direct naar inhoud van Regels
Plan: Schothorst-Zielhorst
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.BP00103-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Schothorst-Zielhorst met indentificatienummer NL.IMRO.0307.BP00103-0301 van de gemeente Amersfoort;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduidingsvlak

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 achtererfgebied

    • a. erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
1.6 achtergevel

(oorspronkelijke) gevel aan de achterzijde van een gebouw;

1.7 afhankelijke woonruimte

een bijbehorend bouwwerk waarin mantelzorg wordt verleend;

1.8 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw en geen bijbehorende bouwwerk zijnde;

1.9 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de vestiging van een antenne;

1.10 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.11 archeologisch belangrijke plaats

gebied waarin belangrijke archeologische vindplaatsen worden verwacht;

1.12 bebouwing

één of meer bouwwerken;

1.13 bebouwingsgebied

achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;

1.14 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bebouwingsoppervlak geeft;

1.15 bedrijfsgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

1.16 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein;

1.17 bedrijfsvloeroppervlakte/brutovloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.18 beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis:

het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, of het uitoefenen van een kleinschalig bedrijf aan huis die:

  • a. in de van de regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemening zijn aangeduid als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft de gevolgen voor de omgeving;
  • b. geen horeca, seksinrichtingen en detailhandel zijn, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit en behoudens internetwinkels;
  • c. in aard en omvang van de bedrijfsuitoefening met de woonfunctie verenigbaar zijn;
1.19 bestaand bouwwerk:

een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, danwel omgevingsvergunning;

1.20 bestaand gebruik:

gebruik van grond en bouwwerken dat aanwezig is op het moment van inwerkingtreding van het plan;

1.21 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.22 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.23 Bevi-inrichtingen:

Bedrijven zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.24 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.25 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.26 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.27 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitzondering van kelder en ruimten in de kap;

1.28 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.29 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.30 bouwmarkt:

detailhandel met een verkoopvloeroppervlak, waarop het volledige assortiment van bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden, zowel aan vakman als particulier;

1.31 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.32 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.33 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op het perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.34 bijzondere woonvoorzieningen:

vorm van wonen die voorziet in de aangepaste woonbehoefte van personen of groepen van personen, voor wie reguliere woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn;

1.35 café:

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;

1.36 cafetaria/snackbar/afhaalservice:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwakalcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.37 coffeeshop:

een alcoholvrij horecabedrijf ten aanzien waarvan de burgemeester in beginsel de handel in hasjiesj en hennep (ook stekjes) zoals omschreven in lijst II behorend bij de Opiumwet, ook wel aangeduid als hasj, marihuana, weed, wiet of stuff, heeft toegestaan;

1.38 cultuurhistorische waarde:

de waarde, gevormd door de duidelijke herkenbaarheid van de historische ontwikkeling van bebouwing, nederzetting en/of landschap, in de structuur, de ruimte en de ruimtevormende elementen daarvan;

1.39 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Een afhaalservice van etenswaren hieronder meebegrepen;

1.40 detailhandel in grove bouwmaterialen:

detailhandel in materialen voor de ruwbouw van gebouwen en dergelijke zoals stenen, zand, beton, bestratingsmateriaal en hout;

1.41 detailhandel in tuininrichtingsartikelen:

detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak waarop artikelen voor de inrichting en het onderhoud van particuliere tuinen en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen worden aangeboden;

1.42 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, in de vorm van de verkoop van auto's, motoren, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, woninginrichting grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven;

1.43 dienstverlening:

het beroepsmatig verlenen van diensten, met uitzondering van prostitutie, waarbij een onderscheid kan worden gemaakt in:

  • a. administratieve, financiële en zakelijke dienstverlening en dergelijke;
  • b. het verrichten van administratieve en daarmede gelijk te stellen werkzaamheden, al dan niet met daaraan ondergeschikte baliewerkzaamheden;
1.44 dienstverlening publieksgericht:

dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus en dergelijke;

1.45 discotheek of dancing:

een horecabedrijf dat tot doel heeft het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare evenementen in combinatie met het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse;

1.46 distributieplanologisch onderzoek (dpo)

een onderzoek dat uitsluitsel kan geven over de uitbreidings- en groeimogelijkheden voor de detailhandel in een bepaald winkelgebied, waarbij het distributieplanologisch verzorgingsniveau voor de consument centraal staat. Afzetgebied en omgevingsfactoren als parkeren, bereikbaarheid en uitstraling worden daarbij betrokken;

1.47 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.48 erotisch getinte horeca:

een horecabedrijf dat tot doel heeft het daarbinnen doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal en ook het bedrijfsmatig voor verbruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;

1.49 evenementen:

grootschalige, periodieke en/of meerdaagse manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, shows, tentoonstellingen en thematische markten;

1.50 extensieve recreatie:

recreatief medegebruik van gronden, zoals fietsen, paardrijden, varen, vissen, wandelen en zwemmen;

1.51 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.52 geluidsbelasting vanwege wegverkeer

de geluidsbelasting in Lden (zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en bepaald conform de Wet geluidhinder) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten;

1.53 geluidsgevoelig gebouw

gebouw dat dient ter bewoning of een ander geluidsgevoelig gebruik als bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;

1.54 geluidsgevoelig object

geluidsgevoelig gebouw, geluidsgevoelige ruimte, of geluidsgevoelig terrein als bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.55 geluidsgevoelige ruimte

geluidsgevoelige ruimte als bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.56 geluidsreducerende maatregelen

fysieke en niet-fysieke maatregelen gericht op het reduceren van de geluidsbelasting vanwege industrie-, bedrijfs- of wegverkeerslawaai op geluidsgevoelige objecten, of maatregelen die daar niet specifiek op gericht zijn doch wel ook een geluidsreducerende uitwerking hebben, zoals bijvoorbeeld verkeersmaatregelen, het aanbrengen van geluidsarm asfalt, geluidswallen of -schermen of de aanleg van nieuwe wegen elders die tot gevolg hebben dat de verkeers- en de geluidsbelasting afneemt;

1.57 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging een geluidzone moet worden vastgesteld;

1.58 gemeentelijk stadsgezicht:

groepen van onroerende zaken en terreinen, hieronder begrepen bomen, straten, pleinen, bruggen en water, die een samenhangend beeld vormen dat van belang is wegens de schoonheid, het karakter of de cultuurhistorische waarde van het geheel, die zijn vermeld op de gemeentelijke lijst van stadsgezichten;

1.59 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.60 grootschalige detailhandel in meubelen en woninginrichting:

detailhandel in meubelen en artikelen voor de inrichting van een woning en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 1.000 m²;

1.61 hoofdgebouw:

    • a. gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.62 horeca tot en met categorie 1

horecabedrijven waarbij de nadruk ligt op eten en minder op het serveren van alcoholische dranken ( zoals restaurant, eetcafé, lunchroom en dergelijke);

1.63 horeca in categorie 2

horecabedrijven waarbij de nadruk ligt op (alcoholisch) drinken (de avond-/nachthoreca zoals discotheken, cafés en dergelijke)

1.64 horeca in categorie 3

horeca als nevenfunctie in andere instellingen of hoofdfuncties (sportkantine, hotel, buurthuis, pension en dergelijke);

1.65 horeca in categorie 4

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of het verstrekken van alcoholische of niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse;

1.66 huishouden:

een vorm van wonen, zowel in de traditionele vorm van gezin als in de minder traditionele vorm, mits sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning met een zekere mate van onderlinge verbondenheid tussen de bewoners en continuïteit in de samenstelling;

1.67 internetwinkel:

een specifieke vorm van detailhandel, waarbij de transactie via internet tot stand komt, ter plaatse alleen de bijbehorende opslag en distributie plaatsvindt en afhalen, tonen en afrekenen van goederen niet ter plaatse gebeurt;

1.68 kantoor:

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.69 kampeermiddel:

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.70 kap

constructie ter afdekking van een gebouw waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een muur, met tenminste 1 hellend of gebogen vlak;

1.71 kelder:

een gedeelte van een gebouw dat aan de bovenzijde wordt afgedekt door de begane grondvloer van datzelfde gebouw, danwel van een bijbehorend bouwwerk of door het afgewerkte maaiveld, en dat geheel is gelegen onder het afgewerkte maaiveld.

1.72 koekoek

een met keerwanden uitgevoerd bouwwerk ter hoogte van het snijpunt van de gevel en het maaiveld dat voorziet in de licht- en luchttoetreding van de onderbouw en geen toegang tot het gebouw mag zijn;

1.73 kunstwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor wegen en waterlopen, zoals een brug, duiker of viaduct, alsmede beeldende kunst;

1.74 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, medische, sociale, culturele, levensbeschouwelijke, religieuze voorzieningen en voorzieningen voor openbare dienstverlening en opvangvoorzieningen;

1.75 manege:

activiteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het stallen van paarden en/of pony's en het berijden en verzorgen van paarden en pony's, waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen;

1.76 mantelzorg:

het bieden van hulp die aanvullend, niet beroepshalve, aan bejaarden, zieken en andere hulpbehoevenden verleend wordt in of bij een woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en met een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.77 nevenactiviteit:

een activiteit die maximaal 40% van de oppervlakte van het hoofdgebouw beslaat;

1.78 nevenassortiment

een assortiment dat qua omvang ondergeschikt is aan het assortiment van de hoofdactiviteit en daar vanwege de aard niet mee in overeenstemming is en maximaal 10% van de oppervlakte van het hoofdgebouw beslaat;

1.79 nutsvoorzieningen:

voorzieningen voor het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen voor (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.80 omgevingsvergunning

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.81 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte) van een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil;

1.82 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.83 oorspronkelijk hoofdgebouw

    • a. hoofdgebouw zoals dat ten tijde van de afronding van de bouwwerkzaamheden, overeenkomstig de voor het hoofdgebouw verleende vergunning, is opgeleverd, inclusief bijbehorende bouwwerken die als functioneel onderdeel van het hoofdgebouw op basis van de vergunning tegelijkertijd met het hoofdgebouw zijn meegebouwd, maar exclusief bijbehorende bouwwerken die tegelijkertijd met het hoofdgebouw zijn meegebouwd en geen deel uitmaken van die vergunning;
1.84 opvangvoorzieningen:

opvang, vooral van kinderen, in speciaal daarvoor ingestelde verblijven;

1.85 overbouwing:

een deel van een gebouw, gelegen boven het peil, vrij van het aansluitende afgewerkte terrein, dat ter weerszijden wordt ondersteund door hetzelfde gebouw;

1.86 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.87 overkapping

een overdekte bebouwde voorziening, die maximaal 2 eigen wanden heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door gebouwen en/of ondersteuningen van het dak;

1.88 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.89 parkeereis:

het aantal parkeerplaatsen dat op basis van de in Amersfoort geldende parkeernormen nodig is voor een ruimtelijke ontwikkeling;

1.90 particulier opdrachtgeverschap:

situatie dat de burger of een groep van burgers –in dat laatste geval georganiseerd als rechtspersoon zonder winstoogmerk – volledig juridische zeggenschap heeft over en verantwoordelijkheid draagt voor het gebruik van de grond, het ontwerp en de bouw van de eigen woning;

1.91 peil:
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor de overige gebouwen: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct aan de weg grenst: de kruin van de weg;
  • d. voor de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw;
  • e. de (maaiveld)hoogte van een voor een erf of erven als zodanig aangegeven punt;
  • f. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.92 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.93 prostitutie:

het aanbieden van seksuele diensten tegen een materiële vergoeding;

1.94 prostitutiebedrijf:

een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt, een erotische massagesalon mede begrepen;

1.95 publieksgerichte beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis:

beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis bestaande uit hoofdzakelijk baliewerkzaamheden of andere diensten die publiek aantrekken, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus, kinderopvang (met uitzondering van gastouderopvang), ateliers en dergelijke; in tegenstelling tot niet-publieksgerichte beroep- en bedrijfsactiviteit aan huis;

1.96 recreatieve voorzieningen:

overdekte en onoverdekte recreatieve accommodaties;

1.97 recreatiewoning:

een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve, niet-permanente bewoning;

1.98 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht; onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een parenclub of prostitutiebedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.99 slopen:

geheel of gedeeltelijk afbreken;

1.100 sociale huurwoning:

huurwoning, waarbij de aanvangshuurprijs ligt onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarvan de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname verzekerd is;

1.101 sociale koopwoning:

koopwoning met een koopprijs vrij op naam van ten hoogste het bedrag genoemd in artikel 26, tweede lid, onder g, van het Besluit beheer sociale huursector, waarvan de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname verzekerd is;

1.102 souterrain:

het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat maximaal 1,2 meter boven het (straat)peil is gelegen;

1.103 speeltoestel

ander bouwwerk voor het spelen, zoals wipkippen en schommels;

1.104 sport:

overdekte en onoverdekte sportaccommodaties;

1.105 stacaravan:

een caravan of soortgelijk onderkomen al dan niet op wielen, dat mede gelet op de afmetingen, niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden, uitsluitend voor recreatieve doeleinden;

1.106 te bebouwen erven

bebouwingsgebied alsmede het daarbuiten gelegen gedeelte van het perceel dat op grond van het bestemmingsplan met bijbehorende bouwwerken mag worden bebouwd;

1.107 telecommunicatiemast:

een constructie die uitsluitend of mede bedoeld is voor het bevestigen en dragen van telecommunicatieapparatuur;

1.108 verbeelding:

de geometrisch bepaalde planobjecten (voorheen plankaart genoemd);

1.109 verkoopvloeroppervlak:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte voor de detailhandel;

1.110 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan kennelijk als zodanig aangemerkt diende te worden;

1.111 voorgevelrooilijn:

denkbeeldige dan wel op de plankaart aangegeven grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd, die loopt tot aan de perceelsgrenzen;

1.112 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:

Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan;

1.113 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.114 woonark of waterwoning:

een schip met een rechthoekige hoofdvorm die niet op varen duidt, dat gelegen is op een vaste ligplaats en bedoeld is voor permanente bewoning;

1.115 woonschip:

een varend schip met een als zodanig herkenbaar uiterlijk dat geschikt is voor permanente bewoning;

1.116 woonwagen:

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

1.117 zorginstelling

instelling waar zorg wordt verleend, zoals een verzorgingshuis, een verpleeghuis of een hospice.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de perceelgrens:

de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot een bepaalde grens van het erf;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de lengte, breedte en de diepte van een bouwwerk:

tussen de lijnen, getrokken door de buitenzijde van de gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren;

2.8 oppervlakte van bijbehorende bouwwerken:

bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken worden niet meegerekend (gedeelten van) bijbehorende bouwwerken gelegen binnen het bouwvlak, met dien verstande dat erkers, etc. voor de voorgevel niet meetellen bij de berekening van de oppervlakte;

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven uit categorie A en B van de Staat van Bedrijfsactiviteit die als Bijlage 1 bij deze regels is gevoegd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening (nv)', uitsluitend voor nutsvoorzieningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bedrijfswoning (sw-bw) een bedrijfswoning;
  • d. op de verdiepingen: wonen
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, kleine infrastructurele voorzieningen en laad- en losvoorzieningen,

met dien verstande dat per bedrijf voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

3.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

3.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gronden binnen een bouwvlak mogen geheel worden volgebouwd, tenzij er ter plaatse een bebouwingspercentage of een maximaal te bebouwen opperlvakte is aangegeven; in dat geval gedlt dat bebouwingspercentage of de te bebouwen oppervlakte;
  • c. wanneer op de verbeelding het aantal bouwlagen staat aangegeven, mag dit aantal bouwlagen niet worden overschreden;
  • d. bij bestaande gebouwen is de bestaande hoogte per bouwlaag maatgevend;
  • e. wanneer op de verbeelding een bouwhoogte staat aangegeven, mag deze aangegeven goot- en/of bouwhoogte niet worden overschreden;
  • f. voor nutsvoorzieningen geldt een bouwhoogte van maximaal 4 meter, tenzij op de verbeelding een afwijkende hoogte staat aangegeven, dan geldt die hoogte.
  • g. alleen ter plaatse van de aanduiding 'kap' mogen gebouwen worden afgedekt met een kap;
  • h. in afwijking van het bepaalde in 3.2.1 onder a, geldt dat de bij de bedrijfswoning behorende bijbehorende bouwwerken ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan en dienen te voldoen aan het bepaalde in 17.2.2 van deze regels
  • i. in afwijking van het bepaalde in 3.2.1 onder a, geldt voor nutsvoorzieningen dat deze ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan.

3.2.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken die zijn gelegen geheel onder maaiveld zijn overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan;
  • b. de gevels van ondergrondse bouwwerken mogen niet zichtbaar zijn, met uitzondering van een koekoek;
  • c. wanneer het ondergrondse bouwwerk is bedoeld voor parkeren, mag een inrit aan de straatzijde worden gerealiseerd met een maximale breedte van 3 meter;
  • d. het realiseren van ondergrondse bouwwerken mag geen nadelige invloed hebben op de bodem- en waterhuishouding en op eventueel aanwezige archeologische waarden.

3.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

bouwwerken   max. bouwhoogte  
palen, masten en reclame- en andere tekens   10 m  
verlichtingsmasten   12 m  
luifels   6 m  
andere overkappingen   3 m  
erf- en perceelsafscheidingen voor de voorgevel   1 m  
overige erf- en perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken   2m  

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.3.1 Toestaan hogere erfafscheidingen voor de voorgevel

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 voor het toestaan van erf- en perceelsafscheidingen voor de voorgevel tot maximaal 2 meter hoog, indien uit een door de aanvrager aan te leveren deskundigenrapport voldoende blijkt dat dit uit veiligheidsoverwegingen noodzakelijk is.

3.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend een gebruik van gronden en bouwwerken voor een geluidszoneringsplichtige inrichting en bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (Bzro);
  • b. opslag voor bedrijvigheid die op grond van dit artikel is toegestaan, is uitsluitend toegestaan achter het verlengde van de voorgevel;
  • c. detailhandel is uitgesloten behalve voor productiegebonden detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte producten;
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.5.1 Toestaan vergelijkbare bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het bedrijf kan voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk worden gesteld met een bedrijf genoemd in de categorieën A of B;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de bouw- en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

3.5.2 Toestaan zwaardere categorie bedrijvigheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 3.5.1 voor het toestaan van bedrijven uit categorie C van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel daarmee vergelijkbaar zijn voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. er vindt geen onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat en de verkeersveiligheid plaats;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de bouw- en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wro het plan wijzigen voor het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

Artikel 4 Cultuur en ontspanning

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduding 'dansschool' (da)', een dans - en/of muziekschool of daarmee vergelijkbare voorzieningen;
  • b. horeca in de categorie 3;
  • c. op de verdieping: wonen
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, kleine infrastructurele voorzieningen en laad- en losvoorzieningen,

met dien verstande dat per bedrijf voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;

4.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

4.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gronden binnen een bouwvlak mogen geheel worden volgebouwd;
  • c. de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte mag, met in achtneming van de hoogtescheidngslijnen, niet worden overschreden;
  • d. alleen ter plaatse van de aanduiding 'kap' mogen gebouwen worden afgedekt met een kap;
  • e. voor nutsvoorzieningen geldt een bruto-ionhoud van ten hoogste 50 m³ en een bouwhoogte van maximaal 4 meter;
  • f. in afwijking van het bepaalde in 4.2.1 onder a, geldt voor nutsvoorzieningen dat deze ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan.

4.2.2 Andere bouwwerken
  • a. Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven :
bouwwerken   max. bouwhoogte  
palen, masten, reclame en andere tekens   10 m  
verlichtingsmasten   12 m  
overkappingen   3 m  
erf- en perceelsafscheidingen voor de voorgevel   1 m  
overige erf- en perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken   2 m  

4.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 4.2.1 onder a, voor het bouwen buiten het bouwvlak van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals bijvoorbeeld bergingen of fietsenstallingen, met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 15% van het bouwvlak;
    • 2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 3. de bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken plat mogen worden afgedekt en/of met een dakhelling kleiner dan 450; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 450 mogen de bijbehorende bouwwerken een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben;
  • b. sublid 4.2.2 voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel tot ten hoogste 2 m;
  • c. een omgegvingsvergunning als bedoeld in lid 4.3 onder a en b kan slechts worden verleend, mits:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 5 Detailhandel

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. op de begane grondlaag:
    • 1. detailhandel;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg (sb-vm)', een tankstation zonder lpg;
    • 3. aan detailhandel verwante bedrijfsactiviteiten en publieksgerichte dienstverlening;
  • b. op de verdiepingen: wonen;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, kleine infrastructurele voorzieningen en laad- en losvoorzieningen,


met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

5.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming, waaronder het wonen mede wordt begrepen.

5.2.1 Gebouwen algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gronden binnen een bouwvlak mogen geheel worden volgebouwd;
  • c. de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte mag, met in achtneming van de hoogtescheidngslijnen, niet worden overschreden;
  • d. alleen ter plaatse van de aanduiding 'kap' mogen gebouwen worden afgedekt met een kap;
  • e. voor nutsvoorzieningen geldt een bruto-inhoud van ten hoogste 50 m³ en een bouwhoogte van maximaal 4 meter;
  • f. in afwijking van het bepaalde in 5.2.1 onder a, geldt voor nutsvoorzieningen dat deze ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan.

5.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven :

bouwwerken   max. bouwhoogte  
palen, masten, reclame- en andere tekens   10 m  
verlichtingsmasten   12 m  
overkappingen   3 m  
erf- en perceelsafscheidingen voor de voorgevel   1 m  
overige erf- en perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken   2 m  

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.3.1 Uitbreiding buiten bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder a, voor het bouwen van een gebouw buiten het bouwvlak, mits:

  • a. de oppervlakte van de uitbreiding niet meer bedraagt dan 350 m2;
  • b. er geen bezwaren bestaan vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
  • c. er geen onevenredige aantasting ontstaat van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzenden gronden.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

5.4.1 Detailhandel op eerste verdieping

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1, voor het gebruiken en inrichten van ruimten op de eerste verdieping voor detailhandel en aan detailhandel verwante bedrijfsactiviteiten en publieksgerichte dienstverlening, mits:

  • a. de totale verkoopvloeroppervlakte per vestiging met niet meer dan 15% stijgt;
  • b. minimaal 1 bovenwoning gehandhaafd blijft voor zover in de bestaande situatie (een) bovenwoning(en) in het pand (is) zijn gevestigd;
  • c. hierdoor geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden plaatsvindt.

 

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en beplantingen;
  • b. parken en plantsoenen;
  • c. ecologische verbindingszone;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen, watergangen en -partijen inclusief de daarbij behorende onderhoudspaden en/of -stroken, met inachtneming van de keur van het waterschap, waarbij de binnen de bestemming minimaal te handhaven oppervlakte aan oppervalktewater is vastgesteld op 8600 m²;
  • e. voet- en fietspaden;
  • f. in- en uitritten uitsluitend voor zover deze noodzakelijk zijn voor het bereiken van de (aangrenzende) percelen;
  • g. ter plaatse van de aanduding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - speelvoorziening (sco-sz)' voor trapveldjes, speelplaatsen en speelvoorzieningen, mits een afstand van ten minste 30 meter van woningen en woongebouwen wordt aangehouden, met dien verstande dat deze afstand niet geldt voor individuele kleine speeltuigen;
  • h. kleinschalige speelvoorzieningen eventueel met individuele kleine speeltuigen;
  • i. geluidwerende voorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. bij deze bestemming behorende voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

6.2.1 Niet voor bewoning bestemde gebouwen

Voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bruto-inhoud van de gebouwen bedraagt ten hoogste 50 m3;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen bedraagt ten hoogste 3,5 m.

6.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

bouwwerken   max. bouwhoogte  
lichtmasten   12 m  
andere masten, wegwijzers, verkeerstekens en -regelinstallaties, (beeldende) kunstwerken en geluidwerende voorzieningen   10 m  
overige andere bouwwerken   4 m  

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.3.1 Afwijkende maatvoering andere bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 6.2.2 voor:

  • a. het bouwen van antenne-installaties tot een hoogte van maximaal 40 m;
  • b. het bouwen van wegwijzers, licht- en andere masten en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere hoogte;


een en ander met inachtneming van de volgende regels:

  • I. tegen deze hoogte bestaan geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
  • II. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • III. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inrichting en vormgeving;
  • IV. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden.

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

6.4.1 Toestaan parkeervoorzieningen en wegen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 om wegen en parkeervoorzieningen toe te staan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de afwijking is in het belang van een optimale verkeersafwikkeling dan wel noodzakeilijk in verband met de parkeerbehoefte binnen het gebied;
  • b. de verkeersveiligheid in het gebied mag niet in het gedrang komen;
  • c. een onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat is niet toegestaan;
  • d. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het ruimtelijk beeld van het openbaar (groen)gebied;
  • e. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het gebruik van belendende percelen.

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.5.1 Omgevingsvergunning voor speelvoorzieningen of voet- of fietspaden

Onverminderd het bepaalde in artikel 33 (“Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwerken zijnde, of van werkzaamheden algemeen”) is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken aan te leggen of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. speelvoorzieningen of voet- of fietspaden, waarvan de gezamenlijke verharde oppervlakte meer bedraagt dan 15% van het bestemmingsvlak, dan wel meer bedraagt dan 1.000 m².

6.5.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 6.5.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende andere werken en werkzaamheden:

    • 1. werken en/of werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
    • 2. andere werken en/of werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het verkrijgen van rechtskracht van het plan.
6.5.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Een vergunning als bedoeld onder sublid 6.5.1 is slechts toelaatbaar, indien door de werken en/of werkzaamheden de natuurlijke, cultuurhistorische of landschappelijke waarden van de betreffende groenvoorziening niet in onevenredige mate worden aangetast.

Artikel 7 Horeca

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. op de begane grondlaag: horeca tot en met categorie 1 (h = < 1);
  • b. op de verdiepingen: wonen;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, terassen, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, kleine infrastructurele voorzieningen en laad- en losvoorzieningen,


met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;

7.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming, waaronder het wonen mede wordt begrepen.

7.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gronden binnen een bouwvlak mogen geheel worden volgebouwd;
  • c. de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte mag, met in achtneming van de hoogtescheidngslijnen, niet worden overschreden;
  • d. alleen ter plaatse van de aanduiding 'kap' mogen gebouwen worden afgedekt met een kap;
  • e. voor nutsvoorzieningen geldt een bruto-ionhoud van ten hoogste 50 m³ en een bouwhoogte van maximaal 4 meter;
  • f. in afwijking van het bepaalde in 7.2.1 onder a, geldt voor nutsvoorzieningen dat deze ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan.

7.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven :

bouwwerken   max. bouwhoogte  
palen, masten, reclame en andere tekens   10 m  
overkappingen   3 m  
erf- en perceelsafcheidingen voor de voorgevel   1 m  
overige erf- en perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken   2 m  

Artikel 8 Kantoor

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. administratieve, financiële en zakelijke dienstverlening;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en kleine infrastructurele voorzieningen,


met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

8.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

8.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gronden binnen een bouwvlak mogen geheel worden volgebouwd;
  • c. de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte mag, met in achtneming van de hoogtescheidngslijnen, niet worden overschreden;
  • d. alleen ter plaatse van de aanduiding 'kap' mogen gebouwen worden afgedekt met een kap;
  • e. voor nutsvoorzieningen geldt een bruto-ionhoud van ten hoogste 50 m³ en een bouwhoogte van maximaal 4 meter;
  • f. in afwijking van het bepaalde in 8.2.1 onder a, geldt voor nutsvoorzieningen dat deze ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan.

8.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

bouwwerken   max. bouwhoogte  
palen, masten, reclame en andere tekens   10 m  
verlichtingsmasten   12 m  
overkappingen   3 m  
erf- en perceelsafscheidingen voor de voorgevel   1 m  
overige erf- en perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken   2 m  

8.3 Afwijken van de bouwregels

8.3.1 Bouwen van erfafscheidingen voor de voorgevel

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 8.2.2 voor het bouwen van erfafscheidingen voor de voorgevel tot ten hoogste 2 m, mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld.

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. onderwijs, gezondheidszorg, religie, verenigingsleven, openbare dienstverlening en opvangvoorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs (on)' uitsluitend voor opvang- en onderwijsvoorzieningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg (gz)' uitsluitend voor voorzieningen in het kader van de gezondheidszorg;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'religie' (re), uitsluitend voor levensbeschouwelijke en religieuze voorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling' (zoi) uitsluitend voor een instelling waar wonen en zorg worden gecombineerd;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maaktschappelijk - wijkcentrum (sm-wc)' uitsluitend voor een wijkcentrum;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf' (kdv), uitsluitend voor kinderopvang;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'zend- en ontvangstinstallatie (zo)' uitsluitend voor een zend en ontvangstinstallatie.
  • i. horeca in de categorie 3;
  • j. op de verdiepingen: wonen;
  • k. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, kleine infrastructurele voorzieningen en laad- en losvoorzieningen,

    met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de aanvraag.
9.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn uitsluitend gebouwen (bijgebouwen voor het wonen hieronder meebegrepen) en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming.

9.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gronden binnen een bouwvlak mogen geheel worden volgebouwd, tenzij er ter plaatse een bebouwingspercentage of een maximaal te bebouwen opperlvakte is aangegeven; in dat geval geldt dat bebouwingspercentage of de te bebouwen oppervlakte;
  • c. de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte mag, met inachtneming van de hoogtescheidingslijnen, niet worden overschreden;

Leeuwendaalersplein 11-12 heeft hoogte in bouwlagen!!

  • d. alleen ter plaatse van de aanduiding 'kap' mogen gebouwen worden afgedekt met een kap;
  • e. voor nutsvoorzieningen geldt een bruto-ionhoud van ten hoogste 50 m³ en een bouwhoogte van maximaal 4 meter;
  • f. in afwijking van het bepaalde in 9.2.1 onder a, geldt voor nutsvoorzieningen dat deze ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan.

9.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

bouwwerken   max. bouwhoogte  
telecommunicatiemast ter plaatse van de aanduiding 'zo'   50 m  
andere palen en (verlichtings)masten, verkeerstekens en beeldende kunstwerken  
15 m  
luifels en ander straatmeubilair   4 m  
andere overkappingen   3 m  
ballenvangers op sportterreinen   6 m  
erf- en perceelsafscheidingen voor de voorgevel   1 m  
overige erf- en perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken   2 m  

9.3 Afwijken van de bouwregels

9.3.1 Vrijstaande bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 9.2.1 onder a, voor het bouwen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak, mits deze ten dienste staan van de bestemming en met dien verstande dat:

  • 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en/of het straat- en bebouwingsbeeld;
  • 2. de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 15% van het bouwvlak, tenzij op de verbeelding een maximum aantal m² staat aangegeven, dan geldt dat dat aantal niet mag worden overschreden;
  • 3. de goot- en/of boeiboordhoogte niet meer bedraagt dan 3 meter;
  • 4. de gebouwen plat mogen worden afgedekt of met een dakhelling kleiner dan 45°,
    indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45° mogen de bijgebouwen een dakhelling hebben overeenkomstig het hoofdgebouw.
  • 5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - opvang en onderwijsvoorzieningen (sm-oo)' geldt dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan bedraagt dan 300 m², mits voldaan wordt een de eisten die gesteld worden door de Wet geluidhinder.

9.3.2 hogere erf- en perceelsafscheidingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 9.2.2, voor het bouwen van erf- en perceelsafscheidingen voor de voorgevel tot ten hoogste 2 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld.

9.4 Afwijken van de gebruiksregels

9.4.1 Toestaan ander soort maatschappelijke voorziening

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1 voor het toelaten van andere maatschappelijke voorzieningen als genoemd in 9.1, onder a ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - opvang en onderwijsvoorzieningen (sm-oo)', mits deze geen onevenredig nadelige gevolgen voor de woonomgeving hebben in de vorm van geluids-, verkeers- of parkeeroverlast en mits wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de gemeentelijke parkeernota zoals die geldt ten tijde van ontvangst van de aanvraag.

9.4.2 Ondergeschikte detailhandel

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1 voor het toelaten van detailhandel die ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de hoofdfunctie, die op het perceel dan wel in het gebouw wordt uitgeoefend, mits dit geen onevenredig nadelige gevolgen voor de woonomgeving heeft in de vorm van geluids-, verkeers- of parkeeroverlast.

Artikel 10 Sport

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sport en recreatie
  • b. horeca in de categorie 3;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en kleine infrastructurele voorzieningen,
  • e.
    met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;

10.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

10.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gronden binnen een bouwvlak mogen geheel worden volgebouw;
  • c. de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte mag, met in achtneming van de hoogtescheidingslijnen, niet worden overschreden;
  • d. alleen ter plaatse van de aanduiding 'kap' mogen gebouwen worden afgedekt met een kap;
  • e. voor nutsvoorzieningen geldt een bruto-ionhoud van ten hoogste 50 m³ en een bouwhoogte van maximaal 4 meter;
  • f. in afwijking van het bepaalde in 10.2.1 onder a, geldt voor nutsvoorzieningen dat deze ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan.

10.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

bouwwerken   max. bouwhoogte  
palen, masten, verkeerstekens en beeldende kunstwerken   15 m  
lballenvangers op sportterreinen   6 m  
overkappingen   3 m  
erf- en perceelsafscheidingen voor de voorgevel   1 m  
overige erf- en perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken   2 m  

10.3 Afwijken van de bouwregels

10.3.1 Bouwen buiten het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 10.2.1 onder a, voor het bouwen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak, mits deze ten dienste staan van de bestemming en met dien verstande dat:

  • 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en/of het straat- en bebouwingsbeeld;
  • 2. de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 15% van het bouwvlak, tenzij op de verbeelding een maximum aantal m² staat aangegeven, dan geldt dat dat aantal niet mag worden overschreden;
  • 3. de goot- en/of boeiboordhoogte niet meer bedraagt dan 3 meter;
  • 4. de gebouwen plat mogen worden afgedekt of met een dakhelling kleiner dan 45°,
    indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45° mogen de bijgebouwen een dakhelling hebben overeenkomstig het hoofdgebouw.

10.3.2 Hogere erf- en perceelsafscheidingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 10.2.2, voor het bouwen van erf- en perceelsafscheidingen voor de voorgevel tot ten hoogste 2 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld.

Artikel 11 Tuin

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend en onder voorwaarden erkers, ingangspartijen, bergingen en andere bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de aangrenzende bestemming.

11.2.1 Erkers en ingangspartijen

Aan de voorgevel van een aan de bestemming grenzende woning mogen erkers en ingangspartijen worden gebouwd:

  • a. de diepte van de erker of ingangspartij mag, gerekend vanaf de voorgevel van de woning maximaal 1,5 meter zijn, mits de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde voortuin ten minste 2,5 m bedraagt;
  • b. de goothoogte van de erker of ingangspartij mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerder met 0,30 meter;
  • c. de oppervlakte van de erker of ingangspartij voor de voorgevel mag niet meer bedragen dan 12 m2;
  • d. de erker of ingangspartij dient minimaal 1 m uit de erfgrens worden geplaatst;
  • e. de erker of ingangspartij mag maximaal 2/3 van de breedte van de voorgevel beslaan;
  • f. de erker of ingangspartij mag niet worden gebruikt als (uitbreiding van) bergingen en schuren.

11.2.2 Bergingen in de voortuin

In voortuinen bij woningen mogen bergingen worden gebouwd, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het is feitelijk onmogelijk om een vanaf de openbare weg toegankelijke berging op het achter- of zijerf te realiseren;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1,40 m;
  • c. de berging is slechts toegankelijk vanaf het eigen erf en wordt gebouwd op een afstand van niet minder dan 0,5 m vanuit de erfgrenzen met het openbaar gebied;
  • d. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 3 m2, mits de oppervlakte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde voortuin ten minste 2/3 van de voortuin bedraagt;
  • e. er is geen sprake van een gemeentelijk- of rijksmonument en/of een beschermd stadsgezicht.
11.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken, niet zijnde overkappingen, geldt:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag ten hoogste 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten, zoals vlaggenmasten, mag ten hoogste 8 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag ten hoogste 3 m bedragen.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 11.2.3:

  • a. voor het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:
    • 1. de erfafscheiding uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
    • 2. de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 m bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt.
  • b. een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 11.3 kan slechts worden verleend, mits:
    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 12 Verkeer

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (hoofd)ontsluitingswegen met maximaal 2 rijbanen en ten hoogste 4 rijstroken;
  • b. openbaar vervoersstroken en halteplaatsen;
  • c. in-, uitvoeg- en opstelstroken;
  • d. in- en uitritten;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. voet- en fietspaden;
  • g. bermen, taluds en groenvoorzieningen;
  • h. watergangen en -partijen;
  • i. geluidwerende voorzieningen;
  • j. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen (beeldende)kunstwerken en nutsvoorzieningen.

12.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 12.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van de bestemming, zoals nutsvoorzieningen en fietsenstallingen, niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen, met een maximale bruto-inhoud van 50 m3 en een maximale bouwhoogte van 3,5 m;
  • b. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven :
bouwwerken   max. bouwhoogte  
lichtmasten   12 m  
andere masten, wegwijzers, verkeerstekens en -regelinstallaties, (beeldende)kunstwerken en geluidwerende voorzieningen   10 m  
overige andere bouwwerken   4 m  

Artikel 13 Verkeer - Spoorverkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Spoorverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. personen- en goederenvervoer per rail;
  • b. overbouwingen en onderdoorgangenvoor het weg- en langzaamverkeer;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. in- en uitritten;
  • f. bermen, taluds en groenvoorzieningen;
  • g. geluidwerende voorzieningen;
  • h. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen (beeldende)kunstwerken en nutsvoorzieningen.

13.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 13.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. niet voor bewoning bestemde gebouwen te dienste van de bestemming , zoals nutsvoorzieningen en fietsenstallingen, niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen waarbij geldt dat:
    • 1. de oppervlakte van gebouwen voor spoorwegdoeleinden niet meer mag bedragen dan 100 m² en de hoogte niet meer dan 9 m;
    • 2. de oppervlakte van een gebouw voor nutsvoorzieningen niet meer mag bedragen dan 15 m² en de hoogte niet meer dan 4 m ;
  • b. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven :
bouwwerken   max. bouwhoogte  
lichtmasten   12 m  
bovenleidingsportalen (gemeten vanaf bovenkant spoorstaaf) en geluidwerende voorzieningen   8 m  
andere masten, wegwijzers, verkeerstekens en -regelinstallaties en (beeldende) kunstwerken   10 m  
overige andere bouwwerken   4 m  

Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonerven, woonstraten en pleinen
  • b. ontsluitingswegen, bestaande uit ten hoogste 2 rijstroken;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. in- en uitritten;
  • f. bermen, taluds en groenvoorzieningen;
  • g. watergangen en -partijen en waterhuishoudkundige voorzieningen, een en ander met in achtneming van de keur van het waterschap;
  • h. geluidwerende voorzieningen;
  • i. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen (beeldende)kunstwerken en nutsvoorzieningen.

14.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 14.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van de bestemming, zoals nutsvoorzieningen en fietsenstallingen, niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen, met een maximale bruto-inhoud van ten hoogste 50 m3 en een maximale bouwhoogte van 3,5 m;
  • b. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven :
bouwwerken   max. bouwhoogte  
luifels en pergola's   3,5 m  
licht- en andere masten, wegwijzers, verkeerstekens en -regelinstallaties, (beeldende) kunstwerken en geluidwerende voorzieningen   10m  
overige andere bouwwerken   4 m  

Artikel 15 Water

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. watergangen en -partijen,
  • b. waterhuishouding en waterkering;
  • c. waterbeheer en waterberging;
  • d. de bescherming van het waterschapsbelang;
  • e. onderhoudspaden, taluds, oeverbeschoeiingen;
  • f. groenvoorzieningen en bermen;
  • g. (beeldende)kunstwerken en kademuren;
  • h. overbouwingen en onderdoorgangen voor het wegverkeer en langzaam verkeer.

15.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 15.1, mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, zoals stuwen, gemalen, duikers en bruggen, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m, met dien verstande dat de beheerder bij het beoordelen van een aanvraag wordt geraadpleegd over de voorwaarden die, gelet op het waterschapsbelang, aan de uitvoering van de bouwwerken moeten worden gesteld.

Artikel 16 Wonen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'garage' (gab);
  • b. woonwagens met de bijbehorende bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' (wp).

16.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

16.2.1 Garageboxen

Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende regels:

  • a. deze mogen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'garage' (gab);
  • b. de bouwhoogte van garageboxen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de garageboxen moeten plat worden afgedekt.

16.2.2 Woonwagens

Voor het bouwen van woonwagens met bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' mogen standplaatsen voor woonwagens gerealiseerd worden tot ten hoogste het op de verbeelding vermelde aantal;
  • b. de oppervlakte van een woonwagen en de daarbij behorende bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 75% van de oppervlakte van de woonwagenstandplaats;
  • c. de goothoogte van een woonwagen en de bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 meter;
  • d. de dakhelling van een woonwagen en de bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 45o.

16.3 Specifieke gebruiksregels

16.3.1 Verboden bebruik

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c Wabo wordt mede verstaan:

  • a. het gebruik van garageboxen en bijbehorende bouwwerken als woonruimte;

16.3.2 beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het beroep of bedrijf wordt door de bewoner van de woonwagen of eigenaar van de garagebox uitgeoefend, waarbij maximaal 2 medewerkers zijn toegelaten;
  • b. het gebruik van de woonwagen, garagebox en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
    • 1. het woonkarakter van de woonwagen;
    • 2. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
    • 4. het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
    • 5. het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.
  • c. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • d. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woonwagen en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
  • e. voor garageboxen geldt dat deze in het geheel mogen worden gebruikt, met dien verstande dat in het geval van samenvoeging van garageboxen een maximum geldt van 75 m²;
  • f. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
  • g. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woonwagen dan wel garagebox mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
  • h. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging (Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging (voor de regeling beroep en bedrijf aan huis)) zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
  • i. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • j. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein.

16.4 Afwijking

16.4.1 Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.3.2 onder b.3 voor publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:

  • a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
  • b. wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen op al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;
  • c. voor het overige wordt voldaan aan de onder lid 16.3.2 onder b genoemde voorwaarden.

Artikel 17 Wonen - 1

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. aaneengebouwde woningen met bijbehorende bouwwerken;
  • b. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing' (sb-ob) een overbouwing;
  • c. ter plaatse van aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - gezondheidszorg', mede voor voorzieningen in het kader van de gezondheidszorg;
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'gemengd', mede voor maatschappelijke voorzieningen en bedrijfsmatige voorzieningen, mits het geen milieuvergunningplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water,

met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;

17.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

17.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. de woningen mogen uitsluitend aaneen worden gebouwd;
  • b. woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. wanneer op de verbeelding een goot- en/of bouwhoogte staat aangegeven, mag deze goot- en/of bouwhoogte niet worden overschreden;
  • d. wanneer op de verbeelding het aantal bouwlagen staat aangegeven, mag dit aantal bouwlagen niet worden overschreden;
  • e. bij bestaande gebouwen is de bestaande hoogte per bouwlaag maatgevend;
  • f. alleen ter plaatse van de aanduiding 'kap' mogen gebouwen worden afgedekt met een kap;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing' (sb-ob), mag op de begane grond niet worden gebouwd.

17.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat een bijbehorend bouwwerk op een afstand van niet minder dan 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan, dient te worden gebouwd;
  • b. in uitzondering van het bepaalde onder a. mag ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - overkapping” [sba-o] een overkapping worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerderd met 0,30 m;
  • d. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat indien op de kaart een maximale hoogte staat aagegeven, de hoogte niet meer mag bedragen dan de aagegeven hoogte;
  • e. de bijbehorende bouwwerken mogen plat worden afgedekt en/of met een dakhelling kleiner dan 45°; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45° mogen de bijbehorende bouwwerken een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben;
  • f. De gezamenlijke oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt niet meer dan:
    • 1. Voor zover deze gebouwd worden IN het bebouwingsgebied:
      • In geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m2: maximaal 50% van dat bebouwingsgebied;
      • In geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m2;
      • In geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m2 en kleiner dan of gelijk aan 900 m2: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m2, met een maximum van 150 m2;
    • 2. Voor zover deze gebouwd worden BUITEN het bebouwingsgebied:
      • In geval van te bebouwen erven kleiner dan of gelijk aan 100 m2: maximaal 50% van de te bebouwen erven;
      • In geval van te bebouwen erven groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van de te bebouwen erven dat groter is dan 100 m2 en kleiner is dan of gelijk aan 300 m2;
      • In geval van te bebouwen erven groter dan 300 m2: 90 m2, vermeerderd met
      • 10% van het deel van de te bebouwen erven dat groter is dan 300 m2, met een maximum van 150 m2;
      • De gezamenlijke oppervlakte die op grond van lid b, onderdelen 1 t/m 3 zijn toegestaan, wordt verminderd met de oppervlakte die op grond van lid a binnen het bebouwingsgebied zijn of kunnen worden gebouwd.
    • 3. Legale bijbehorende bouwwerken en overkappingen, die bestaan ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan en die niet voldoen aan het bepaalde in de leden 1 en 2 mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet worden vergroot.
  • g. bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte als bedoeld onder f wordt de oppervlakte van bijbehorende aangebouwde bouwwerken aan de voorzijde niet meegerekend, alsmede de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken binnen het bouwvlak;
  • h. het bouwen van bijbehorende bouwwerken mag niet tot gevolg hebben dat een stedenbouwkundig onaanvaardbare situatie ontstaat en/of dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd dan wel dat de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt met meer dan 50% wordt overschreden;

17.2.3 Dakopbouwen

Voor het bouwen van dakopbouwen op hoofgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de dakopbouwen mogen worden geplaatst op hoofdgebouwen bestaande uit maximaal 2 bouwlagen, plat afgedekt of afgedekt met een kap;
  • b. de dakopbouw is bouwkundig ondergeschikt aan het hoofdgebouw, waarbij tenminste één zijde van de dakopbouw terug moet liggen ten opzichte van één van de buitengevels van het hoofdgebouw;
  • c. de dakbouw mag geen nadelige invloed hebben op naastgelegen percelen als het gaat om privacy, licht en afstand;
  • d. de reeds gerealiseerde dakopbouwen zijn leidend in de beoordeling, waarbij onderscheid wordt gemaakt in tussenwoningen en hoekwoningen;
  • e. voor dakopbouwen waarbij de nok zich exact boven de oorspronkelijke nok van het hoofdgebouw bevindt, geldt dat:
    • 1. de dakhelling gelijk dient te zijn aan de oorsponkelijke dakhelling;
    • 2. de dakopbouw aan de voorzijde van de woning maximaal de helft van de diepte van het onderliggende dakvlak bedraagt, gemeten tussen nok en voorgevel;
    • 3. de dakopbouw aan de achterzijde van de woning maximaal de helft van de diepte van het onderliggende dakvlak bedraagt, gemeten tussen nok en achtergevel;
    • 4. de maximale goothoogte van de dakopbouw gelijk is aan de oorspronkelijke nokhoogte van het hoofdgebouw.
  • f. voor dakopbouwen waarbij de nok zich niet exact boven de oorspronkelijke nok van het het hoofdgebouw bevindt, geldt dat:
    • 1. de dakopbouw geplaatst dient te worden tussen de nok en de achtergevel van het hoofdgebouw;
    • 2. het dakvlak van de dakopbouw aan één zijde dient te bestaan uit de doortrekking van het oorspronkelijke voordakvlak en voor het overige uit een dakhelling evenwijdig aan de oorspronkelijke dakhelling;
    • 3. de dakopbouw aan de achterzijde van de woning maximaal tweederde van de diepte van het onderliggende dakvlak bedraagt, gemeten tussen nok en achtergevel;
    • 4. de maximale goothoogte van de dakopbouw gelijk is aan de oorspronkelijke nokhoogte van het hoofdgebouw.

17.2.4 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken die zijn gelegen geheel onder maaiveld zijn overal toegestaan waar gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
  • b. wanneer ondergrondse bouwwerken worden gerealiseerd buiten het bouwvlak, dan moet voldaan worden aan het maximale percentage voor bijbehorende bouwwerken;
  • c. de gevels van ondergrondse bouwwerken mogen niet zichtbaar zijn, met uitzondering van een koekoek;
  • d. wanneer het ondergrondse bouwwerk is bedoeld voor parkeren, mag een inrit aan de straatzijde worden gerealiseerd met een maximale breedte van 3 meter;
  • e. het realiseren van ondergrondse bouwwerken mag geen nadelige invloed hebben op de bodem- en waterhuishouding en op eventueel aanwezige archeologische waarden.
17.2.5 Erkers en ingangspartijen

Aan de voorgevel van een woning mogen binnen en buiten het bouwvlak erkers en ingangspartijen worden gebouwd, met in achtneming van de volgende regels:

  • a. de diepte van de erker of ingangspartij mag, gerekend vanaf de voorgevel van de woning maximaal 1,5 meter zijn, mits de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde voortuin ten minste 2,5 m bedraagt;
  • b. de goothoogte van de erker of ingangspartij mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerderd met 0,30 meter;
  • c. de oppervlakte van de erker of ingangspartij voor de voorgevel mag niet meer bedragen dan 12 m2;
  • d. de erker of ingangspartij dient minimaal 1 m uit de erfgrens worden geplaatst;
  • e. de erker of ingangspartij mag maximaal 2/3 van de breedte van de voorgevel beslaan;
  • f. de erker of ingangspartij mag niet worden gebruikt als (uitbreiding van) bergingen en schuren.

17.2.6 Andere bouwwerken

Voor andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. het plaatsen van hekwerken op het hoofdgebouw voor een dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het hekwerk op het dakterras dient terug te liggen ten opzichte van de dakrand;
    • 2. het hekwerk dient transparant te zijn;
    • 3. het hekwerk dient ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw;
    • 4. het hekwerk mag maximaal 1,20 meter hoog zijn;
    • 5. het hekwerk mag niet leiden tot een overschrijding van de maximale bouwhoogte;
  • b. het plaatsen van hekwerken op een bijbehorend bouwwerk voor een dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het hekwerk dient ondergeschikt te zijn aan het bijbehorend bouwwerk;
    • 2. het hekwerk dient transparant te zijn;
    • 3. het hekwerk mag maximaal 1,20 meter hoog zijn;
    • 4. het bijbehorend bouwwerk waarop het hekwerk wordt geplaatst bevindt zich direct aan de achtergevel van het hoofdgebouw;
  • c. het plaatsen van een trap van de tuin naar een balkon of dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de hoogte van het hekwerk van de trap mag niet hoger zijn dan de hoogte van het hekwerk op het balkon of dakterras;
    • 2. de trap dient minimaal 1 meter uit de erfgrens geplaatst te worden;
    • 3. het plaatsen van de trap is alleen toegestaan indien op de eerste etage de woonkamer is gesitueerd;
    • 4. het balkon of dakterras bevindt zich aan de achtergevel.
  • d. voor het bouwen van overige andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
pergola's   3 m  
palen en masten, zoals vlaggenmasten   8 m  
erfafscheidingen voor de voorgevel   1 m  
overige erf- en perceelsafscheidingen   2 m  
overige andere bouwwerken   3 m  

17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

17.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2.6, onder d:

  • a. voor het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:
    • 1. de erfafscheiding uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
    • 2. de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 m bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt.
  • b. een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 17.4 kan slechts worden verleend, mits:
    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

17.5 Specifieke gebruiksregels

17.5.1 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
  • b. het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
    • 1. het woonkarakter van de woning;
    • 2. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
    • 4. het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
    • 5. het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.
  • c. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • d. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
  • e. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
  • f. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
  • g. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
  • h. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • i. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein;

17.5.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als woonruimte;

17.6 Afwijken van de gebruiksregels

17.6.1 Publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.5.1 onder c voor publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:

  • a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
  • b. wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen op al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;
  • c. voor het overige wordt voldaan aan de onder lid 17.5.1 genoemde voorwaarden.

17.6.2 Kamerverhuur

Burmeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 17.1 voor het gebruiken van een woning voor kamergewijze verhuur, met dien verstande dat moet worden voldaan aan de in Amersfoort geldende normen voor omzetting naar kamerverhuur zoals vastgelegd in paragraaf 3.1 van de 'Huisvestingsverordening Amersfoort 2011' en hoofdstuk 3 van de 'beleidsregels woonruimteverdeling gemeente Amersfoort'.

17.7 Wijzigingsbevoegdheid

17.7.1 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging wijzigen voor het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven en mits het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan.

Artikel 18 Wonen - 2

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. twee aaneengebouwde woningen met bijbehorende bouwwerken;
  • b. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing' (sb-ob) een overbouwing;
  • c. ter plaatse van aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - gezondheidszorg', mede voor voorzieningen in het kader van de gezondheidszorg;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water,

met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;

18.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

18.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. de woningen mogen uitsluitend twee aaneen worden gebouwd;
  • b. woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. wanneer op de verbeelding een goot- en/of bouwhoogte staat aangegeven, mag deze goot- en/of bouwhoogte niet worden overschreden;
  • d. wanneer op de verbeelding het aantal bouwlagen staat aangegeven, mag dit aantal bouwlagen niet worden overschreden;
  • e. bij bestaande gebouwen is de bestaande hoogte per bouwlaag maatgevend;
  • f. alleen ter plaatse van de aanduiding 'kap' mogen gebouwen worden afgedekt met een kap;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing' (sb-ob), mag op de beagne grond niet worden gebouwd.

18.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat een bijbehorend bouwwerk op een afstand van niet minder dan 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan, dient te worden gebouwd;
  • b. in uitzondering van het bepaalde onder a. mag ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - overkapping” [sba-o] een overkapping worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerderd met 0,30 m;
  • d. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat indien op de kaart een maximale hoogte staat aagegeven, de hoogte niet meer mag bedragen dan de aagegeven hoogte;
  • e. de bijbehorende bouwwerken mogen plat worden afgedekt en/of met een dakhelling kleiner dan 45°; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45° mogen de bijbehorende bouwwerken een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben;
  • f. De gezamenlijke oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt niet meer dan:
    • 1. Voor zover deze gebouwd worden IN het bebouwingsgebied:
      • In geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m2: maximaal 50% van dat bebouwingsgebied;
      • In geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m2;
      • In geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m2 en kleiner dan of gelijk aan 900 m2: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m2, met een maximum van 150 m2;
    • 2. Voor zover deze gebouwd worden BUITEN het bebouwingsgebied:
      • In geval van te bebouwen erven kleiner dan of gelijk aan 100 m2: maximaal 50% van de te bebouwen erven;
      • In geval van te bebouwen erven groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van de te bebouwen erven dat groter is dan 100 m2 en kleiner is dan of gelijk aan 300 m2;
      • In geval van te bebouwen erven groter dan 300 m2: 90 m2, vermeerderd met
      • 10% van het deel van de te bebouwen erven dat groter is dan 300 m2, met een maximum van 150 m2;
      • De gezamenlijke oppervlakte die op grond van lid b, onderdelen 1 t/m 3 zijn toegestaan, wordt verminderd met de oppervlakte die op grond van lid a binnen het bebouwingsgebied zijn of kunnen worden gebouwd.
    • 3. Legale bijbehorende bouwwerken en overkappingen, die bestaan ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan en die niet voldoen aan het bepaalde in de leden 1 en 2 mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet worden vergroot.
  • g. bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte als bedoeld onder f wordt de oppervlakte van bijbehorende aangebouwde bouwwerken aan de voorzijde niet meegerekend, alsmede de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken binnen het bouwvlak;
  • h. het bouwen van bijbehorende bouwwerken mag niet tot gevolg hebben dat een stedenbouwkundig onaanvaardbare situatie ontstaat en/of dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd dan wel dat de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt met meer dan 50% wordt overschreden;

18.2.3 Dakopbouwen

Voor het bouwen van dakopbouwen op hoofgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de dakopbouwen mogen worden geplaatst op hoofdgebouwen bestaande uit maximaal 2 bouwlagen, plat afgedekt of afgedekt met een kap;
  • b. de dakopbouw is bouwkundig ondergeschikt aan het hoofdgebouw, waarbij tenminste één zijde van de dakopbouw terug moet liggen ten opzichte van één van de buitengevels van het hoofdgebouw;
  • c. de dakbouw mag geen nadelige invloed hebben op naastgelegen percelen als het gaat om privacy, licht en afstand;
  • d. de reeds gerealiseerde dakopbouwen zijn leidend in de beoordeling, waarbij onderscheid wordt gemaakt in tussenwoningen en hoekwoningen;
  • e. voor dakopbouwen waarbij de nok zich exact boven de oorspronkelijke nok van het hoofdgebouw bevindt, geldt dat:
    • 1. de dakhelling gelijk dient te zijn aan de oorsponkelijke dakhelling;
    • 2. de dakopbouw aan de voorzijde van de woning maximaal de helft van de diepte van het onderliggende dakvlak bedraagt, gemeten tussen nok en voorgevel;
    • 3. de dakopbouw aan de achterzijde van de woning maximaal de helft van de diepte van het onderliggende dakvlak bedraagt, gemeten tussen nok en achtergevel;
    • 4. de maximale goothoogte van de dakopbouw gelijk is aan de oorspronkelijke nokhoogte van het hoofdgebouw.
  • f. voor dakopbouwen waarbij de nok zich niet exact boven de oorspronkelijke nok van het het hoofdgebouw bevindt, geldt dat:
    • 1. de dakopbouw geplaatst dient te worden tussen de nok en de achtergevel van het hoofdgebouw;
    • 2. het dakvlak van de dakopbouw aan één zijde dient te bestaan uit de doortrekking van het oorspronkelijke voordakvlak en voor het overige uit een dakhelling evenwijdig aan de oorspronkelijke dakhelling;
    • 3. de dakopbouw aan de achterzijde van de woning maximaal tweederde van de diepte van het onderliggende dakvlak bedraagt, gemeten tussen nok en achtergevel;
    • 4. de maximale goothoogte van de dakopbouw gelijk is aan de oorspronkelijke nokhoogte van het hoofdgebouw.

18.2.4 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken die zijn gelegen geheel onder maaiveld zijn overal toegestaan waar gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
  • b. wanneer ondergrondse bouwwerken worden gerealiseerd buiten het bouwvlak, dan moet voldaan worden aan het maximale percentage voor bijbehorende bouwwerken;
  • c. de gevels van ondergrondse bouwwerken mogen niet zichtbaar zijn, met uitzondering van een koekoek;
  • d. wanneer het ondergrondse bouwwerk is bedoeld voor parkeren, mag een inrit aan de straatzijde worden gerealiseerd met een maximale breedte van 3 meter;
  • e. het realiseren van ondergrondse bouwwerken mag geen nadelige invloed hebben op de bodem- en waterhuishouding en op eventueel aanwezige archeologische waarden.
18.2.5 Erkers en ingangspartijen

Aan de voorgevel van een woning mogen binnen en buiten het bouwvlak erkers en ingangspartijen worden gebouwd, met in achtneming van de volgende regels:

  • a. de diepte van de erker of ingangspartij mag, gerekend vanaf de voorgevel van de woning maximaal 1,5 meter zijn, mits de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde voortuin ten minste 2,5 m bedraagt;
  • b. de goothoogte van de erker of ingangspartij mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerderd met 0,30 meter;
  • c. de oppervlakte van de erker of ingangspartij voor de voorgevel mag niet meer bedragen dan 12 m2;
  • d. de erker of ingangspartij dient minimaal 1 m uit de erfgrens worden geplaatst;
  • e. de erker of ingangspartij mag maximaal 2/3 van de breedte van de voorgevel beslaan;
  • f. de erker of ingangspartij mag niet worden gebruikt als (uitbreiding van) bergingen en schuren.

18.2.6 Andere bouwwerken

Voor andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. het plaatsen van hekwerken op het hoofdgebouw voor een dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het hekwerk op het dakterras dient terug te liggen ten opzichte van de dakrand;
    • 2. het hekwerk dient transparant te zijn;
    • 3. het hekwerk dient ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw;
    • 4. het hekwerk mag maximaal 1,20 meter hoog zijn;
    • 5. het hekwerk mag niet leiden tot een overschrijding van de maximale bouwhoogte;
  • b. het plaatsen van hekwerken op een bijbehorend bouwwerk voor een dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het hekwerk dient ondergeschikt te zijn aan het bijbehorend bouwwerk;
    • 2. het hekwerk dient transparant te zijn;
    • 3. het hekwerk mag maximaal 1,20 meter hoog zijn;
    • 4. het bijbehorend bouwwerk waarop het hekwerk wordt geplaatst bevindt zich direct aan de achtergevel van het hoofdgebouw;
  • c. het plaatsen van een trap van de tuin naar een balkon of dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de hoogte van het hekwerk van de trap mag niet hoger zijn dan de hoogte van het hekwerk op het balkon of dakterras;
    • 2. de trap dient minimaal 1 meter uit de erfgrens geplaatst te worden;
    • 3. het plaatsen van de trap is alleen toegestaan indien op de eerste etage de woonkamer is gesitueerd;
    • 4. het balkon of dakterras bevindt zich aan de achtergevel.
  • d. voor het bouwen van overige andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
pergola's   3 m  
palen en masten, zoals vlaggenmasten   8 m  
erfafscheidingen voor de voorgevel   1 m  
overige erf- en perceelsafscheidingen   2 m  
overige andere bouwwerken   3 m  

18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

18.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.2.6, onder d:

  • a. voor het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:
    • 1. de erfafscheiding uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
    • 2. de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 m bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt.
  • b. een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 18.4 kan slechts worden verleend, mits:
    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

18.5 Specifieke gebruiksregels

18.5.1 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
  • b. het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
    • 1. het woonkarakter van de woning;
    • 2. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
    • 4. het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
    • 5. het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.
  • c. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • d. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
  • e. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
  • f. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
  • g. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
  • h. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • i. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein;

18.5.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als woonruimte;

18.6 Afwijken van de gebruiksregels

18.6.1 Publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.5.1 onder c voor publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:

  • a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
  • b. wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen op al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;
  • c. voor het overige wordt voldaan aan de onder lid 18.5.1 genoemde voorwaarden.

18.6.2 Kamerverhuur

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 18.1 voor het gebruiken van een woning voor kamergewijze verhuur, met dien verstande dat moet worden voldaan aan de in Amersfoort geldende normen voor omzetting naar kamerverhuur zoals vastgelegd in paragraaf 3.1 van de 'Huisvestingsverordening Amersfoort 2011' en hoofdstuk 3 van de 'beleidsregels woonruimteverdeling gemeente Amersfoort'.

18.7 Wijzigingsbevoegdheid

18.7.1 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging wijzigen voor het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven en mits het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan.

Artikel 19 Wonen - 3

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. vrijstaande woningen met bijbehorende bouwwerken;
  • b. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing' (sb-ob) een overbouwing;
  • c. ter plaatse van aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - gezondheidszorg', mede voor voorzieningen in het kader van de gezondheidszorg;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water,

met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;

19.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

19.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. de woningen mogen uitsluitend vrijstaand worden gebouwd;
  • b. woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. wanneer op de verbeelding een goot- en/of bouwhoogte staat aangegeven, mag deze goot- en/of bouwhoogte niet worden overschreden;
  • d. wanneer op de verbeelding het aantal bouwlagen staat aangegeven, mag dit aantal bouwlagen niet worden overschreden;
  • e. bij bestaande gebouwen is de bestaande hoogte per bouwlaag maatgevend;
  • f. alleen ter plaatse van de aanduiding 'kap' mogen gebouwen worden afgedekt met een kap;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing' (sb-ob), mag op de beagne grond niet worden gebouwd.

19.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat een bijbehorend bouwwerk op een afstand van niet minder dan 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan, dient te worden gebouwd;
  • b. in uitzondering van het bepaalde onder a. mag ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - overkapping” [sba-o] een overkapping worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerderd met 0,30 m;
  • d. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat indien op de kaart een maximale hoogte staat aagegeven, de hoogte niet meer mag bedragen dan de aagegeven hoogte;
  • e. de bijbehorende bouwwerken mogen plat worden afgedekt en/of met een dakhelling kleiner dan 45°; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45° mogen de bijbehorende bouwwerken een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben;
  • f. De gezamenlijke oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt niet meer dan:
    • 1. Voor zover deze gebouwd worden IN het bebouwingsgebied:
      • In geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m2: maximaal 50% van dat bebouwingsgebied;
      • In geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m2;
      • In geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m2 en kleiner dan of gelijk aan 900 m2: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m2, met een maximum van 150 m2;
    • 2. Voor zover deze gebouwd worden BUITEN het bebouwingsgebied:
      • In geval van te bebouwen erven kleiner dan of gelijk aan 100 m2: maximaal 50% van de te bebouwen erven;
      • In geval van te bebouwen erven groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van de te bebouwen erven dat groter is dan 100 m2 en kleiner is dan of gelijk aan 300 m2;
      • In geval van te bebouwen erven groter dan 300 m2: 90 m2, vermeerderd met
      • 10% van het deel van de te bebouwen erven dat groter is dan 300 m2, met een maximum van 150 m2;
      • De gezamenlijke oppervlakte die op grond van lid b, onderdelen 1 t/m 3 zijn toegestaan, wordt verminderd met de oppervlakte die op grond van lid a binnen het bebouwingsgebied zijn of kunnen worden gebouwd.
    • 3. Legale bijbehorende bouwwerken en overkappingen, die bestaan ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan en die niet voldoen aan het bepaalde in de leden 1 en 2 mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet worden vergroot.
  • g. bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte als bedoeld onder f wordt de oppervlakte van bijbehorende aangebouwde bouwwerken aan de voorzijde niet meegerekend, alsmede de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken binnen het bouwvlak;
  • h. het bouwen van bijbehorende bouwwerken mag niet tot gevolg hebben dat een stedenbouwkundig onaanvaardbare situatie ontstaat en/of dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd dan wel dat de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt met meer dan 50% wordt overschreden;

19.2.3 Dakopbouwen

Voor het bouwen van dakopbouwen op hoofgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de dakopbouwen mogen worden geplaatst op hoofdgebouwen bestaande uit maximaal 2 bouwlagen, plat afgedekt of afgedekt met een kap;
  • b. de dakopbouw is bouwkundig ondergeschikt aan het hoofdgebouw, waarbij tenminste één zijde van de dakopbouw terug moet liggen ten opzichte van één van de buitengevels van het hoofdgebouw;
  • c. de dakbouw mag geen nadelige invloed hebben op naastgelegen percelen als het gaat om privacy, licht en afstand;
  • d. de reeds gerealiseerde dakopbouwen zijn leidend in de beoordeling, waarbij onderscheid wordt gemaakt in tussenwoningen en hoekwoningen;
  • e. voor dakopbouwen waarbij de nok zich exact boven de oorspronkelijke nok van het hoofdgebouw bevindt, geldt dat:
    • 1. de dakhelling gelijk dient te zijn aan de oorsponkelijke dakhelling;
    • 2. de dakopbouw aan de voorzijde van de woning maximaal de helft van de diepte van het onderliggende dakvlak bedraagt, gemeten tussen nok en voorgevel;
    • 3. de dakopbouw aan de achterzijde van de woning maximaal de helft van de diepte van het onderliggende dakvlak bedraagt, gemeten tussen nok en achtergevel;
    • 4. de maximale goothoogte van de dakopbouw gelijk is aan de oorspronkelijke nokhoogte van het hoofdgebouw.
  • f. voor dakopbouwen waarbij de nok zich niet exact boven de oorspronkelijke nok van het het hoofdgebouw bevindt, geldt dat:
    • 1. de dakopbouw geplaatst dient te worden tussen de nok en de achtergevel van het hoofdgebouw;
    • 2. het dakvlak van de dakopbouw aan één zijde dient te bestaan uit de doortrekking van het oorspronkelijke voordakvlak en voor het overige uit een dakhelling evenwijdig aan de oorspronkelijke dakhelling;
    • 3. de dakopbouw aan de achterzijde van de woning maximaal tweederde van de diepte van het onderliggende dakvlak bedraagt, gemeten tussen nok en achtergevel;
    • 4. de maximale goothoogte van de dakopbouw gelijk is aan de oorspronkelijke nokhoogte van het hoofdgebouw.

19.2.4 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken die zijn gelegen geheel onder maaiveld zijn overal toegestaan waar gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
  • b. wanneer ondergrondse bouwwerken worden gerealiseerd buiten het bouwvlak, dan moet voldaan worden aan het maximale percentage voor bijbehorende bouwwerken;
  • c. de gevels van ondergrondse bouwwerken mogen niet zichtbaar zijn, met uitzondering van een koekoek;
  • d. wanneer het ondergrondse bouwwerk is bedoeld voor parkeren, mag een inrit aan de straatzijde worden gerealiseerd met een maximale breedte van 3 meter;
  • e. het realiseren van ondergrondse bouwwerken mag geen nadelige invloed hebben op de bodem- en waterhuishouding en op eventueel aanwezige archeologische waarden.
19.2.5 Erkers en ingangspartijen

Aan de voorgevel van een woning mogen binnen en buiten het bouwvlak erkers en ingangspartijen worden gebouwd, met in achtneming van de volgende regels:

  • a. de diepte van de erker of ingangspartij mag, gerekend vanaf de voorgevel van de woning maximaal 1,5 meter zijn, mits de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde voortuin ten minste 2,5 m bedraagt;
  • b. de goothoogte van de erker of ingangspartij mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerderd met 0,30 meter;
  • c. de oppervlakte van de erker of ingangspartij voor de voorgevel mag niet meer bedragen dan 12 m2;
  • d. de erker of ingangspartij dient minimaal 1 m uit de erfgrens worden geplaatst;
  • e. de erker of ingangspartij mag maximaal 2/3 van de breedte van de voorgevel beslaan;
  • f. de erker of ingangspartij mag niet worden gebruikt als (uitbreiding van) bergingen en schuren.

19.2.6 Andere bouwwerken

Voor andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. het plaatsen van hekwerken op het hoofdgebouw voor een dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het hekwerk op het dakterras dient terug te liggen ten opzichte van de dakrand;
    • 2. het hekwerk dient transparant te zijn;
    • 3. het hekwerk dient ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw;
    • 4. het hekwerk mag maximaal 1,20 meter hoog zijn;
    • 5. het hekwerk mag niet leiden tot een overschrijding van de maximale bouwhoogte;
  • b. het plaatsen van hekwerken op een bijbehorend bouwwerk voor een dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het hekwerk dient ondergeschikt te zijn aan het bijbehorend bouwwerk;
    • 2. het hekwerk dient transparant te zijn;
    • 3. het hekwerk mag maximaal 1,20 meter hoog zijn;
    • 4. het bijbehorend bouwwerk waarop het hekwerk wordt geplaatst bevindt zich direct aan de achtergevel van het hoofdgebouw;
  • c. het plaatsen van een trap van de tuin naar een balkon of dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de hoogte van het hekwerk van de trap mag niet hoger zijn dan de hoogte van het hekwerk op het balkon of dakterras;
    • 2. de trap dient minimaal 1 meter uit de erfgrens geplaatst te worden;
    • 3. het plaatsen van de trap is alleen toegestaan indien op de eerste etage de woonkamer is gesitueerd;
    • 4. het balkon of dakterras bevindt zich aan de achtergevel.
  • d. voor het bouwen van overige andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
pergola's   3 m  
palen en masten, zoals vlaggenmasten   8 m  
erfafscheidingen voor de voorgevel   1 m  
overige erf- en perceelsafscheidingen   2 m  
overige andere bouwwerken   3 m  

19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

19.4 Afwijken van de bouwregels

19.4.1 Wetgevingszone - afwijkingsgebied

Burgemeester en wethouders kunnen uitsluitend ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Wetgevingszone - afwijkingsgebied 1' bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 19.2.1 sub b voor het vergroten van het bouwvlak, met inachtneming van:
    • 1. het behoud van de gerealiseerde voorgevelrooilijn;
    • 2. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens van 5 meter.
  • b. 19.2.1, sub c en/of d voor het vergroten van de bouwhoogte of bouwlagen van de woningen tot maximaal 10 meter;
  • c. een omgevingsvergunning als bedoeld in de leden 19.4.1 a en b kan slechts worden verleend onder de voorwaarde dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de gebruiksmogelijkheiden van aangrenzende gronden;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld.

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.2.6, onder d:

  • a. voor het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:
    • 1. de erfafscheiding uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
    • 2. de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 m bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt.
  • b. een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 19.4 kan slechts worden verleend, mits:
    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
19.5 Specifieke gebruiksregels
19.5.1 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
  • b. het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
    • 1. het woonkarakter van de woning;
    • 2. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
    • 4. het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
    • 5. het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.
  • c. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • d. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
  • e. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
  • f. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
  • g. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
  • h. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • i. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein;

19.5.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als woonruimte;

19.6 Afwijken van de gebruiksregels

19.6.1 Publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.5.1 onder c voor publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:

  • a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
  • b. wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen op al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;
  • c. voor het overige wordt voldaan aan de onder lid 19.5.1 genoemde voorwaarden.

19.6.2 Kamerverhuur

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19.1 voor het gebruiken van een woning voor kamergewijze verhuur, met dien verstande dat moet worden voldaan aan de in Amersfoort geldende normen voor omzetting naar kamerverhuur zoals vastgelegd in paragraaf 3.1 van de 'Huisvestingsverordening Amersfoort 2011' en hoofdstuk 3 van de 'beleidsregels woonruimteverdeling gemeente Amersfoort'.

19.7 Wijzigingsbevoegdheid

19.7.1 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging wijzigen voor het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven en mits het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan.

Artikel 20 Wonen - 4

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen in gestapelde vorm;
  • b. bijbehorende bouwwerken uitsluitend ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding- bijgebouwen (sba-bg)';
  • c. (half)ondergrondse parkeervoorzieningen;
  • d. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing' (sb-ob) een overbouwing;
  • e. ter plaatse van aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - gezondheidszorg', mede voor voorzieningen in het kader van de gezondheidszorg;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water,

met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;

20.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

20.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. de woningen mogen uitsluitend gestapeld worden gebouwd;
  • b. woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. wanneer op de verbeelding een goot- en/of bouwhoogte staat aangegeven, mag deze goot- en/of bouwhoogte niet worden overschreden;
  • d. wanneer op de verbeelding het aantal bouwlagen staat aangegeven, mag dit aantal bouwlagen niet worden overschreden;
  • e. bij bestaande gebouwen is de bestaande hoogte per bouwlaag maatgevend;
  • f. alleen ter plaatse van de aanduiding 'kap' mogen gebouwen worden afgedekt met een kap;
  • g. voor het bouwen van een parkeervoorziening als bedoeld in 20.1 onder c geldt het volgende:
    • 1. de gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de op de verbeelding voorkomende aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeergarage (sv-pg)';
    • 2. de hoogte van gebouwen mag maximaal 2 meter bedragen.
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing' (sb-ob), mag op de beagne grond niet worden gebouwd.

20.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken en overkappingen mogen uitsluitend gebouwd worden ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouwe' (sba-bg)';
  • b. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerderd met 0,30 m;
  • c. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat indien op de kaart een maximale hoogte staat aagegeven, de hoogte niet meer mag bedragen dan de aagegeven hoogte;
  • d. de bijbehorende bouwwerken mogen plat worden afgedekt en/of met een dakhelling kleiner dan 45°; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45° mogen de bijbehorende bouwwerken een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben;
  • e. De gezamenlijke oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt niet meer dan:
    • 1. Voor zover deze gebouwd worden IN het bebouwingsgebied:
      • In geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m2: maximaal 50% van dat bebouwingsgebied;
      • In geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m2;
      • In geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m2 en kleiner dan of gelijk aan 900 m2: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m2, met een maximum van 150 m2;
    • 2. Voor zover deze gebouwd worden BUITEN het bebouwingsgebied:
      • In geval van te bebouwen erven kleiner dan of gelijk aan 100 m2: maximaal 50% van de te bebouwen erven;
      • In geval van te bebouwen erven groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van de te bebouwen erven dat groter is dan 100 m2 en kleiner is dan of gelijk aan 300 m2;
      • In geval van te bebouwen erven groter dan 300 m2: 90 m2, vermeerderd met
      • 10% van het deel van de te bebouwen erven dat groter is dan 300 m2, met een maximum van 150 m2;
      • De gezamenlijke oppervlakte die op grond van lid b, onderdelen 1 t/m 3 zijn toegestaan, wordt verminderd met de oppervlakte die op grond van lid a binnen het bebouwingsgebied zijn of kunnen worden gebouwd.
    • 3. Legale bijbehorende bouwwerken en overkappingen, die bestaan ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan en die niet voldoen aan het bepaalde in de leden 1 en 2 mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet worden vergroot.
  • f. bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte als bedoeld onder f wordt de oppervlakte van bijbehorende aangebouwde bouwwerken aan de voorzijde niet meegerekend, alsmede de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken binnen het bouwvlak;
  • g. het bouwen van bijbehorende bouwwerken mag niet tot gevolg hebben dat een stedenbouwkundig onaanvaardbare situatie ontstaat en/of dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd dan wel dat de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt met meer dan 50% wordt overschreden;

20.2.3 Erkers en ingangspartijen

Aan de voorgevel van een woning mogen binnen en buiten het bouwvlak erkers en ingangspartijen worden gebouwd, met in achtneming van de volgende regels:

  • a. de diepte van de erker of ingangspartij mag, gerekend vanaf de voorgevel van de woning maximaal 1,5 meter zijn, mits de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde voortuin ten minste 2,5 m bedraagt;
  • b. de goothoogte van de erker of ingangspartij mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerderd met 0,30 meter;
  • c. de oppervlakte van de erker of ingangspartij voor de voorgevel mag niet meer bedragen dan 12 m2;
  • d. de erker of ingangspartij dient minimaal 1 m uit de erfgrens worden geplaatst;
  • e. de erker of ingangspartij mag maximaal 2/3 van de breedte van de voorgevel beslaan;
  • f. de erker of ingangspartij mag niet worden gebruikt als (uitbreiding van) bergingen en schuren.

20.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van overige andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

bouwwerken   max. bouwhoogte  
pergola's   3 m  
palen en masten, zoals vlaggenmasten   8 m  
erfafscheidingen voor de voorgevel   1 m  
overige erf- en perceelsafscheidingen   2 m  
overige andere bouwwerken   3 m  

20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

20.4 Afwijken van de bouwregels

20.4.1 Hogere erf- en perceelsafscheidingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2.4:

  • a. voor het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:
    • 1. de erfafscheiding uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
    • 2. de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 m bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt.
  • b. een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 20.4 kan slechts worden verleend, mits:
    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

20.5 Specifieke gebruiksregels

20.5.1 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
  • b. het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
    • 1. het woonkarakter van de woning;
    • 2. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
    • 4. het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
    • 5. het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.
  • c. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • d. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
  • e. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
  • f. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
  • g. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
  • h. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • i. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein;

20.5.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als woonruimte;

20.6 Afwijken van de gebruiksregels

20.6.1 Publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.5.1 onder c voor publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:

  • a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
  • b. wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen op al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;
  • c. voor het overige wordt voldaan aan de onder lid 20.5.1 genoemde voorwaarden.

20.6.2 Kamerverhuur

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 20.1 voor het gebruiken van een woning voor kamergewijze verhuur, met dien verstande dat moet worden voldaan aan de in Amersfoort geldende normen voor omzetting naar kamerverhuur zoals vastgelegd in paragraaf 3.1 van de 'Huisvestingsverordening Amersfoort 2011' en hoofdstuk 3 van de 'beleidsregels woonruimteverdeling gemeente Amersfoort'.

20.7 Wijzigingsbevoegdheid

20.7.1 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging wijzigen voor het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven en mits het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan.

Artikel 21 Wonen - 5

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maximaal 4 woningen met bijbehorende bouwwerken;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water;
  • c. in- en uitritten, uitsluitend voor zover deze noodzakelijk zijn voor het bereiken van de (aangrenzende) percelen,

met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;

21.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

21.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. de woningen mogen uitsluitend vrijstaand of twee-aaneen worden gebouwd;
  • b. woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. woningen mogen maximaal 1 bouwlaag hebben;
  • d. bij bestaande gebouwen is de bestaande hoogte per bouwlaag maatgevend;
  • e. gebouwen mogen worden afgedekt met een kap, waarbij de maximale bouwhoogte 10 meter bedraagt;
  • f. de afstand tussen de woning en de onderlinge erfgrens bedraagt ten minste 3 meter bij vrijstaande woningen, bij een twee-onder-één-kap woning geldt deze afstand slechts voor de buitenzijde;
  • g. de oppervlakte per woning mag maximaal 100 m² bedragen;
  • h. de inhoud per woning mag maximaal 600 m³ bedragen;

21.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat een bijbehorend bouwwerk op een afstand van niet minder dan 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan, dient te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerderd met 0,30 meter;
  • c. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. de bijbehorende bouwwerken mogen plat worden afgedekt en/of met een dakhelling kleiner dan 45°; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45° mogen de bijbehorende bouwwerken een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben;
  • e. De gezamenlijke oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt niet meer dan:
    • 1. Voor zover deze gebouwd worden IN het bebouwingsgebied:
      • In geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m2: maximaal 50% van dat bebouwingsgebied;
      • In geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m2;
      • In geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m2 en kleiner dan of gelijk aan 900 m2: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m2, met een maximum van 150 m2;
    • 2. Voor zover deze gebouwd worden BUITEN het bebouwingsgebied:
      • In geval van te bebouwen erven kleiner dan of gelijk aan 100 m2: maximaal 50% van de te bebouwen erven;
      • In geval van te bebouwen erven groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van de te bebouwen erven dat groter is dan 100 m2 en kleiner is dan of gelijk aan 300 m2;
      • In geval van te bebouwen erven groter dan 300 m2: 90 m2, vermeerderd met
      • 10% van het deel van de te bebouwen erven dat groter is dan 300 m2, met een maximum van 150 m2;
      • De gezamenlijke oppervlakte die op grond van lid b, onderdelen 1 t/m 3 zijn toegestaan, wordt verminderd met de oppervlakte die op grond van lid a binnen het bebouwingsgebied zijn of kunnen worden gebouwd.
    • 3. Legale bijbehorende bouwwerken en overkappingen, die bestaan ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan en die niet voldoen aan het bepaalde in de leden 1 en 2 mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet worden vergroot.
  • f. bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte als bedoeld onder e wordt de oppervlakte van bijbehorende aangebouwde bouwwerken aan de voorzijde (zie artikel 21.2.5) niet meegerekend;
  • g. het bouwen van bijbehorende bouwwerken mag niet tot gevolg hebben dat een stedenbouwkundig onaanvaardbare situatie ontstaat en/of dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd dan wel dat de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt met meer dan 50% wordt overschreden;

21.2.3 Dakopbouwen

Voor het bouwen van dakopbouwen op hoofgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de dakopbouw is bouwkundig ondergeschikt aan het hoofdgebouw, waarbij tenminste één zijde van de dakopbouw terug moet liggen ten opzichte van één van de buitengevels van het hoofdgebouw;
  • b. de dakbouw mag geen nadelige invloed hebben op naastgelegen percelen als het gaat om privacy, licht en afstand;
  • c. de reeds gerealiseerde dakopbouwen zijn leidend in de beoordeling, waarbij onderscheid wordt gemaakt in tussenwoningen en hoekwoningen;
  • d. voor dakopbouwen waarbij de nok zich exact boven de oorspronkelijke nok van het hoofdgebouw bevindt, geldt dat:
    • 1. de dakhelling gelijk dient te zijn aan de oorsponkelijke dakhelling;
    • 2. de dakopbouw aan de voorzijde van de woning maximaal de helft van de diepte van het onderliggende dakvlak bedraagt, gemeten tussen nok en voorgevel;
    • 3. de dakopbouw aan de achterzijde van de woning maximaal de helft van de diepte van het onderliggende dakvlak bedraagt, gemeten tussen nok en achtergevel;
    • 4. de maximale goothoogte van de dakopbouw gelijk is aan de oorspronkelijke nokhoogte van het hoofdgebouw.
  • e. voor dakopbouwen waarbij de nok zich niet exact boven de oorspronkelijke nok van het het hoofdgebouw bevindt, geldt dat:
    • 1. de dakopbouw geplaatst dient te worden tussen de nok en de achtergevel van het hoofdgebouw;
    • 2. het dakvlak van de dakopbouw aan één zijde dient te bestaan uit de doortrekking van het oorspronkelijke voordakvlak en voor het overige uit een dakhelling evenwijdig aan de oorspronkelijke dakhelling;
    • 3. de dakopbouw aan de achterzijde van de woning maximaal tweederde van de diepte van het onderliggende dakvlak bedraagt, gemeten tussen nok en achtergevel;
    • 4. de maximale goothoogte van de dakopbouw gelijk is aan de oorspronkelijke nokhoogte van het hoofdgebouw.

21.2.4 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken die zijn gelegen geheel onder maaiveld zijn overal toegestaan waar gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
  • b. wanneer ondergrondse bouwwerken worden gerealiseerd buiten het bouwvlak, dan moet voldaan worden aan het maximale percentage voor bijbehorende bouwwerken;
  • c. de gevels van ondergrondse bouwwerken mogen niet zichtbaar zijn, met uitzondering van een koekoek;
  • d. wanneer het ondergrondse bouwwerk is bedoeld voor parkeren, mag een inrit aan de straatzijde worden gerealiseerd met een maximale breedte van 3 meter;
  • e. het realiseren van ondergrondse bouwwerken mag geen nadelige invloed hebben op de bodem- en waterhuishouding en op eventueel aanwezige archeologische waarden.
21.2.5 Erkers en ingangspartijen

In afwijking van het bepaalde in artikel 21.2.2, onder a, mogen aan de voorgevel van een woning erkers en ingangspartijen worden gebouwd, met in achtneming van de volgende regels:

  • a. de diepte van de erker of ingangspartij mag, gerekend vanaf de voorgevel van de woning maximaal 1,5 meter zijn, mits de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde voortuin ten minste 2,5 m bedraagt;
  • b. de goothoogte van de erker of ingangspartij mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerderd met 0,30 meter;
  • c. de oppervlakte van de erker of ingangspartij voor de voorgevel mag niet meer bedragen dan 12 m2;
  • d. de erker of ingangspartij dient minimaal 1 m uit de erfgrens worden geplaatst bij vrijstaande woningen, bij een twee-onder-één-kap woning geldt deze afstand slechts voor de buitenzijde;
  • e. de erker of ingangspartij mag maximaal 2/3 van de breedte van de voorgevel beslaan;
  • f. de erker of ingangspartij mag niet worden gebruikt als (uitbreiding van) bergingen en schuren.

21.2.6 Andere bouwwerken

Voor andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. het plaatsen van hekwerken op het hoofdgebouw voor een dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het hekwerk op het dakterras dient terug te liggen ten opzichte van de dakrand;
    • 2. het hekwerk dient transparant te zijn;
    • 3. het hekwerk dient ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw;
    • 4. het hekwerk mag maximaal 1,20 meter hoog zijn;
    • 5. het hekwerk mag niet leiden tot een overschrijding van de maximale bouwhoogte;
  • b. het plaatsen van hekwerken op een bijbehorend bouwwerk voor een dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het hekwerk dient ondergeschikt te zijn aan het bijbehorend bouwwerk;
    • 2. het hekwerk dient transparant te zijn;
    • 3. het hekwerk mag maximaal 1,20 meter hoog zijn;
    • 4. het bijbehorend bouwwerk waarop het hekwerk wordt geplaatst bevindt zich direct aan de achtergevel van het hoofdgebouw;
  • c. het plaatsen van een trap van de tuin naar een balkon of dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de hoogte van het hekwerk van de trap mag niet hoger zijn dan de hoogte van het hekwerk op het balkon of dakterras;
    • 2. de trap dient minimaal 1 meter uit de erfgrens geplaatst te worden;
    • 3. het plaatsen van de trap is alleen toegestaan indien op de eerste etage de woonkamer is gesitueerd;
    • 4. het balkon of dakterras bevindt zich aan de achtergevel.
  • d. voor het bouwen van overige andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
pergola's   3 m  
palen en masten, zoals vlaggenmasten   8 m  
erfafscheidingen voor de voorgevel   1 m  
overige erf- en perceelsafscheidingen   2 m  
overige andere bouwwerken   3 m  

21.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

21.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 21.2.6, onder d:

  • a. voor het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:
    • 1. de erfafscheiding uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
    • 2. de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 m bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt.
  • b. een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 21.4 kan slechts worden verleend, mits:
    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

21.5 Specifieke gebruiksregels

21.5.1 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
  • b. het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
    • 1. het woonkarakter van de woning;
    • 2. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
    • 4. het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
    • 5. het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.
  • c. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • d. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
  • e. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
  • f. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
  • g. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
  • h. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • i. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein;

21.5.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als woonruimte;
21.6 Afwijken van de gebruiksregels

21.6.1 Publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.5.1 onder c voor publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:

  • a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
  • b. wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen op al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;
  • c. voor het overige wordt voldaan aan de onder lid 21.5.1 genoemde voorwaarden.

21.6.2 Kamerverhuur

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 21.1 voor het gebruiken van een woning voor kamergewijze verhuur, met dien verstande dat moet worden voldaan aan de in Amersfoort geldende normen voor omzetting naar kamerverhuur zoals vastgelegd in paragraaf 3.1 van de 'Huisvestingsverordening Amersfoort 2011' en hoofdstuk 3 van de 'beleidsregels woonruimteverdeling gemeente Amersfoort'.

21.7 Wijzigingsbevoegdheid

21.7.1 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging wijzigen voor het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven en mits het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan.

Artikel 22 Wonen - 6

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 6' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. aaneengebouwde, twee-aaneengebouwde en/of vrijstaande woningen met bijbehorende bouwwerken;
  • b. ter plaatse van de bouwaanduiding 'gestapeld' zijn ook gestapelde woningen toegestaan;
  • c. ter plaatse van aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - gemengd', mede voor bedrijfsmatige activiteiten zoals opgenomen in bijlage 2 en/of voor een zorginstelling;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water;

met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;

22.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

22.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. de woningen mogen uitsluitend aaneen, twee-aaneen of vrijstaand worden gebouwd, met dien verstande dat de woningen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' ook gestapeld gebouwd mogen worden;
  • b. wanneer op de verbeelding een maximaal aantal woningen staat aangegeven, mag dit aantal niet worden overschreden;
  • c. woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • d. de voor-, achter- en zijgevels zoals deze bij realisatie van de hoofdgebouwen ontstaan, worden, onverminderd het bepaalde in 22.2.2, aangemerkt als bebouwingsgrens waarbinnen de hoofgebouwen dienen te worden gebouwd;
  • e. wanneer op de verbeelding een goot- en/of bouwhoogte staat aangegeven, mag deze goot- en/of bouwhoogte niet worden overschreden;
  • f. wanneer op de verbeelding het aantal bouwlagen staat aangegeven, mag dit aantal bouwlagen niet worden overschreden;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'kap' mogen gebouwen worden afgedekt met een kap;

22.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat een bijbehorend bouwwerk op een afstand van niet minder dan 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan, dient te worden gebouwd;
  • b. in uitzondering van het bepaalde onder a. mogen ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen uitegsloten” [-bg] geen bijgebouwen worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerderd met 0,30 m;
  • d. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat indien op de kaart een maximale hoogte staat aagegeven, de hoogte niet meer mag bedragen dan de aagegeven hoogte;
  • e. de bijbehorende bouwwerken mogen plat worden afgedekt en/of met een dakhelling kleiner dan 45°; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45° mogen de bijbehorende bouwwerken een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben;
  • f. De gezamenlijke oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt niet meer dan:
    • 1. Voor zover deze gebouwd worden IN het bebouwingsgebied:
      • In geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m2: maximaal 50% van dat bebouwingsgebied;
      • In geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m2;
      • In geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m2 en kleiner dan of gelijk aan 900 m2: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m2, met een maximum van 150 m2;
    • 2. Voor zover deze gebouwd worden BUITEN het bebouwingsgebied:
      • In geval van te bebouwen erven kleiner dan of gelijk aan 100 m2: maximaal 50% van de te bebouwen erven;
      • In geval van te bebouwen erven groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van de te bebouwen erven dat groter is dan 100 m2 en kleiner is dan of gelijk aan 300 m2;
      • In geval van te bebouwen erven groter dan 300 m2: 90 m2, vermeerderd met
      • 10% van het deel van de te bebouwen erven dat groter is dan 300 m2, met een maximum van 150 m2;
      • De gezamenlijke oppervlakte die op grond van lid b, onderdelen 1 t/m 3 zijn toegestaan, wordt verminderd met de oppervlakte die op grond van lid a binnen het bebouwingsgebied zijn of kunnen worden gebouwd.
    • 3. Legale bijbehorende bouwwerken en overkappingen, die bestaan ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan en die niet voldoen aan het bepaalde in de leden 1 en 2 mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet worden vergroot.
  • g. bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte als bedoeld onder f wordt de oppervlakte van bijbehorende aangebouwde bouwwerken aan de voorzijde niet meegerekend;
  • h. het bouwen van bijbehorende bouwwerken mag niet tot gevolg hebben dat een stedenbouwkundig onaanvaardbare situatie ontstaat en/of dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd dan wel dat de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt met meer dan 50% wordt overschreden;

22.2.3 Dakopbouwen

Voor het bouwen van dakopbouwen op hoofgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de dakopbouwen mogen worden geplaatst op hoofdgebouwen bestaande uit maximaal 2 bouwlagen, plat afgedekt of afgedekt met een kap;
  • b. de dakopbouw is bouwkundig ondergeschikt aan het hoofdgebouw, waarbij tenminste één zijde van de dakopbouw terug moet liggen ten opzichte van één van de buitengevels van het hoofdgebouw;
  • c. de dakbouw mag geen nadelige invloed hebben op naastgelegen percelen als het gaat om privacy, licht en afstand;
  • d. de reeds gerealiseerde dakopbouwen zijn leidend in de beoordeling, waarbij onderscheid wordt gemaakt in tussenwoningen en hoekwoningen;
  • e. voor dakopbouwen waarbij de nok zich exact boven de oorspronkelijke nok van het hoofdgebouw bevindt, geldt dat:
    • 1. de dakhelling gelijk dient te zijn aan de oorsponkelijke dakhelling;
    • 2. de dakopbouw aan de voorzijde van de woning maximaal de helft van de diepte van het onderliggende dakvlak bedraagt, gemeten tussen nok en voorgevel;
    • 3. de dakopbouw aan de achterzijde van de woning maximaal de helft van de diepte van het onderliggende dakvlak bedraagt, gemeten tussen nok en achtergevel;
    • 4. de maximale goothoogte van de dakopbouw gelijk is aan de oorspronkelijke nokhoogte van het hoofdgebouw.
  • f. voor dakopbouwen waarbij de nok zich niet exact boven de oorspronkelijke nok van het het hoofdgebouw bevindt, geldt dat:
    • 1. de dakopbouw geplaatst dient te worden tussen de nok en de achtergevel van het hoofdgebouw;
    • 2. het dakvlak van de dakopbouw aan één zijde dient te bestaan uit de doortrekking van het oorspronkelijke voordakvlak en voor het overige uit een dakhelling evenwijdig aan de oorspronkelijke dakhelling;
    • 3. de dakopbouw aan de achterzijde van de woning maximaal tweederde van de diepte van het onderliggende dakvlak bedraagt, gemeten tussen nok en achtergevel;
    • 4. de maximale goothoogte van de dakopbouw gelijk is aan de oorspronkelijke nokhoogte van het hoofdgebouw.

22.2.4 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken die zijn gelegen geheel onder maaiveld zijn overal toegestaan waar gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
  • b. wanneer ondergrondse bouwwerken worden gerealiseerd buiten het bouwvlak, dan moet voldaan worden aan het maximale percentage voor bijbehorende bouwwerken;
  • c. de gevels van ondergrondse bouwwerken mogen niet zichtbaar zijn, met uitzondering van een koekoek;
  • d. wanneer het ondergrondse bouwwerk is bedoeld voor parkeren, mag een inrit aan de straatzijde worden gerealiseerd met een maximale breedte van 3 meter;
  • e. het realiseren van ondergrondse bouwwerken mag geen nadelige invloed hebben op de bodem- en waterhuishouding en op eventueel aanwezige archeologische waarden.
22.2.5 Erkers en ingangspartijen

Aan de voorgevel van een woning mogen binnen en buiten het bouwvlak erkers en ingangspartijen worden gebouwd, met in achtneming van de volgende regels:

  • a. de diepte van de erker of ingangspartij mag, gerekend vanaf de voorgevel van de woning maximaal 1,5 meter zijn, mits de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde voortuin ten minste 2,5 m bedraagt;
  • b. de goothoogte van de erker of ingangspartij mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerderd met 0,30 meter;
  • c. de oppervlakte van de erker of ingangspartij voor de voorgevel mag niet meer bedragen dan 12 m2;
  • d. de erker of ingangspartij dient minimaal 1 m uit één van beide erfgrenzen worden geplaatst;
  • e. de erker of ingangspartij mag maximaal 2/3 van de breedte van de voorgevel beslaan;
  • f. de erker of ingangspartij mag niet worden gebruikt als (uitbreiding van) bergingen en schuren.

22.2.6 Andere bouwwerken

Voor andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. het plaatsen van hekwerken op het hoofdgebouw voor een dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het hekwerk op het dakterras dient terug te liggen ten opzichte van de dakrand;
    • 2. het hekwerk dient transparant te zijn;
    • 3. het hekwerk dient ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw;
    • 4. het hekwerk mag maximaal 1,20 meter hoog zijn;
    • 5. het hekwerk mag niet leiden tot een overschrijding van de maximale bouwhoogte;
  • b. het plaatsen van hekwerken op een bijbehorend bouwwerk voor een dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het hekwerk dient ondergeschikt te zijn aan het bijbehorend bouwwerk;
    • 2. het hekwerk dient transparant te zijn;
    • 3. het hekwerk mag maximaal 1,20 meter hoog zijn;
    • 4. het bijbehorend bouwwerk waarop het hekwerk wordt geplaatst bevindt zich direct aan de achtergevel van het hoofdgebouw;
  • c. het plaatsen van een trap van de tuin naar een balkon of dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de hoogte van het hekwerk van de trap mag niet hoger zijn dan de hoogte van het hekwerk op het balkon of dakterras;
    • 2. de trap dient minimaal 1 meter uit de erfgrens geplaatst te worden;
    • 3. het plaatsen van de trap is alleen toegestaan indien op de eerste etage de woonkamer is gesitueerd;
    • 4. het balkon of dakterras bevindt zich aan de achtergevel.
  • d. voor het bouwen van overige andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
pergola's   3 m  
palen en masten, zoals vlaggenmasten   8 m  
erfafscheidingen voor de voorgevel   1 m  
overige erf- en perceelsafscheidingen   2 m  
overige andere bouwwerken   3 m  

22.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

22.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in 22.2.1, onder c ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone afwijkingsgebied 2' voor het toestaan van hoofd- en bijgebouwen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:
    • 1. alle woningen binnen de bestemming Wonen - 6 voorzien dienen te worden van voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag omgevingsvergunning;
    • 2. een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 22.4 kan slechts worden verleend, mits:
      • de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
      • het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
  • b. het bepaalde in 22.2.6, onder d:
    • 1. voor het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:
      • de erfafscheiding uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
      • de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 m bedraagt;
      • de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt.
    • 2. een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 22.4 kan slechts worden verleend, mits:
      • de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
      • het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

22.5 Specifieke gebruiksregels

22.5.1 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
  • b. het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
    • 1. het woonkarakter van de woning;
    • 2. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
    • 4. het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
    • 5. het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.
  • c. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • d. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
  • e. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
  • f. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
  • g. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
  • h. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • i. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein;

22.5.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als woonruimte;

22.6 Afwijken van de gebruiksregels

22.6.1 Publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.5.1 onder c voor publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:

  • a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
  • b. wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen op al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;
  • c. voor het overige wordt voldaan aan de onder lid 22.5.1 genoemde voorwaarden.

22.6.2 Kamerverhuur

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 22.1 voor het gebruiken van een woning voor kamergewijze verhuur, met dien verstande dat moet worden voldaan aan de in Amersfoort geldende normen voor omzetting naar kamerverhuur zoals vastgelegd in paragraaf 3.1 van de 'Huisvestingsverordening Amersfoort 2011' en hoofdstuk 3 van de 'beleidsregels woonruimteverdeling gemeente Amersfoort'.

22.7 Wijzigingsbevoegdheid

22.7.1 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging wijzigen voor het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven en mits het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan.

Artikel 23 Leiding - riool (dubbelbestemming)

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - riool (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het transport van rioolwater door een rioolpersleiding.

23.2 Bouwregels

Voor het bouwen op en in de gronden als bedoeld in lid 23.1, gelden de volgende regels:

  • a. op en in de gronden mogen worden gebouwd andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m.
  • b. het bouwen volgens andere bestemmingen mag uitsluitend geschieden nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leidingen en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding en de veiligheid daarvan.

23.3 Specifieke gebruiksregel

Het gebruik van de gronden overeenkomstig de regels van de daarvoor aangewezen andere bestemmingen mag uitsluitend geschieden nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leidingen over de belangen van het doelmatig functioneren van de leiding en de veiligheid daarvan.

Noot: zie ook Artikel 33

Artikel 24 Waarde - Archeologie 1 (dubbelbestemming)

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 1 (dubbelbestemming)aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

24.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mag niet ten dienste van de bestemming Waarde - Archeologie 1 (dubbelbestemming)worden gebouwd.

24.2.1 Archeologisch onderzoeksrapport

Onverminderd het bepaalde in 24.2 mag op en in de gronden als bedoeld in 24.1 voor de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

24.2.2 Uitzondering

Het bepaalde onder 24.2.1 met betrekking tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
  • 2. de oprichting van een bouwwerk waarbij de hiermee samenhangende bodemingrepen niet dieper zijn dan 30 cm;
  • 3. indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

24.2.3 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de onder 24.2.1 bedoelde vergunning indien naar hun oordeel uit het daar genoemde rapport genoegzaam blijkt dat:

  • 1. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of;
  • 2. schade door de met de oprichting van het bouwwerk samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.
24.2.4 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:

  • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
24.2.5 Weigering

De onder 24.2.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

Noot: zie ook 33.2

Artikel 25 Waarde - Archeologie 2 (dubbelbestemming)

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 2 (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

25.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mag niet ten dienste van de bestemming Waarde - Archeologie 2 (dubbelbestemming) worden gebouwd.

25.2.1 Archeologisch onderzoeksrapport

Onverminderd het bepaalde in 25.2 mag op en in de gronden als bedoeld in 25.1 voor de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

25.2.2 Uitzondering

Het bepaalde onder 25.2.1 met betrekking tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
  • b. de oprichting van een bouwwerk waarbij de hiermee samenhangende bodemingrepen niet dieper zijn dan 30 cm;
  • c. de oprichting van een bouwwerk waarbij de hiermee samenhangende ingrepen wel dieper zijn dan 30 cm, maar de oppervlakte van deze bodemingrepen neit meer dan 100 m² bedraagt.
  • d. indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

25.2.3 Verlening vergunning
  • a. Burgemeester en wethouders verlenen de onder 25.2.1 bedoelde vergunning indien naar hun oordeel uit het daar genoemde rapport genoegzaam blijkt dat:
    er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of ;
  • b. schade door de met de oprichting van het bouwwerk samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

25.2.4 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden,
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen en
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
25.2.5 Weigering

De onder 25.2.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

Noot: zie ook 33.2

Artikel 26 Waarde - Archeologie 3 (dubbelbestemming)

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 3 (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

26.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mag niet ten dienste van de bestemming Waarde - Archeologie 3 (dubbelbestemming) worden gebouwd.

26.2.1 Archeologisch onderzoeksrapport

Onverminderd het bepaalde in 26.2 mag op en in de gronden als bedoeld in 26.1 voor de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

26.2.2 Uitzondering

Het bepaalde onder 26.2.1 met betrekking tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
  • b. de oprichting van een bouwwerk waarbij de hiermee samenhangende bodemingrepen niet dieper zijn dan 30 cm;
  • c. de oprichting van een bouwwerk waarbij de hiermee samenhangende ingrepen wel dieper zijn dan 30 cm, maar de oppervlakte van deze bodemingrepen neit meer dan 500 m² bedraagt.
  • d. indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

26.2.3 Verlening vergunning
  • a. Burgemeester en wethouders verlenen de onder 26.2.1 bedoelde vergunning indien naar hun oordeel uit het daar genoemde rapport genoegzaam blijkt dat:
    • 1. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of ;
    • 2. schade door de met de oprichting van het bouwwerk samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.
26.2.4 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden,
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen en
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
26.2.5 Weigering

De onder 26.2.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

Noot: zie ook 33.2

Artikel 27 Waarde - Archeologie 4 (dubbelbestemming)

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 4 (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

27.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mag niet ten dienste van de bestemming Waarde - Archeologie 4 (dubbelbestemming) worden gebouwd.

27.2.1 Archeologisch onderzoeksrapport

Onverminderd het bepaalde in 27.2 mag op en in de gronden als bedoeld in 27.1 voor de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

27.2.2 Uitzondering

Het bepaalde onder 27.2.1 met betrekking tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
  • b. de oprichting van een bouwwerk waarbij de hiermee samenhangende bodemingrepen niet dieper zijn dan 30 cm;
  • c. de oprichting van een bouwwerk waarbij de hiermee samenhangende ingrepen wel dieper zijn dan 30 cm, maar de oppervlakte van deze bodemingrepen neit meer dan 10.000 m² bedraagt.
  • d. indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

27.2.3 Verlening vergunning
  • a. burgemeester en wethouders verlenen de onder 27.2.1 bedoelde vergunning indien naar hun oordeel uit het daar genoemde rapport genoegzaam blijkt dat:
    er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of
  • b. schade door de met de oprichting van het bouwwerk samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

27.2.4 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden,
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen en
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
27.2.5 Weigering

De onder 27.2.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

Noot: zie ook 33.2

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 28 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 29 Algemene bouwregels

29.1 Maximale bouwhoogte

De hoogte van bouwwerken op het moment van ter inzageleggen van voorliggende plan, is de maximale bouwhoogte.

29.2 Overschrijding bouwgrenzen

In uitzondering op het bepaalde in hoofdstuk 2 (Bestemmingsregels) mag de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen worden overschreden, met dien verstande dat:

  • a. plinten, pilasters, kozijnen, hemelwaterafvoeren, ventilatiekanalen en rookkanalen de bouwgrens met ten hoogste 0,3 meter mogen overschrijden;
  • b. luifels en overstekende daken de bouwgrens met ten hoogste 1 meter mogen overschrijden;
  • c. bij bouwwerken die boven een openbaar voetpad worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 2,2 meter dient te worden aangehouden;
  • d. bij bouwwerken die boven een rijbaan worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 4,2 meter dient te worden aangehouden.

29.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en van het straat- en bebouwingsbeeld, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bouwen van luifels, balkons, bordessen, trappen, galerijen, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame, mits:

  • a. de bouwgrens met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden;
  • b. de bouwwerken niet lager worden aangebracht dan 4,20 meter boven een rijbaan en 2,20 meter boven een voetpad.

29.4 Laden en lossen

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

Artikel 30 Algemene gebruiksregels

30.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik:

  • 1. van onbebouwde gronden:
    • a. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    • b. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaar¬tui¬gen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    • c. als plaats voor sloop-, reparatie- of andere werkzaamheden aan auto's, anders dan incidentele, reguliere onderhoudswerkzaamheden op beperkte schaal;
    • d. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen en LPG;
  • 2. van gebouwen en onbebouwde gronden als seksinrichting.
30.2 Afwijken evenement

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 30.1 wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden voor kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling is vereist en deze is verleend.

30.3 Afwijken voor meest doelmatig gebruik

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 30.1 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatig gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 31 Algemene afwijkingsregels

31.1 Afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan:

  • a. voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, abri's, telefooncellen, fietsenstallingen, weegbruggen en dienstgebouwtjes voor onderhoud of gebruik van openbaar groen, wegen of speelplaatsen, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de goothoogte niet meer dan 3 m en de inhoud niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
  • b. voor het in geringe mate overschrijden van de bestemmings- of bouwgrenzen met ten hoogste 3 m, mits dit noodzakelijk is voor de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of bebouwing, mits daardoor de geldende oppervlakte van de bij de afwijking betrokken vlakken met niet meer dan 10 % wordt vergroot;
  • c. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages.

31.2 Voorwaarden

De afwijkingen als bedoeld in lid 31.1 worden geweigerd indien door het verlenen daarvan:

  • a. op enig aangrenzend terrein de realisering van de bestemming wordt belemmerd;
  • b. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende terreinen;
  • c. daardoor de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

31.3 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan voor het gebruik van bijbehorende bouwwerken bij (bedrijfs)woningen als afhankelijke woonruimte in combinatie met de noodzakelijke verbouw daarvan voor mantelzorg of een mantelzorgwoning, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. door een deskundige is aangetoond dat de afwijking noodzakelijk is in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden;
  • b. door de vestiging van extra woonruimte mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • c. de maximale toegestane oppervlakte aan bijgebouwen mag niet worden overschreden, met dien verstande dat de oppervlake van een te plaatsen portocabin voor mantelzorg niet wordt meegerekend;
  • d. de oppervlakte mag maximaal bedragen:
    • 1. 30 m2 bij mantelzorg voor één persoon;
    • 2. 50 m2 bij mantelzorg voor twee personen;
  • e. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd;
  • f. er mag geen extra ontsluitingsmogelijkheid op de openbare weg worden gemaakt;
  • g. de aanvrager ter toetsing van de aanvraag om afwijking een bouwkundig rapport overlegt, waarin een overzicht wordt gegeven van:
    • 1. de bestaande bouwkundige en gebruikssituatie;
    • 2. de te treffen voorzieningen;
    • 3. de nieuwe (inrichtings)situatie;
    • 4. het terugbrengen in oude staat van de aan- uit en bijgebouwen ná de beïndiging van de mantelzorgsituatie.

31.4 Intrekken omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders trekken de in lid 31.3 bedoelde omgevingsvergunning in als de bij het verlenen bestaande noodzaak vanuit oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

Artikel 32 Algemene wijzigingsregels

32.1 Wijziging in verband met monumentale waarden

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de verbeelding wijzigen door het laten vervallen en/of toevoegen van aanduidingen 'cultuurhistorische waarden' indien uit onderzoek blijkt dat het betreffende object niet gehandhaafd kan of juist gehandhaafd moet worden.

Artikel 33 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

33.1 Omgevingsvergunningplicht Leiding-riool

Behoudens het bepaalde in lid 33.4, is het verboden ter plaats van de dubbelbestemming 'Leiding - gas', 'Leiding - riool en 'Leiding - water' en Leiding - warmtetransport' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uite te voeren:

  • a. het aanleggen en verharden of wijzigen van het profiel van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • c. het permanent opslaan van goederen;
  • d. aanleggen, vergraven, verruimen en/of dempen van watergangen, sloten, vijvers en andere wateren;
  • e. aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • f. het verhogen of verlagen van de grondwaterstanden;
  • g. het verwijderen, planten of aanbrengen van hoogopgaande en diepwortelende beplanting en/of bomen;
  • h. het indrijven van voorwerpen.

33.2 Omgevingsvergunningplicht archeologische waarden
  • a. Het is binnen de bestemming Waarde - Archeologie 1 (dubbelbestemming)verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren op een grotere diepte dan 30 cm;
  • b. Het is binnen de bestemming Waarde - Archeologie 2 (dubbelbestemming) verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren op een grotere diepte dan 30 cm en over een grotere oppervlakte van 100 m²;
  • c. Het is binnen de bestemming Waarde - Archeologie 3 (dubbelbestemming) verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren op een grotere diepte dan 30 cm en over een grotere oppervlakte van 500 m²;
  • d. Het is binnen de bestemming Waarde - Archeologie 4 (dubbelbestemming) Waarde - Archeologie 4 (dubbelbestemming) verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren op een grotere diepte dan 30 cm en over een grotere oppervlakte van 10.000 m²;
  • e. Het bepaalde onder a, b, c en d is van toepassing op de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden:
    • 1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30cm, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
    • 2. het ophogen van de bodem met meer dan 30cm;
    • 3. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30cm;
    • 4. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of
      parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30cm bedraagt;
    • 5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;
    • 6. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden
      verwijderd op een grotere diepte dan 30 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting;
    • 7. het omzetten van grasland in bouwland;
    • 8. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een
      grotere diepte dan 30 cm.
  • f. De aanvrager van de omgevingsvergunning als bedoeld onder a,b, c en d legt een archeologisch onderzoeksrapport over waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • g. De onder f beschreven verplichting tot het overleggen van een archeologisch rapport geldt niet indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

33.3 Omgevingsvergunningplicht cultuurhistorische waarden

Behoudens het bepaalde in lid 33.4, is het ter waarborging van cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het geheel of gedeeltelijk slopen van de gebouwen en/of het geheel of gedeeltelijk wijzigen van de voorgevel of dakconstructie van gebouwen.
33.4 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

De in de leden33.1, 33.2 en 33.3 vervatte verboden gelden niet voor het uitvoeren van de volgende andere werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
  • c. het aanleggen van verhardingen voor in- en uitritten tot elk een oppervlakte van 60 m²;
33.5 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in de voorgaande leden, zijn niet toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in voorgaande leden bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

33.6 Procedure
  • a. Voor zij beslissen over een vergunning voor werken of werkzaamheden ter plaatse van de bestemming Leiding - riool (dubbelbestemming) vragen burgemeester en wethouders schriftelijk advies aan de leidingbeheerder.
  • b. Voor zij beslissen over een vergunning voor gebouwen met de aanduiding ”cultuurhistorische waarden”, vragen burgemeester en wethouders schriftelijk advies van de Commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit (voorheen de gemeentelijke monumentencommissie)
  • c. Voor zij beslissen over een vergunning voor werken of werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding ”archeologische waarden”, vragen burgemeester en wethouders schriftelijk advies van de gemeentelijke archeologen.

33.7 Voorwaarden

Burgemeester en wethouders kunnen aan de vergunning als bedoeld in 33.2 de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te lagen begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 34 Overgangsrecht

34.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a, voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

34.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

34.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders voor die persoon of personen van dat overgangsrecht vrijstelling verlenen.

Artikel 35 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Schothorst-Zielhorst”.