direct naar inhoud van Artikel 4 Woongebied
Plan: Vathorst, partiele herziening De Velden 2 D
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.BP00075-0301

Artikel 4 Woongebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. twee-onder-één-kap, aaneengesloten en vrijstaande woningen;
  • b. verkeersvoorzieningen in de vorm van wegen, voet- en fietspaden, in- en uitritten en parkeerplaatsen, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "ontsluiting (os)" een in- en uitgang voor een verkeersontsluiting;
  • d. groen- en speelvoorzieningen, pleinen;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, nutsvoorzieningen en water;

met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de aanvraag omgevingsvergunning.

4.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

4.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. binnen de gezamelijke gronden met deze bestemming mag het totaal aantal woningen niet meer bedragen dan 49;
  • c. binnen de gronden met deze bestemming mogen uitsluitend grondgebonden woningen worden gebouwd;
  • d. de afstand van een achtergevel van een hoofdgebouw tot de achtergevel van een achterliggende woning bedraagt ten minste 15 meter;
  • e. de afstand tussen de voorgevels van de woningen onderling, dan wel de voorgevels en achtergevels van woningen onderling, mag niet minder dan 10 meter bedragen;
  • f. de bouwdiepte van woningen zonder bijbehorende bouwwerken mag maximaal 13 meter bedragen met dien verstande dat de afmetingen van de voor-, achter- en zijgevels zoals deze bij omgevingsvergunning van de hoofdgebouwen zijn vergund, onverminderd het bepaalde onder lid 4.2.2, worden aangemerkt als bebouwingsgrens waarbinnen de hoofdgebouwen dienen te worden gebouwd;
  • g. binnen de gronden met deze bestemming mogen woningen worden gebouwd van maximaal 2 bouwlagen met daarboven een kap, met dien verstande dat de goothoogte en de hoogte zoals deze bij omgevingsvergunning van de hoofdgebouwen zijn vergund, worden aangemerkt als maximale goothoogte en hoogte waarbinnen de hoofdgebouwen dienen te worden gebouwd.

4.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. dienen op een afstand van niet minder dan 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan, te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerderd met 0,3 m;
  • c. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en de hoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bijbehorende bouwwerken mogen plat worden afgedekt of met een dakhelling kleiner dan 45°; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45° mogen de bijbehorende bouwwerken een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben;
  • e. de gezamelijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag bij elke woning niet meer bedragen dan 15% van het bij de woning behorende kadastrale perceel, met een maximum van 75m2;
  • f. dakkapellen en/of dakopbouwen op vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan.

4.2.3 ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken die zijn gelegen geheel onder maaiveld zijn overal toegestaan onder gebouwen en bijbehorende bouwwerken;
  • b. wanneer ondergrondse bouwwerken worden gerealiseerd buiten de bouwcontour van de gebouwen, dan moet voldaan worden aan het maximale percentage voor bijbehorende bouwwerken;
  • c. de gevels van ondergrondse bouwwerken mogen niet zichtbaar zijn, met uitzondering van een koekoek;
  • d. wanneer het ondergrondse bouwwerk is bedoeld voor parkeren, mag een inrit aan de straatzijde worden gerealiseerd met een maximale breedte van 3 meter;
  • e. het realiseren van ondergrondse bouwwerken mag geen nadelige invloed hebben op de bodem- en waterhuishouding en op eventueel aanwezige archeologische waarden.

4.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

bouwwerken   max. bouwhoogte  
palen, masten en reclame- en andere tekens   10 m  
verlichtingsmastenen antenne-installaties   12 m  
luifels en ander straatmeubilair   4 m  
pergola's   3 m  
erf- en perceelsafscheidingen voor de voorgevel   1 m  
overige erf- en perceelsafscheidingen voor de voorgevel en overige andere bouwwerken   2 m  

4.3 Nadere eisen
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
  • 2. Parkeervoorzieningen op eigen terrein dienen daarvoor in stand te worden gelaten.
4.4 Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.4, ten behoeve van het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:

    • 1. de erfafscheiding uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
    • 2. de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 m bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
  • b. het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
    • 1. het woonkarakter van de woning;
    • 2. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
    • 4. het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
    • 5. het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.
  • c. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • d. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
  • e. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
  • f. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
  • g. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
  • h. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • i. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein.


met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de aanvraag omgevingsvergunning.

4.5.2 strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend :

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als woonruimte;
  • b. het gebruik van garageboxen voor bedrijfsmatige opslag en overige activiteiten met een bedrijfsmatig karakter;
  • c. het gebruik van de woningen op de gronden met de bestemming “Woongebied” voordat langs de naastgelegen spoorlijn Zwolle-Amersfoort (traject 251) effectieve geluidsschermen zijn geplaatst conform het onderzoek "Akoestisch onderzoek weg-en railverkeerslawaai, d.d. 20 november 2012, kenmerk OBV140/Kzj/1086 ", zoals opgenomen in de bijlagen bij de regels, waardoor voor de nieuw te bouwen woningen de voorkeurgrenswaarde van 55 dB niet wordt overschreden.
4.6 Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.5.1, onder c ten behoeve van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:

  • a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
  • b. wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen op al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;
  • c. voor het overige wordt voldaan aan de onder artikel 4.5.1 genoemde voorwaarden.
4.7 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging wijzigen ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.