclame, signaalkleuren en/of zichtbare felle lichtbronnen zijn niet toegestaan;
    • 2. LED-reclame en andere lichttoepassingen:
      • reclamedoor middel van LED-schermen of andere innovatieve toepassingen van licht mogen niet leiden tot hinder voor omwonenden;
      • de toegestane afmetingen zijn gelijk aan de ter plaatse geldende afmetingen van reguliere reclame;
      • LED-reclame op het dak is niet toegestaan;
      • de reclame aan de gevel is niet aanvullend op reguliere reclame-uitingen, maar enkel in plaats van deze reclame toegestaan;
      • de aanvraag wordt vergezeld van een lichtplan.
11.2.3 Andere bouwwerken - overig

Voor overige andere bouwwerken gelden de volgende regels (in deze regels zijn in het kader van de verbrede reikwijdte, de criteria vanuit de welstand verwerkt):

  • a. verlichtingsmasten:
    • 1. achter de voorgevelrooilijn tevens bouwgrens;
    • 2. de maximale hoogte bedraagt 6 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mogen maximaal 1 m hoog zijn;
  • c. erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mogen maximaal 2 m hoog zijn;
  • d. overige andere bouwwerken achter de voorgevelrooilijn mogen maximaal 2 m hoog zijn.
11.2.4 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken die zijn gelegen geheel onder maaiveld zijn overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan;
  • b. wanneer het ondergrondse bouwwerk is bedoeld voor parkeren, mag een inrit aan de straatzijde worden gerealiseerd met een maximale breedte van 3 meter;
  • c. het realiseren van ondergrondse bouwwerken mag geen nadelige invloed hebben op de bodem- en waterhuishouding en op eventueel aanwezige archeologische waarden.
11.3 Specifieke gebruiksregels

In afwijking van het bepaalde in lid 11.1 onder b, geldt voor het perceel Utrechtseweg 62 dat ook op de begane grond gewoond mag worden.

11.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

11.5 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 11.2.3 onder b ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel tot ten hoogste 2 m;
  • b. een omgegvingsvergunning als bedoeld in lid 11.5 onder a kan slechts worden verleend, mits:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
11.6 Afwijken van de gebruiksregels
11.6.1 Gemengde doeleinden op eerste verdieping

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.1, ten behoeve van het gebruiken en inrichten van ruimten op de eerste verdieping voor gemengde doeleinden zoals genoemd in lid 11.1 onder a, mits:

  • a. de totale vloeroppervlakte per vestiging met niet meer dan 15% stijgt, en;
  • b. het maximale bruto vloeroppervlak ten behoeve van kantoren niet meer mag bedragen dan 1500 m2 per gebouw, en;
  • c. minimaal 1 bovenwoning gehandhaafd blijft voor zover in de bestaande situatie (een) bovenwoning(en) in het pand (is) zijn gevestigd, en;
  • d. hierdoor geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden plaatsvindt.

Artikel 12 Gemengd - 3

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. op de begane grond administratieve, financiële en publieksgerichte dienstverlening;
  • b. op de verdiepingen woningen;
  • c. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen en parkeer-, nuts- en groenvoorzieningen;


met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van ontvangst van de aanvraag.

12.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

12.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het aantal bouwlagen, danwel de goothoogte en bouwhoogte, mogen niet meer bedragen dan ter plaatse op de verbeelding is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de bouwaanduiding 'kap' [kap] mogen gebouwen worden afgedekt met een kap;
  • d. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen ten behoeve van de woningen op de verdiepingen gelden de bepalingen uit artikel 27.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen.
12.2.2 Andere bouwwerken - reclame

Voor andere bouwwerken in de vorm van reclame-uitingen gelden de volgende regels (in deze regels zijn in het kader van de verbrede reikwijdte, de criteria vanuit de welstand verwerkt):

  • a. vrijstaande reclame-uitingen (in de vorm van informatiepanelen, borden, zuilen, vlaggenmasten):
    • 1. per pand is één bord of zuil bij de entree van het terrein toegestaan;
    • 2. per 15 m terreingrens is één vlaggenmast toegestaan waarvan de hoogte maximaal 6 m bedraagt en waarbij het maximum aantal vlaggenmasten per terrein drie bedraagt;
    • 3. per 2,5 m vlaggenmastlengte maximaal 1 m2 vlagoppervlak;
    • 4. de maximale hoogte van borden en zuilen bedraagt 4 m en de maximale oppervlakte 4 m2;
  • b. reclame tegen de gevel:
    • 1. toegestaan aan de voorgevel, ter hoogte van de begane grondverdieping of op het overgangsgebied tussen begane grond en eerste verdieping waarbij er minimaal 20 cm afstand moet zitten tussen de bovenkant van de reclame-uiting en de onderkant van de kozijnen (inclusief omranding) op de verdieping;
    • 2. aangebracht plat tegen de gevel, zoveel mogelijk boven, of in de nabijheid van de hoofdentree;
    • 3. de afmeting van borden en lichtbakken bedraagt maximaal 0,2 m diep en 0,5 m hoog en de breedte mag maximaal gelijk zijn aan de gevelbreedte;
    • 4. de maximale afmeting van losse letters bedraagt 0,5x0,5 m, van logo's 0,8x0,8 m;
    • 5. bij de toepassing van lichtbakken mogen alleen losse 'doosletters' toegepast worden, tenzij een vaste huisstijl of 'corporate image' aanleiding geeft voor een afwijkende vormgevingen deze op de beoogde plaats geen onevenredige invloed heeft op het gevelbeeld;
  • c. reclame haaks op de gevel:
    • 1. toegestaan aan de voorgevel, ter hoogte van de begane grondverdieping of op het overgangsgebied tussen begane grond en eerste verdieping waarbij er minimaal 20 cm afstand moet zitten tussen de bovenkant van de reclame-uiting en de onderkant van de kozijnen (inclusief omranding) op de verdieping;
    • 2. de maximale afmeting van een reclameobject of lichtbak bedraagt 0,8x0,8 m, de vorm is vrij;
    • 3. de maximale afmeting van een vlag bedraagt 0,64 m2;
    • 4. per 5 m gevelbreedte één haaks op de gevel geplaatste reclame-uiting met in totaal maximaal 3 per gevel;
    • 5. geen combinatie van meerdere vormen van reclame haaks op de gevel;
  • d. reclame op de dakrand of tegen hooggelegen gesloten gevelvlak:
    • 1. alleen logo en losse letters toegestaan;
    • 2. minimaal 0,25 m en maximaal 0,5 m los van de dakrand;
    • 3. de hoogte van de reclame-uiting bedraagt maximaal 10% van de hoogte waarop deze wordt aangebracht, waarbij 0,5 m in ieder geval is toegestaan, en 2 m het maximum is;
    • 4. de breedte bedraagt maximaal 30% van de gevelbreedte;
  • e. reclame aan of achter ruiten: indien minimaal 0,5 m achter de glasruit geplaatst. Dit geldt voor zowel ramen op de begane grond als op verdiepingen;
  • f. totale oppervlakte van alle reclame:
    • 1. maximaal 5% van de oppervlakte van het gevelvlak;
    • 2. de oppervlakte van letters en/of logo wordt gemeten door omkadering met een eenvoudige basisvorm;
  • g. lichtreclame:
    • 1. knipperende (interval<10 seconden) of bewegende reclame, signaalkleuren en/of zichtbare felle lichtbronnen zijn niet toegestaan;
    • 2. LED-reclame en andere lichttoepassingen:
      • reclamedoor middel van LED-schermen of andere innovatieve toepassingen van licht mogen niet leiden tot hinder voor omwonenden;
      • de toegestane afmetingen zijn gelijk aan de ter plaatse geldende afmetingen van reguliere reclame;
      • LED-reclame op het dak is niet toegestaan;
      • de reclame aan de gevel is niet aanvullend op reguliere reclame-uitingen, maar enkel in plaats van deze reclame toegestaan;
      • de aanvraag wordt vergezeld van een lichtplan.
12.2.3 Andere bouwwerken - overig

Voor overige andere bouwwerken gelden de volgende regels (in deze regels zijn in het kader van de verbrede reikwijdte, de criteria vanuit de welstand verwerkt):

  • a. verlichtingsmasten:
    • 1. achter de voorgevelrooilijn tevens bouwgrens;
    • 2. de maximale hoogte bedraagt 6 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mogen maximaal 1 m hoog zijn;
  • c. erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mogen maximaal 2 m hoog zijn;
  • d. overige andere bouwwerken achter de voorgevelrooilijn mogen maximaal 2 m hoog zijn.
12.2.4 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken die zijn gelegen geheel onder maaiveld zijn overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan;
  • b. wanneer het ondergrondse bouwwerk is bedoeld voor parkeren, mag een inrit aan de straatzijde worden gerealiseerd met een maximale breedte van 3 meter;
  • c. het realiseren van ondergrondse bouwwerken mag geen nadelige invloed hebben op de bodem- en waterhuishouding en op eventueel aanwezige archeologische waarden.
12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

12.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 12.2.3 onder b ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel tot ten hoogste 2 m;
  • b. een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.4 onder a kan slechts worden verleend, mits:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
12.5 Afwijken van de gebruiksregels
12.5.1 Gemengde doeleinden op eerste verdieping

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.1, ten behoeve van het gebruiken en inrichten van ruimten op de eerste verdieping voor gemengde doeleinden zoals genoemd in lid 12.1 onder a, mits:

  • a. de totale vloeroppervlakte per vestiging met niet meer dan 15% stijgt, en;
  • b. het maximale bruto vloeroppervlak ten behoeve van kantoren niet meer mag bedragen dan 1500 m2 per gebouw, en;
  • c. minimaal 1 bovenwoning gehandhaafd blijft voor zover in de bestaande situatie (een) bovenwoning(en) in het pand (is) zijn gevestigd, en;
  • d. hierdoor geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden plaatsvindt.

Artikel 13 Groen - Buurtgroen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Buurtgroen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen met een functie voor de buurt;
  • b. waterhuishoudkundige voorzieningen, watergangen en -partijen inclusief de daarbij behorende onderhoudspaden en/of -stroken, met inachtneming van de keur van het waterschap;
  • c. recreatief medegebruik in de vorm van wandelen, fietsen, spelen, verblijven en beleven;
  • d. voet- en fietspaden waarbij voldaan moet worden aan de regels uit lid 13.6.1;
  • e. een tunnelbak ter plaatse van de aanduiding 'tunnel' (tu);
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' (pg), een gebouwde parkeervoorziening;
  • g. behoud en ontwikkeling van het leefgebied voor de Hazelworm, ter plaatse van het aanduidingsvlak ‘specifieke vorm van groen - leefgebied Hazelworm (sg-lh)’;
  • h. buurtinitiatieven, zoals het aanleggen van een moestuin, mits voldaan wordt aan de regels uit lid 13.5;
  • i. op het moment van ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan bestaande in- en uitritten en ontsluitingswegen uitsluitend voor zover deze noodzakelijk zijn voor het bereiken van de (aangrenzende) percelen;
  • j. speeltoestellen;
  • k. speelvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' (sv);
  • l. geluidwerende voorzieningen;
  • m. bij deze bestemming behorende voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen - algemeen

Op en in deze gronden mogen, volgens de regels van voorliggend bestemmingsplan, geen gebouwen worden gebouwd.

13.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. het bouwen van een tunnelbak is toegestaan binnen de aanduiding 'tunnel' (tu);
  • b. speelvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' (sv) mogen maximaal 4 m hoog zijn;
  • c. beeldende kunstwerken mogen maximaal 4 m hoog zijn met een maximale oppervlakte van 4 m2;
  • d. geluidwerende voorzieningen mogen maximaal 3,5 m hoog zijn;
  • e. muren en hekwerken mogen maximaal 1 m hoog zijn;
  • f. overige andere bouwwerken mogen maximaal 4 m hoog zijn.

    met dien verstande dat ter plaatse van het aanduiding ‘specifieke vorm van groen – leefgebied Hazelworm’ (sg-lh) geen bouwwerken zijn toegestaan.
13.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 13.2.2 onder d ten behoeve van het bouwen van geluidwerende voorzieningen tot ten hoogste 5 m;
  • b. een omgegvingsvergunning als bedoeld in lid 13.3 onder a kan slechts worden verleend, mits:
    • 1. tegen deze hoogte geen bezwaar bestaat vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
    • 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
    • 3. er geen bezwaren bestaan vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inrichting en vormgeving;
    • 4. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden.
13.4 Afwijken van de gebruiksregels
13.4.1 Toestaan speelvoorzieningen op andere locatie

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.1 onder j, voor het toestaan van speelvoorzieningen op een locatie waar geen aanduiding “speelvoorziening” (sv) is opgenomen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen;
  • b. rekening moet worden gehouden met de geluidseffecten op omliggende woningen;
  • c. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inrichting en vormgeving.
13.5 Melding gebruik groen

Het gebruik van gronden met de bestemming Groen - Buurtgroen ten behoeve van buurtinitiatieven, zoals het aanleggen van een gemeenschappelijke moestuin, is verboden tenzij een melding is gedaan bij burgemeester en wethouders waarbij de volgende regels in acht moeten worden genomen:

  • a. er mag niet worden gebouwd;
  • b. de gronden moeten een groene uitstraling houden en bomen moeten worden gerespecteerd;
  • c. het gebruik moet een gezamenlijk initiatief zijn van een groep bewoners die rond de betreffende gronden woont;
  • d. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale en veilige afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed hebben op de parkeer mogelijkheid rond de betreffende gronden;
  • e. er mag geen opslag plaatsvinden.
13.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

13.6.1 Omgevingsvergunning voor speelvoorzieningen of voet- of fietspaden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken aan te leggen of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. speelvoorzieningen, voet- of fietspaden, waarvan de gezamenlijke verharde oppervlakte meer bedraagt dan 15% van het bestemmingsvlak, dan wel meer bedraagt dan 1.000 m².
13.6.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 13.6.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende andere werken en werkzaamheden:

    • 1. werken en/of werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
    • 2. andere werken en/of werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het verkrijgen van rechtskracht van het plan.
13.6.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Een vergunning als bedoeld onder sublid 13.6.1 is slechts toelaatbaar, indien door de werken en/of werkzaamheden de natuurlijke, cultuurhistorische of landschappelijke waarden van de betreffende groenvoorziening niet in onevenredige mate worden aangetast.

Artikel 14 Groen - Stadsgroen

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Stadsgroen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen in de vorm van bos, park, plantsoen en belangrijke groenstructuren en gebieden, met een functie en/of belang voor de stad en/of wijk;
  • b. waterhuishoudkundige voorzieningen, watergangen en -partijen inclusief de daarbij behorende onderhoudspaden en/of -stroken, met inachtneming van de keur van het waterschap;
  • c. behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden van de groenvoorzieningen;
  • d. recreatief medegebruik in de vorm van wandelen, fietsen, spelen, verblijven en beleven;
  • e. speeltoestellen;
  • f. speelvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' (sv);
  • g. een tunnelbak ter plaatse van de aanduiding 'tunnel' (tu);
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' (pg), een gebouwde parkeervoorziening;
  • i. behoud en ontwikkeling van het leefgebied voor de Hazelworm, ter plaatse van het aanduidingsvlak ‘specifieke vorm van groen - leefgebied Hazelworm (sg-lh)’;
  • j. op het moment van ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan bestaande in- en uitritten en ontsluitingswegen, uitsluitend voor zover deze noodzakelijk zijn voor het bereiken van de (aangrenzende) percelen;
  • k. op het moment van ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan bestaande voetpaden, paden ten behoeve van voertuigen (niet zijnde motorvoertuigen) en overige verharding;
  • l. geluidswerende voorzieningen;
  • m. bij deze bestemming behorende voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen - algemeen

Op en in deze gronden mogen, volgens de regels van voorliggend bestemmingsplan, geen gebouwen worden gebouwd.

14.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. het bouwen van een tunnelbak is toegestaan binnen de aanduiding 'tunnel' (tu);
  • b. speelvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' (sv) mogen maximaal 4 m hoog zijn;
  • c. beeldende kunstwerken mogen maximaal 4 m hoog zijn met een maximale oppervlakte van 4 m2;
  • d. muren en hekwerken mogen maximaal 1 m hoog zijn.

    met dien verstande dat ter plaatse van het aanduiding ‘specifieke vorm van groen – leefgebied Hazelworm’ (sg-lh) geen bouwwerken zijn toegestaan.
     

Artikel 15 Horeca

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. op de begane grondlaag: horeca van de op de verbeelding aangegeven categorie:
    • 1. categorie 1 (h=1): horecabedrijven waarbij de nadruk ligt op eten en minder op het serveren van alcoholische dranken ( zoals restaurant, eetcafé, lunchroom en dergelijke);
    • 2. categorie 2 (h=2): horecabedrijven waarbij de nadruk ligt op (alcoholisch) drinken (de avond-/nachthoreca zoals discotheken, cafés en dergelijke);
    • 3. categorie 4 (h=4): horecabedrijven met als hoofddoel het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of het verstrekken van alcoholische of niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse;
  • b. op de verdiepingen woningen;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, watergangen en - partijen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, kleine infrastructurele voorzieningen en laad- en losvoorzieningen;
  • d. terrassen zijn toegestaan mits:
    • 1. deze grenzen aan en behoren bij een horecabedrijf waarvoor vergunning is verleend;
    • 2. de terrassen voldoen aan de voorwaarden uit het terrassenbeleid zoals dit geldt op het moment van indienen van de aanvraag omgevingsvergunning;


met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

15.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming, waaronder het wonen mede wordt begrepen.

15.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gronden binnen een bouwvlak mogen geheel worden volgebouwd;
  • c. het aantal bouwlagen, danwel de goothoogte en bouwhoogte, mogen niet meer bedragen dan ter plaatse op de verbeelding is aangegeven;
  • d. ter plaatse van de bouwaanduiding 'kap' [kap] mogen gebouwen worden afgedekt met een kap;
  • e. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen ten behoeve van de woningen gelden de bepalingen uit artikel 27.2.2.
  • f. voor nutsvoorzieningen geldt een bruto-inhoud van ten hoogste 50 m³ en een bouwhoogte van maximaal 4 meter;
  • g. in afwijking van het bepaalde in 15.2.1 onder a, geldt voor nutsvoorzieningen dat deze ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan.

15.2.2 Andere bouwwerken - reclame

Voor andere bouwwerken in de vorm reclame-uitingen gelden de volgende regels (in deze regels zijn in het kader van de verbrede reikwijdte, de criteria vanuit de welstand verwerkt):

  • a. vrijstaande reclame-uitingen (in de vorm van informatiepanelen, borden, zuilen, vlaggenmasten):
    • 1. per pand is één bord of zuil bij de entree van het terrein toegestaan;
    • 2. per 15 m terreingrens is één vlaggenmast toegestaan waarvan de hoogte maximaal 6 m bedraagt en waarbij het maximum aantal vlaggenmasten per terrein drie bedraagt;
    • 3. per 2,5 m vlaggenmastlengte maximaal 1 m2 vlagoppervlak;
    • 4. de maximale hoogte van borden en zuilen bedraagt 4 m en de maximale oppervlakte 4 m2;
  • b. reclame tegen de gevel:
    • 1. toegestaan aan de voorgevel, ter hoogte van de begane grondverdieping of op het overgangsgebied tussen begane grond en eerste verdieping waarbij er minimaal 20 cm afstand moet zitten tussen de bovenkant van de reclame-uiting en de onderkant van de kozijnen (inclusief omranding) op de verdieping;
    • 2. aangebracht plat tegen de gevel, zoveel mogelijk boven, of in de nabijheid van de hoofdentree;
    • 3. de afmeting van borden en lichtbakken bedraagt maximaal 0,2 m diep en 0,5 m hoog en de breedte mag maximaal gelijk zijn aan de gevelbreedte;
    • 4. de maximale afmeting van losse letters bedraagt 0,5x0,5 m, van logo's 0,8x0,8 m;
    • 5. bij de toepassing van lichtbakken mogen alleen losse 'doosletters' toegepast worden, tenzij een vaste huisstijl of 'corporate image' aanleiding geeft voor een afwijkende vormgevingen deze op de beoogde plaats geen onevenredige invloed heeft op het gevelbeeld;
  • c. reclame haaks op de gevel:
    • 1. toegestaan aan de voorgevel, ter hoogte van de begane grondverdieping of op het overgangsgebied tussen begane grond en eerste verdieping waarbij er minimaal 20 cm afstand moet zitten tussen de bovenkant van de reclame-uiting en de onderkant van de kozijnen (inclusief omranding) op de verdieping;
    • 2. de maximale afmeting van een reclameobject of lichtbak bedraagt 0,8x0,8 m, de vorm is vrij;
    • 3. de maximale afmeting van een vlag bedraagt 0,64 m2;
    • 4. per 5 m gevelbreedte één haaks op de gevel geplaatste reclame-uiting met in totaal maximaal 3 per gevel;
    • 5. geen combinatie van meerdere vormen van reclame haaks op de gevel;
  • d. reclame op de dakrand of tegen hooggelegen gesloten gevelvlak:
    • 1. alleen logo en losse letters toegestaan;
    • 2. minimaal 0,25 m en maximaal 0,5 m los van de dakrand;
    • 3. de hoogte van de reclame-uiting bedraagt maximaal 10% van de hoogte waarop deze wordt aangebracht, waarbij 0,5 m in ieder geval is toegestaan, en 2 m het maximum is;
    • 4. de breedte bedraagt maximaal 30% van de gevelbreedte;
  • e. reclame aan of achter ruiten: indien minimaal 0,5 m achter de glasruit geplaatst. Dit geldt voor zowel ramen op de begane grond als op verdiepingen;
  • f. totale oppervlakte van alle reclame:
    • 1. maximaal 5% van de oppervlakte van het gevelvlak;
    • 2. de oppervlakte van letters en/of logo wordt gemeten door omkadering met een eenvoudige basisvorm;
  • g. lichtreclame:
    • 1. knipperende (interval<10 seconden) of bewegende reclame, signaalkleuren en/of zichtbare felle lichtbronnen zijn niet toegestaan;
    • 2. LED-reclame en andere lichttoepassingen:
      • reclamedoor middel van LED-schermen of andere innovatieve toepassingen van licht mogen niet leiden tot hinder voor omwonenden;
      • de toegestane afmetingen zijn gelijk aan de ter plaatse geldende afmetingen van reguliere reclame;
      • LED-reclame op het dak is niet toegestaan;
      • de reclame aan de gevel is niet aanvullend op reguliere reclame-uitingen, maar enkel in plaats van deze reclame toegestaan;
      • de aanvraag wordt vergezeld van een lichtplan.
15.2.3 Andere bouwwerken - overig

Voor overige andere bouwwerken gelden de volgende regels (in deze regels zijn in het kader van de verbrede reikwijdte, de criteria vanuit de welstand verwerkt):

  • a. verlichtingsmasten:
    • 1. achter de voorgevelrooilijn tevens bouwgrens;
    • 2. de maximale hoogte bedraagt 6 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mogen maximaal 1 m hoog zijn;
  • c. erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mogen maximaal 2 m hoog zijn;
  • d. overige andere bouwwerken achter de voorgevelrooilijn mogen maximaal 2 m hoog zijn.
15.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 15.2.3 onder b ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel tot ten hoogste 2 m;
  • b. een omgegvingsvergunning als bedoeld in lid 15.3 onder a kan slechts worden verleend, mits:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 16 Kantoor

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. administratieve, financiële en zakelijke dienstverlening;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' (w) zijn woningen op de verdiepingen toegestaan overeenkomstig de regels uit artikel 30 Wonen - 4;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' (zw), tevens voor zorgwoningen;
  • d. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen, parkeer- en groenvoorzieningen, watergangen en -partijen evenals nutsvoorzieningen;


met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

16.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

16.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het aantal bouwlagen, danwel de goothoogte en bouwhoogte, mogen niet meer bedragen dan ter plaatse op de verbeelding is aangegeven
  • c. ter plaatse van de bouwaanduiding 'kap' [kap] mogen gebouwen worden afgedekt met een kap.

16.2.2 Andere bouwwerken - reclame

Voor andere bouwwerken in de vorm van reclame-uitingen gelden de volgende regels (in deze regels zijn in het kader van de verbrede reikwijdte, de criteria vanuit de welstand verwerkt):

  • a. vrijstaande reclame-uitingen (in de vorm van informatiepanelen, borden, zuilen, vlaggenmasten):
    • 1. per pand is één bord of zuil bij de entree van het terrein toegestaan;
    • 2. per 15 m terreingrens is één vlaggenmast toegestaan waarvan de hoogte maximaal 6 m bedraagt en waarbij het maximum aantal vlaggenmasten per terrein drie bedraagt;
    • 3. per 2,5 m vlaggenmastlengte maximaal 1 m2 vlagoppervlak;
    • 4. de maximale hoogte van borden en zuilen bedraagt 4 m en de maximale oppervlakte 4 m2;
  • b. reclame tegen de gevel:
    • 1. toegestaan aan de voorgevel, ter hoogte van de begane grondverdieping of op het overgangsgebied tussen begane grond en eerste verdieping waarbij er minimaal 20 cm afstand moet zitten tussen de bovenkant van de reclame-uiting en de onderkant van de kozijnen (inclusief omranding) op de verdieping;
    • 2. aangebracht plat tegen de gevel, zoveel mogelijk boven, of in de nabijheid van de hoofdentree;
    • 3. de afmeting van borden en lichtbakken bedraagt maximaal 0,2 m diep en 0,5 m hoog en de breedte mag maximaal gelijk zijn aan de gevelbreedte;
    • 4. de maximale afmeting van losse letters bedraagt 0,5x0,5 m, van logo's 0,8x0,8 m;
    • 5. bij de toepassing van lichtbakken mogen alleen losse 'doosletters' toegepast worden, tenzij een vaste huisstijl of 'corporate image' aanleiding geeft voor een afwijkende vormgevingen deze op de beoogde plaats geen onevenredige invloed heeft op het gevelbeeld;
  • c. reclame haaks op de gevel:
    • 1. toegestaan aan de voorgevel, ter hoogte van de begane grondverdieping of op het overgangsgebied tussen begane grond en eerste verdieping waarbij er minimaal 20 cm afstand moet zitten tussen de bovenkant van de reclame-uiting en de onderkant van de kozijnen (inclusief omranding) op de verdieping;
    • 2. de maximale afmeting van een reclameobject of lichtbak bedraagt 0,8x0,8 m, de vorm is vrij;
    • 3. de maximale afmeting van een vlag bedraagt 0,64 m2;
    • 4. per 5 m gevelbreedte één haaks op de gevel geplaatste reclame-uiting met in totaal maximaal 3 per gevel;
    • 5. geen combinatie van meerdere vormen van reclame haaks op de gevel;
  • d. reclame op de dakrand of tegen hooggelegen gesloten gevelvlak:
    • 1. alleen logo en losse letters toegestaan;
    • 2. minimaal 0,25 m en maximaal 0,5 m los van de dakrand;
    • 3. de hoogte van de reclame-uiting bedraagt maximaal 10% van de hoogte waarop deze wordt aangebracht, waarbij 0,5 m in ieder geval is toegestaan, en 2 m het maximum is;
    • 4. de breedte bedraagt maximaal 30% van de gevelbreedte;
  • e. reclame aan of achter ruiten: indien minimaal 0,5 m achter de glasruit geplaatst. Dit geldt voor zowel ramen op de begane grond als op verdiepingen;
  • f. totale oppervlakte van alle reclame:
    • 1. maximaal 5% van de oppervlakte van het gevelvlak;
    • 2. de oppervlakte van letters en/of logo wordt gemeten door omkadering met een eenvoudige basisvorm;
  • g. lichtreclame:
    • 1. knipperende (interval<10 seconden) of bewegende reclame, signaalkleuren en/of zichtbare felle lichtbronnen zijn niet toegestaan;
    • 2. LED-reclame en andere lichttoepassingen:
      • reclamedoor middel van LED-schermen of andere innovatieve toepassingen van licht mogen niet leiden tot hinder voor omwonenden;
      • de toegestane afmetingen zijn gelijk aan de ter plaatse geldende afmetingen van reguliere reclame;
      • LED-reclame op het dak is niet toegestaan;
      • de reclame aan de gevel is niet aanvullend op reguliere reclame-uitingen, maar enkel in plaats van deze reclame toegestaan;
      • de aanvraag wordt vergezeld van een lichtplan.
16.2.3 Andere bouwwerken - overig

Voor overige andere bouwwerken gelden de volgende regels (in deze regels zijn in het kader van de verbrede reikwijdte, de criteria vanuit de welstand verwerkt):

  • a. verlichtingsmasten:
    • 1. achter de voorgevelrooilijn tevens bouwgrens;
    • 2. de maximale hoogte bedraagt 6 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mogen maximaal 1 m hoog zijn;
  • c. erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mogen maximaal 2 m hoog zijn;
  • d. overige andere bouwwerken achter de voorgevelrooilijn mogen maximaal 2 m hoog zijn.
16.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 16.2.3 onder b ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel tot ten hoogste 2 m;
  • b. een omgegvingsvergunning als bedoeld in lid 16.3 onder a kan slechts worden verleend, mits:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 17 Maatschappelijk

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. onderwijs- en opvangvoorzieningen, medische, sociale, culturele, levensbeschouwelijke en religieuze voorzieningen en van de openbare dienstverlening;
  • b. ter plaatse van de Heiligenbergerweg 84 voor voorzieningen ten behoeve van het verlenen van zorg;
  • c. wanneer één van onderstaande aanduidingen is opgenomen dan zijn de gronden uitsluitend bestemd voor die betreffende maatschappelijke doeleinden:
    aanduiding   doeleinden  
    gezondheidszorg (gz)   medische voorzieningen  
    onderwijs (on)   onderwijsvoorzieningen  
    religie (re)   levensbeschouwelijke en religieuze voorzieningen  
    speelvoorziening (sv)   speelvoorzieningen  
    uitvaartcentrum (uv)   centrum tbv uitvaartverzorging  
    kinderdagverblijf (kdv)   opvangvoorziening voor kinderen van 0 tot ongeveer 12 jaar  
    zorginstelling (zoi)   instelling waar zorg wordt verleend  
    specifieke vorm van maatschappelijk-wijkcentrum (sm-wc)   wijkcentrum  
    zend-ontvangstinstallatie (zo)   een zend-ontvangstinstallatie  
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3' (h=3) tevens horeca van categorie 3;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' (w), tevens wonen overeenkomstig de regels in artikel 28 Wonen - 2 dan wel artikel 30 Wonen - 4 wanneer het eengezinswoningen in gestapelde vorm betreft;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' (bw) een bedrijfswoning;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd-gemengd 2' (sgd-gd2), op de begane grondlaag tevens voor Gemengde doeleinden 2 overeenkomstig de regels in artikel 11 Gemengd - 2, waarbij het maximale bruto vloeroppervlak ten behoeve van kantoren niet meer mag bedragen dan 1500 m2 per gebouw;
  • h. ter plaatse van de flat (de Schuilenburgt) aan het Schuilenburgerplein is ook wonen toegestaan overeenkomstig de regels in artikel 30 Wonen - 4 en op de begane grond gemengd 2 overeenkomstig artikel 11 Gemengd - 2, waarbij het maximale bruto vloeroppervlak ten behoeve van kantoren niet meer mag bedragen dan 1500 m2 per gebouw;
  • i. ter plaatse van de Julliettestraat 44 is tevens toegestaan horeca van categorie 3, ondergeschikte detailhandel, een internaat uitsluitend tijdens schoolvakanties, een dienstwoning, waarbij geen van genoemde functies de gehele oppervlakte van het gebouw mag beslaan;
  • j. ter plaatse van de Galvanistraat 17, 19, 30 en 32 zijn geen onderwijs- en opvangvoorzieningen toegestaan;
  • k. de schoolpleinen (pleinen binnen de bestemming 'Maatschappelijk' met de aanduiding 'onderwijs') mogen buiten schooltijden worden gebruikt door buurtbewoners;
  • l. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen en parkeer- en groenvoorzieningen, watergangen en -partijen;


met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

17.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

17.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. alleen toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse op de verbeelding is aangegeven;
  • c. het aantal bouwlagen, danwel de goothoogte en bouwhoogte, mogen niet meer bedragen dan ter plaatse op de verbeelding is aangegeven;
  • d. ter plaatse van de bouwaanduiding 'kap' [kap] mogen gebouwen worden afgedekt met een kap;
  • e. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen ten behoeve van de woningen gelden de bepalingen uit artikel 27.2.2;
  • f. in uitzondering op het bepaalde in artikel 27.2.2 mag ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'overkapping' [sba-o], een overkapping worden gebouwd met een maximale hoogte van 6 meter;
  • g. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'overbouwing' [sba-ob] mag op de begane grond niet worden gebouwd.
17.2.2 Andere bouwwerken - reclame

Voor andere bouwwerken in de vorm van reclame gelden de volgende regels (in deze regels zijn in het kader van de verbrede reikwijdte, de criteria vanuit de welstand verwerkt):

  • a. vrijstaande reclame-uitingen (in de vorm van informatiepanelen, borden, zuilen, vlaggenmasten):
    • 1. per pand is één bord of zuil bij de entree van het terrein toegestaan;
    • 2. per 15 m terreingrens is één vlaggenmast toegestaan waarvan de hoogte maximaal 6 m bedraagt en waarbij het maximum aantal vlaggenmasten per terrein drie bedraagt;
    • 3. per 2,5 m vlaggenmastlengte maximaal 1 m2 vlagoppervlak;
    • 4. de maximale hoogte van borden en zuilen bedraagt 4 m en de maximale oppervlakte 4 m2;
  • b. reclame tegen de gevel:
    • 1. toegestaan aan de voorgevel, ter hoogte van de begane grondverdieping of op het overgangsgebied tussen begane grond en eerste verdieping waarbij er minimaal 20 cm afstand moet zitten tussen de bovenkant van de reclame-uiting en de onderkant van de kozijnen (inclusief omranding) op de verdieping;
    • 2. aangebracht plat tegen de gevel, zoveel mogelijk boven, of in de nabijheid van de hoofdentree;
    • 3. de afmeting van borden en lichtbakken bedraagt maximaal 0,2 m diep en 0,5 m hoog en de breedte mag maximaal gelijk zijn aan de gevelbreedte;
    • 4. de maximale afmeting van losse letters bedraagt 0,5x0,5 m, van logo's 0,8x0,8 m;
    • 5. bij de toepassing van lichtbakken mogen alleen losse 'doosletters' toegepast worden, tenzij een vaste huisstijl of 'corporate image' aanleiding geeft voor een afwijkende vormgevingen deze op de beoogde plaats geen onevenredige invloed heeft op het gevelbeeld;
  • c. reclame haaks op de gevel:
    • 1. toegestaan aan de voorgevel, ter hoogte van de begane grondverdieping of op het overgangsgebied tussen begane grond en eerste verdieping waarbij er minimaal 20 cm afstand moet zitten tussen de bovenkant van de reclame-uiting en de onderkant van de kozijnen (inclusief omranding) op de verdieping;
    • 2. de maximale afmeting van een reclameobject of lichtbak bedraagt 0,8x0,8 m, de vorm is vrij;
    • 3. de maximale afmeting van een vlag bedraagt 0,64 m2;
    • 4. per 5 m gevelbreedte één haaks op de gevel geplaatste reclame-uiting met in totaal maximaal 3 per gevel;
    • 5. geen combinatie van meerdere vormen van reclame haaks op de gevel;
  • d. reclame op de dakrand of tegen hooggelegen gesloten gevelvlak:
    • 1. alleen logo en losse letters toegestaan;
    • 2. minimaal 0,25 m en maximaal 0,5 m los van de dakrand;
    • 3. de hoogte van de reclame-uiting bedraagt maximaal 10% van de hoogte waarop deze wordt aangebracht, waarbij 0,5 m in ieder geval is toegestaan, en 2 m het maximum is;
    • 4. de breedte bedraagt maximaal 30% van de gevelbreedte;
  • e. reclame aan of achter ruiten: indien minimaal 0,5 m achter de glasruit geplaatst. Dit geldt voor zowel ramen op de begane grond als op verdiepingen;
  • f. totale oppervlakte van alle reclame:
    • 1. maximaal 5% van de oppervlakte van het gevelvlak;
    • 2. de oppervlakte van letters en/of logo wordt gemeten door omkadering met een eenvoudige basisvorm;
  • g. lichtreclame:
    • 1. knipperende (interval<10 seconden) of bewegende reclame, signaalkleuren en/of zichtbare felle lichtbronnen zijn niet toegestaan;
    • 2. LED-reclame en andere lichttoepassingen:
      • reclamedoor middel van LED-schermen of andere innovatieve toepassingen van licht mogen niet leiden tot hinder voor omwonenden;
      • de toegestane afmetingen zijn gelijk aan de ter plaatse geldende afmetingen van reguliere reclame;
      • LED-reclame op het dak is niet toegestaan;
      • de reclame aan de gevel is niet aanvullend op reguliere reclame-uitingen, maar enkel in plaats van deze reclame toegestaan;
      • de aanvraag wordt vergezeld van een lichtplan.
17.2.3 Andere bouwwerken - overig
  • a. verlichtingsmasten:
    • 1. achter de voorgevelrooilijn tevens bouwgrens;
    • 2. de maximale hoogte bedraagt 6 m;
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'zend-ontvangstinstallatie' (zo) mag een mast worden gebouwd ten behoeve van een zend-ontvangstinstallatie met een maximale hoogte van 50 meter;
  • b. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mogen maximaal 1 m hoog zijn;
  • c. erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mogen maximaal 2 m hoog zijn;
  • d. overige andere bouwwerken achter de voorgevelrooilijn mogen maximaal 2 m hoog zijn.
17.2.4 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken die zijn gelegen geheel onder maaiveld zijn overal toegestaan waar gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
  • b. wanneer ondergrondse bouwwerken worden gerealiseerd buiten het bouwvlak, dan moet voldaan worden aan het maximale percentage voor bijbehorende bouwwerken;
  • c. de gevels van ondergrondse bouwwerken mogen niet zichtbaar zijn, met uitzondering van een koekoek;
  • d. wanneer het ondergrondse bouwwerk is bedoeld voor parkeren, mag een inrit aan de straatzijde worden gerealiseerd met een maximale breedte van 3 meter;
  • e. het realiseren van ondergrondse bouwwerken mag geen nadelige invloed hebben op de bodem- en waterhuishouding en op eventueel aanwezige archeologische waarden.
17.3 Afwijken van de bouwregels
17.3.1 Hogere erf- en terreinafscheidingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 17.2.3 onder b ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel tot ten hoogste 2 m;
  • b. een omgegvingsvergunning als bedoeld in lid 17.3.1 onder a kan slechts worden verleend, mits:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
17.3.2 Bouwen buiten het bouwblok

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 17.2.1, ten behoeve van het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak bij gebouwen met een aanduiding 'onderwijs', mits:

  • a. de te bouwen oppervlakte ten hoogste 300 m2 bedraagt;
  • b. voldaan wordt aan de eisen van de Wet geluidhinder.
17.4 Afwijken van de gebruiksregels
17.4.1 Toestaan ander soort maatschappelijke voorziening

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.1, ten behoeve van het toelaten van andere maatschappelijke voorzieningen, zoals onderwijs- en opvangvoorzieningen, mits deze geen onevenredig nadelige gevolgen voor de woonomgeving hebben in de vorm van geluids-, verkeers- of parkeeroverlast en mits wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de gemeentelijke parkeernota zoals die geldt ten tijde van ontvangst van de aanvraag.

17.4.2 Toestaan ondergeschikte detailhandel

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.1, ten behoeve van het toelaten van detailhandel die ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de hoofdfunctie, die op het perceel dan wel in het gebouw wordt uitgeoefend, mits deze geen onevenredig nadelige gevolgen voor de woonomgeving hebben in de vorm van geluids-, verkeers- of parkeeroverlast en mits wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de gemeentelijke parkeernota zoals die geldt ten tijde van ontvangst van de aanvraag.

Artikel 18 Recreatie

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatieve voorzieningen in de vorm van volkstuinen;
  • b. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen en parkeer- en groenvoorzieningen, watergangen en -partijen;


met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;

18.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

18.2.1 Gebouwen - recreatieve voorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. alleen toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. het bebouwingspercentage mag ten hoogste zoveel bedragen, als ter plaatse op de verbeelding is aangegeven. Als er geen percentage is opgenomen mag het bouwvlak 100% worden bebouwd;
  • c. het aantal bouwlagen, danwel de goothoogte en bouwhoogte, mogen niet meer bedragen dan ter plaatse op de verbeelding is aangegeven.

18.2.2 Gebouwen - volkstuinen

Voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. van gebouwen binnen het bouwvlak mag de hoogte niet meer bedragen dan ter plaatse op de verbeelding is aangegeven;
  • c. de gebouwen buiten het bouwvlak mogen een maximale inhoud hebben van 7m³;
  • d. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen buiten het bouwvlak mag
    niet meer bedragen dan 3m.
18.2.3 Andere bouwwerken - reclame

Voor andere bouwwerken in de vorm van reclame-uitingen gelden de volgende regels (in deze regels zijn in het kader van de verbrede reikwijdte, de criteria vanuit de welstand verwerkt):

  • a. vrijstaande reclame-uitingen (in de vorm van informatiepanelen, borden, zuilen, vlaggenmasten):
    • 1. per pand is één bord of zuil bij de entree van het terrein toegestaan;
    • 2. per 15 m terreingrens is één vlaggenmast toegestaan waarvan de hoogte maximaal 6 m bedraagt en waarbij het maximum aantal vlaggenmasten per terrein drie bedraagt;
    • 3. per 2,5 m vlaggenmastlengte maximaal 1 m2 vlagoppervlak;
    • 4. de maximale hoogte van borden en zuilen bedraagt 4 m en de maximale oppervlakte 4 m2.
18.2.4 Andere bouwwerken - overig

Voor overige andere bouwwerken gelden de volgende regels (in deze regels zijn in het kader van de verbrede reikwijdte, de criteria vanuit de welstand verwerkt):

  • a. verlichtingsmasten:
    • 1. achter de voorgevelrooilijn tevens bouwgrens;
    • 2. de maximale hoogte bedraagt 6 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mogen maximaal 1 m hoog zijn;
  • c. erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mogen maximaal 2 m hoog zijn;
  • d. overige andere bouwwerken achter de voorgevelrooilijn mogen maximaal 2 m hoog zijn.
18.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 18.2.4 onder b ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel tot ten hoogste 2 m;
  • b. een omgegvingsvergunning als bedoeld in lid 18.3 onder a kan slechts worden verleend, mits:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 19 Sport

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvoorzieningen en dagrecreatie;
  • b. horeca van categorie 3 (h=3);
  • c. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen en parkeer-, en groenvoorzieningen, watergangen en -partijen;


met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;

19.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

19.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. alleen toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse op de verbeelding is aangegeven;
  • c. het aantal bouwlagen, danwel de goothoogte en bouwhoogte, mogen niet meer bedragen dan ter plaatse op de verbeelding is aangegeven
  • d. ter plaatse van de bouwaanduiding 'kap' [kap] mogen gebouwen worden afgedekt met een kap.

19.2.2 Andere bouwwerken - reclame

Voor andere bouwwerken in de vorm van reclame-uitingen gelden de volgende regels (in deze regels zijn in het kader van de verbrede reikwijdte, de criteria vanuit de welstand verwerkt):

  • a. vrijstaande reclame-uitingen (in de vorm van informatiepanelen, borden, zuilen, vlaggenmasten):
    • 1. per pand is één bord of zuil bij de entree van het terrein toegestaan;
    • 2. per 15 m terreingrens is één vlaggenmast toegestaan waarvan de hoogte maximaal 10 m bedraagt en waarbij het maximum aantal vlaggenmasten per terrein drie bedraagt;
    • 3. per 2,5 m vlaggenmastlengte maximaal 1 m2 vlagoppervlak;
    • 4. de maximale hoogte van borden en zuilen bedraagt 4 m en de maximale oppervlakte 4 m2;
  • b. reclame tegen de gevel:
    • 1. toegestaan aan de voorgevel, ter hoogte van de begane grondverdieping of op het overgangsgebied tussen begane grond en eerste verdieping waarbij er minimaal 20 cm afstand moet zitten tussen de bovenkant van de reclame-uiting en de onderkant van de kozijnen (inclusief omranding) op de verdieping;
    • 2. aangebracht plat tegen de gevel, zoveel mogelijk boven, of in de nabijheid van de hoofdentree;
    • 3. de afmeting van borden en lichtbakken bedraagt maximaal 0,2 m diep en 0,5 m hoog en de breedte mag maximaal gelijk zijn aan de gevelbreedte;
    • 4. de maximale afmeting van losse letters bedraagt 0,5x0,5 m, van logo's 0,8x0,8 m;
    • 5. bij de toepassing van lichtbakken mogen alleen losse 'doosletters' toegepast worden, tenzij een vaste huisstijl of 'corporate image' aanleiding geeft voor een afwijkende vormgevingen deze op de beoogde plaats geen onevenredige invloed heeft op het gevelbeeld;
  • c. reclame haaks op de gevel:
    • 1. toegestaan aan de voorgevel, ter hoogte van de begane grondverdieping of op het overgangsgebied tussen begane grond en eerste verdieping waarbij er minimaal 20 cm afstand moet zitten tussen de bovenkant van de reclame-uiting en de onderkant van de kozijnen (inclusief omranding) op de verdieping;
    • 2. de maximale afmeting van een reclameobject of lichtbak bedraagt 0,8x0,8 m, de vorm is vrij;
    • 3. de maximale afmeting van een vlag bedraagt 0,64 m2;
    • 4. per 5 m gevelbreedte één haaks op de gevel geplaatste reclame-uiting met in totaal maximaal 3 per gevel;
    • 5. geen combinatie van meerdere vormen van reclame haaks op de gevel;
  • d. reclame op de dakrand of tegen hooggelegen gesloten gevelvlak:
    • 1. alleen logo en losse letters toegestaan;
    • 2. minimaal 0,25 m en maximaal 0,5 m los van de dakrand;
    • 3. de hoogte van de reclame-uiting bedraagt maximaal 10% van de hoogte waarop deze wordt aangebracht, waarbij 0,5 m in ieder geval is toegestaan, en 2 m het maximum is;
    • 4. de breedte bedraagt maximaal 30% van de gevelbreedte;
  • e. reclame aan of achter ruiten: indien minimaal 0,5 m achter de glasruit geplaatst. Dit geldt voor zowel ramen op de begane grond als op verdiepingen;
  • f. totale oppervlakte van alle reclame:
    • 1. maximaal 5% van de oppervlakte van het gevelvlak;
    • 2. de oppervlakte van letters en/of logo wordt gemeten door omkadering met een eenvoudige basisvorm;
  • g. lichtreclame:
    • 1. knipperende (interval<10 seconden) of bewegende reclame, signaalkleuren en/of zichtbare felle lichtbronnen zijn niet toegestaan;
    • 2. LED-reclame en andere lichttoepassingen:
      • reclamedoor middel van LED-schermen of andere innovatieve toepassingen van licht mogen niet leiden tot hinder voor omwonenden;
      • de toegestane afmetingen zijn gelijk aan de ter plaatse geldende afmetingen van reguliere reclame;
      • LED-reclame op het dak is niet toegestaan;
      • de reclame aan de gevel is niet aanvullend op reguliere reclame-uitingen, maar enkel in plaats van deze reclame toegestaan;
      • de aanvraag wordt vergezeld van een lichtplan.
19.2.3 Andere bouwwerken - overig

Voor overige andere bouwwerken gelden de volgende regels (in deze regels zijn in het kader van de verbrede reikwijdte, de criteria vanuit de welstand verwerkt):

  • a. verlichtingsmasten mogen maximaal 12 m hoog zijn;
  • b. ballenvangers mogen maximaal 6 m hoog zijn;
  • c. erf- en terreinafscheidingen mogen maximaal 2 m hoog zijn;
  • d. overige andere bouwwerken achter de voorgevelrooilijn mogen maximaal 2 m hoog zijn.
19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening ter voorkoming van hinder en/of ter voorkoming van negatieve beïnvloeding van de verkeersveiligheid en van mens en dier, nadere eisen stellen aan de situering, het aantal, de hoogte, de lichtsterkte, het type armatuur en het gebruik van paralumen van lichtmasten c.q. verlichtingselementen en andere lichtuitstralende elementen, tenzij het Activiteitenbesluit van toepassing is.

19.4 Specifieke bouwregels

Ter plaatse van de sportvelden aan de Galvanistraat 7A mogen geen lichtmasten worden geplaatst.

Artikel 20 Tuin

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

20.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend en onder voorwaarden erkers, ingangspartijen, bergingen en andere bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de aangrenzende bestemming:

20.2.1 Erkers en ingangspartijen

Aan de voorgevel van een aan de bestemming grenzende woning mogen erkers en ingangspartijen worden gebouwd:

  • a. de diepte van de erker of ingangspartij mag, gerekend vanaf de voorgevel van de woning maximaal 1,5 meter zijn, mits de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde voortuin ten minste 2,5 m bedraagt;
  • b. de goothoogte van de erker of ingangspartij mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerder met 0,30 meter;
  • c. de oppervlakte van de erker of ingangspartij voor de voorgevel mag niet meer bedragen dan 12 m2;
  • d. de erker of ingangspartij dient minimaal 1 m uit de erfgrens worden geplaatst;
  • e. de erker of ingangspartij mag maximaal 2/3 van de breedte van de voorgevel beslaan;
  • f. de erker of ingangspartij mag niet worden gebruikt als (uitbreiding van) bergingen en schuren.

20.2.2 Bergingen in de voortuin

In voortuinen bij woningen mogen bergingen worden gebouwd, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het is feitelijk onmogelijk om een vanaf de openbare weg toegankelijke berging op het achter- of zijerf te realiseren;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1,40 m;
  • c. de berging is slechts toegankelijk vanaf het eigen erf en wordt gebouwd op een afstand van niet minder dan 0,5 m vanuit de erfgrenzen met het openbaar gebied;
  • d. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 3 m2, mits de oppervlakte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde voortuin ten minste 2/3 van de voortuin bedraagt;
  • e. er is geen sprake van een gemeentelijk- of rijksmonument en/of een beschermd stadsgezicht.
20.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt:

  • a. de hoogte van erfafscheidingen mag maximaal 1 m zijn;
  • b. de hoogte vlaggenmasten mag maximaal 6 m zijn;
  • c. de hoogte van vrijstaande reclame-uitingen mag maximaal 1 m zijn, met een maximale oppervlakte van 1 m2 wanneer het een zuil betreft en 0,15 m2 wanneer het een bord betreft;
  • d. de hoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 1 m zijn.
20.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 20.2.3 :

  • a. ten behoeve van het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:
    • 1. de erfafscheiding uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
    • 2. de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 m bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt.
  • b. een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 20.3 kan slechts worden verleend, mits:
    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
20.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden voor het parkeren van auto's.

Artikel 21 Tuin - 1

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen woningen.

21.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend erfafscheidingen en andere bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de aangrenzende bestemming Wonen, waarbij geldt dat:

  • a. de hoogte van erfafscheidingen mag maximaal 2 m zijn;
  • b. de hoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 1 m zijn.

Artikel 22 Verkeer

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (hoofd)ontsluitingswegen bestaande uit maximaal 2 rijbanen en ten hoogste 4 rijstroken (waarbij in- en uitvoeg en opstelstroken niet meetellen bij het aantal rijstroken);
  • b. een tunnelbak ter plaatse van de aanduiding 'tunnel' (tu);
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. in- en uitritten;
  • f. bermen en groenvoorzieningen;
  • g. geluidwerende voorzieningen;
  • h. watergangen en -partijen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' (pg) is tevens een parkeergarage toegestaan;
  • j. ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - overkapping” [sba-o]: voor de doeleinden die in de aangrenzende bestemming zijn toegelaten ;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - belangrijke lijnbeplanting' (sg-blb) dient;
    • 1. het behoud en de ontwikkeling van deze lijn uitgangspunt te zijn;
    • 2. bij eventuele herinrichting van het openbaar gebied dient rekening te worden gehouden met de benodigde groeiplaats voor de bestaande en/of nieuwe bomen en onderbeplanting;
  • l. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.
22.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 22.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten dienste van de bestemming mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd en het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • b. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming waarvoor de volgende regels gelden:
    • 1. vlaggenmasten mogen maximaal 10 m hoog zijn;
    • 2. beeldende kunstwerken mogen maximaal 4 m hoog zijn met een maximale oppervlakte van 4 m2;
    • 3. geluidwerende voorzieningen mogen maximaal 3,5 m hoog zijn;
    • 4. muren en hekwerken mogen maximaal 1 m hoog zijn.

22.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 22.2 onder b.3 ten behoeve van het bouwen van geluidwerende voorzieningen tot ten hoogste 5 m;
  • b. een omgegvingsvergunning als bedoeld in lid 22.3 onder a kan slechts worden verleend, mits:
    • 1. tegen deze hoogte geen bezwaar bestaat vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
    • 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
    • 3. er geen bezwaren bestaan vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inrichting en vormgeving;
    • 4. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden.

Artikel 23 Verkeer - Railverkeer

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. personen- en goederenvervoer per rail;
  • b. overbouwingen en onderdoorgangen ten behoeve van het weg- en langzaamverkeer;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. in- en uitritten;
  • f. bermen en groenvoorzieningen;
  • g. watergangen en -partijen;
  • h. geluidwerende voorzieningen;
  • i. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.
23.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 23.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals nutsgebouwtjes en fietsenstallingen, niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen met een maximale bruto-inhoud van ten hoogste 50 m3 en een maximale bouwhoogte van 3,5 m;
  • b. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven :
bouwwerken   max. bouwhoogte  
vlaggenmasten   10 m  
reclame   6 m  
luifels   4 m  
beeldende kunstwerken   4 m  
spoorwegmeubilair   6 m  
geluidwerende voorzieningen   3,5 m  
overige andere bouwwerken   2 m  

23.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 23.2 onder b ten behoeve van het bouwen van geluidwerende voorzieningen tot ten hoogste 5 m;
  • b. een omgegvingsvergunning als bedoeld in lid 23.3 onder a kan slechts worden verleend, mits:
    • 1. tegen deze hoogte geen bezwaar bestaat vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
    • 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
    • 3. er geen bezwaren bestaan vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inrichting en vormgeving;
    • 4. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden.

Artikel 24 Verkeer - Verblijfsgebied

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonerven, woonstraten, pleinen;
  • b. ontsluitingswegen, bestaande uit ten hoogste 2 rijstroken (waarbij in- en uitvoegstroken niet meetellen bij het aantal rijstroken);
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. in- en uitritten;
  • f. bermen en groenvoorzieningen;
  • g. speeltoestellen;
  • h. speelvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' (sv);
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' (pg), een gebouwde parkeervoorziening;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - markten en standplaatsen [sdh-ms] zijn markten en standplaatsen toegestaan, overeenkomstig de verleende vergunning op grond van de Marktverordening en beleidsregels Standplaatsvergunningen Amersfoort;
  • k. watergangen en -partijen;
  • l. geluidwerende voorzieningen;
  • m. terrassen zijn toegestaan mits:
    • 1. deze grenzen aan en behoren bij een bestemd horecabedrijf;
    • 2. de terrassen voldoen aan de voorwaarden uit het terrassenbeleid zoals dit geldt op het moment van indienen van de aanvraag omgevingsvergunning;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - belangrijke lijnbeplanting' (sg-blb) dient;
    • 1. het behoud en de ontwikkeling van deze lijn uitgangspunt te zijn;
    • 2. bij eventuele herinrichting van het openbaar gebied dient rekening te worden gehouden met de benodigde groeiplaats voor de bestaande en/of nieuwe bomen en onderbeplanting;
  • o. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.
24.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 24.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals nutsgebouwtjes en fietsenstallingen, niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen, met een maximale bruto-inhoud van ten hoogste 50 m3 en een maximale bouwhoogte van 3,5 m;
  • b. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven :
    bouwwerken   max. bouwhoogte  
    vlaggenmasten   10 m  
    reclame   6 m  
    luifels   4 m  
    beeldende kunstwerken   4 m  
    overige andere bouwwerken   2 m  
  • c. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'overbouwing' [sba-ob] mag op de begane grond niet worden gebouwd.

24.3 Afwijken van de gebruiksregels
24.3.1 Toestaan markten en standplaatsen op andere locatie

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.1 Bestemmingsomschrijving onder j, voor het toestaan van markten en standplaatsen op een locatie waar geen aanduiding specifieke vorm van detailhandel - markten en standplaatsen [sdh-ms] is opgenomen, met inachtneming van de op het moment van indienen van de omgevingsvergunning geldende beleidsregels Standplaatsvergunningen Amersfoort.

Artikel 25 Water

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de bescherming van het waterschapsbelang, waaronder de instandhouding van de waterkering en de waterhuishouding,
  • b. watergangen en -partijen,
  • c. overbouwingen en onderdoorgangen ten behoeve van het wegverkeer en langzaam verkeer.
25.2 Bouwregels
  • a. Op en in de gronden als bedoeld in lid 25.1, mogen andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, zoals stuwen, gemalen, duikers en bruggen, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m, met dien verstande dat de beheerder bij het beoordelen van een aanvraag wordt geraadpleegd omtrent de voorwaarden die, gelet op het waterschapsbelang, aan de uitvoering van de bouwwerken moeten worden gesteld.
  • b. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'overbouwing' [sba-ob] mag niet hoger worden gebouwd dan het aangrenzende bouwblok.
25.3 Gebruiksregels

Het innemen van een ligplaats voor recreatievaartuigen is toegestaan overeenkomstig de Algemene Plaatselijke Verordening (op het moment van ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan staan deze regels in hoofdstuk 5, afdeling 6 APV).

25.4 Afwijken van de gebruiksregels
25.4.1 Verleggen watergangen en -partijen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.1 Bestemmingsomschrijving, voor het verleggen van watergangen en -partijen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte van het water moet gelijk blijven; wat wordt gedempt moet ook weer worden aangelegd;
  • b. een aanvraag voor het verleggen van water wordt, vanwege het waterschapsbelang, om advies voorgelegd aan de beheerder.

Artikel 26 Wonen

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'garageboxen' (gab);
  • b. woonwagens met de bijbehorende bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' (wp).
26.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

26.2.1 Garageboxen

Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende regels:

  • a. garageboxen mogen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'garage' (gab);
  • b. de bouwhoogte van garageboxen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de garageboxen moeten plat worden afgedekt.
26.2.2 Woonwagens

Voor het bouwen van woonwagens met bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' (wp) mogen standplaatsen voor woonwagens gerealiseerd worden tot ten hoogste het op de verbeelding vermelde aantal;
  • b. de oppervlakte van een woonwagen en de daarbij behorende bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 75% van de oppervlakte van de woonwagenstandplaats;
  • c. de goothoogte van een woonwagen en de bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 meter;
  • d. de dakhelling van een woonwagen en de bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 45o.
26.3 Specifieke gebruiksregels
26.3.1 beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het beroep of bedrijf wordt door de bewoner van de woonwagen of eigenaar van de garagebox uitgeoefend, waarbij maximaal 2 medewerkers zijn toegelaten;
  • b. het gebruik van de woonwagen, garagebox en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
    • 1. het woonkarakter van de woonwagen;
    • 2. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
    • 4. het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
    • 5. het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.
  • c. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • d. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woonwagen en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
  • e. voor garageboxen geldt dat deze in het geheel mogen worden gebruikt, met dien verstande dat in het geval van samenvoeging van garageboxen een maximum geldt van 75 m²;
  • f. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
  • g. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woonwagen dan wel garagebox mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
  • h. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage 3 Staat van bedrijfsactiviteiten tbv Regeling beroep en bedrijf aan huis zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
  • i. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • j. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein.
26.3.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c Wabo wordt mede verstaan:

  • a. het gebruik van garageboxen en bijbehorende bouwwerken als woonruimte;
  • b. het gebruik van garageboxen voor bedrijfsmatige opslag en overige activiteiten met een bedrijfsmatig karakter.
26.4 Afwijking
26.4.1 Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.3.1 onder c voor publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:

  • a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
  • b. wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen op al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;
  • c. voor het overige wordt voldaan aan de onder lid 26.3.1 onder b genoemde voorwaarden.

Artikel 27 Wonen - 1

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. eengezinswoningen, aaneengebouwd, met de bijbehorende bouwwerken;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd-gemengd1' (sgd-gd1), tevens voor gemengde doeleinden overeenkomstig de regels in artikel 10 Gemengd - 1 waarbij het maximale bruto vloeroppervlak ten behoeve van kantoren niet meer mag bedragen dan 1500 m2 per gebouw;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' (m), tevens voor maatschappelijke voorzieningen overeenkomstig de regels in artikel 17 Maatschappelijk;
  • d. geluidwerende voorzieningen;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en watergangen en -partijen;

met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;

27.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

27.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. woningen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • c. ter plaatse van de bouwaanduiding 'kap' [kap] mogen woningen worden afgedekt met een kap;
  • d. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing' [sba-ob] mag op de begane grond niet worden gebouwd.
27.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. mogen binnen en buiten het bouwvlak in de bestemming 'Wonen - 1' worden gebouwd;
  • b. wanneer de bijbehorende bouwwerken en/of overkappingen binnen het bouwvlak worden gebouwd, mag dit op een afstand van niet minder dan 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan;
  • c. in uitzondering van het bepaalde onder b. mag ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' [sba-o] een overkapping worden gebouwd;
  • d. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerderd met 0,30 m;
  • e. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat indien op de kaart een maximale hoogte staat aagegeven, de hoogte niet meer mag bedragen dan de aagegeven hoogte;
  • f. bijbehorende bouwwerken mogen plat worden afgedekt en/of met een dakhelling kleiner dan 45°; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45° mogen de bijbehorende bouwwerken een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben;
  • g. de gezamenlijke oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt niet meer dan:
    • 1. voor zover deze gebouwd worden IN het bebouwingsgebied:

      a: in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m²: maximaal 50% van dat bebouwingsgebied;

      b: in geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m² en kleiner dan of gelijk aan 300 m²: 50 m² , vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m² ;

      c: in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m² en kleiner dan of gelijk aan 900 m² : 90 m² , vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m² , met een maximum van 150 m² ;
    • 2. voor zover deze gebouwd worden BUITEN het bebouwingsgebied:

      a: in geval van te bebouwen erven kleiner dan of gelijk aan 100 m2: maximaal 50% van de te bebouwen erven;

      b: in geval van te bebouwen erven groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van de te bebouwen erven dat groter is dan 100 m2 en kleiner is dan of gelijk aan 300 m2;

      c: in geval van te bebouwen erven groter dan 300 m2: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van de te bebouwen erven dat groter is dan 300 m² , met een maximum van 150 m² ;

      d: e gezamenlijke oppervlakte die op grond van lid 2, onderdelen a t/m c zijn toegestaan, wordt verminderd met de oppervlakte die op grond van lid 1 binnen het bebouwingsgebied zijn of kunnen worden gebouwd.
    • 3. legale bijbehorende bouwwerken en overkappingen, die bestaan ten tijde van de ter inzage legging van dit plan en die niet voldoen aan het bepaalde in de leden 1 en 2 mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet worden vergroot.
  • h. bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte als bedoeld onder f wordt de oppervlakte van bijbehorende aangebouwde bouwwerken aan de voorzijde niet meegerekend, alsmede de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken binnen het bouwvlak;
  • i. het bouwen van bijbehorende bouwwerken mag niet tot gevolg hebben dat een stedenbouwkundig onaanvaardbare situatie ontstaat en/of dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebopuwd dan wel dat de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt met meer dan 50% wordt overschreden.

27.2.3 Dakopbouwen

Voor het bouwen van dakopbouwen op hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. dakopbouwen zijn uitsluitend toegestaan op woningen met een dakhelling van maximaal 35° en een vrije stahoogte onder de nok van maximaal 2,30 meter;
  • b. de dakopbouwen mogen worden geplaatst op hoofdgebouwen bestaande uit maximaal 2 bouwlagen afgedekt met een kap;
  • c. de dakopbouw is bouwkundig ondergeschikt aan het hoofdgebouw, waarbij tenminste één zijde van de dakopbouw terug moet liggen ten opzichte van één van de buitengevels van het hoofdgebouw;
  • d. de dakbouw mag geen nadelige invloed hebben op naastgelegen percelen als het gaat om privacy, licht en afstand;
  • e. de reeds gerealiseerde dakopbouwen zijn leidend in de beoordeling, waarbij onderscheid wordt gemaakt in tussenwoningen en hoekwoningen;
  • f. voor dakopbouwen waarbij de nok zich exact boven de oorspronkelijke nok van het hoofdgebouw bevindt, geldt dat:
    • 1. de dakhelling gelijk dient te zijn aan de oorspronkelijke dakhelling;
    • 2. de dakopbouw aan de voorzijde van de woning maximaal de helft van de diepte van het onderliggende dakvlak bedraagt, gemeten tussen nok en voorgevel;
    • 3. de dakopbouw aan de achterzijde van de woning maximaal de helft van de diepte van het onderliggende dakvlak bedraagt, gemeten tussen nok en achtergevel;
    • 4. de maximale goothoogte van de dakopbouw gelijk is aan de oorspronkelijke nokhoogte van het hoofdgebouw.
  • g. voor dakopbouwen waarbij de nok zich niet exact boven de oorspronkelijke nok van het het hoofdgebouw bevindt, geldt dat:
    • 1. de dakopbouw geplaatst dient te worden tussen de nok en de achtergevel van het hoofdgebouw;
    • 2. het dakvlak van de dakopbouw aan één zijde dient te bestaan uit de doortrekking van het oorspronkelijke voordakvlak en voor het overige uit een dakhelling evenwijdig aan de oorspronkelijke dakhelling;
    • 3. de dakopbouw aan de achterzijde van de woning maximaal tweederde van de diepte van het onderliggende dakvlak bedraagt, gemeten tussen nok en achtergevel;
    • 4. de maximale goothoogte van de dakopbouw gelijk is aan de oorspronkelijke nokhoogte van het hoofdgebouw.

27.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt:

  • a. het plaatsen van hekwerken op het hoofdgebouw voor een dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het hekwerk op het dakterras dient terug te liggen ten opzichte van de dakrand;
    • 2. het hekwerk dient transparant te zijn;
    • 3. het hekwerk dient ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw;
    • 4. het hekwerk mag maximaal 1,20 meter hoog zijn;
    • 5. het hekwerk mag niet leiden tot een overschrijding van de maximale bouwhoogte;
  • b. het plaatsen van hekwerken op een bijbehorend bouwwerk voor een dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het hekwerk dient ondergeschikt te zijn aan het bijbehorend bouwwerk;
    • 2. het hekwerk dient transparant te zijn;
    • 3. het hekwerk mag maximaal 1,20 meter hoog zijn;
    • 4. het bijbehorend bouwwerk waarop het hekwerk wordt geplaatst bevindt zich direct aan de achtergevel van het hoofdgebouw;
  • c. het plaatsen van een trap van de tuin naar een balkon of dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de hoogte van het hekwerk van de trap mag niet hoger zijn dan de hoogte van het hekwerk op het balkon of dakterras;
    • 2. de trap dient minimaal 1 meter uit de erfgrens geplaatst te worden;
    • 3. het plaatsen van de trap is alleen toegestaan indien op de eerste etage de woonkamer is gesitueerd;
    • 4. het balkon of dakterras bevindt zich aan de achtergevel;
  • d. de hoogte vlaggenmasten mag maximaal 6 m zijn;
  • e. de hoogte van vrijstaande reclame-uitingen mag maximaal 1 m zijn, met een maximale oppervlakte van 1 m2 wanneer het een zuil betreft en 0,15 m2 wanneer het een bord betreft;
  • f. de hoogte van erf- of perceelsafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag maximaal 2 m zijn;
  • g. de hoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 2 m zijn.
27.2.5 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken die zijn gelegen geheel onder maaiveld zijn overal toegestaan waar gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
  • b. wanneer ondergrondse bouwwerken worden gerealiseerd buiten het bouwvlak, dan moet voldaan worden aan het maximale percentage voor bijbehorende bouwwerken;
  • c. de gevels van ondergrondse bouwwerken mogen niet zichtbaar zijn, met uitzondering van een koekoek;
  • d. wanneer het ondergrondse bouwwerk is bedoeld voor parkeren, mag een inrit aan de straatzijde worden gerealiseerd met een maximale breedte van 3 meter;
  • e. het realiseren van ondergrondse bouwwerken mag geen nadelige invloed hebben op de bodem- en waterhuishouding en op eventueel aanwezige archeologische waarden.
27.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  • a. de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
  • b. wijzigingen aan het voordakschild en aan de voorgevel van woningen in het gebied dat wordt begrensd door de Rameaustraat, de Weberstraat, de Haydnstraat en de Rossinistraat (zoals aangegeven op onderstaande afbeelding).

    afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00129-0301_0042.jpg"

27.4 Specifieke gebruiksregels
27.4.1 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
  • b. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • c. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
  • d. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
  • e. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
  • f. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage 3 Staat van bedrijfsactiviteiten tbv Regeling beroep en bedrijf aan huis zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
  • g. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • h. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein;


met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

27.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als woonruimte;
  • b. het gebruik van garageboxen voor bedrijfsmatige opslag en overige activiteiten met een bedrijfsmatig karakter.
27.5 Afwijken van de gebruiksregels
27.5.1 Publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.4.1 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten onder c ten behoeve van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:

  • a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
  • b. wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen op al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;
  • c. voor het overige wordt voldaan aan de onder lid 27.4.1 genoemde voorwaarden.
27.5.2 Kamerverhuur

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 27.1 voor het gebruiken van een woning voor kamergewijze verhuur, waarbij omgevingsvergunningen ook worden getoetst aan de 'beleidsregels kamerverhuur gemeente Amersfoort' zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

27.6 Wijzigingsbevoegdheid
27.6.1 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging wijzigen ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven en mits het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan.
 

Artikel 28 Wonen - 2

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. twee-onder-één-kap woningen met bijbehorende bouwwerken;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' (k), tevens voor kantoren overeenkomstig de regels in artikel 16 Kantoor, waarbij het maximale bruto vloeroppervlak ten behoeve van kantoren niet meer mag bedragen dan 1500 m2 per gebouw; ;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' (m), tevens voor maatschappelijke voorzieningen overeenkomstig de regels in artikel 17 Maatschappelijk;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd-gemengd1' (sgd-gd1), tevens voor gemengde doeleinden overeenkomstig de regels in artikel 10 Gemengd - 1 waarbij het maximale bruto vloeroppervlak ten behoeve van kantoren niet meer mag bedragen dan 1500 m2 per gebouw;
  • e. geluidwerende voorzieningen;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en watergangen en -partijen;


met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;

28.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

28.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. woningen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'kap' [kap], mogen woningen worden afgedekt met een kap;
  • d. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing' [sba-ob] mag op de begane grond niet worden gebouwd.
28.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. mogen binnen en buiten het bouwvlak in de bestemming 'Wonen - 2' worden gebouwd;
  • b. wanneer de bijbehorende bouwwerken en/of overkappingen binnen het bouwvlak worden gebouwd, mag dit op een afstand van niet minder dan 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan;
  • c. in uitzondering van het bepaalde onder b. mag ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' [sba-o] een overkapping worden gebouwd;
  • d. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerderd met 0,30 m;
  • e. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat indien op de kaart een maximale hoogte staat aagegeven, de hoogte niet meer mag bedragen dan de aagegeven hoogte;
  • f. bijbehorende bouwwerken mogen plat worden afgedekt en/of met een dakhelling kleiner dan 45°; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45° mogen de bijbehorende bouwwerken een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben;
  • g. de gezamenlijke oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt niet meer dan:
    • 1. voor zover deze gebouwd worden IN het bebouwingsgebied:

      a: in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m²: maximaal 50% van dat bebouwingsgebied;

      b: in geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m² en kleiner dan of gelijk aan 300 m²: 50 m² , vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m² ;

      c: in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m² en kleiner dan of gelijk aan 900 m² : 90 m² , vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m² , met een maximum van 150 m² ;
    • 2. voor zover deze gebouwd worden BUITEN het bebouwingsgebied:

      a: in geval van te bebouwen erven kleiner dan of gelijk aan 100 m2: maximaal 50% van de te bebouwen erven;

      b: in geval van te bebouwen erven groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van de te bebouwen erven dat groter is dan 100 m2 en kleiner is dan of gelijk aan 300 m2;

      c: in geval van te bebouwen erven groter dan 300 m2: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van de te bebouwen erven dat groter is dan 300 m² , met een maximum van 150 m² ;

      d: de gezamenlijke oppervlakte die op grond van lid 2, onderdelen a t/m c zijn toegestaan, wordt verminderd met de oppervlakte die op grond van lid 1 binnen het bebouwingsgebied zijn of kunnen worden gebouwd.
    • 3. legale bijbehorende bouwwerken en overkappingen, die bestaan ten tijde van de ter inzage legging van dit plan en die niet voldoen aan het bepaalde in de leden 1 en 2 mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet worden vergroot.
  • h. bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte als bedoeld onder f wordt de oppervlakte van bijbehorende aangebouwde bouwwerken aan de voorzijde niet meegerekend, alsmede de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken binnen het bouwvlak;
  • i. het bouwen van bijbehorende bouwwerken mag niet tot gevolg hebben dat een stedenbouwkundig onaanvaardbare situatie ontstaat en/of dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebopuwd dan wel dat de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt met meer dan 50% wordt overschreden.

28.2.3 Dakopbouwen

Voor het bouwen van dakopbouwen op hoofgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de dakopbouwen zijn uitsluitend toegestaan op woningen met een dakhelling van maximaal 35° en een vrije stahoogte onder de nok van maximaal 2,30 meter;
  • b. de dakopbouwen mogen worden geplaatst op hoofdgebouwen bestaande uit maximaal 2 bouwlagen afgedekt met een kap;
  • c. de dakopbouw is bouwkundig ondergeschikt aan het hoofdgebouw, waarbij tenminste één zijde van de dakopbouw terug moet liggen ten opzichte van één van de buitengevels van het hoofdgebouw;
  • d. de dakbouw mag geen nadelige invloed hebben op naastgelegen percelen als het gaat om privacy, licht en afstand;
  • e. de reeds gerealiseerde dakopbouwen zijn leidend in de beoordeling, waarbij onderscheid wordt gemaakt in tussenwoningen en hoekwoningen;
  • f. voor dakopbouwen waarbij de nok zich exact boven de oorspronkelijke nok van het hoofdgebouw bevindt, geldt dat:
    • 1. de dakhelling gelijk dient te zijn aan de oorsponkelijke dakhelling;
    • 2. de dakopbouw aan de voorzijde van de woning maximaal de helft van de diepte van het onderliggende dakvlak bedraagt, gemeten tussen nok en voorgevel;
    • 3. de dakopbouw aan de achterzijde van de woning maximaal de helft van de diepte van het onderliggende dakvlak bedraagt, gemeten tussen nok en achtergevel;
    • 4. de maximale goothoogte van de dakopbouw gelijk is aan de oorspronkelijke nokhoogte van het hoofdgebouw.
  • g. voor dakopbouwen waarbij de nok zich niet exact boven de oorspronkelijke nok van het het hoofdgebouw bevindt, geldt dat:
    • 1. de dakopbouw geplaatst dient te worden tussen de nok en de achtergevel van het hoofdgebouw;
    • 2. het dakvlak van de dakopbouw aan één zijde dient te bestaan uit de doortrekking van het oorspronkelijke voordakvlak en voor het overige uit een dakhelling evenwijdig aan de oorspronkelijke dakhelling;
    • 3. de dakopbouw aan de achterzijde van de woning maximaal tweederde van de diepte van het onderliggende dakvlak bedraagt, gemeten tussen nok en achtergevel;
    • 4. de maximale goothoogte van de dakopbouw gelijk is aan de oorspronkelijke nokhoogte van het hoofdgebouw.

28.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt:

  • a. het plaatsen van hekwerken op het hoofdgebouw voor een dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het hekwerk op het dakterras dient terug te liggen ten opzichte van de dakrand;
    • 2. het hekwerk dient transparant te zijn;
    • 3. het hekwerk dient ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw;
    • 4. het hekwerk mag maximaal 1,20 meter hoog zijn;
    • 5. het hekwerk mag niet leiden tot een overschrijding van de maximale bouwhoogte;
  • b. het plaatsen van hekwerken op een bijbehorend bouwwerk voor een dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het hekwerk dient ondergeschikt te zijn aan het bijbehorend bouwwerk;
    • 2. het hekwerk dient transparant te zijn;
    • 3. het hekwerk mag maximaal 1,20 meter hoog zijn;
    • 4. het bijbehorend bouwwerk waarop het hekwerk wordt geplaatst bevindt zich direct aan de achtergevel van het hoofdgebouw;
  • c. het plaatsen van een trap van de tuin naar een balkon of dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de hoogte van het hekwerk van de trap mag niet hoger zijn dan de hoogte van het hekwerk op het balkon of dakterras;
    • 2. de trap dient minimaal 1 meter uit de erfgrens geplaatst te worden;
    • 3. het plaatsen van de trap is alleen toegestaan indien op de eerste etage de woonkamer is gesitueerd;
    • 4. het balkon of dakterras bevindt zich aan de achtergevel;
  • d. de hoogte vlaggenmasten mag maximaal 6 m zijn;
  • e. de hoogte van vrijstaande reclame-uitingen mag maximaal 1 m zijn, met een maximale oppervlakte van 1 m2 wanneer het een zuil betreft en 0,15 m2 wanneer het een bord betreft;
  • f. de hoogte van erf- of perceelsafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag maximaal 2 m zijn;
  • g. de hoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 2 m zijn.
28.2.5 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken die zijn gelegen geheel onder maaiveld zijn overal toegestaan waar gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
  • b. wanneer ondergrondse bouwwerken worden gerealiseerd buiten het bouwvlak, dan moet voldaan worden aan het maximale percentage voor bijbehorende bouwwerken;
  • c. de gevels van ondergrondse bouwwerken mogen niet zichtbaar zijn, met uitzondering van een koekoek;
  • d. wanneer het ondergrondse bouwwerk is bedoeld voor parkeren, mag een inrit aan de straatzijde worden gerealiseerd met een maximale breedte van 3 meter;
  • e. het realiseren van ondergrondse bouwwerken mag geen nadelige invloed hebben op de bodem- en waterhuishouding en op eventueel aanwezige archeologische waarden.
28.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

28.4 Specifieke gebruiksregels
28.4.1 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
  • b. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • c. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
  • d. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
  • e. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
  • f. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
  • g. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • h. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein;


met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

28.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als woonruimte;
  • b. het gebruik van garageboxen voor bedrijfsmatige opslag en overige activiteiten met een bedrijfsmatig karakter.
28.5 Afwijken van de gebruiksregels
28.5.1 Publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 28.4.1 onder c ten behoeve van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:

  • a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
  • b. wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen op al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;
  • c. voor het overige wordt voldaan aan de onder lid 28.4.1 genoemde voorwaarden.
28.5.2 Kamerverhuur

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 27.1 voor het gebruiken van een woning voor kamergewijze verhuur, waarbij omgevingsvergunningen ook worden getoetst aan de 'beleidsregels kamerverhuur gemeente Amersfoort' zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

28.6 Wijzigingsbevoegdheid
28.6.1 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging wijzigen ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven en mits het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan.
 

Artikel 29 Wonen - 3

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. vrijstaande eengezinswoningen met bijbehorende bouwwerken;
  • b. geluidwerende voorzieningen;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en watergangen en -partijen;


met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

29.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

29.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. woningen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal bouwlagen, danwel de goot- en nokhoogte, mogen niet meer bedragen dan aangegeven op de verbeelding;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'kap' [kap] mogen woningen worden afgedekt met een kap;
  • d. ter plaatse van het perceel op de zuidelijke hoek Vivaldistraat/Heiligenbergerweg dient:
    • 1. de voorgevel van de woning georiënteerd te zijn op de Heiligenbergerweg, en;
    • 2. mag het bouwvlak binnen de bestemmingsgrenzen op een andere plek worden gesitueerd mits:
      • de afstand tot de zijdelingse bestemmingsgrenzen minimaal 2,5 m bedraagt;
      • de oppervlakte van het bouwvlak zoals aangegeven op de verbeelding niet wordt vergroot.

29.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. mogen binnen en buiten het bouwvlak in de bestemming 'Wonen - 3' worden gebouwd;
  • b. wanneer de bijbehorende bouwwerken en/of overkappingen binnen het bouwvlak worden gebouwd, mag dit op een afstand van niet minder dan 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan;
  • c. in uitzondering van het bepaalde onder b. mag ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' [sba-o] een overkapping worden gebouwd;
  • d. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerderd met 0,30 m;
  • e. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat indien op de kaart een maximale hoogte staat aangegeven, de hoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogte;
  • f. bijbehorende bouwwerken mogen plat worden afgedekt en/of met een dakhelling kleiner dan 45°; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45° mogen de bijbehorende bouwwerken een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben;
  • g. in uitzondering op het bepaalde onder e mogen de bijbehorende bouwwerken bij de woningen aan de Woudzoom 1 t/m 45 uitsluitend plat worden afgedekt;
  • h. de gezamenlijke oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt niet meer dan:
    • 1. voor zover deze gebouwd worden IN het bebouwingsgebied:

      a: in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m²: maximaal 50% van dat bebouwingsgebied;

      b: in geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m² en kleiner dan of gelijk aan 300 m²: 50 m² , vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m² ;

      c: in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m² en kleiner dan of gelijk aan 900 m² : 90 m² , vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m² , met een maximum van 150 m² ;
    • 2. voor zover deze gebouwd worden BUITEN het bebouwingsgebied:

      a: in geval van te bebouwen erven kleiner dan of gelijk aan 100 m2: maximaal 50% van de te bebouwen erven;

      b: in geval van te bebouwen erven groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van de te bebouwen erven dat groter is dan 100 m2 en kleiner is dan of gelijk aan 300 m2;

      c: in geval van te bebouwen erven groter dan 300 m2: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van de te bebouwen erven dat groter is dan 300 m² , met een maximum van 150 m² ;

      d: de gezamenlijke oppervlakte die op grond van lid 2, onderdelen a t/m c zijn toegestaan, wordt verminderd met de oppervlakte die op grond van lid 1 binnen het bebouwingsgebied zijn of kunnen worden gebouwd.
    • 3. legale bijbehorende bouwwerken en overkappingen, die bestaan ten tijde van de ter inzage legging van dit plan en die niet voldoen aan het bepaalde in de leden 1 en 2 mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet worden vergroot.
  • i. bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte als bedoeld onder f wordt de oppervlakte van bijbehorende aangebouwde bouwwerken aan de voorzijde niet meegerekend, alsmede de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken binnen het bouwvlak;
  • j. wanneer de bestaande oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken aan de Hoveniersweg 2, 12 en 14 meer bedraagt dan volgens de voorgaande regels is toegestaan, dan mag deze bestaande oppervlakte worden aangehouden als maximum aantal m2;
  • k. het bouwen van bijbehorende bouwwerken mag niet tot gevolg hebben dat een stedenbouwkundig onaanvaardbare situatie ontstaat en/of dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd dan wel dat de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt met meer dan 50% wordt overschreden.

29.2.3 Dakopbouwen

Voor het bouwen van dakopbouwen op hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de dakopbouwen zijn uitsluitend toegestaan op woningen met een dakhelling van maximaal 35° en een vrije stahoogte onder de nok van maximaal 2,30 meter;
  • b. de dakopbouwen mogen worden geplaatst op hoofdgebouwen bestaande uit maximaal 2 bouwlagen afgedekt met een kap;
  • c. de dakopbouw is bouwkundig ondergeschikt aan het hoofdgebouw, waarbij tenminste één zijde van de dakopbouw terug moet liggen ten opzichte van één van de buitengevels van het hoofdgebouw;
  • d. de dakbouw mag geen nadelige invloed hebben op naastgelegen percelen als het gaat om privacy, licht en afstand;
  • e. de reeds gerealiseerde dakopbouwen zijn leidend in de beoordeling, waarbij onderscheid wordt gemaakt in tussenwoningen en hoekwoningen;
  • f. voor dakopbouwen waarbij de nok zich exact boven de oorspronkelijke nok van het hoofdgebouw bevindt, geldt dat:
    • 1. de dakhelling gelijk dient te zijn aan de oorspronkelijke dakhelling;
    • 2. de dakopbouw aan de voorzijde van de woning maximaal de helft van de diepte van het onderliggende dakvlak bedraagt, gemeten tussen nok en voorgevel;
    • 3. de dakopbouw aan de achterzijde van de woning maximaal de helft van de diepte van het onderliggende dakvlak bedraagt, gemeten tussen nok en achtergevel;
    • 4. de maximale goothoogte van de dakopbouw gelijk is aan de oorspronkelijke nokhoogte van het hoofdgebouw.
  • g. voor dakopbouwen waarbij de nok zich niet exact boven de oorspronkelijke nok van het hoofdgebouw bevindt, geldt dat:
    • 1. de dakopbouw geplaatst dient te worden tussen de nok en de achtergevel van het hoofdgebouw;
    • 2. het dakvlak van de dakopbouw aan één zijde dient te bestaan uit de doortrekking van het oorspronkelijke voordakvlak en voor het overige uit een dakhelling evenwijdig aan de oorspronkelijke dakhelling;
    • 3. de dakopbouw aan de achterzijde van de woning maximaal twee derde van de diepte van het onderliggende dakvlak bedraagt, gemeten tussen nok en achtergevel;
    • 4. de maximale goothoogte van de dakopbouw gelijk is aan de oorspronkelijke nokhoogte van het hoofdgebouw.

29.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt:

  • a. het plaatsen van hekwerken op het hoofdgebouw voor een dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het hekwerk op het dakterras dient terug te liggen ten opzichte van de dakrand;
    • 2. het hekwerk dient transparant te zijn;
    • 3. het hekwerk dient ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw;
    • 4. het hekwerk mag maximaal 1,20 meter hoog zijn;
    • 5. het hekwerk mag niet leiden tot een overschrijding van de maximale bouwhoogte;
  • b. het plaatsen van hekwerken op een bijbehorend bouwwerk voor een dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het hekwerk dient ondergeschikt te zijn aan het bijbehorend bouwwerk;
    • 2. het hekwerk dient transparant te zijn;
    • 3. het hekwerk mag maximaal 1,20 meter hoog zijn;
    • 4. het bijbehorend bouwwerk waarop het hekwerk wordt geplaatst bevindt zich direct aan de achtergevel van het hoofdgebouw;
  • c. het plaatsen van een trap van de tuin naar een balkon of dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de hoogte van het hekwerk van de trap mag niet hoger zijn dan de hoogte van het hekwerk op het balkon of dakterras;
    • 2. de trap dient minimaal 1 meter uit de erfgrens geplaatst te worden;
    • 3. het plaatsen van de trap is alleen toegestaan indien op de eerste etage de woonkamer is gesitueerd;
    • 4. het balkon of dakterras bevindt zich aan de achtergevel;
  • d. de hoogte vlaggenmasten mag maximaal 6 m zijn;
  • e. de hoogte van vrijstaande reclame-uitingen mag maximaal 1 m zijn, met een maximale oppervlakte van 1 m2 wanneer het een zuil betreft en 0,15 m2 wanneer het een bord betreft;
  • f. de hoogte van erf- of perceelsafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag maximaal 2 m zijn;
  • g. de hoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 2 m zijn.
29.2.5 ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken die zijn gelegen geheel onder maaiveld zijn overal toegestaan waar gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
  • b. wanneer ondergrondse bouwwerken worden gerealiseerd buiten het bouwvlak, dan moet voldaan worden aan het maximale percentage voor bijbehorende bouwwerken;
  • c. de gevels van ondergrondse bouwwerken mogen niet zichtbaar zijn, met uitzondering van een koekoek;
  • d. wanneer het ondergrondse bouwwerk is bedoeld voor parkeren, mag een inrit aan de straatzijde worden gerealiseerd met een maximale breedte van 3 meter;
  • e. het realiseren van ondergrondse bouwwerken mag geen nadelige invloed hebben op de bodem- en waterhuishouding en op eventueel aanwezige archeologische waarden.
29.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

29.4 Specifieke bouwregels

Voor het perceel gelegen aan de Woestijgerweg/Leusderweg 26, gelegen naast het voormalige spoorhuisje geldt dat het schetsontwerp dat is opgenomen in bijlage 14 Behorende bij bijlage 13: Schetsontwerp spoorhuisje kaderstellend is voor de bouwkundige invulling van deze locatie.

29.5 Specifieke gebruiksregels
29.5.1 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
  • b. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • c. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
  • d. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
  • e. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
  • f. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage 3 Staat van bedrijfsactiviteiten tbv Regeling beroep en bedrijf aan huis zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
  • g. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • h. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein;


met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

29.5.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als woonruimte;
  • b. het gebruik van garageboxen voor bedrijfsmatige opslag en overige activiteiten met een bedrijfsmatig karakter.
29.6 Afwijken van de gebruiksregels
29.6.1 Publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.5.1 onder c ten behoeve van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:

  • a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
  • b. wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen op al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;
  • c. voor het overige wordt voldaan aan de onder lid 29.5.1 genoemde voorwaarden.
29.6.2 Kamerverhuur

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 27.1 voor het gebruiken van een woning voor kamergewijze verhuur, waarbij omgevingsvergunningen ook worden getoetst aan de 'beleidsregels kamerverhuur gemeente Amersfoort' zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

Artikel 30 Wonen - 4

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. eengezinswoningen in gestapelde vorm en bijbehorende bouwwerken;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en watergangen en -partijen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd-gemengd1' (sgd-gd1), op de begane grondlaag tevens voor gemengde doeleinden 1 overeenkomstig artikel 10 Gemengd - 1, waarbij het maximale bruto vloeroppervlak ten behoeve van kantoren niet meer mag bedragen dan 1500 m2 per gebouw;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd-gemengd2' (sgd-gd2), op de begane grondlaag tevens voor gemengde doeleinden 2 overeenkomstig artikel 11 Gemengd - 2, waarbij het maximale bruto vloeroppervlak ten behoeve van kantoren niet meer mag bedragen dan 1500 m2 per gebouw;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' (b), op de begane grondlaag tevens voor bedrijven uit categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteit, die als bijlage 1 of 2 bij deze regels is gevoegd;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' (m), tevens voor maatschappelijke voorzieningen overeenkomstig de regels in artikel 17 Maatschappelijk;
  • g. ter plaatse van de Reigerstraat 10 is de begane grond bestemd voor een kookstudio;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' (zw), tevens voor zorgwoningen, waarbij voor het gebouw aan de Diamantweg 22 met de aanduiding 'zorgwoning' (zw) geldt dat hier uitsluitend zorgwoningen zijn toegestaan;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' (pg), een gebouwde parkeervoorziening;
  • j. geluidwerende voorzieningen;
  • k. ter plaatse van de Diamantweg 22 moet 84% van het aantal woningen bestaan uit sociale huurwoningen;

met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;

30.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming.

30.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. de woningen mogen uitsluitend in gestapelde vorm worden gebouwd;
  • b. de woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'kap' [kap], mogen woningen worden afgedekt met een kap;
  • e. ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouw' [bg] is een bijgebouw toegestaan;
  • f. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'overbouwing' [sba-ob] mag op de begane grond niet worden gebouwd.
30.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Bijbehorende bouwwerken en overkappingen mogen uitsluitend ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouw' [bg] worden gebouwd waarbij:

  • a. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerderd met 0,30 m;
  • b. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat indien op de kaart een maximale hoogte staat aangegeven, de hoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogte.

30.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt:

  • a. de hoogte vlaggenmasten mag maximaal 6 m zijn;
  • b. de hoogte van vrijstaande reclame-uitingen mag maximaal 1 m zijn, met een maximale oppervlakte van 1 m2 wanneer het een zuil betreft en 0,15 m2 wanneer het een bord betreft;
  • c. de hoogte van erf- of perceelsafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag maximaal 2 m zijn;
  • d. de hoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 2 m zijn.
30.2.4 ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken die zijn gelegen geheel onder maaiveld zijn overal toegestaan waar gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
  • b. wanneer ondergrondse bouwwerken worden gerealiseerd buiten het bouwvlak, dan moet voldaan worden aan het maximale percentage voor bijbehorende bouwwerken;
  • c. de gevels van ondergrondse bouwwerken mogen niet zichtbaar zijn, met uitzondering van een koekoek;
  • d. wanneer het ondergrondse bouwwerk is bedoeld voor parkeren, mag een inrit aan de straatzijde worden gerealiseerd met een maximale breedte van 3 meter;
  • e. het realiseren van ondergrondse bouwwerken mag geen nadelige invloed hebben op de bodem- en waterhuishouding en op eventueel aanwezige archeologische waarden.
30.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  • a. de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
  • b. wijzigingen aan het voordakschild en aan de voorgevel van woningen in het gebied dat wordt begrensd door de Rameaustraat, de Weberstraat, de Haydnstraat en de Rossinistraat (zoals aangegeven op onderstaande afbeelding).

    afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00129-0301_0043.jpg"
30.4 Specifieke gebruiksregels
30.4.1 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
  • b. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • c. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
  • d. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
  • e. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
  • f. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
  • g. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • h. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein;


met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

30.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als woonruimte;
  • b. het gebruik van garageboxen voor bedrijfsmatige opslag en overige activiteiten met een bedrijfsmatig karakter.
30.5 Afwijken van de gebruiksregels
30.5.1 Publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 30.4.1 onder c ten behoeve van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:

  • a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
  • b. wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen op al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;
  • c. voor het overige wordt voldaan aan de onder lid 30.4.1 genoemde voorwaarden.
30.5.2 Kamerverhuur

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 27.1 voor het gebruiken van een woning voor kamergewijze verhuur, waarbij omgevingsvergunningen ook worden getoetst aan de 'beleidsregels kamerverhuur gemeente Amersfoort' zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

30.5.3 Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 30.1 onder g, ten behoeve van wonen op de begane grond van Reigerstraat 10, met dien verstande dat:

  • a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
  • b. voor het overige wordt voldaan aan de in artikel 30 genoemde voorwaarden.

Artikel 31 Woongebied

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. eengezinswoningen met de bijbehorende bouwwerken;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen;
  • c. park en moestuinen;

met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;

31.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

31.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen maximaal 8 woningen worden gebouwd;
  • b. de woningen mogen bestaan uit maximaal 2 bouwlagen;
  • c. de woningen mogen worden afgedekt met een kap (nb een kap is geen bouwlaag);
  • d. de maximale bouwhoogte van de woningen is 10 meter;
  • e. de maximale bouwdiepte van de woningen is 10 meter;
  • f. de voorgevels van de woningen moeten georiënteerd zijn op de Leusderweg;
  • g. de voorgevel rooilijn mag niet voor de denkbeeldig getrokken lijn van de voorgevels aan de Leusderweg komen;
  • h. de zijgevel aan de Van Campenstraat mag niet voor de denkbeeldig getrokken lijn in het verlengde van de voorgevelrooilijn komen van de woningen aan de Van Campenstraat 30 tot en met 43.

31.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. mogen binnen de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat een bijbehorend bouwwerk of overkapping op een afstand van niet minder dan 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan, dient te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken of overkappingen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerderd met 0,30 m;
  • c. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken of overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bijbehorende bouwwerken mogen plat worden afgedekt en/of met een dakhelling kleiner dan 45°; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45° mogen de bijbehorende bouwwerken een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt niet meer dan:
    • 1. Voor zover deze gebouwd worden IN het bebouwingsgebied:

      a. In geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m²: maximaal 50% van dat bebouwingsgebied;

      b. In geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m² en kleiner dan of gelijk aan 300 m²: 50 m² , vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m² ;

      c. In geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m² en kleiner dan of gelijk aan 900 m² : 90 m² , vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m² , met een maximum van 150 m² ;
    • 2. Voor zover deze gebouwd worden BUITEN het bebouwingsgebied:

      a. In geval van te bebouwen erven kleiner dan of gelijk aan 100 m2: maximaal 50% van de te bebouwen erven;

      b. In geval van te bebouwen erven groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van de te bebouwen erven dat groter is dan 100 m2 en kleiner is dan of gelijk aan 300 m2;

      c. In geval van te bebouwen erven groter dan 300 m2: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van de te bebouwen erven dat groter is dan 300 m² , met een maximum van 150 m² ;

      d. De gezamenlijke oppervlakte die op grond van lid 2, onderdelen a t/m c zijn toegestaan, wordt verminderd met de oppervlakte die op grond van lid 1 binnen het bebouwingsgebied zijn of kunnen worden gebouwd;
  • f. bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte als bedoeld onder e wordt de oppervlakte van bijbehorende aangebouwde bouwwerken aan de voorzijde niet meegerekend;
  • g. het bouwen van bijbehorende bouwwerken mag niet tot gevolg hebben dat een stedenbouwkundig onaanvaardbare situatie ontstaat en/of dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd dan wel dat de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt met meer dan 50% wordt overschreden.

31.2.3 Erkers

Aan de voorgevel van een woning mogen erkers worden gebouwd:

  • a. de diepte van de erker mag, gerekend vanaf de voorgevel van de woning maximaal 2 meter zijn, mits de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde voortuin ten minste 3 m bedraagt;
  • b. de goothoogte van de erker mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerder met 0,30 meter;
  • c. de oppervlakte van de erker voor de voorgevel mag niet meer bedragen dan 12 m2;
  • d. de erker dient minimaal 1 m uit de erfgrens worden geplaatst;
  • e. de erker mag maximaal 2/3 van de breedte van de voorgevel beslaan;
  • f. de erker mag niet worden gebruikt als (uitbreiding van) bergingen en schuren;
  • g. erkers zijn niet toegestaan bij woningen die bij oplevering een uitbouw in 1 bouwlaag aan de voorzijde hebben.

31.2.4 Dakopbouwen

Voor het bouwen van dakopbouwen op hoofgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de dakopbouwen mogen worden geplaatst op hoofdgebouwen bestaande uit maximaal 2 bouwlagen, plat afgedekt of afgedekt met een kap;
  • b. de dakopbouw is bouwkundig ondergeschikt aan het hoofdgebouw, waarbij tenminste één zijde van de dakopbouw terug moet liggen ten opzichte van één van de buitengevels van het hoofdgebouw;
  • c. de dakbouw mag geen nadelige invloed hebben op naastgelegen percelen als het gaat om privacy, licht en afstand;
  • d. de reeds gerealiseerde dakopbouwen zijn leidend in de beoordeling, waarbij onderscheid wordt gemaakt in tussenwoningen en hoekwoningen;
  • e. voor dakopbouwen waarbij de nok zich exact boven de oorspronkelijke nok van het hoofdgebouw bevindt, geldt dat:
    • 1. de dakhelling gelijk dient te zijn aan de oorsponkelijke dakhelling;
    • 2. de dakopbouw aan de voorzijde van de woning maximaal de helft van de diepte van het onderliggende dakvlak bedraagt, gemeten tussen nok en voorgevel;
    • 3. de dakopbouw aan de achterzijde van de woning maximaal de helft van de diepte van het onderliggende dakvlak bedraagt, gemeten tussen nok en achtergevel;
    • 4. de maximale goothoogte van de dakopbouw gelijk is aan de oorspronkelijke nokhoogte van het hoofdgebouw.
  • f. voor dakopbouwen waarbij de nok zich niet exact boven de oorspronkelijke nok van het het hoofdgebouw bevindt, geldt dat:
    • 1. de dakopbouw geplaatst dient te worden tussen de nok en de achtergevel van het hoofdgebouw;
    • 2. het dakvlak van de dakopbouw aan één zijde dient te bestaan uit de doortrekking van het oorspronkelijke voordakvlak en voor het overige uit een dakhelling evenwijdig aan de oorspronkelijke dakhelling;
    • 3. de dakopbouw aan de achterzijde van de woning maximaal tweederde van de diepte van het onderliggende dakvlak bedraagt, gemeten tussen nok en achtergevel;
    • 4. de maximale goothoogte van de dakopbouw gelijk is aan de oorspronkelijke nokhoogte van het hoofdgebouw.

31.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt:

  • a. het plaatsen van hekwerken op het hoofdgebouw voor een dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het hekwerk op het dakterras dient terug te liggen ten opzichte van de dakrand;
    • 2. het hekwerk dient transparant te zijn;
    • 3. het hekwerk dient ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw;
    • 4. het hekwerk mag maximaal 1,20 meter hoog zijn;
    • 5. het hekwerk mag niet leiden tot een overschrijding van de maximale bouwhoogte;
  • b. het plaatsen van hekwerken op een bijbehorend bouwwerk voor een dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het hekwerk dient ondergeschikt te zijn aan het bijbehorend bouwwerk;
    • 2. het hekwerk dient transparant te zijn;
    • 3. het hekwerk mag maximaal 1,20 meter hoog zijn;
    • 4. het bijbehorend bouwwerk waarop het hekwerk wordt geplaatst bevindt zich direct aan de achtergevel van het hoofdgebouw;
  • c. het plaatsen van een trap van de tuin naar een balkon of dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de hoogte van het hekwerk van de trap mag niet hoger zijn dan de hoogte van het hekwerk op het balkon of dakterras;
    • 2. de trap dient minimaal 1 meter uit de erfgrens geplaatst te worden;
    • 3. het plaatsen van de trap is alleen toegestaan indien op de eerste etage de woonkamer is gesitueerd;
    • 4. het balkon of dakterras bevindt zich aan de achtergevel;
  • d. de hoogte vlaggenmasten mag maximaal 6 m zijn;
  • e. de hoogte van vrijstaande reclame-uitingen mag maximaal 1 m zijn, met een maximale oppervlakte van 1 m2 wanneer het een zuil betreft en 0,15 m2 wanneer het een bord betreft;
  • f. de hoogte van erf- of perceelsafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag maximaal 2 m zijn;
  • g. de hoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 2 m zijn.
31.2.6 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken die zijn gelegen geheel onder maaiveld zijn overal toegestaan waar gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
  • b. wanneer ondergrondse bouwwerken worden gerealiseerd buiten het bouwvlak, dan moet voldaan worden aan het maximale percentage voor bijbehorende bouwwerken;
  • c. de gevels van ondergrondse bouwwerken mogen niet zichtbaar zijn, met uitzondering van een koekoek;
  • d. wanneer het ondergrondse bouwwerk is bedoeld voor parkeren, mag een inrit aan de straatzijde worden gerealiseerd met een maximale breedte van 3 meter;
  • e. het realiseren van ondergrondse bouwwerken mag geen nadelige invloed hebben op de bodem- en waterhuishouding.
31.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken, overkappingen en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken en van stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteiten van het gebied.

31.4 Afwijken van de gebruiksregels
31.4.1 Publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.4.1 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten onder c ten behoeve van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:

  • a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
  • b. wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen op al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;
  • c. voor het overige wordt voldaan aan de onder lid Beroeps- en bedrijfsmatige activiteitengenoemde voorwaarden.
31.4.2 Kamerverhuur

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 31.1voor het gebruiken van een woning voor kamergewijze verhuur, waarbij voldaan moet worden aan de 'beleidsregels kamerverhuur gemeente Amersfoort' zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

31.5 Specifieke gebruiksregels
31.5.1 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
  • b. het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
    • 1. het woonkarakter van de woning;
    • 2. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
    • 4. het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
    • 5. het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.
  • c. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • d. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
  • e. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
  • f. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
  • g. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten in de van deze regels deel uitmakende bijlage 3 Staat van bedrijfsactiviteiten tbv Regeling beroep en bedrijf aan huis zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
  • h. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • i. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein;


met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

31.5.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als woonruimte;
  • b. het gebruik van garageboxen voor bedrijfsmatige opslag en overige activiteiten met een bedrijfsmatig karakter.
31.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 31.5.1 onder c ten behoeve van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:

  • a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
  • b. wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen op al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;
  • c. voor het overige wordt voldaan aan de onder 31.5.1 genoemde voorwaarden.
31.7 Wijzigingsbevoegdheid
31.7.1 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten wijzigen ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

Artikel 32 Leiding - Gas

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoge druk gastransportleiding met een belemmeringsstrook van 4 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding.

32.2 Voorrangsbepaling

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' voorrang krijgt.

32.3 Bouwregels

Op of in de gronden als bedoeld in lid 1 mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.

32.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken overeenkomstig de regels van de daarvoor aangewezen andere bestemming, mits:

  • a. hierdoor de veiligheid van de aardgastransportleiding niet wordt geschaad;
  • b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leidingen omtrent het onder a gestelde.
  • c. een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
32.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding, is strijdig met de bestemming;
  • b. het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaar object wordt toegelaten, is strijdig met de bestemming.
32.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Voor zover van toepassing is het ten aanzien van de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - gas' verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders:
    • 1. gronden af te graven en/of op te hogen;
    • 2. wegen, paden, banen of andere oppervlakteverhardingen aan te brengen;
    • 3. bomen of andere diepwortelende beplantingen aan te brengen en/of te rooien;
    • 4. voorwerpen in de grond te drijven;
    • 5. de ondergrondse leiding die bij het van kracht worden van het plan in de betrokken strook aanwezig is te verzwaren of te verleggen;
    • 6. uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    • 7. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • b. een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid onder a is slechts toelaatbaar, indien door de werken en/of werkzaamheden de leiding niet wordt of kan worden beschadigd;
  • c. het in dit lid onder a vervatte verbod geldt niet voor de werken en/of werkzaamheden, welke worden uitgevoerd binnen het kader van het normale onderhoud en/of beheer van de leiding;
  • d. alvorens burgemeester en wethouders vergunning verlenen zal advies worden ingewonnen bij de leidingbeheerder.
     

Artikel 33 Leiding - Riool

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het transport van rioolwater door een rioolpersleiding.

33.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 33.1, mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken ten dienste van de bestemming waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m.

33.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 33.2 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken overeenkomstig de regels van de daarvoor aangewezen andere bestemming, mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding en de veiligheid daarvan;
  • b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leidingen omtrent het onder a gestelde.

Artikel 34 Waarde - Archeologie categorie 1

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie categorie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden, waarbij geldt dat:

  • a. deze bestemming primair is ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen;
  • b. wanneer in het geval van een ontwikkeling - in het gebied behorende bij deze ontwikkeling - twee of meer categorieën gelden, dan is de hoogste verwachtingswaarde van toepassing op het gehele bij de ontwikkeling behorende gebied;
  • c. het bepaalde in 34.1 onder b is niet van toepassing, wanneer na vooroverleg met de gemeentelijk archeoloog blijkt dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
34.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mogen ten dienste van de bestemming 'Waarde - Archeologie categorie 1' uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.

34.2.1 Archeologisch onderzoeksrapport

Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mag ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

34.2.2 Uitzondering

Het bepaalde onder 34.2.1 met betrekking tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. normaal onderhoud in reeds geroerde gronden;
  • b. vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
  • c. de oprichting van een bouwwerk waarbij de hiermee samenhangende bodemingrepen niet dieper zijn dan 30 cm;
  • d. indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

34.2.3 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de onder 34.2.1 bedoelde vergunning indien naar hun oordeel uit het daar genoemde rapport genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of;
  • b. schade door de met de oprichting van het bouwwerk samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

34.2.4 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden,
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, en;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

34.2.5 Weigering

De onder 34.2.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

34.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

34.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30 cm;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of
    parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30 cm bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;
  • f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden
    verwijderd op een grotere diepte dan 30 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting;
  • g. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een
    grotere diepte dan 30 cm.

34.3.2 Archeologisch onderzoeksrapport
  • a. de aanvrager van de vergunning als bedoeld in 34.3.1 legt een archeologisch onderzoeksrapport over waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. de onder 34.3.2 onder a beschreven verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport geldt niet indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

34.3.3 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in 34.3.2 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of;
  • b. schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

34.3.4 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende in 34.3.3 genoemde voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de vergunning verbonden worden zoals:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, en;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

34.3.5 Weigering

De onder 34.3.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

34.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

34.4.1 Slopen van bouwwerken

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders een bouwwerk te slopen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen.

34.4.2 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen vergunning voor het slopen van bouwwerken indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in 34.3.2 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad, of;
  • b. schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

34.4.3 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende in 34.4.2 onder b genoemde voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de vergunning verbonden worden, zoals:

  • a. de sloopwerkzaamheden vanaf het maaiveld en dieper, worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige wanneer deze werken of werkzaamheden dieper reiken dan 30 cm onder het maaiveld;
  • b. indien bij bodemverstorende werkzaamheden zaken worden aangetroffen, waarvan de vinder weet of redelijker wijs moet vermoeden dat het gaat om archeologische vondsten of sporen, dan is diegene verplicht dit direct te melden bij burgemeester en wethouders, die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften aan de omgevingsvergunning kunnen verbinden.

34.4.4 Weigering

De onder 34.4.2 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

34.4.5 Uitzondering

Het in 34.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die niet dieper zijn dan 30 cm.

Artikel 35 Waarde - Archeologie categorie 2

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - archeologie categorie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden, waarbij geldt dat:

  • a. deze bestemming primair is ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen;
  • b. wanneer in het geval van een ontwikkeling - in het gebied behorende bij deze ontwikkeling - twee of meer categorieën gelden, dan is de hoogste verwachtingswaarde van toepassing op het gehele bij de ontwikkeling behorende gebied;
  • c. het bepaalde in 35.1 onder b is niet van toepassing, wanneer na vooroverleg met de gemeentelijk archeoloog blijkt dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

35.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mogen ten dienste van de bestemming 'Waarde - Archeologie categorie 2' uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.

35.2.1 Archeologisch onderzoeksrapport

Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mag ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

35.2.2 Uitzondering

Het bepaalde onder 35.2.1 met betrekking tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. normaal onderhoud in reeds geroerde gronden;
  • b. vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
  • c. de oprichting van een bouwwerk waarbij de hiermee samenhangende bodemingrepen niet dieper zijn dan 30 cm;
  • d. de oprichting van een bouwwerk waarbij de hiermee samenhangende bodemingrepen wel dieper zijn dan 30 cm, maar de oppervlakte van deze bodemingrepen niet meer dan 100 m2 bedraagt;
  • e. indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

35.2.3 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de onder 35.2.1 bedoelde vergunning indien naar hun oordeel uit het daar genoemde rapport genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of;
  • b. schade door de met de oprichting van het bouwwerk samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

35.2.4 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden,
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, en;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
35.2.5 Weigering

De onder 35.2.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

35.3 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

35.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30 cm;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of
    parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30 cm bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;
  • f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden
    verwijderd op een grotere diepte dan 30 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting;
  • g. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een
    grotere diepte dan 30 cm.

35.3.2 Archeologisch onderzoeksrapport
  • a. de aanvrager van de vergunning als bedoeld in 35.3.1 legt een archeologisch onderzoeksrapport over waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. de onder 35.3.2 onder a beschreven verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport geldt niet indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

35.3.3 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in 35.3.2 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of;
  • b. schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

35.3.4 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende in 35.3.3 genoemde voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de vergunning verbonden worden zoals:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, en;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

35.3.5 Weigering

De onder 35.3.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

35.3.6 Uitzondering

Het in 35.3.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die een oppervlak beslaan van ten hoogste 100 m2.

35.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

35.4.1 Slopen van bouwwerken

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders een bouwwerk te slopen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen.

35.4.2 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen vergunning voor het slopen van bouwwerken indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in 35.3.2 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad, of;
  • b. schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

35.4.3 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende in 35.4.2 onder b genoemde voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de vergunning verbonden worden, zoals:

  • a. de sloopwerkzaamheden vanaf het maaiveld en dieper, worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige wanneer deze werken of werkzaamheden dieper reiken dan 30 cm onder het maaiveld en het grondoppervlak van de werken of werkzaamheden meer bedraagt dan 100 m²;
  • b. indien bij bodemverstorende werkzaamheden zaken worden aangetroffen, waarvan de vinder weet of redelijker wijs moet vermoeden dat het gaat om archeologische vondsten of sporen, dan is diegene verplicht dit direct te melden bij burgemeester en wethouders, die in het belang van de archeologische monumentenzorg

35.4.4 Weigering

De onder 35.4.2 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

35.4.5 Uitzondering

Het in 35.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die een oppervlak beslaan van ten hoogste 100 m2, of niet dieper zijn dan 30 cm.

Artikel 36 Waarde - Archeologie categorie 3

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - archeologie categorie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden, waarbij geldt dat:

  • a. deze bestemming primair is ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen;
  • b. wanneer in het geval van een ontwikkeling - in het gebied behorende bij deze ontwikkeling - twee of meer categorieën gelden, dan is de hoogste verwachtingswaarde van toepassing op het gehele bij de ontwikkeling behorende gebied;
  • c. het bepaalde in 36.1 onder b is niet van toepassing, wanneer na vooroverleg met de gemeentelijk archeoloog blijkt dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

36.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 36.1 mogen ten dienste van de bestemming Waarde - Archeologie categorie 3 uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.

36.2.1 Archeologisch onderzoeksrapport

Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mag ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

36.2.2 Uitzonderingen

Het bepaalde onder 36.2.1 met betrekking tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
  • b. de oprichting van een bouwwerk waarbij de hiermee samenhangende bodemingrepen niet dieper zijn dan 30 cm;
  • c. de oprichting van een bouwwerk waarbij de hiermee samenhangende bodemingrepen wel dieper zijn dan 30 cm, maar de oppervlakte van deze bodemingrepen niet meer dan 500 m2 bedraagt;
  • d. indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

36.2.3 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de onder 36.2.1 bedoelde vergunning indien naar hun oordeel uit het daar genoemde rapport genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad, of
  • b. schade door de met de oprichting van het bouwwerk samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

36.2.4 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden,
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, en
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

36.2.5 Weigering

De onder 36.2.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

36.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
36.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm en met een oppervlakte van meer dan 500 m2, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30 cm en met een oppervlakte van meer dan 500 m2;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of
    parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30 cm en de oppervlakte meer dan 500 m2 bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;
  • f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden
    verwijderd op een grotere diepte dan 30 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting;
  • g. het omzetten van meer dan 500 m2 grasland in bouwland;
  • h. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een
    grotere diepte dan 30 cm.
36.3.2 Archeologisch onderzoeksrapport
  • a. de aanvrager van de vergunning als bedoeld in 36.3 legt een archeologisch onderzoeksrapport over waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. de onder 36.3.2 onder a beschreven verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport geldt niet indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

36.3.3 Uitzonderingen

Het in 36.3 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die een oppervlak beslaan van ten hoogste 500 m2.

36.3.4 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in 36.3.2 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of;
  • b. schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden

36.3.5 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden,
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, en
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

36.3.6 Weigering

De onder 36.3 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

36.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
36.4.1 Slopen van bouwwerken

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders een bouwwerk te slopen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen.

36.4.2 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen vergunning voor het slopen van bouwwerken indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in 36.3.2 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad, of;
  • b. schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

36.4.3 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende in 37.4.2 onder b genoemde voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de vergunning verbonden worden, zoals:


de sloopwerkzaamheden vanaf het maaiveld en dieper, worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige wanneer deze werken of werkzaamheden dieper reiken dan 30 cm onder het maaiveld en het grondoppervlak van de werken of werkzaamheden meer bedraagt dan 500 m²;


indien bij bodemverstorende werkzaamheden zaken worden aangetroffen, waarvan de vinder weet of redelijker wijs moet vermoeden dat het gaat om archeologische vondsten of sporen, dan is diegene verplicht dit direct te melden bij burgemeester en wethouders, die in het belang van de archeologische monumentenzorg

36.4.4 Weigering

De onder 36.4.2 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

36.4.5 Uitzondering

Het in 36.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die een oppervlak beslaan van ten hoogste 500 m2, of niet dieper zijn dan 30 cm.

Artikel 37 Waarde - Archeologie categorie 4

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - archeologie categorie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden, waarbij geldt dat:

  • a. deze bestemming primair is ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen;
  • b. wanneer in het geval van een ontwikkeling - in het gebied behorende bij deze ontwikkeling - twee of meer categorieën gelden, dan is de hoogste verwachtingswaarde van toepassing op het gehele bij de ontwikkeling behorende gebied;
  • c. het bepaalde in 37.1 onder b is niet van toepassing, wanneer na vooroverleg met de gemeentelijk archeoloog blijkt dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

37.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 37.1 mogen ten dienste van de bestemming Waarde - Archeologie categorie 4 uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.

37.2.1 Archeologisch onderzoeksrapport

Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mag ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

37.2.2 Uitzonderingen

Het bepaalde onder 37.2.1 met betrekking tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. normaal onderhoud in reeds geroerde gronden;
  • b. vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
  • c. de oprichting van een bouwwerk waarbij de hiermee samenhangende bodemingrepen niet dieper zijn dan 30 cm;
  • d. de oprichting van een bouwwerk waarbij de hiermee samenhangende bodemingrepen wel dieper zijn dan 30 cm, maar de oppervlakte van deze bodemingrepen niet meer dan 10.000 m2 bedraagt;
  • e. indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

37.2.3 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de onder 37.2.1 bedoelde vergunning indien naar hun oordeel uit het daar genoemde rapport genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad, of
  • b. schade door de met de oprichting van het bouwwerk samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

37.2.4 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden,
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, en
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

37.2.5 Weigering

De onder 37.2.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

37.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
37.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm en met een oppervlakte van meer dan 10.000 m2, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30 cm en met een oppervlakte van meer dan 10.000 m2;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of
    parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30 cm en de oppervlakte meer dan 10.000 m2 bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;
  • f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden
    verwijderd op een grotere diepte dan 30 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting;
  • g. het omzetten van meer dan 10.000 m2 grasland in bouwland;
  • h. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een
    grotere diepte dan 30 cm.

37.3.2 Archeologisch onderzoeksrapport
  • a. de aanvrager van de vergunning als bedoeld in 37.3 legt een archeologisch onderzoeksrapport over waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. de onder 37.3.2 onder a beschreven verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport geldt niet indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

37.3.3 Uitzonderingen

Het in 37.3 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die een oppervlak beslaan van ten hoogste 10.000 m2.

37.3.4 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in 37.3.2 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of;
  • b. schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden

37.3.5 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden,
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, en
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

37.3.6 Weigering

De onder 37.3 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

37.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
37.4.1 Slopen van bouwwerken

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders een bouwwerk te slopen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen.

37.4.2 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen vergunning voor het slopen van bouwwerken indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in 37.3.2 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad, of;
  • b. schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

37.4.3 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende in 37.4.2 onder b genoemde voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de vergunning verbonden worden, zoals:

  • a. de sloopwerkzaamheden vanaf het maaiveld en dieper, worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige wanneer deze werken of werkzaamheden dieper reiken dan 30 cm onder het maaiveld en het grondoppervlak van de werken of werkzaamheden meer bedraagt dan 10.000 m²;
  • b. indien bij bodemverstorende werkzaamheden zaken worden aangetroffen, waarvan de vinder weet of redelijker wijs moet vermoeden dat het gaat om archeologische vondsten of sporen, dan is diegene verplicht dit direct te melden bij burgemeester en wethouders, die in het belang van de archeologische monumentenzorg

37.4.4 Weigering

De onder 37.4.2 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

37.4.5 Uitzondering

Het in 37.4.2 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die een oppervlak beslaan van ten hoogste 10.000 m2, of niet dieper zijn dan 30 cm.

Artikel 38 Waarde - Gemeentelijk stadsgezicht

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Gemeentelijk stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van bestaande gebouwen, het bestaand verkavelingspatroon en de inrichting van de openbare ruimte. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

38.2 Bouwregels

In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen gelden op en in de gronden als bedoeld in lid 38.1 de volgende regels:

  • a. het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemmingen mag uitsluitend geschieden nadat advies is ingewonnen van de Commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit / subcommissie erfgoed (voorheen de Monumentencommissie);
  • b. de beoordeling van omgevingsvergunningen voor het (ver) bouwen gebeurt met inachtneming en behoud van de waarden van het gemeentelijk beschermd stadsgezicht, waarbij het onderstaande uitgangspunt is bij de beoordeling van de aanvraag omgevingsvergunning:
    • 1. handhaven van de bestaande voorgevelrooilijnen;
    • 2. handhaven van bestaande straatprofielen;
    • 3. handhaven van bestaande dakvorm, dakhelling en nokrichting;
    • 4. samenhang met overige bouwblokken in het stadsgezicht.
38.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

38.3.1 Werken en werkzaamheden

Behoudens het bepaalde in lid 38.3.2 is het ter waarborging van de bestaande gebouwen en het verkavelingspatroon verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen;
  • b. het geheel en/of gedeeltelijk wijzigen van gevel(s) of dakconstructie van gebouwen
  • c. vernieuwen of aanpassen van de openbare ruimte en de groenstructuur.

38.3.2 Uitzondering omgevingsvergunningplicht

Het in lid 38.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende andere werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van normaal beheer en onderhoud, waarbij voor gebouwen geldt dat het oorspronkelijk materiaal- en kleurgebruik wordt behouden;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
  • c. werken waarbij het college nadere regels stelt met betrekking tot de wijze waarop werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd en de belanghebbende schriftelijk heeft ingestemd met die nadere regels.

38.3.3 Uitzondering omgevingsvergunningplicht

Werken en werkzaamheden als bedoeld in de voorgaande leden, zijn niet toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in voorgaande leden bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

38.3.4 Procedure

Voor zij beslissen over een omgevingsvergunning binnen het gebied met de dubbelbestemming 'Waarde - Gemeentelijk stadsgezicht', vragen burgemeester en wethouders advies aan de gemeentelijke Commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit/subcommissie erfgoed (voorheen monumentencommissie).

 

Artikel 39 Waarde - Natuur

39.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Natuur' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de ter plaatse voorkomende landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden zodanig dat voor flora en fauna verbindingen kunnen ontstaan tussen natuur- of natuurontwikkelingsgebieden.

39.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming, mag op de gronden zoals bedoeld in 39.1 niet worden gebouwd.

39.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 39.2 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken overeenkomstig de regels van de daarvoor aangewezen andere bestemming, wanneer:

  • a. er sprake is van een groot openbaar belang en er geen reële andere mogelijkheden zijn, om de ruimtelijke ontwikkelingen/nieuwe bebouwing mogelijk te maken, en;
  • b. negatieve effecten voor de natuur zoveel mogelijk worden beperkt door mitigerende maatregelen, en de overblijvende negatieve effecten worden gecompenseerd door inrichting van nieuwe natuur elders, met dien verstande dat:
    • 1. de compensatie minimaal gelijkwaardig is aan het verlies aan waarden en kenmerken, en;
    • 2. de compensatie plaatsvindt in aansluiting op het Natuur Netwerk Nederland (NNN), of binnen de groene contour, of binnen het NNN op een locatie waar nog nieuwe natuur moet worden ontwikkeld en dit leidt tot versnelling van realisatie van het NNN, en;
    • 3. de realisatie van de compensatie, het beheer en de instandhouding daarvan zijn verzekerd op het moment van vaststelling van het ruimtelijk besluit, waarin de aantastende ruimtelijke ingreep mogelijk wordt gemaakt.
  • c. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij een door het bevoegd gezag aan te wijzen ter zake deskundige.
39.4 Specifieke gebruiksregel

Het gebruik van de gronden overeenkomstig de regels van de daarvoor aangewezen andere bestemming mag uitsluitend geschieden, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het Natuurnetwerk Nederland.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 40 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 41 Algemene aanduidingsregels

41.1 milieuzone - ecologische verbindingszone
41.1.1 Omschrijving aanduiding

Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - ecologische verbindingszone' zijn de gronden, naast de daarvoor aangewezen andere bestemmingen, primair bestemd voor het behoud en de ontwikkeling van natuur- en ecologische waarden van deze stedelijke ecologische verbindingszone.

41.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingen, mag op de gronden zoals bedoeld in sublid 41.1.1 niet worden gebouwd.

41.1.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 41.1.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waarden en de belangen van de ecologische verbindingszone;
  • b. nadat het bevoegd gezag daarover een advies heeft ingewonnen bij de gemeentelijk ecoloog.
41.1.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op de in lid 41.1.1 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:

  • a. het vergraven, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  • b. het aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen en dempen van sloten, watergangen en andere waterpartijen;
  • d. het verhogen of verlagen van de grondwaterstanden;
  • e. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging daarvan tot gevolg kunnen hebben;
  • f. het aanleggen van oeverbeschoeiingen, kades of aanlegplaatsen;
  • g. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en/of apparatuur;
  • h. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk.
41.1.5 Uitzonderingen

Het in sublid 41.1.4 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee op grond van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden, waarmee is begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan, indien daarvoor geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden vereist was.
41.1.6 Toepassingsvoorwaarden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 41.1.4 zijn slechts toelaatbaar:

  • a. indien het uitvoeren van de werken en/of de werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de natuurlijke, ecologische of landschappelijke waarden van de betreffende gronden niet in onevenredige mate worden aangetast;
  • b. nadat het bevoegd gezag daarover een advies heeft ingewonnen bij de gemeentelijk ecoloog.
41.2 milieuzone - gemengd gebied

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - gemengd gebied' is sprake van een matige tot sterke functiemenging en/of van een ligging direct langs de hoofdontsluitingsstructuur. Bij de beoordeling van wijziging van functies in deze zone mogen de richtafstanden in de VNG-brochure 'Handreiking Bedrijven en milieuzonering' met één afstandsstap worden verlaagd. Hiermee zijn bedrijven toegestaan zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten gemengd gebied, dan wel bedrijven die daarmee vergelijkbaar zijn voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder. Hierbij moeten de volgende voorwaarden in acht worden genomen:

  • a. er vindt geen onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat en de verkeersveiligheid plaats;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de bouw- en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
41.3 milieuzone - 100jaarsaandachtsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - 100jaarsaandachtsgebied' zijn de gronden, naast de daarvoor aangewezen andere bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van de grondwaterwinning. Op deze zone is de zorgplicht uit artikel 4 van de Provinciale Milieu Verordening 2013 van de provincie Utrecht van toepassing.

41.4 overige zone - APV maken of veranderen van een in- en/of uitrit
41.4.1 Melding
  • a. Het maken van een in- en/of uitrit naar de weg of het veranderen van een bestaande in- en/of uitrit naar de weg is verboden tenzij er een melding wordt gedaan bij het college van burgemeester en wethouders, onder indiening van een situatieschets van de gewenste in- en/of uitrit en een foto van de bestaande situatie;
  • b. een melding wordt geaccepteerd wanneer:
    • 1. het verkeer op de weg niet in gevaar wordt gebracht;
    • 2. het niet ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;
    • 3. het openbaar groen niet op onaanvaardbare wijze wordt aangetast;
    • 4. er geen sprake is van een in- en/of uitrit van een perceel dat al door een andere in- en/of uitrit wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede in- en/of uitrit ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen;
    • 5. voldaan wordt aan de regels ten aanzien van verharding zoals deze zijn opgenomen in artikel 48 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
41.4.2 Uitzondering voorwaarden

De voorwaarden in het eerste lid gelden niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of de Wegenverordening provincie Utrecht 2010.

41.5 overige zone - APV onversterkte muziek
  • a. Het is verboden onversterkte muziek ten gehore te brengen, zoals bedoeld in artikel 2.18, eerste lid, onder f, van het Besluit binnen inrichtingen, tenzij voldaan wordt aan de genoemde dB(A)'s in de volgende tabel

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00129-0301_0044.png"

met dien verstande dat:

    • 1. de in de tabel aangegeven waarden binnen in in- of aanpandige gevoelige gebouwen niet gelden indien de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidsmetingen;
    • 2. de in de tabel aangegeven waarden op de gevel ook gelden bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein;
    • 3. de waarden in in- en aanpandige gevoelige gebouwen, voor zover het woningen betreft, gelden in geluidsgevoelige ruimten en verblijfsruimten;
    • 4. bij het bepalen van de geluidsniveaus zoals vermeld in de tabel geen bedrijfsduurcorrectie wordt toegepast;
    • 5. de controle op geluidvoorschriften plaatsvindt conform de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai;
    • 6. voor de duur van 4 uur in de week is onversterkte muziek, vanwege het oefenen door muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen, in een inrichting gedurende de dag- en avondperiode uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het eerste lid;
  • b. indien sprake is van een combinatie van versterkte en onversterkte muziek wordt het geheel beschouwd als versterkte muziek en zijn de geluidgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit van toepassing.
41.6 overige zone - APV overige geluidhinder
  • a. Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het Activiteitenbesluit toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt;
  • b. het college kan met een omgevingsvergunning ontheffing verlenen van het verbod;
  • c. het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de Provinciale milieuverordening Utrecht 1995.
41.7 overige zone - APV omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een houtopstand te vellen of te doen vellen (de onderstaande regels zijn overeenkomstig hoofdstuk 5 afdeling 6 van de APV zoals deze geldt op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit Chw bestemmingsplan. Bij toetsing dient te allen tijde gebruik te worden gemaakt van de op het moment van indienen van de aanvraag geldende regels uit de APV).

41.7.1 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in het eerste lid vervatte verbod voor het vellen van een houtopstand geldt niet voor:

  • a. houtopstand in particuliere eigendom waarvan de stamomtrek, gemeten op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld minder is dan 35 centimeter;
  • b. wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voor zover bestaande uit niet geknotte populieren of wilgen;
  • c. vruchtbomen en windschermen om boomgaarden;
  • d. fijnsparren, niet ouder dan 12 jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;
  • e. kweekgoed;
  • f. houtopstand die bij wijze van dunning moet worden geveld;
  • g. houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en gelegen is buiten een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die:
      • ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are;
      • ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen;
  • h. houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving of last van het college;
  • i. het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;
  • j. houtopstand gelegen in een beschermd natuurmonument in de zin van de Natuurbeschermingswet;
  • k. houtopstand waarvan naar het oordeel van het bevoegd gezag vellen onverwijld nodig is vanwege acuut gevaar of vergelijkbaar spoedeisend belang.
41.7.2 Bijzondere voorwaarden

Burgemeester en wethouders kunnen aan de omgevingsvergunning voorwaarden verbinden met betrekking tot:

  • a. herbeplanting binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen;
  • b. indien de in lid 1 bedoelde herplantplicht wordt opgelegd: de termijn waarbinnen na de herbeplanting niet geslaagde beplanting moet worden vervangen en op welke wijze;
  • c. de geldigheidsduur van de omgevingsvergunning.
41.7.3 Herplant-/instandhoudingsplicht
  • a. indien de houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van burgemeester en wethouder is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gedaan, kan het burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn;
  • b. burgemeester en wethouder kan in het besluit tot het opleggen van een verplichting tot herbeplanting, de zakelijk gerechtigde of degene die uit anderen hoofde bevoegd is tot het treffen van de voorziening,de mogelijkheid bieden om, in plaats van de opgelegde voorgeschreven herbeplantingsverplichting, een nader te bepalen vergoeding te betalen. De vergoeding dient in redelijke verhouding te staan tot de waarde van de boom;
  • c. wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen.
  • d. indien de houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kunnen burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
  • e. het is verboden om in strijd met een verplichting als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid te handelen of na te laten.
41.7.4 Bestrijding van boomziekten
  • a. indien zich op een terrein één of meer bomen bevinden die naar het oordeel van burgemeester en wethouders gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:
    • 1. de boom te vellen;
    • 2. conform richtlijnen van de gemeente de gevelde boom direct zodanig te behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.
  • b. het is verboden zonder vergunning vanburgemeester en wethouders gevelde bomen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren, indien het een boomsoort betreft die de desbetreffende boomziekte kan verspreiden.
  • c. het is verboden om in strijd met het gestelde in het eerste lid of tweede lid te handelen of na te laten.
41.8 overige zone - Geluidsnota

In aanvulling op het bepaalde in de overige bestemmingen wordt bij de beoordeling van omgevingsvergunningen voor bestemmings- en gebruikswijzigingen, ook getoetst aan de eisen uit de Geluidsnota zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag, met uitzondering van bestemde situaties.

41.9 overige zone - Welstand Bebouwing langs oude linten
41.9.1 Omschrijving gebiedsaanduiding

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Welstand Bebouwing langs oude linten' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming en instandhouding van de kwaliteit van de architectonische en stedenbouwkundige structuur.

41.9.2 Bouwregels op basis van welstand

In afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingen, geldt voor de gronden zoals bedoeld in sublid 41.9.1 dat omgevingsvergunningen ook worden getoetst aan de eisen van welstand zoals deze zijn opgenomen in de Welstandsnota zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag (op het moment van opstellen van dit bestemmingsplan staan deze eisen in paragraaf 4.3 'Bebouwing langs oude linten').

41.10 overige zone - Welstand Stadsuitleg eind 19e en begin 20e eeuw
41.10.1 Omschrijving gebiedsaanduiding

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Welstand Stadsuitleg eind 19e en begin 20e eeuw' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming en instandhouding van de kwaliteit van de architectonische en stedenbouwkundige structuur.

41.10.2 Bouwregels op basis van welstand

In afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingen, geldt voor de gronden zoals bedoeld in sublid 41.10.1 dat omgevingsvergunningen ook worden getoetst aan de eisen van welstand zoals deze zijn opgenomen in de Welstandsnota zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag (op het moment van opstellen van dit bestemmingsplan staan deze eisen in paragraaf 4.4 'Stadsuitleg eind 19e en begin 20e eeuw').

41.11 overige zone - Welstand Tuinstedelijke bebouwing
41.11.1 Omschrijving gebiedsaanduiding

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Welstand Stadsuitleg eind 19e en begin 20e eeuw' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming en instandhouding van de kwaliteit van de architectonische en stedenbouwkundige structuur.

41.11.2 Bouwregels op basis van welstand

In afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingen, geldt voor de gronden zoals bedoeld in sublid 41.11.1 dat omgevingsvergunningen ook worden getoetst aan de eisen van welstand zoals deze zijn opgenomen in de Welstandsnota zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag (op het moment van opstellen van dit bestemmingsplan staan deze eisen in paragraaf 4.5 'Tuinstedelijke bebouwing').

41.12 overige zone - Welstand Wederopbouw in Bloembladconcept
41.12.1 Omschrijving gebiedsaanduiding

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Welstand Wederopbouw in Bloembladconcept' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming en instandhouding van de kwaliteit van de architectonische en stedenbouwkundige structuur.

41.12.2 Bouwregels op basis van welstand

In afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingen, geldt voor de gronden zoals bedoeld in sublid 41.12.1 dat omgevingsvergunningen ook worden getoetst aan de eisen van welstand zoals deze zijn opgenomen in de Welstandsnota zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag (op het moment van opstellen van dit bestemmingsplan staan deze eisen in paragraaf 4.6 'Wederopbouw in Bloembladconcept').

41.13 overige zone - Welstand Groeistad
41.13.1 Omschrijving gebiedsaanduiding

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Welstand Groeistad' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming en instandhouding van de kwaliteit van de architectonische en stedenbouwkundige structuur.

41.13.2 Bouwregels op basis van welstand

In afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingen, geldt voor de gronden zoals bedoeld in sublid 41.13.1 dat omgevingsvergunningen ook worden getoetst aan de eisen van welstand zoals deze zijn opgenomen in de Welstandsnota zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag (op het moment van opstellen van dit bestemmingsplan staan deze eisen in paragraaf 4.7 'Groeistad').

41.14 overige zone - Welstand Van Groeistad naar Vinex
41.14.1 Omschrijving gebiedsaanduiding

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Welstand Van Groeistad naar Vinex' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming en instandhouding van de kwaliteit van de architectonische en stedenbouwkundige structuur.

41.14.2 Bouwregels op basis van welstand

In afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingen, geldt voor de gronden zoals bedoeld in sublid 41.14.1 dat omgevingsvergunningen ook worden getoetst aan de eisen van welstand zoals deze zijn opgenomen in de Welstandsnota zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag (op het moment van opstellen van dit bestemmingsplan staan deze eisen in paragraaf 4.8 'Van Groeistad naar Vinex').

41.15 overige zone - Welstand Cityvorming
41.15.1 Omschrijving gebiedsaanduiding

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Welstand Cityvorming' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming en instandhouding van de kwaliteit van de architectonische en stedenbouwkundige structuur.

41.15.2 Bouwregels op basis van welstand

In afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingen, geldt voor de gronden zoals bedoeld in sublid 41.15.1 dat omgevingsvergunningen ook worden getoetst aan de eisen van welstand zoals deze zijn opgenomen in de Welstandsnota zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag (op het moment van opstellen van dit bestemmingsplan staan deze eisen in paragraaf 4.9 'Cityvorming').

41.16 overige zone - Welstand Stedelijk groen
41.16.1 Omschrijving gebiedsaanduiding

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Welstand Stedelijk groen' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming en instandhouding van de kwaliteit van de architectonische en stedenbouwkundige structuur.

41.16.2 Bouwregels op basis van welstand

In afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingen, geldt voor de gronden zoals bedoeld in sublid 41.16.1 dat omgevingsvergunningen ook worden getoetst aan de eisen van welstand zoals deze zijn opgenomen in de Welstandsnota zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag (op het moment van opstellen van dit bestemmingsplan staan deze eisen in paragraaf 4.11 'Stedelijk groen').

41.17 Veiligheidszone - bedrijven 1
41.17.1 Bouwregels

In afwijking van de andere daar voorkomende bestemming(en) mogen ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bedrijven 1' geen kwetsbare objecten worden gebouwd.

41.17.2 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden en bouwwerken binnen de 'veiligheidszone - bedrijven 1' (v-b1) voor kwetsbare objecten.

41.18 Veiligheidszone - bedrijven 2
41.18.1 Bouwregels

In afwijking van de andere daar voorkomende bestemming(en) mogen ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bedrijven 2' geen beperkt kwetsbare en geen kwetsbare objecten worden gebouwd.

41.18.2 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken binnen de 'veiligheidszone - bedrijven 2' (v-b2) voor beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten.

Artikel 42 Algemene bouwregels

42.1 Welstand Criteria voor kleine bouwwerken

In verband met de kwaliteit van de architectonische en stedenbouwkundige structuur, worden omgevingsvergunningen voor het realiseren van kleine bouwwerken getoets aan:

  • a. de daar voorkomende bestemmingen;
  • b. de criteria die daarvoor zijn opgenomen in de Welstandsnota zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag (op het moment van opstellen van dit bestemmingsplan staan deze eisen in hoofdstuk 2 'Criteria voor kleine bouwwerken').
42.2 Maximale bouwhoogte

De hoogte van bouwwerken op het moment van de terinzagelegging van voorliggend ontwerpbestemmingsplan, is de maximale bouwhoogte.

42.3 Overschrijding bouwgrenzen

In uitzondering op het bepaalde in hoofdstuk 2 (Bestemmingsregels) mag de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen worden overschreden, met dien verstande dat:

  • a. plinten, pilasters, kozijnen, hemelwaterafvoeren, ventilatiekanalen en rookkanalen de bouwgrens met ten hoogste 0,3 meter mogen overschrijden;
  • b. luifels en overstekende daken de bouwgrens met ten hoogste 1 meter mogen overschrijden, waarbij de maximale hoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het gebouw, dan wel de bouwhoogte van het bestaande eenlaagse bouwwerk;
  • c. bij bouwwerken die boven een openbaar voetpad worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 2,2 meter dient te worden aangehouden;
  • d. bij bouwwerken die boven een rijbaan worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 4,2 meter dient te worden aangehouden.
42.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en van het straat- en bebouwingsbeeld, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bouwen van luifels, balkons, bordessen, trappen, galerijen, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame, mits:

  • a. de bouwgrens met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden;
  • b. de bouwwerken niet lager worden aangebracht dan 4,20 meter boven een rijbaan en 2,20 meter boven een voetpad.
42.5 Laden en lossen

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

Artikel 43 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik:

  • a. van onbebouwde gronden:
    • 1. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    • 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaar¬tui¬gen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    • 3. als plaats voor sloop-, reparatie- of andere werkzaamheden aan auto's, anders dan incidentele, reguliere onderhoudswerkzaamheden op beperkte schaal;
    • 4. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen en LPG;
  • b. van gebouwen en onbebouwde gronden als seksinrichting.

Artikel 44 Algemene afwijkingsregels

44.1 Afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan:

  • a. voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, abri's, telefooncellen, fietsenstallingen, weegbruggen en dienstgebouwtjes voor onderhoud of gebruik van openbaar groen, wegen of speelplaatsen, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de goothoogte niet meer dan 3 m en de inhoud niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
  • b. voor het in geringe mate overschrijden van de bestemmings- of bouwgrenzen met ten hoogste 3 m, mits dit noodzakelijk is voor de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of bebouwing, mits daardoor de geldende oppervlakte van de bij de afwijking betrokken vlakken met niet meer dan 10 % wordt vergroot;
  • c. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages.
44.2 Voorwaarden

De afwijkingen als bedoeld in lid 44.1 worden geweigerd indien door het verlenen daarvan:

  • a. op enig aangrenzend terrein de realisering van de bestemming wordt belemmerd;
  • b. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende terreinen;
  • c. daardoor de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 45 Algemene wijzigingsregels

45.1 Wetgevingszone - wijzigingsgebied (A)

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wro, voor de op de verbeelding met 'Wijzigingsbevoegdheid A' aangewezen gronden en gebouwen aan de Kamerlingh Onnesstraat 1-3, de bestemming wijzigen ten behoeve van woningbouw, met dien verstande dat:

  • a. het totaal aantal woningen niet meer mag bedragen dan 6 twee aaneen gebouwde woningen;
  • b. de onderlinge afstand tussen de blokken aaneen gebouwde woningen minimaal 10 meter bedraagt;
  • c. de bouwdiepte maximaal 10 meter bedraagt;
  • d. de woningen mogen bestaan uit maximaal 2 bouwlagen met een kap;
  • e. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen artikel 28.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen overeenkomstig van toepassing is;
  • f. de vormgeving, uitstraling en inrichting aansluit op de stedenbouwkundige karakteristiek van de omgeving en passend is bij de functie woningbouw;
  • g. de wijziging niet mag leiden tot een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
  • h. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;
  • i. voldaan wordt aan de eisen vanuit de Wet geluidhinder;
  • j. voor het overige de regels uit artikel 28 Wonen - 2 van toepassing zijn.
45.2 Wetgevingszone - wijzigingsgebied (B)

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wro, voor de op de verbeelding met 'Wijzigingsbevoegdheid B' aangewezen gronden en gebouwen aan de Robert Kochstraat 4-6, de bestemming wijzigen ten behoeve van maatschappelijke doeleinden zoals bedoeld in artikel 17.1 onder a. in combinatie met woningen, met dien verstande dat:

  • a. het totaal aantal woningen niet meer bedraagt dan 10;
  • b. er in maximaal 3 bouwlagen gebouwd wordt ,waarbij de maximale bouwhoogte niet meer bedraagt dan 9 meter;
  • c. de bijgebouwen binnen het hoofdgebouw worden gerealiseerd;
  • d. de bebouwing autonoom en alzijdig wordt gerealiseerd in een groene setting (met behoud van bomen), waarbij de nadruk blijft liggen op het markante naastgelegen kerkgebouw;
  • e. de vormgeving, uitstraling en inrichting aansluit op de stedenbouwkundige karakteristiek van de omgeving;
  • f. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag, met dien verstande dat het parkeren voor de bewoners binnen het gebied van de wijzigingsbevoegdheid wordt opgelost en het overige parkeren op
    het eigen terrein;
  • g. voldaan wordt aan de eisen vanuit de Wet geluidhinder;
  • h. de wijziging niet lijdt tot een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
  • i. voor het overige de regels uit artikel 30 Wonen - 4 van toepassing zijn.

Artikel 46 Gezondheid bevorderen

Bij de inrichting van de openbare ruimte wordt rekening gehouden met:

  • a. het realiseren en instand houden van een goede fysieke leefomgeving;
  • b. gezonde mobiliteit door voldoende mogelijkheden om te bewegen;
  • c. klimaatadaptieve leefomgeving.

Artikel 47 Hemelwater

Ter behoud van schoon hemelwater en een goede afvoer van het hemelwater dient:

  • a. hemelwater geïnfiltreerd te worden in de bodem of bovengronds te worden geborgd;
  • b. voor zover infiltratie of bovengrondse berging niet mogelijk is, zoals bedoeld onder a, hemelwater te worden geloosd op het oppervlaktewater;
  • c. voorzover niet voldaan kan worden aan het bepaalde onder a en b, lozing van het hemelwater op de riolering plaats te vinden.

Artikel 48 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

48.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden algemeen

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden algemeen is nodig voor:

  • a. het aanleggen en verharden of wijzigen van het profiel van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen in openbaar gebied, wanneer het niet gaat om normaal beheer en onderhoud;
  • b. het verharden van percelen die niet tot het openbaar gebied behoren, ten behoeve van paden, terrassen, parkeerplaatsen en inritten, wanneer:
    • 1. de oppervlakte aan verharding meer bedraagt dan 50% van het perceel (na aftrek van de oppervlakte van de aanwezige bebouwing), en;
    • 2. het materiaal van verharding bestaat uit volledige verharding (half-verharding waarbij regenwater direct naar de onderliggende laag kan stromen, waardoor het kan worden geïnfiltreerd in de bodem of vertraagd kan worden afgevoerd naar oppervlaktewater is toegestaan zonder omgevingsvergunning);
    • 3. de onder 48.1 bedoelde omgevingsvergunning is niet nodig voor verharding met een grotere oppervlakte dan de onder b1. genoemde 50%, die al aanwezig was op het moment van ter inzage leggen van het ontwerp van voorliggend chw bestemmingsplan.
48.2 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning als bedoeld in lid 48.1 indien op andere wijze verstening wordt voorkomen (ter voorkoming van hittestress) dan wel waterdoorlatendheid is geregeld (ter voorkoming van overstroming door hevige regenval).

 

Artikel 49 Zorgplicht voor de fysieke leefomgeving

  • a. Een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn activiteit nadelige gevolgen kan hebben voor de fysieke leefomgeving, is verplicht:
    • 1. alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevraagd om die gevolgen te voorkomen;
    • 2. voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen: die gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken;
    • 3. als die gevolgen onvoldoende kunnen worden beperkt: die activiteit achterwege te laten voor zover dat redelijkerwijs van hem kan worden gevraagd.
  • b. Aan de verplichtingen, bedoeld onder a, wordt in ieder geval voldaan, voor zover in dit plan specifieke regels zijn gesteld met het oog op de fysieke leefomgeving, en die regels worden nageleefd.
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen maatwerkvoorschriften stellen ter invulling van de verplichting, zoals bedoeld onder a.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 50 Overgangsrecht

50.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a, voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
50.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
50.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht vrijstelling verlenen.

Artikel 51 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Chw bestemmingsplan Amersfoort Zuid en Kattenbroek”.