direct naar inhoud van Regels
Plan: Binnenstad
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.BP00071-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Binnenstad met identicifatienummer NL.IMRO.0307.BP00071-0301, van de gemeente Amersfoort;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 achtergevel:

de (oorspronkelijke) gevel aan de achterzijde van een gebouw;

1.6 afhaalpunt:

een locatie waar de consument via internet bestelde goederen kan afhalen of retourneren, waar uitsluitend logistiek en opslag van deze eerdere bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop en/of overige activiteiten;

1.7 afhaalzaak:

een specifieke vorm van detailhandel waar in hoofdzaak kant-en-klare maaltijden en kleine etenswaren, alsmede alcoholvrije drank en consumptie-ijs worden verkocht voor directe consumptie anders dan ter plaatse;

1.8 afhankelijke woonruimte:

een bijbehorend bouwwerk waarin mantelzorg wordt verleend;

1.9 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen hoofdgebouw en geen bijbehorende bouwwerk zijnde;

1.10 archeologisch onderzoeksrapport:

in rapportvorm vervat verslag van een volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan de aanwezigheid van archeologische waarden kan worden vastgesteld en de aard en/of kwaliteit daarvan kunnen worden bepaald;

1.11 archeologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de daarin voorkomende archeologische relicten;

1.12 basisprincipes van historische architectuur:

de voor nieuwbouw toe te passen architectuurprincipes, waarmee eenheid en samenhang in het straatbeeld wordt nagestreefd;

1.13 basisprincipes van historische winkelonderpuien:

de bij een gevelwijziging van winkelonderpuien toe te passen architectuurprincipes, waarmee herstel en behoud van (historische) winkelonderpuien wordt nagestreefd;

1.14 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.15 bebouwingspercentage:

een met een aanduiding of in de regels aangegeven percentage, dat aangeeft welk deel van het bij het hoofdgebouw behorende erf ten hoogste mag worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken en overkappingen;

1.16 bed & breakfast:

een kleinschalige overnachtings- en verblijfsaccommodatie in een woning, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt;

1.17 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.18 bedrijfsgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

1.19 bedrijfsvloeroppervlakte/brutovloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.20 beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in woningen:

het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, of het uitoefenen van een kleinschalig bedrijf aan huis die:

  • a. in de van de regels deeluitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangeduid als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft de gevolgen voor de omgeving;
  • b. geen horeca, seksinrichtingen en detailhandel zijn, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit en behoudens internetwinkels;
  • c. in aard en omvang van de bedrijfsuitoefening met de woonfunctie verenigbaar is;
1.21 beschermd stadsgezicht:

groepen van onroerende zaken en terreinen, hieronder begrepen bomen, straten, pleinen, bruggen en water, die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meerdere monumenten bevinden en die ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet 1988 als zodanig zijn aangewezen;

1.22 bestaand bouwwerk:

een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, dan wel omgevingsvergunning;

1.23 bestaand gebruik:

gebruik van grond en bouwwerken dat aanwezig is op het moment van inwerkingtreding van het plan;

1.24 bestaande situatie:

situatie zoals die bestaat op het moment van inwerkingtreding van dit plan;

1.25 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.26 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.27 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.28 bouwhistorisch onderzoek

onderzoek naar de bouw-, verbouwings- en gebruiksgeschiedenis van gebouwen, complexen van gebouwen of gebieden, in hun ruimtelijke samenhang, aan de hand van de vorm, de constructies, de gebruikte materialen en de afwerking;

1.29 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.30 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.31 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitzondering van kelder en ruimten in de kap;

1.32 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.33 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.34 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.35 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.36 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.37 coffeeshop:

een alcoholvrij horecabedrijf ten aanzien waarvan de burgemeester in beginsel de handel in hasjiesj en hennep (ook stekjes) zoals omschreven in lijst II behorend bij de Opiumwet, ook wel aangeduid als hasj, marihuana, weed, wiet of stuff, heeft toegestaan;

1.38 culturele voorzieningen:

voorzieningen in de vorm van:

  • musea, ateliers, galeries, bibliotheken, muziek-, dans- en toneelscholen en andere daarmee vergelijkbare kunst- en cultuurgerelateerde voorzieningen;
  • theaters, bioscopen, schouwburgen, concert- en congresgebouwen en andere daarmee vergelijkbare kunst- en cultuurgerelateerde voorzieningen;
1.39 cultuurhistorische analyse:

de bij deze regels behorende en daarvan deel uitmakende analyse, waarin de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, daaronder begrepen de stedenbouwkundig-historische waarden, de architectuurhistorische waarden en bouwhistorische waarden van het gebied van dit plan worden beschreven;

1.40 cultuurhistorische waarde:

de waarde, gevormd door de duidelijke herkenbaarheid van de historische ontwikkeling van bebouwing, nederzetting en/of landschap, in de structuur, de ruimte en de ruimtevormende elementen daarvan;

1.41 dak:

een bovenbeëindiging van een gebouw;

1.42 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst, tenzij sprake is van een bestaande borstwering, waarbij de onderdorpel van het kozijn van de dakkapel aansluit op het schuine dakvlak en de goot doorloopt ter plaatse van de dakkapel;

1.43 dakopbouw:

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt;

1.44 dakterras:

buitenruimte op het dak van een gebouw dat toegankelijk is voor mensen;

1.45 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit alsmede bij de hoofdfunctie passende en daaraan ondergeschikte horeca van categorie 3, kantoren en productie van ter plaatse te koop aan te bieden goederen;

1.46 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, met uitzondering van prostitutie, waarbij een onderscheid kan worden gemaakt in:

a. zakelijke dienstverlening: het bedrijfsmatig verlenen van diensten gericht op administratief, financieel, ontwerp, advies, juridisch of daarmee gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie.

b. publieksgerichte dienstverlening: dienst door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus, ateliers en dergelijke;

1.47 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat is gelegen buiten het bouwvlak bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover een bestemmingsplan of beheersverordening die inrichting niet verbieden;

1.48 evenementen:

grootschalige, één- of meerdaagse manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, shows, tentoonstellingen en thematische markten;

1.49 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.50 gevelbeelden:

bij deze regels behorend en daarvan deel uitmakend samenstel van foto's en tabellen, waarop de gevels fotografisch zijn vastgelegd en in de tabellen de goothoogte, bouwhoogte, gevel- en/of pandbreedte, de aanwezige bouwhistorische verwachting en de aanwezige waardevolle winkelonderpuien zijn aangegeven;

1.51 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.52 hoofdgebouw:

een samenstel van een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.53 horeca van categorie 1:

Horeca van categorie 1   Restaurant, bistro, crêperie, tapasbar, pizzeria, kookstudio   Een zelfstandig horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor de consumptie ter plaatse, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholvrije en alcoholhoudende dranken;  
  Cafetaria, snackbar, grill-room, fastfoodrestaurant, automatiek, snelbuffet   Een zelfstandig horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden (al dan niet voor de consumptie ter plaatse), al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholvrije en alcoholhoudende dranken  
  Lunchroom, konditorei   Een zelfstandig (dag)horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide of bewerkte etenswaren al dan niet voor de consumptie ter plaatse  
  Koffiehuis, theehuis   Een zelfstandig (dag)horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstekken van alcoholvrije dranken voor de consumptie ter plaatse, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren  
  IJsalon   Een zelfstandig (dag)horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van consumptie-ijs voor de consumptie ter plaatse  

1.54 horeca van categorie 2:

Horeca van categorie 2   Café, bar, kroeg, bodega, proeflokaal   Een zelfstandig horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (alcoholhoudende) dranken voor de consumptie ter plaatse, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren;  
  Discotheek, bar-dancing, danscafé, partycentrum   Een zelfstandig horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het bedrijfsmatig ten gehore brengen van muziek, het gelegenheid geven tot dansbeoefening en het verstrekken van (alcoholhoudende) dranken voor de consumptie ter plaatse, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren  
  Brasserie, eetcafé, grandcafe   Een zelfstandig horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor de consumptie ter plaatse en het verstrekken van (alcoholhoudende) dranken voor de consumptie ter plaatse  

1.55 horeca van categorie 3:

Horeca van categorie 3     Het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte nevenactiviteit en waarbij:
1. de horeca-activiteiten passen bij de hoofdfunctie, dienen ter ondersteuning daarvan en niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie;
2. de omvang van de horeca-activiteiten niet meer mag bedragen dan 30% van de (verkoop)vloeroppervlakte van de ter plaatse aanwezige functie en/of voorziening  

1.56 horeca van categorie 4:

Horeca van categorie 4   Hotel, logies, pension   Een zelfstandig horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht), al dan niet met de daarbij behorende voorzieningen als een restaurant en congres- en vergaderfaciliteiten  

1.57 huishouden:

een vorm van wonen, zowel in de traditionele vorm van gezin als in de minder traditionele vorm, mits sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning met een zekere mate van onderlinge verbondenheid tussen de bewoners en continuïteit in de samenstelling;

1.58 internetwinkel:

een specifieke vorm van detailhandel, waarbij de transactie via internet tot stand komt, ter plaatse alleen de bijbehorende opslag en distributie plaatsvindt en afhalen, tonen en afrekenen van goederen niet ter plaatse gebeurt;

1.59 kaart kleine historische elementen

de bij deze regels behorende en daarvan deel uitmakende kaart, waarop de waardevolle kleine historische elementen zijn aangegeven;

1.60 kantoor:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten gericht op administratief, financieel, ontwerp, advies, juridisch of daarmee gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie;

1.61 kap:

een constructie ter afdekking van een gebouw waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een muur, met tenminste 2 schuine dakvlakken of een gebogen vorm of met 1 schuin vlak indien het een lessenaarsdak betreft;

1.62 kappenkaart:

bij deze regels behorende en daarvan deel uitmakende kaart, waarop de vorm en richting van kappen is aangegeven;

1.63 kelder:

een gedeelte van een gebouw dat aan de bovenzijde wordt afgedekt door de begane grondvloer van datzelfde gebouw, danwel van een bijbehorend bouwwerk of door het afgewerkte maaiveld, en dat geheel is gelegen onder het afgewerkte maaiveld;

1.64 kiosk:

een solitair gebouw van beperkte omvang en geplaatst in de openbare ruimte, dat voor consumptie- en/of detailhandelsdoeleinden mag worden gebruikt;

1.65 koekoek:

een met keerwanden uitgevoerd bouwwerk ter hoogte van het snijpunt van de gevel en het maaiveld dat voorziet in de licht- en luchttoetreding van de onderbouw en geen toegang tot het gebouw mag zijn;

1.66 kunstwerk:

een ander bouwwerk ten behoeve van wegen en waterlopen, zoals een brug, duiker of viaduct, alsmede beeldende kunst;

1.67 legale bouwwerken:

bestaande bouwwerken die aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn gebouwd;

1.68 luifel:

een ander bouwwerk in de vorm van een afdak of platte overkapping aan de gevel van een gebouw zonder ondersteuning van muren of andere bouwwerken;

1.69 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen in de vorm van welzijn, zorg, onderwijs, woonzorginstellingen, religie, openbare dienstverlening, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

1.70 mantelzorg:

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.71 multimediabedrijf:

een bedrijf dat producten maakt of bedrijfsmatig diensten verleent op het gebied van beeld, geluid en tekst met gebruikmaking van radio, televisie, internet etc;

1.72 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.73 omgevingsvergunning:

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.74 ondergronds bouwwerk:

een (gedeelte) van een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil;

1.75 ordekaart:

de bij deze regels behorende en daarvan deel uitmakende kaart, waarop de monumenten (orde 1), beeldbepalende panden (orde 2), beeldondersteunende panden (orde 3) en indifferente/afwijkend van de gebiedskarakteristieken panden (orde 4) zijn aangegeven;

1.76 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.77 overbouwing:

een deel van een gebouw, gelegen boven het peil, vrij van het aansluitende afgewerkte terrein, dat ter weerszijden wordt ondersteund door hetzelfde gebouw;

1.78 overkapping:

een ander bouwwerk, dat geen eigen wanden of deuren heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door gebouwen en/of ondersteuningen van het dak, daaronder begrepen luifels;

1.79 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.80 parkeereis:

het aantal parkeerplaatsen dat op basis van de in Amersfoort geldende parkeernormen nodig is voor een ruimtelijke ontwikkeling;

1.81 passagiersvaartuigen:

(bedrijfs)vaartuigen gebruikt als of bestemd voor georganiseerde rondvaarten voor grotere aantallen personen ten behoeve van toeristische en/of sociaal-culturele activiteiten;

1.82 peil:
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor de overige gebouwen: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct aan de weg grenst: de kruin van de weg;
  • d. voor de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw;
  • e. de (maaiveld)hoogte van een voor een erf of erven als zodanig aangegeven punt;
  • f. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.83 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.84 prostitutie:

het aanbieden van seksuele diensten tegen een materiële vergoeding;

1.85 prostitutiebedrijf:

een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt, een erotische massagesalon mede begrepen;

1.86 publieksgerichte beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis:

beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis bestaande uit hoofdzakelijk baliewerkzaamheden of andere diensten die publiek aantrekken, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus, gastouderopvang, ateliers en dergelijke; in tegenstelling tot niet-publieksgerichte beroep- en bedrijfsactiviteit aan huis;

1.87 schaalladder van gevelelementen:

de voor nieuwbouw (en eventueel gevelwijzigingen) toe te passen schalen c.q. schaalniveaus, waarmee de mate van verfijning van gevels van hoofdgebouwen wordt aangegeven.

1.88 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht; onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een parenclub of prostitutiebedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.89 schijnkap

een kap die aan de voorzijde en/of achterzijde van een gebouw bestaat uit een hellend dakvlak en voor het overige overgaat in een plat dak;

1.90 short stay:

het structureel aanbieden van een zelfstandige woning voor tijdelijke bewoning aan één huishouden voor een aaneensluitende periode van tenminste één week en maximaal zes maanden;

1.91 slopen:

geheel of gedeeltelijk afbreken;

1.92 souterrain:

het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat maximaal 1,2 meter boven het (straat)peil is gelegen;

1.93 speeltoestel:

ander bouwwerk ten behoeve van het spelen o.a. in de vorm van (combi)speeltoestellen met glijden, klauteren en evenwichtfuncties;

1.94 terras:

een al dan niet overdekte buitenruimte bij een horecagelegenheid;

1.95 urilift:

een openbaar in de grond te verzinken urinoir c.q. antiwildplas-installatie;

1.96 verbeelding:

de geometrisch bepaalde planobjecten (voorheen plankaart genoemd);

1.97 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan kennelijk als zodanig aangemerkt diende te worden;

1.98 voorgevelrooilijn:

denkbeeldige dan wel op de plankaart aangegeven grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd, die loopt tot aan de perceelsgrenzen;

1.99 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:

Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan;

1.100 wonen:

verblijf houden en gehuisvest zijn in woningen of andere complexen van ruimten geschikt en bestemd voor huisvesting, waaronder kamers, studio's en short-stay;

1.101 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.102 woonzorginstelling:

instelling waar wordt gewoond en zorg wordt verleend, zoals een verzorgingshuis, een verpleeghuis of een hospice.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de perceelgrens:

de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot een bepaalde grens van het erf;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk conform de gevelbeelden:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. De bouwhoogte wordt naar boven afgerond naar de dichtstbijzijnde halve meter. Indien van een bouwwerk meerdere goothoogten te zien zijn dan is bij de gevelbeelden de hoogste bouwhoogte weergegeven met een (kruis) * aanduiding. In dat geval varieert de bouwhoogte;

2.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 de goothoogte van een bouwwerk conform de gevelbeelden:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. De goothoogte wordt naar boven afgerond naar de dichtstbijzijnde halve meter. Indien van een pand meerdere goothoogten te zien zijn (bijvoorbeeld vanwege geleding in de gevelopbouw) dan is bij de gevelbeelden de hoogste goothoogte weergegeven met een (kruis) * aanduiding. In dat geval varieert de goothoogte;

2.7 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine;

2.8 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.9 de lengte, breedte en de diepte van een bouwwerk:

tussen de lijnen, getrokken door de buitenzijde van de gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren;

2.10 de gevel/pandbreedte van een bouwwerk conform de gevelbeelden:

de afstand tussen de verticale linker- en rechterbegrenzing van een zich als architectonische eenheid manifesterende voorgevel. Omdat (winkel)onderpuien niet altijd deze begrenzing volgen is in voorkomende gevallen de breedte op de verdiepingen maatgevend.
Wanneer de gevel/pandbreedte niet relevant is, is deze voor het betreffende adres op de gevelbeelden als "niet van toepassing (n.v.t.)" aangeduid;

2.11 oppervlakte van bijbehorende bouwwerken:

bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken worden niet meegerekend (gedeelten van) bijbehorende bouwwerken gelegen binnen het bouwvlak, met dien verstande dat erkers, etc. voor de voorgevel niet meetellen bij de berekening van de oppervlakte;

2.12 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.13 de vloeroppervlakte van een bouwwerk:

de totale vloeroppervlakte van alle bouwlagen van een gebouw(en) met inbegrip van alle daartoe behorende ruimten, gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven uit categorie A en B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging, die als bijlage (1) bij deze regels is gevoegd;
  • b. uitsluitend een transformatorstation ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - transformatorstation (sb-ts)",
  • c. uitsluitend een nutsvoorziening ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening (nv)";
  • d. de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, water, erven, groenvoorzieningen, parkeer- en laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en ondergrondse afvalinzamelvoorzieningen;

met dien verstande dat per bedrijf voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid, zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

3.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend hoofdgebouwen, overkappingen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

3.2.1 Hoofdgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. voor het bouwen van hoofdgebouwen geldt het bepaalde in artikel 28 (Waarde- Beschermd Stadsgezicht);
  • b. overkappingen dienen in het bouwvlak te worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen;
  • d. de overkappingen mogen plat worden afgedekt en/of met een dakhelling van maximaal 45 graden; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45 graden mogen overkappingen een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben.

3.2.2 Andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

bouwwerken   max. bouwhoogte  
- palen en masten
- reclame-uitingen  
6 m
3 m  
- verlichtingsmasten   6 m  
- erf- en terreinafscheidingen, hekwerken en muren op erven grenzend aan het openbare gebied   1 m  
- overige erf- en terreinafscheidingen, hekwerken en muren
- overige andere bouwwerken  
2 m
2 m  

 

3.2.3 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen, waaronder begrepen parkeervoorzieningen en fietsenstallingen, gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse gebouwen, die geheel onder het maaiveld zijn gelegen, zijn overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan;
  • b. uit onderzoek moet blijken dat het realiseren van ondergrondse gebouwen, geen nadelige invloed heeft op de bodem- en waterhuishouding en op de eventuele aanwezige archeologische waarden;
  • c. voor het bouwen van parkeervoorzieningen en fietsenstallingen geldt, indien van toepassing, het bepaalde in artikel 28 (Waarde Beschermd Stadsgezicht).

3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een geluidszoneringsplichtige inrichting en bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (Bzro);
  • b. buitenopslag ten behoeve van bedrijvigheid, die op grond van dit artikel is toegestaan, is niet toegestaan;
  • c. detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte producten;
  • d. kantoren, indien de oppervlakte meer bedraagt dan 50% van het hoofdgebouw.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Toestaan vergelijkbare bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder a voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, met uitzondering van nutsvoorzieningen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het bedrijf kan voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk worden gesteld met een bedrijf genoemd in de categorieën of A of B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging, die als bijlage (1) bij deze regels is gevoegd;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de bouw- en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen.

3.4.2 Toestaan zwaardere categorie bedrijvigheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder a voor het toestaan van bedrijven uit categorie C van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging, dan wel bedrijven die daarmee vergelijkbaar zijn voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die ze veroorzaken, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. er vindt geen onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat en de verkeersveiligheid plaats;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de bouw- en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wro het plan wijzigen voor het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

Artikel 4 Centrum - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de hierna genoemde doeleinden op de hierbij aangegeven plaatsen:

doeleinden   begane grond / kelder   eerste verdieping   overige verdiepingen  
detailhandel en/of detailhandel met horeca van categorie 3   ja   ja   nee  
publieksgerichte dienstverlening   ja   ja   nee  
maatschappelijke voorzieningen met horeca van categorie 3   nee   ja   nee  
zakelijke dienstverlening / kantoren   nee   ja   nee  
bedrijven, die in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangeduid als categorie A en B   nee   ja   nee  
culturele voorzieningen, m.u.v. theaters, bioscopen, schouwburgen, concert- en congresgebouwen en andere daarmee vergelijkbare instellingen, met horeca van categorie 3   nee   ja   nee  
wonen   nee   ja   ja  
horeca van categorie 1   ja   ja   nee  
horeca van categorie 2   nee   nee   nee  
horeca van categorie 4   nee   nee   nee  

 

  • b. voetgangersgebied ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer- voetgangersgebied" (sv-vg);
  • c. de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, water, erven, groenvoorzieningen, parkeer- en laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en ondergrondse afvalinzamelvoorzieningen;

en tevens voor:

  • d. fietsenstallingen in de kelder;

met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen, zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

4.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

4.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen geldt het bepaalde in artikel 28 (Waarde-Beschermd Stadsgezicht).

4.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken en overkappingen zijn toegestaan binnen het bestemmingsvlak en mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat bijbehorende bouwwerken en overkappingen op een afstand van niet minder dan 1 meter achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw dienen te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken en aangebouwde overkappingen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerderd met 0,30 meter;
  • c. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. de bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden afgedekt met een kap met een dakhelling en dakvorm overeenkomstig het hoofdgebouw; indien het hoofdgebouw plat is afgedekt, worden de bijbehorende bouwwerken en overkappingen afgedekt met een kap van minimaal 45 graden en maximaal 60 graden;
  • e. schijnkappen zijn niet toegestaan;
  • f. het bebouwingspercentage van de gronden buiten het bouwvlak mag ten behoeve van bijbehorende bouwwerken en overkappingen niet meer bedragen dan 50%, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen op die gronden niet meer mag bedragen 45 m2;
  • g. in afwijking van het bepaalde in lid f. mag ter plaatse van de aanduiding '' maximum bebouwingspercentage 100%" het bebouwingspercentage van de gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van bijbehorende bouwwerken en overkappingen 100% bedragen;
  • h. legale bijbehorende bouwwerken en overkappingen, die bestaan ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan en die niet voldoen aan het bepaalde in lid a. tot en met g. mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet vergroot.

4.2.3 Andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde
  • a. Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
- palen en masten
- reclame-uitingen  
6 m
3 m  
- verlichtingsmasten   6 m  
- erf- en terreinafscheidingen, hekwerken en muren op erven grenzend aan het openbare gebied   1 m  
- overige erf- en terreinafscheidingen, hekwerken en muren
- overige andere bouwwerken  
2 m
2 m  

 

  • b. legale andere bouwwerken, die bestaan ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan en die niet voldoen aan het bepaalde in lid a. mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet vergroot.

4.2.4 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen, waaronder begrepen parkeervoorzieningen en fietsenstallingen, gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse gebouwen, die geheel onder het maaiveld zijn gelegen, zijn overal toegestaan waar gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
  • b. indien ondergrondse gebouwen worden gerealiseerd buiten het bouwvlak, dan mag het in lid 4.2.2 onder f en g toegestane bebouwingspercentage voor bijbehorende bouwwerken en overkappingen niet worden overschreden;
  • c. uit onderzoek moet blijken dat het realiseren van ondergrondse gebouwen geen nadelige invloed heeft op de bodem- en waterhuishouding en op de eventuele aanwezige archeologische waarden;
  • d. voor het bouwen van parkeervoorzieningen en fietsenstallingen geldt, indien van toepassing, het bepaalde in artikel 28 (Waarde Beschermd Stadsgezicht).

4.2.5 Dakterrassen op aangebouwde bijbehorende bouwwerken

Dakterrassen zijn toegestaan op aangebouwde bijbehorende bouwwerken aan de achtergevel, met dien verstande dat:

  • a. de dakterrassen worden gerealiseerd op een plat dak;
  • b. de hekwerken een hoogte hebben van maximaal 1,10 meter, gemeten vanaf het dakvlak;
  • c. de hekwerken minimaal 1,50 meter vanaf de dakrand, die grenst aan lager gelegen openbare ruimte of aan lager gelegen erf dat grenst aan de openbare ruimte, zijn gesitueerd;
  • d. de toegang tot het dakterras uitsluitend bestaat uit een dakluik, een dakkoepel of een deur in de gevel van de eerste verdieping van het hoofdgebouw, mits daarmee de cultuurhistorische en de architectuurhistorische waarden van de gevel van het hoofdgebouw niet onevenredig worden aangetast.

4.2.6 Voetgangersgebied

Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer-voetgangersgebied" (sv-vg) dienen de gronden te worden ingericht als een overdekt voetgangersgebied.

4.3 Nadere eisen
4.3.1 Nadere eisen bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de dakhelling en dakvorm van een bijbehorend bouwwerk en/of overkapping dan wel met betrekking tot het (gedeeltelijk) ontbreken van een kap, indien:

  • a. de cultuurhistorische en/of stedenbouwkundige waarden van het betreffende erf of van de aansluitende erven zulks vereisen;
  • b. de cultuurhistorische en architectuurhistorische waarden van de achtergevel van het hoofdgebouw een geringere helling van de kap van of het (gedeeltelijk) ontbreken van een kap op een aangebouwd bijbehorend bouwwerk en/of een aangebouwde overkapping vereisen;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van het hoofdgebouw of de aangrenzende hoofdgebouwen zulks vereisen.

4.3.2 Nadere eisen dakterrassen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de positie van de hekwerken ten opzichte van de dakrand bij dakterrassen op aangebouwde bijbehorende bouwwerken en overkappingen die grenzen aan de lager gelegen openbare ruimte of aan lager gelegen erven die grenzen aan de openbare ruimte, indien de gebruiksmogelijkheden van het hoofdgebouw en de aangrenzende hoofdgebouwen en erven zulks vereisen.

4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Dakterrassen op aangebouwde bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.5 onder d ten behoeve van een toegang tot een dakterras in de vorm van een dakkapel in het dakvlak van het hoofdgebouw, met dien verstande dat:

  • a. de uitsparing van het dakvlak in verband met de dakkapel maximaal de breedte heeft die nodig is voor de toegang van het dakterras;
  • b. de kwaliteit van het dakenlandschap, zoals die is beschreven in de cultuurhistorische analyse en de stedenbouwkundige waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • c. de cultuurhistorische, architectuurhistorische en bouwhistorische waarden van de kap niet onevenredig worden aangetast.

4.4.2 Afdekking aangebouwde bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder d en h ten behoeve van aangebouwde bijbehorende bouwwerken en aangebouwde overkappingen met een (gedeeltelijk) plat dak, met dien verstande dat:

  • a. de cultuurhistorische en architectuurhistorische waarden van de achtergevel van het hoofdgebouw en het erf niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de woonfunctie op de verdiepingen van de bij de bijbehorende bouwwerken en overkappingen behorende hoofdgebouwen daardoor wordt bevorderd in verband met het creëren van een buitenruimte.

4.4.3 Afdekking vrijstaande en aangebouwde bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder d en h ten behoeve van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en/of vrijstaande overkappingen en aangebouwde bijbehorende bouwwerken met een andere dakhelling of dakvorm, met dien verstande dat:

  • a. de kwaliteit van het dakenlandschap, zoals die is beschreven in de cultuurhistorische analyse niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende hoofdgebouwen en erven niet onevenredig worden aangetast.
4.4.4 Oppervlakte bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder f voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen met een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 75 m2, met dien verstande dat:

  • a. het bebouwingspercentage buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 50%;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende hoofdgebouwen en erven.

 

4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in woningen

Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in samenhang met wonen zijn toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
  • b. het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
    • 1. het woonkarakter van de woning;
    • 2. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
    • 4. het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
  • c. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 40 m2;
  • d. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
  • e. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
  • f. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging (ten behoeve van regeling beroep of bedrijf aan huis) zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
  • g. geen buitenopslag plaatsvindt;


met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort, zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

4.5.2 Bed & breakfast in woningen

De uitoefening van een bed & breakfast in samenhang met wonen is uitsluitend toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. ten hoogste vijf bedden in ten hoogste twee kamers worden gebruikt ten behoeve van de bed & breakfast;
  • b. de hoofdbewoner minimaal 60% van de woning in gebruik houdt voor het wonen;
  • c. de uitoefening van bed & breakfast niet is toegestaan in vrijstaande bijbehorende bouwwerken.

4.5.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als woonruimte;
  • b. het gebruik van de gronden als terrassen bij een horecagelegenheid.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Toestaan vergelijkbare bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 onder a voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, met uitzondering van nutsvoorzieningen, met dien verstande dat:

  • a. het bedrijf voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de categorieën of A of B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging, die als bijlage (1) bij deze regels is gevoegd;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen.

4.6.2 Toestaan zwaardere categorie bedrijvigheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 onder a voor het toestaan van bedrijven uit categorie C van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging, dan wel bedrijven die daarmee vergelijkbaar zijn voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder, met dien verstande dat:

  • a. er geen onevenredige toename van de aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat en de verkeersveiligheid ter plaatse;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen.

4.6.3 Toestaan terrassen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.5.3 onder b voor het toestaan van terrassen bij een horecagelegenheid, met dien verstande dat:

  • a. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat ter plaatse;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende hoofdgebouwen en erven;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse.

Artikel 5 Centrum - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de hierna genoemde doeleinden op de hierbij aangegeven plaatsen:

doeleinden   begane grond/ kelder   eerste verdieping   overige verdiepingen  
detailhandel en/of detailhandel met horeca van categorie 3   ja   ja 1   nee  
publieksgerichte dienstverlening   ja   ja 1   nee  
maatschappelijke voorzieningen met horeca van categorie 3   nee   nee   nee  
zakelijke dienstverlening / kantoren   nee     nee 2   nee 2  
bedrijven, die in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangeduid als categorie A en B   nee   nee   nee  
culturele voorzieningen m.u.v. theaters, bioscopen, schouwburgen, concert- en congresgebouwen en andere daarmee vergelijkbare instellingen, met horeca van categorie 3   nee   nee   nee  
wonen   nee 3   ja   ja  
horeca van categorie 1   ja   ja 1   nee  
horeca van categorie 2   nee 4   nee   nee  
horeca van categorie 4   nee   nee 5   nee 5  

1 Met dien verstande dat een zelfstandige vestiging op de eerste verdieping niet is toegestaan, maar uitsluitend vestiging op de eerste verdieping is toegestaan ten dienste van de op de begane grond aanwezige detailhandel, publieksgerichte dienstverlening en horeca van categorie 1 en mits minimaal één bovenwoning gehandhaafd blijft voor zover op het moment van inwerkingtreding van dit plan (een) bovenwoning(en) in het pand aanwezig is (zijn).

2 Ter plaatse van de aanduiding "kantoor" (k) is tevens zakelijke dienstverlening op de eerste verdieping en de overige verdiepingen toegestaan. Op het perceel Kamp 77 en 79 is tevens zakelijke dienstverlening toegestaan op de begane grond.

3 Ter plaatse van de aanduiding "wonen" (w) is tevens wonen in de kelder en op de begane grond toegestaan.  

4 Ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 2" (h=2) is tevens horeca van categorie 2 in de kelder, op de begane grond en op de verdiepingen toegestaan; op het perceel Weversingel 2 is tevens horeca van categorie 2 op de verdiepingen toegestaan.

5 Ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 4" (h=4) is tevens horeca van categorie 4 op de verdiepingen toegestaan.

  • b. een onderdoorgang ter plaatse van de bouwaanduiding "onderdoorgang" (ond);
  • c. de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, water, erven, groenvoorzieningen, parkeer- en laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en ondergrondse afvalinzamelvoorzieningen;

en tevens voor:

  • d. fietsenstallingen in de kelder;
  • e. een speelautomatenhal met horeca van categorie 3 op de begane grond ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van cultuur en ontspanning - speelautomatenhal" (sco-sh);

met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen, zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

5.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken, overkappingen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

5.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen geldt het bepaalde in artikel 28 (Waarde-Beschermd Stadsgezicht).

5.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken en overkappingen zijn toegestaan binnen het bestemmingsvlak en mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat bijbehorende bouwwerken en overkappingen op een afstand van niet minder dan 1 meter achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw dienen te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken en aangebouwde overkappingen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerderd met 0,30 meter;
  • c. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. de bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden afgedekt met een kap met een dakhelling en dakvorm overeenkomstig het hoofdgebouw; indien het hoofdgebouw plat is afgedekt, worden de bijbehorende bouwwerken en overkappingen afgedekt met een kap van minimaal 45 graden en maximaal 60 graden;
  • e. schijnkappen zijn niet toegestaan;
  • f. het bebouwingspercentage van de gronden buiten het bouwvlak mag ten behoeve van bijbehorende bouwwerken en overkappingen niet meer bedragen dan 50%, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen op die gronden niet meer mag bedragen 45 m2;
  • g. in afwijking van het bepaalde in lid f. mag ter plaatse van de aanduiding '' maximum bebouwingspercentage 100%" het bebouwingspercentage van de gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van bijbehorende bouwwerken en overkappingen 100% bedragen;
  • h. legale bijbehorende bouwwerken en overkappingen, die bestaan ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan en die niet voldoen aan het bepaalde in lid a tot en met g mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet vergroot.

5.2.3 Andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde
  • a. Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
- palen en masten
- reclame-uitingen  
6 m
3 m  
- verlichtingsmasten   6 m  
- erf- en terreinafscheidingen, hekwerken en muren op erven grenzend aan het openbare gebied   1 m  
- overige erf- en terreinafscheidingen, hekwerken en muren
- overige andere bouwwerken  
2 m
2 m  

 

  • b. legale andere bouwwerken, die bestaan ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan en die niet voldoen aan het bepaalde in lid a. mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet vergroot.

5.2.4 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen, waaronder begrepen parkeervoorzieningen en fietsenstallingen, gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse gebouwen, die geheel onder het maaiveld zijn gelegen, zijn overal toegestaan waar gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
  • b. indien ondergrondse gebouwen worden gerealiseerd buiten het bouwvlak, dan mag het in lid 5.2.2 onder f en g toegestane bebouwingspercentage voor bijbehorende bouwwerken en overkappingen niet worden overschreden;
  • c. uit onderzoek moet blijken dat het realiseren van ondergrondse gebouwen geen nadelige invloed heeft op de bodem- en waterhuishouding en op de eventuele aanwezige archeologische waarden;
  • d. voor het bouwen van parkeervoorzieningen en fietsenstallingen geldt, indien van toepassing, het bepaalde in artikel 28 (Waarde Beschermd Stadsgezicht).

5.2.5 Dakterrassen op aangebouwde bijbehorende bouwwerken

Dakterrassen zijn toegestaan op aangebouwde bijbehorende bouwwerken aan de achtergevel, met dien verstande dat:

  • a. de dakterrassen worden gerealiseerd op een plat dak;
  • b. de hekwerken een hoogte hebben van maximaal 1,10 meter, gemeten vanaf het dakvlak;
  • c. de hekwerken minimaal 1,50 meter vanaf de dakrand, die grenst aan lager gelegen openbare ruimte of aan lager gelegen erf dat grenst aan de openbare ruimte, zijn gesitueerd;
  • d. de toegang tot het dakterras uitsluitend bestaat uit een dakluik, een dakkoepel of een deur in de gevel van de eerste verdieping van het hoofdgebouw, mits daarmee de cultuurhistorische en de architectuurhistorische waarden van de gevel van het hoofdgebouw niet onevenredig worden aangetast.

5.2.6 Onderdoorgang

Ter plaatse van de bouwaanduiding "onderdoorgang" (ond) dienen de gronden te worden ingericht als onderdoorgang waarbij de minimale vrije doorgangshoogte 2.20 meter dient te zijn.
 

5.3 Nadere eisen
5.3.1 Nadere eisen bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de dakhelling en dakvorm van een bijbehorend bouwwerk en/of overkapping dan wel met betrekking tot het (gedeeltelijk) ontbreken van een kap, indien:

  • a. de cultuurhistorische en/of stedenbouwkundige waarden van het betreffende erf of van de aansluitende erven zulks vereisen;
  • b. de cultuurhistorische en architectuurhistorische waarden van de achtergevel van het hoofdgebouw een geringere helling van de kap van of het (gedeeltelijk) ontbreken van een kap op een aangebouwd bijbehorend bouwwerk en/of een aangebouwde overkapping vereisen;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van het hoofdgebouw of de aangrenzende hoofdgebouwen zulks vereisen.

5.3.2 Nadere eisen dakterrassen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de positie van de hekwerken ten opzichte van de dakrand bij dakterrassen op aangebouwde bijbehorende bouwwerken en overkappingen die grenzen aan de lager gelegen openbare ruimte of aan lager gelegen erven die grenzen aan de openbare ruimte, indien de gebruiksmogelijkheden van het hoofdgebouw en de aangrenzende hoofdgebouwen en erven zulks vereisen.

5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Dakterrassen op aangebouwde bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.5 onder d ten behoeve van een toegang tot een dakterras in de vorm van een dakkapel in het dakvlak van het hoofdgebouw, met dien verstande dat:

  • a. uitsparing van het dakvlak in verband met de dakkapel maximaal de breedte heeft die nodig is voor de toegang van het dakterras;
  • b. de kwaliteit van het dakenlandschap, zoals die is beschreven in de cultuurhistorische analyse en de stedenbouwkundige waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • c. de cultuurhistorische, architectuurhistorische en bouwhistorische waarden van de kap niet onevenredig worden aangetast.

5.4.2 Afdekking aangebouwde bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder d en h ten behoeve van aangebouwde bijbehorende bouwwerken en aangebouwde overkappingen met een (gedeeltelijk) plat dak, met dien verstande dat:

  • a. de cultuurhistorische en architectuurhistorische waarden van de achtergevel van het hoofdgebouw en het erf niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de woonfunctie op de verdiepingen van de bij de bijbehorende bouwwerken en overkappingen behorende hoofdgebouwen daardoor wordt bevorderd in verband met het creëren van een buitenruimte.

5.4.3 Afdekking vrijstaande bijbehorende bouwwerken en aangebouwde bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder d en h ten behoeve van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en/of vrijstaande overkappingen en aangebouwde bijbehorende bouwwerken met een andere dakhelling of dakvorm, met dien verstande dat:

  • a. de kwaliteit van het dakenlandschap, zoals die is beschreven in de cultuurhistorische analyse, niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende hoofdgebouwen en erven niet onevenredig worden aangetast.

5.4.4 Oppervlakte bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder f voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen met een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 75 m2, met dien verstande dat:

  • a. het bebouwingspercentage buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 50%;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende hoofdgebouwen en erven.

 

5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in woningen

Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in samenhang met wonen zijn toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
  • b. het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
    • 1. het woonkarakter van de woning;
    • 2. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
    • 4. het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
  • c. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 40 m2;
  • d. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
  • e. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
  • f. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging (ten behoeve van regeling beroep of bedrijf aan huis) zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
  • g. geen buitenopslag plaatsvindt;


met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort, zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

5.5.2 Bed & breakfast in woningen

De uitoefening van een bed & breakfast in samenhang met wonen is uitsluitend toegestaan, onder de voorwaarden dat:

  • a. ten hoogste vijf bedden in ten hoogste twee kamers worden gebruikt ten behoeve van de bed & breakfast;
  • b. de hoofdbewoner minimaal 60% van de woning in gebruik houdt voor het wonen;
  • c. de uitoefening van bed & breakfast niet is toegestaan in vrijstaande bijbehorende bouwwerken.

5.5.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als woonruimte;
  • b. het gebruik van de gronden als terrassen bij een horecagelegenheid.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Wonen op de begane grond

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 onder a ten behoeve van wonen op de begane grond, met dien verstande dat:

  • a. de omgevingsvergunning strekt ter voorkoming van (structurele) leegstand, waarbij sprake is van leegstand als een pand meer dan een jaar niet in gebruik is geweest;
  • b. van deze afwijkingsmogelijkheid alleen gebruik kan worden gemaakt ten behoeve van wonen op de begane grond aan de Kamp, de Scherbierstraat en de Mooierstraat;
  • c. de centrumfunctie (detailhandel, publieksgerichte dienstverlening en horeca) aan de Kamp in hoofdzaak behouden blijft;
  • d. hierdoor geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende hoofdgebouwen en erven plaatsvindt.

5.6.2 Terrassen bij horeca

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.5.3 onder b voor het toestaan van terrassen bij een horecagelegenheid, met dien verstande dat:

  • a. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat ter plaatse;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende hoofdgebouwen en erven;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse.

5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Schrappen aanduiding horeca van categorie 2

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening de aanduiding 'horeca van categorie 2 (h=2) schrappen indien het gebruik ten behoeve van de functie horeca is beëindigd.

Artikel 6 Centrum - 3

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de hierna genoemde doeleinden op de hierbij aangegeven plaatsen:

doeleinden   begane grond / kelder   eerste verdieping   overige verdiepingen  
detailhandel en/of detailhandel met horeca van categorie 3   ja   ja   ja  
publieksgerichte dienstverlening   ja   ja   ja  
maatschappelijke voorzieningen met horeca van categorie 3   nee   nee   nee  
zakelijke dienstverlening / kantoren   nee     nee   nee  
bedrijven, die in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangeduid als categorie A en B   nee   nee   nee  
culturele voorzieningen m.u.v. theaters, bioscopen, schouwburgen, concert- en congresgebouwen en andere daarmee vergelijkbare instellingen, met horeca van categorie 3   nee   nee   nee  
wonen   nee   nee   nee  
horeca van categorie 1   ja   ja   ja  
horeca van categorie 2   nee   nee   nee  
horeca van categorie 4   nee   nee   nee  

  • b. de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, water, erven, groenvoorzieningen parkeer- en laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en ondergrondse afvalinzamelvoorzieningen;


en tevens voor

c. fietsenstallingen in de kelder;


met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen, zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

6.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen geldt het bepaalde in artikel 28 (Waarde-Beschermd Stadsgezicht).

6.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken en overkappingen zijn toegestaan binnen het bestemmingsvlak en mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat bijbehorende bouwwerken en overkappingen op een afstand van niet minder dan 1 meter achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw dienen te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken en aangebouwde overkappingen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerderd met 0,30 meter;
  • c. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. de bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden afgedekt met een kap met een dakhelling en dakvorm overeenkomstig het hoofdgebouw; indien het hoofdgebouw plat is afgedekt, worden de bijbehorende bouwwerken en overkappingen afgedekt met een kap van minimaal 45 graden en maximaal 60 graden;
  • e. schijnkappen zijn niet toegestaan;
  • f. het bebouwingspercentage van de gronden buiten het bouwvlak mag ten behoeve van bijbehorende bouwwerken en overkappingen niet meer bedragen dan 50%, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen op die gronden niet meer mag bedragen 45 m2;
  • g. in afwijking van het bepaalde in lid f. mag ter plaatse van de aanduiding '' maximum bebouwingspercentage 100%" het bebouwingspercentage van de gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van bijbehorende bouwwerken en overkappingen 100% bedragen;
  • h. legale bijbehorende bouwwerken en overkappingen, die bestaan ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan en die niet voldoen aan het bepaalde in lid a. tot en met g. mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet vergroot.

6.2.3 Andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde
  • a. Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
- palen en masten
- reclame-uitingen  
6 m
3 m  
- verlichtingsmasten   6 m  
- erf- en terreinafscheidingen, hekwerken en muren op erven grenzend aan het openbare gebied   1 m  
- overige erf- en terreinafscheidingen, hekwerken en muren
- overige andere bouwwerken  
2 m
2 m  

 

  • b. legale andere bouwwerken, die bestaan ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan en die niet voldoen aan het bepaalde in lid a. mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet vergroot.

6.2.4 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen, waaronder begrepen parkeervoorzieningen en fietsenstallingen, gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse gebouwen, die geheel onder het maaiveld zijn gelegen, zijn overal toegestaan waar gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
  • b. indien ondergrondse gebouwen worden gerealiseerd buiten het bouwvlak, dan mag het in lid 6.2.2 onder f en g toegestane bebouwingspercentage voor bijbehorende bouwwerken en overkappingen niet worden overschreden;
  • c. uit onderzoek moet blijken dat het realiseren van ondergrondse gebouwen geen nadelige invloed heeft op de bodem- en waterhuishouding en op de eventuele aanwezige archeologische waarden;
  • d. voor het bouwen van parkeervoorzieningen en fietsenstallingen geldt, indien van toepassing, het bepaalde in artikel 28 (Waarde Beschermd Stadsgezicht).

6.2.5 Dakterrassen op aangebouwde bijbehorende bouwwerken

Dakterrassen zijn toegestaan op aangebouwde bijbehorende bouwwerken aan de achtergevel, met dien verstande dat:

  • a. de dakterrassen worden gerealiseerd op een plat dak;
  • b. de hekwerken een hoogte hebben van maximaal 1,10 meter, gemeten vanaf het dakvlak;
  • c. de hekwerken minimaal 1,50 meter vanaf de dakrand, die grenst aan lager gelegen openbare ruimte of aan lager gelegen erf dat grenst aan de openbare ruimte, zijn gesitueerd;
  • d. de toegang tot het dakterras uitsluitend bestaat uit een dakluik, een dakkoepel of een deur in de gevel van de eerste verdieping van het hoofdgebouw, mits daarmee de cultuurhistorische en de architectuurhistorische waarden van de gevel van het hoofdgebouw niet onevenredig worden aangetast.

6.3 Nadere eisen
6.3.1 Nadere eisen bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de dakhelling en dakvorm van een bijbehorend bouwwerk en/of overkapping dan wel met betrekking tot het (gedeeltelijk) ontbreken van een kap, indien:

  • a. de cultuurhistorische en/stedenbouwkundige waarden van het betreffende erf of van de aansluitende erven zulks vereisen;
  • b. de cultuurhistorische en architectuurhistorische waarden van de achtergevel van het hoofdgebouw een geringere helling van de kap van of het (gedeeltelijk) ontbreken van een kap op een aangebouwd bijbehorend bouwwerk en/of een aangebouwde overkapping vereisen;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van het hoofdgebouw of de aangrenzende hoofdgebouwen zulks vereisen.

6.3.2 Nadere eisen dakterrassen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de positie van de hekwerken ten opzichte van de dakrand bij dakterrassen op aangebouwde bijbehorende bouwwerken en overkappingen die grenzen aan de lager gelegen openbare ruimte of aan lager gelegen erven die grenzen aan de openbare ruimte, indien de gebruiksmogelijkheden van het hoofdgebouw en de aangrenzende hoofdgebouwen en erven zulks vereisen.

6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Dakterrassen op aangebouwde bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.5 onder d ten behoeve van een toegang tot een dakterras in de vorm van een dakkapel in het dakvlak van het hoofdgebouw, met dien verstande dat:

  • a. de uitsparing van het dakvlak in verband met de dakkapel maximaal de breedte heeft die nodig is voor de toegang van het dakterras;
  • b. de kwaliteit van het dakenlandschap, zoals die is beschreven in de cultuurhistorische analyse en de stedenbouwkundige waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • c. de cultuurhistorische, architectuurhistorische en bouwhistorische waarden van de kap niet onevenredig worden aangetast.

6.4.2 Afdekking aangebouwde bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 onder d en h ten behoeve van aangebouwde bijbehorende bouwwerken en aangebouwde overkappingen met een (gedeeltelijk) plat dak, met dien verstande dat:

  • a. de cultuurhistorische en architectuurhistorische waarden van de achtergevel van het hoofdgebouw en het erf niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de woonfunctie op de verdiepingen van de bij de bijbehorende bouwwerken en overkappingen behorende hoofdgebouwen daardoor wordt bevorderd in verband met het creëren van een buitenruimte.

6.4.3 Afdekking vrijstaande bijbehorende bouwwerken en aangebouwde bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 onder d en h ten behoeve van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en/of vrijstaande overkappingen en aangebouwde bijbehorende bouwwerken met een andere dakhelling of dakvorm, met dien verstande dat:

  • c. de kwaliteit van het dakenlandschap, zoals die is beschreven in de cultuurhistorische analyse niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende hoofdgebouwen en erven niet onevenredig worden aangetast.

6.4.4 Oppervlakte bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 onder f voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen met een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 75 m2, met dien verstande dat:

  • a. het bebouwingspercentage buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 50%;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende hoofdgebouwen en erven.

 

6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als woonruimte;
  • b. het gebruik van de gronden als terrassen bij een horecagelegenheid.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Terrassen bij horeca

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.5.1 onder b voor het toestaan van terrassen bij een horecagelegenheid, met dien verstande dat:

  • a. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat ter plaatse;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende hoofdgebouwen en erven;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse.

Artikel 7 Centrum - 4

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de hierna genoemde doeleinden op de hierbij aangegeven plaatsen:

doeleinden   begane grond / kelder   eerste verdieping   overige verdiepingen  
detailhandel en/of detailhandel met horeca van categorie 3   ja   ja 1   nee  
publieksgerichte dienstverlening   ja   ja 1   nee  
maatschappelijke voorzieningen met horeca van categorie 3   nee   nee   nee  
zakelijke dienstverlening / kantoren   nee 2   nee 2   nee 2  
bedrijven, die in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangeduid als categorie A en B   nee   nee   nee  
culturele voorzieningen m.u.v. theaters, bioscopen, schouwburgen, concert- en congresgebouwen en andere daarmee vergelijkbare instellingen, met horeca van categorie 3   nee   nee   nee  
wonen   nee 5   ja   ja  
horeca van categorie 1   ja   ja 1   nee  
horeca van categorie 2   ja   nee 3   nee 3  
horeca van categorie 4   nee 4   nee 4   nee 4  

1 Met dien verstande dat een zelfstandige vestiging op de eerste verdieping niet is toegestaan, maar uitsluitend vestiging op de eerste verdieping is toegestaan ten dienste van de op de begane grond aanwezige detailhandel, publieksgerichte dienstverlening en horeca van categorie 1 en mits minimaal één bovenwoning gehandhaafd blijft voor zover op het moment van inwerkingtreding van dit plan (een) bovenwoning(en) in het pand aanwezig is (zijn).

2 Ter plaatse van de aanduiding "kantoor" (k) is tevens zakelijke dienstverlening op de begane grond/kelder en op verdiepingen toegestaan.

3 Behoudens bestaande legale vestigingen op de eerste en de overige verdiepingen al dan niet als doorkoppeling van de op de begane grond aanwezige vestiging van horeca van categorie 2.

4 Ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 4" (h=4) is tevens horeca van categorie 4 in alle bouwlagen toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 4" (h = 4) bij de panden Hof 38, Groenmarkt 12 en 13 en Krankeledenstraat 18 en 20 is horeca van categorie 4 uitsluitend op de verdiepingen toegestaan.

5. Ter plaatse van de aanduiding "wonen" (w) is tevens wonen op de begane grond toegestaan.

  • b. de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, water, erven, groenvoorzieningen parkeer- en laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en ondergrondse afvalinzamelvoorzieningen;

en tevens voor

c. fietsenstallingen in de kelder;


met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen, zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

7.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

7.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen geldt het bepaalde in artikel 28 (Waarde-Beschermd Stadsgezicht).

7.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken en overkappingen zijn toegestaan binnen het bestemmingsvlak en mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat bijbehorende bouwwerken en overkappingen op een afstand van niet minder dan 1 meter achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw dienen te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken en aangebouwde overkappingen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerderd met 0,30 meter;
  • c. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. de bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden afgedekt met een kap met een dakhelling en dakvorm overeenkomstig het hoofdgebouw; indien het hoofdgebouw plat is afgedekt, worden de bijbehorende bouwwerken en overkappingen afgedekt met een kap van minimaal 45 graden en maximaal 60 graden;
  • e. schijnkappen zijn niet toegestaan;
  • f. het bebouwingspercentage van de gronden buiten het bouwvlak mag ten behoeve van bijbehorende bouwwerken en overkappingen niet meer bedragen dan 50%, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen op die gronden niet meer mag bedragen 45 m2;
  • g. in afwijking van het bepaalde in lid f. mag ter plaatse van de aanduiding '' maximum bebouwingspercentage 100%" het bebouwingspercentage van de gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van bijbehorende bouwwerken en overkappingen 100% bedragen;
  • h. legale bijbehorende bouwwerken en overkappingen, die bestaan ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan en die niet voldoen aan het bepaalde in lid a. tot en met g. mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet vergroot.

7.2.3 Andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde
  • a. Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
- palen en masten
- reclame-uitingen  
6 m
3 m  
- verlichtingsmasten   6 m  
- erf- en terreinafscheidingen, hekwerken en muren op erven grenzend aan het openbare gebied   1 m  
- overige erf- en terreinafscheidingen, hekwerken en muren
- overige andere bouwwerken  
2 m
2 m  

 

  • b. legale andere bouwwerken, die bestaan ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan en die niet voldoen aan het bepaalde in lid a. mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet vergroot.

7.2.4 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen, waaronder begrepen parkeervoorzieningen en fietsenstallingen, gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse gebouwen, die geheel onder het maaiveld zijn gelegen, zijn overal toegestaan waar gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
  • b. indien ondergrondse gebouwen worden gerealiseerd buiten het bouwvlak, dan mag het in lid 7.2.2 onder f en g toegestane bebouwingspercentage voor bijbehorende bouwwerken en overkappingen niet worden overschreden;
  • c. uit onderzoek moet blijken dat het realiseren van ondergrondse gebouwen geen nadelige invloed heeft op de bodem- en waterhuishouding en op de eventuele aanwezige archeologische waarden;
  • d. voor het bouwen van parkeervoorzieningen en fietsenstallingen geldt, indien van toepassing, het bepaalde in artikel 28 (Waarde Beschermd Stadsgezicht).

7.2.5 Dakterrassen op aangebouwde bijbehorende bouwwerken

Dakterrassen zijn toegestaan op aangebouwde bijbehorende bouwwerken aan de achtergevel, met dien verstande dat:

  • a. de dakterrassen worden gerealiseerd op een plat dak;
  • b. de hekwerken een hoogte hebben van maximaal 1,10 meter, gemeten vanaf het dakvlak;
  • c. de hekwerken minimaal 1,50 meter vanaf de dakrand, die grenst aan lager gelegen openbare ruimte of aan lager gelegen erf dat grenst aan de openbare ruimte, zijn gesitueerd;
  • d. de toegang tot het dakterras uitsluitend bestaat uit een dakluik, een dakkoepel of een deur in de gevel van de eerste verdieping van het hoofdgebouw, mits daarmee de cultuurhistorische en de architectuurhistorische waarden van de gevel van het hoofdgebouw niet onevenredig worden aangetast.

7.3 Nadere eisen
7.3.1 Nadere eisen bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de dakhelling en dakvorm van een bijbehorend bouwwerk en/of overkapping dan wel met betrekking tot het (gedeeltelijk) ontbreken van een kap, indien:

  • a. de cultuurhistorische en/of stedenbouwkundige waarden van het betreffende erf of van de aansluitende erven zulks vereisen;
  • b. de cultuurhistorische en architectuurhistorische waarden van de achtergevel van het hoofdgebouw een geringere helling van de kap van of het (gedeeltelijk) ontbreken van een kap op een aangebouwd bijbehorend bouwwerk en/of een aangebouwde overkapping vereisen;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van het hoofdgebouw of de aangrenzende hoofdgebouwen zulks vereisen.

7.3.2 Nadere eisen dakterrassen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de positie van de hekwerken ten opzichte van de dakrand bij dakterrassen op aangebouwde bijbehorende bouwwerken en overkappingen die grenzen aan de lager gelegen openbare ruimte of aan lager gelegen erven die grenzen aan de openbare ruimte, indien de gebruiksmogelijkheden van het hoofdgebouw en de aangrenzende hoofdgebouwen en erven zulks vereisen.

7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Dakterrassen op aangebouwde bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.5 onder d ten behoeve van een toegang tot een dakterras in de vorm van een dakkapel in het dakvlak van het hoofdgebouw, met dien verstande dat:

  • a. de uitsparing van het dakvlak in verband met de dakkapel maximaal de breedte heeft die nodig is voor de toegang van het dakterras;
  • b. de kwaliteit van het dakenlandschap, zoals die is beschreven in de cultuurhistorische analyse en de stedenbouwkundige waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • c. de cultuurhistorische, architectuurhistorische en bouwhistorische, waarden van de kap niet onevenredig worden aangetast.

7.4.2 Afdekking aangebouwde bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 onder d en h ten behoeve van aangebouwde bijbehorende bouwwerken en aangebouwde overkappingen met een (gedeeltelijk) plat dak, met dien verstande dat:

  • a. de cultuurhistorische en architectuurhistorische waarden van de achtergevel van het hoofdgebouw en het erf niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de woonfunctie op de verdiepingen van de bij de bijbehorende bouwwerken en overkappingen behorende hoofdgebouwen daardoor wordt bevorderd in verband met het creëren van een buitenruimte.

7.4.3 Afdekking vrijstaande bijbehorende bouwwerken en aangebouwde bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 onder d en h ten behoeve van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en/of vrijstaande overkappingen en aangebouwde bijbehorende bouwwerken met een andere dakhelling of dakvorm, met dien verstande dat:

  • c. de kwaliteit van het dakenlandschap, zoals die is beschreven in de cultuurhistorische analyse niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende hoofdgebouwen en erven niet onevenredig worden aangetast.

 

7.4.4 Oppervlakte bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 onder f voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen met een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 75 m2, met dien verstande dat:

  • a. het bebouwingspercentage buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 50%;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende hoofdgebouwen en erven.

7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in woningen

Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in samenhang met wonen zijn toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
  • b. het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
    • 1. het woonkarakter van de woning;
    • 2. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
    • 4. het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
  • c. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 40 m2;
  • d. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
  • e. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
  • f. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging (ten behoeve van regeling beroep of bedrijf aan huis) zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
  • g. geen buitenopslag plaatsvindt;


met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort, zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

7.5.2 Bed & breakfast in woningen

De uitoefening van een bed & breakfast in samenhang met wonen is uitsluitend toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. ten hoogste vijf bedden in ten hoogste twee kamers worden gebruikt ten behoeve van de bed & breakfast;
  • b. de hoofdbewoner minimaal 60% van de woning in gebruik houdt voor het wonen;
  • c. de uitoefening van bed & breakfast niet is toegestaan in vrijstaande bijbehorende bouwwerken.

7.5.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als woonruimte;
  • b. het gebruik van de gronden als terrassen bij een horecagelegenheid.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
7.6.1 Horeca van categorie 2 op de eerste verdieping

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1 onder a voor het gebruiken van ruimten op de eerste verdieping ten behoeve van horeca van categorie 2 (h=2) , die op de begane grond aanwezig is, met dien verstande dat:

  • a. de ruimten uitsluitend worden gebruikt voor functies die ondersteunend zijn aan horeca, zoals keukens, garderobes, toiletten en opslagruimten;
  • b. de daarbij betrokken vloeroppervlakte per vestiging met niet meer dan 30 % stijgt;
  • c. hierdoor geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende hoofdgebouwen en erven plaatsvindt.

7.6.2 Terrassen bij horeca

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.5.3 onder b voor het toestaan van terrassen bij een horecagelegenheid, met dien verstande dat:

  • a. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat ter plaatse;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende hoofdgebouwen en erven;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse.

Artikel 8 Cultuur en Ontspanning - 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en Ontspanning - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. culturele voorzieningen in de vorm van musea, ateliers, galeries, bibliotheken, muziek-, dans- en toneelscholen en andere daarmee vergelijkbare kunst- en cultuurgerelateerde instellingen met horeca van categorie 3 en ondergeschikte detailhandel;
  • b. voorzieningen gericht op ontspanning in de vorm van leisure, sauna's, yogastudio's, wellness, badhuizen, creativiteitscentra en daarmee gelijk te stellen voorzieningen met horeca van categorie 3 en ondergeschikte detailhandel;
  • c. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van voorzieningen inzake welzijn, zorg, onderwijs, woonzorginstellingen, religie, openbare dienstverlening, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen voorzieningen met horeca van categorie 3 en ondergeschikte detailhandel;
  • d. een bezoekerscentrum ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van cultuur en ontspanning-bezoekerscentrum" (sco-bc);
  • e. een muziekschool ter plaatse van de aanduiding "muziekschool" (ms);
  • f. horeca van categorie 1 met uitzondering van het bedrijfsmatig exploiteren van zaal- en vergaderaccommodatie, ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 1" (h=1); met dien verstande dat op de bovenverdieping van het perceel Plantsoen Oost 2 (toren bij restaurant Monnikendam) uitsluitend een ijssalon is toegestaan;
  • g. detailhandel ter plaatse van de aanduiding "detailhandel" (dh);
  • h. een onderdoorgang ter plaatse van de bouwaanduiding "onderdoorgang" (ond);
  • i. het behoud, beheer en herstel van de historische muren en poorten ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding muur" (sba-mu);
  • j. het behoud, beheer en herstel van historische hekwerken en poorten ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding hekwerk" (sba-hw);
  • k. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, water, erven, groenvoorzieningen parkeer- en laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en ondergrondse afvalinzamelvoorzieningen;

en tevens voor:

  • l. commerciële activiteiten in de vorm van huwelijksvoltrekkingen, vergaderingen en vergelijkbare bijeenkomsten, ontbijt-, lunch-, brunch en dinerbijeenkomsten en recepties ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van cultuur en ontspanning-commercieel" (sco-co);


met dien verstande dat per bedrijf voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen, zoals die geldt ten tijde van de aanvraag.

8.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend hoofdgebouwen, overkappingen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

8.2.1 Hoofdgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. voor het bouwen van hoofdgebouwen geldt het bepaalde in artikel 28 (Waarde-Beschermd Stadsgezicht);
  • b. overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen;
  • d. de overkappingen mogen plat worden afgedekt en/of met een dakhelling van maximaal 45 graden; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45 graden mogen overkappingen een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben;

8.2.2 Andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde
  • a. Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
- palen en masten
- reclame-uitingen  
6 m
3 m  
- verlichtingsmasten   6 m  
- erf- en terreinafscheidingen, hekwerken en muren op erven grenzend aan het openbare gebied   1 m  
- overige erf- en terreinafscheidingen, hekwerken en muren
- overige andere bouwwerken  
2 m
2 m  

 

  • b. legale andere bouwwerken, die bestaan ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan en die niet voldoen aan het bepaalde in lid a. mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet vergroot.

8.2.3 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen, waaronder begrepen parkeervoorzieningen en fietsenstallingen, gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse gebouwen, die geheel onder het maaiveld zijn gelegen, zijn overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan;
  • b. uit onderzoek moet blijken dat het realiseren van ondergrondse gebouwen geen nadelige invloed heeft op de bodem- en waterhuishouding en op de eventueel aanwezige archeologische waarden;
  • c. voor het bouwen van parkeervoorzieningen en fietsenstallingen geldt, indien van toepassing, het bepaalde in artikel 28 (Waarde Beschermd Stadsgezicht).

8.2.4 Onderdoorgang

Ter plaatse van de bouwaanduiding "onderdoorgang" (ond) dienen de gronden te worden ingericht als onderdoorgang waarbij de minimale vrije doorgangshoogte 2.20 meter dient te zijn.

8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1 Commerciële activiteiten Aegtenkapel

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning-commercieel' (sco-co) gelden de navolgende specifieke gebruiksregels, zoals die zijn gesteld bij besluit van 14 februari 2012, waarbij vrijstelling is verleend voor het gebruik van het pand 't Zand 37 voor de onder lid 8.1. onder i beschreven commerciële activiteiten:

  • a. het laden en lossen ten behoeve van de commerciële activiteiten mag niet plaatsvinden tussen 23.30 uur en 07.00 uur;
  • b. de ramen en deuren moeten tijdens de activiteiten gesloten blijven;
  • c. uitsluitend de in het pand 't Zand 37 aanwezige geluidsinstallatie mag worden gebruikt;
  • d. de aanwezige geluidsinstallatie dient te worden begrensd in overeenstemming met de resultaten van het rapport "Bepalingen van de prestatiegrootheden geluidwering en maximaal toelaatbaar muziekgeluidniveau" (kenmerk SB/G/BG/PV/480648 d.d. 8 juli 2011), zoals opgenomen in de bijlage bij deze regels;
  • e. tijdens de activiteiten mag er behoudens achtergrondmuziek uit de aanwezige geluidsinstallatie geen versterkte of onversterkte muziek ten gehore worden gebracht;
  • f. de activiteiten mogen niet plaatsvinden na 21.00 uur voor zover het recepties betreft en na 23.00 uur voor zover het de overige activiteiten betreft.

8.3.2 Ondergeschikte detailhandel

Detailhandel als ondergeschikte activiteit bij de in lid 8.1 onder a, b en c genoemde functies is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de detailhandelsactiviteiten passen bij de hoofdfunctie qua uitstraling, dienen ter ondersteuning van de hoofdfunctie en niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie;
  • b. de omvang van de onder a bedoelde detailhandelsactiviteiten niet meer mag bedragen dan 10% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de ter plaatse aanwezige bebouwing.

8.4 Afwijken van de gebruiksregels
8.4.1 Verhuur van ruimten

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van horeca-verhuur" (sh-vhr) bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.1 voor het commercieel verhuren en/of in gebruik geven van ruimten ten behoeve van zakelijke bijeenkomsten alsmede vergaderingen, presentaties, modeshows, diners, recepties, concerten en andere kleinschalige particuliere bijeenkomsten in besloten kring, met dien verstande dat:

  • a. daarmee (al dan niet door het stellen van voorwaarden aan de omgevingsvergunning) het woon- en leefklimaat in de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. wordt voldaan aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, zoals deze gelden ten tijde van de aanvraag.

Artikel 9 Cultuur en Ontspanning - 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en Ontspanning - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. culturele voorzieningen in de vorm van musea, ateliers, galeries, bibliotheken, muziek-, dans- en toneelscholen en andere daarmee vergelijkbare kunst- en cultuurgerelateerde instellingen met horeca van categorie 3 en ondergeschikte detailhandel;
  • b. theaters, bioscopen, schouwburgen, concertgebouwen en congresgebouwen met horeca van categorie 3 en ondergeschikte detailhandel;
  • c. voorzieningen gericht op ontspanning in de vorm van leisure, sauna's, yogastudio's, wellness, badhuizen, creativiteitscentra en daarmee gelijk te stellen voorzieningen met horeca van categorie c en ondergeschikte detailhandel;
  • d. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van voorzieningen inzake welzijn, zorg, onderwijs, woonzorginstellingen, religie, openbare dienstverlening, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen voorzieningen met horeca van categorie 3 en ondergeschikte detailhandel;
  • e. een onderdoorgang ter plaatse van de bouwaanduiding "onderdoorgang" (ond);
  • f. het behoud, beheer en herstel van de historische muren en poorten ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding muur" (sba-mu);
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, water, erven, groenvoorzieningen parkeer- en laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en ondergrondse afvalinzamelvoorzieningen;

met dien verstande dat per bedrijf voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen, zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

9.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend hoofdgebouwen, overkappingen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

9.2.1 Hoofdgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. voor het bouwen van hoofdgebouwen geldt het bepaalde in artikel 28 (Waarde-Beschermd Stadsgezicht);
  • b. overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen;
  • d. de overkappingen mogen plat worden afgedekt en/of met een dakhelling van maximaal 45 graden; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45 graden mogen overkappingen een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben.

9.2.2 Andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde
  • a. Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
- palen en masten
- reclame-uitingen  
6 m
3 m  
- verlichtingsmasten   6 m  
- erf- en terreinafscheidingen, hekwerken en muren op erven grenzend aan het openbare gebied   1 m  
- overige erf- en terreinafscheidingen, hekwerken en muren
- overige andere bouwwerken  
2 m
2 m  

 

  • b. legale andere bouwwerken, die bestaan ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan en die niet voldoen aan het bepaalde in lid a. mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet vergroot.

9.2.3 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen, waaronder begrepen parkeervoorzieningen en fietsenstallingen, gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse gebouwen, die geheel onder het maaiveld zijn gelegen, zijn overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan;
  • b. uit onderzoek moet blijken dat het realiseren van ondergrondse gebouwen geen nadelige invloed heeft op de bodem- en waterhuishouding en op de eventueel aanwezige archeologische waarden;
  • c. voor het bouwen van parkeervoorzieningen en fietsenstallingen geldt, indien van toepassing, het bepaalde in artikel 28 (Waarde Beschermd Stadsgezicht).

9.2.4 Onderdoorgang

Ter plaatse van de bouwaanduiding "onderdoorgang" (ond) dienen de gronden te worden ingericht als onderdoorgang waarbij de minimale vrije doorgangshoogte 4 meter dient te zijn.

9.3 Specifieke gebruiksregels
9.3.1 Ondergeschikte detailhandel

Detailhandel als ondergeschikte activiteit is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de detailhandelsactiviteiten passen bij de hoofdfunctie qua uitstraling, dienen ter ondersteuning van de hoofdfunctie en niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie;
  • b. de omvang van de onder a bedoelde detailhandelsactiviteiten niet meer mag bedragen dan 10% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de ter plaatse aanwezige bebouwing.

9.4 Afwijken van de gebruiksregels
9.4.1 Verhuur van ruimten

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van horeca-verhuur" (sh-vhr) bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1 voor het commercieel verhuren en/of in gebruik geven van ruimten ten behoeve van zakelijke bijeenkomsten alsmede vergaderingen, presentaties, modeshows, diners, recepties, concerten en andere kleinschalige particuliere bijeenkomsten in besloten kring, met dien verstande dat:

  • a. daarmee (al dan niet door het stellen van voorwaarden aan de omgevingsvergunning) het woon- en leefklimaat in de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. wordt voldaan aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, zoals deze gelden ten tijde van de aanvraag.

Artikel 10 Gemengd

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de hierna genoemde doeleinden op de hierbij aangegeven plaatsen:

doeleinden   begane grond / kelder   eerste verdieping   overige verdiepingen  
detailhandel en/of detailhandel met horeca van categorie 3   ja   nee   nee  
publieksgerichte dienstverlening   ja   nee   nee  
maatschappelijke voorzieningen met horeca van categorie 3   ja   nee   nee  
zakelijke dienstverlening / kantoren   ja   nee 1   nee 1  
bedrijven, die in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangeduid als categorie A en B   ja   nee   nee  
culturele voorzieningen m.u.v. theaters, bioscopen, schouwburgen, concert- en congresgebouwen en andere daarmee vergelijkbare instellingen, met horeca van categorie 3   ja   nee   nee  
voorzieningen gericht op ontspanning in de vorm van leisure, sauna's, yogastudio's, wellness, badhuizen, creativiteitscentra en daarmee gelijk te stellen voorzieningen met horeca van categorie 3   ja   nee   nee  
wonen   ja 5   ja 5   ja 5  
horeca van categorie 1   ja   nee 2   nee  
horeca van categorie 2   nee 3   nee   nee  
horeca van categorie 4   nee 4   nee 4   nee 4  

1 Ter plaatse van de aanduiding "kantoor" (k) is tevens zakelijke dienstverlening op de eerste verdieping en de overige verdiepingen toegestaan.

2. Behoudens legale bestaande vestigingen op de bestaande plaats en in de bestaande omvang.

3 Ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 2" (h=2) is tevens horeca van categorie 2 in de kelder en op de begane grond toegestaan met dien verstande dat op het perceel Langegracht 45 en op het perceel Krommestraat 46 alleen horeca van categorie 2 op de verdiepingen is toegestaan.

4 Ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 4" (h=4) is tevens horeca van categorie 4 in de kelder, op de begane grond, op de eerste verdieping en op de overige verdiepingen toegestaan.

5 Ter plaatse van de aanduiding "wonen uitgesloten" (-w) is geen wonen toegestaan.

  • b. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer voetgangersgebied" (sv-vg) een voetgangersgebied;
  • c. ter plaatse van de bouwaanduiding "onderdoorgang" (ond) een onderdoorgang;
  • d. de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, water, groenvoorzieningen, parkeer- en laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en ondergrondse afvalinzamelvoorzieningen;


en tevens voor:

  • e. opslag op de eerste verdieping en de overige verdiepingen indien deze functie ten dienste staat van de toegelaten functies die op de begane grond aanwezig zijn en minimaal één bovenwoning gehandhaafd blijft voor zover op het moment van inwerkingtreding van dit plan (een) bovenwoning(en) in het pand (is) aanwezig is;
  • f. fietsenstallingen in de kelder;
  • g. een seksinrichting op de gehele begane grond en ter grootte van maximaal 60 m2 op de verdieping ter plaatse van de aanduiding "seksinrichting" (si);
  • h. een speelautomatenhal met horeca van categorie c op de begane grond ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van cultuur en ontspanning - speelautomatenhal" (sco-sh);
  • i. een onderwijsvoorziening op de eerste verdieping en de overige verdiepingen ter plaatse van de aanduiding "onderwijs" (on);
  • j. detailhandel en publieksgerichte dienstverlening op de verdiepingen ter plaatse van de aanduiding "detailhandel" (dh);
  • k. het behoud, beheer en herstel van de historische muren en poorten ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding muur" (sba-mu);

met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen, zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

10.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

10.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen geldt het bepaalde in artikel 28 (Waarde-Beschermd Stadsgezicht).

10.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken en overkappingen zijn toegestaan binnen het bestemmingsvlak en mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat bijbehorende bouwwerken en overkappingen op een afstand van niet minder dan 1 meter achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw dienen te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken en aangebouwde overkappingen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerderd met 0,30 meter;
  • c. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. de bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden afgedekt met een kap met een dakhelling en dakvorm overeenkomstig het hoofdgebouw; indien het hoofdgebouw plat is afgedekt, worden de bijbehorende bouwwerken en overkappingen afgedekt met een kap van minimaal 45 graden en maximaal 60 graden;
  • e. schijnkappen zijn niet toegestaan;
  • f. het bebouwingspercentage van de gronden buiten het bouwvlak mag ten behoeve van bijbehorende bouwwerken en overkappingen niet meer bedragen dan 50%, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen op die gronden niet meer mag bedragen 45 m2;
  • g. in afwijking van het bepaalde in lid f. mag ter plaatse van de aanduiding '' maximum bebouwingspercentage 100%" het bebouwingspercentage van de gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van bijbehorende bouwwerken en overkappingen 100% bedragen;
  • h. legale bijbehorende bouwwerken en overkappingen, die bestaan ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan en die niet voldoen aan het bepaalde in lid a. tot en met g. mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet vergroot.

10.2.3 Andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde
  • a. Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
- palen en masten
- reclame-uitingen  
6 m
3 m  
- verlichtingsmasten   6 m  
- erf- en terreinafscheidingen, hekwerken en muren op erven grenzend aan het openbare gebied   1 m  
- overige erf- en terreinafscheidingen, hekwerken en muren
- overige andere bouwwerken  
2 m
2 m  

 

  • b. legale andere bouwwerken, die bestaan ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan en die niet voldoen aan het bepaalde in lid a. mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet vergroot.

10.2.4 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen, waaronder begrepen parkeervoorzieningen en fietsenstallingen, gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse gebouwen, die geheel onder het maaiveld zijn gelegen, zijn overal toegestaan waar gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
  • b. indien ondergrondse gebouwen worden gerealiseerd buiten het bouwvlak, dan mag het in lid 10.2.2 onder f en g toegestane bebouwingspercentage voor bijbehorende bouwwerken en overkappingen niet worden overschreden;
  • c. uit onderzoek moet blijken dat het realiseren van ondergrondse gebouwen geen nadelige invloed heeft op de bodem- en waterhuishouding en op de eventueel aanwezige archeologische waarden;
  • d. voor het bouwen van parkeervoorzieningen en fietsenstallingen geldt, indien van toepassing, het bepaalde in artikel 28 (Waarde Beschermd Stadsgezicht).

10.2.5 Dakterrassen op aangebouwde bijbehorende bouwwerken

Dakterrassen zijn toegestaan op aangebouwde bijbehorende bouwwerken aan de achtergevel, met dien verstande dat:

  • a. de dakterrassen worden gerealiseerd op een plat dak;
  • b. de hekwerken een hoogte hebben van maximaal 1,10 meter, gemeten vanaf het dakvlak;
  • c. de hekwerken minimaal 1,50 meter vanaf de dakrand, die grenst aan lager gelegen openbare ruimte of aan lager gelegen erf dat grenst aan de openbare ruimte, zijn gesitueerd;
  • d. de toegang tot het dakterras uitsluitend bestaat uit een dakluik, een dakkoepel of een deur in de gevel van de eerste verdieping van het hoofdgebouw, mits daarmee de cultuurhistorische en de architectuurhistorische waarden van de gevel van het hoofdgebouw niet onevenredig worden aangetast.

10.2.6 Onderdoorgang

Ter plaatse van de bouwaanduiding "onderdoorgang" (ond) dienen de gronden te worden ingericht als onderdoorgang waarbij de minimale vrije doorgangshoogte 2.20 meter dient te zijn.

 

10.3 Nadere eisen
10.3.1 Nadere eisen bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de dakhelling en dakvorm van een bijbehorend bouwwerk en/of overkapping dan wel met betrekking tot het (gedeeltelijk) ontbreken van een kap, indien:

  • a. de cultuurhistorische en/of stedenbouwkundige waarden van het betreffende erf of van de aansluitende erven zulks vereisen.
  • b. de cultuurhistorische en architectuurhistorische waarden van de achtergevel van het hoofdgebouw een geringere helling van de kap van of het (gedeeltelijk) ontbreken van een kap op een aangebouwd bijbehorend bouwwerk en/of een aangebouwde overkapping vereisen;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van het hoofdgebouw of de aangrenzende hoofdgebouwen zulks vereisen.

10.3.2 Nadere eisen dakterrassen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de positie van de hekwerken ten opzichte van de dakrand bij dakterrassen op aangebouwde bijbehorende bouwwerken en overkappingen die grenzen aan de lager gelegen openbare ruimte of aan lager gelegen erven die grenzen aan de openbare ruimte, indien de gebruiksmogelijkheden van het hoofdgebouw en de aangrenzende hoofdgebouwen en erven zulks vereisen.

10.4 Afwijken van de bouwregels
10.4.1 Dakterrassen op aangebouwde bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2.5 onder d ten behoeve van een toegang tot een dakterras in de vorm van een dakkapel in het dakvlak van het hoofdgebouw, met dien verstande dat:

  • a. de uitsparing van het dakvlak in verband met de dakkapel maximaal de breedte heeft die nodig is voor de toegang van het dakterras;
  • b. de kwaliteit van het dakenlandschap, zoals die is beschreven in de cultuurhistorische analyse en de stedenbouwkundige waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • c. de cultuurhistorische, architectuurhistorische en bouwhistorische waarden van de kap niet onevenredig worden aangetast.

10.4.2 Afdekking aangebouwde bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2.2 onder d en h ten behoeve van aangebouwde bijbehorende bouwwerken en aangebouwde overkappingen met een (gedeeltelijk) plat dak, met dien verstande dat de cultuurhistorische en architectuurhistorische waarden van de achtergevel van het hoofdgebouw en het erf niet onevenredig worden aangetast.

10.4.3 Afdekking vrijstaande bijbehorende bouwwerken en aangebouwde bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2.2 onder d en h ten behoeve van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en/of vrijstaande overkappingen en aangebouwde bijbehorende bouwwerken met een andere dakhelling of dakvorm, met dien verstande dat:

  • d. de kwaliteit van het dakenlandschap, zoals die is beschreven in de cultuurhistorische analyse niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende hoofdgebouwen en erven niet onevenredig worden aangetast.

10.4.4 Oppervlakte bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2.2 onder f. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen met een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 75 m2, met dien verstande dat:

  • a. het bebouwingspercentage buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 50%;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende hoofdgebouwen en erven.

10.5 Specifieke gebruiksregels
10.5.1 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in woningen

Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in samenhang met wonen zijn toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
  • b. het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
    • 1. het woonkarakter van de woning;
    • 2. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
    • 4. het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
  • c. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 40 m2;
  • d. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
  • e. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
  • f. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging (ten behoeve van de regeling beroep of bedrijf aan huis) zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
  • g. geen buitenopslag plaatsvindt;


met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort, zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

10.5.2 Bed & breakfast in woningen

De uitoefening van een bed & breakfast in samenhang met wonen is uitsluitend toegestaan onder de voorwaarden dat:

  • a. ten hoogste vijf bedden in ten hoogste twee kamers worden gebruikt ten behoeve van de bed & breakfast;
  • b. de hoofdbewoner minimaal 60% van de woning in gebruik houdt voor het wonen;
  • c. de uitoefening van bed & breakfast niet is toegestaan in vrijstaande bijbehorende bouwwerken.

10.5.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als woonruimte;
  • b. het gebruik van de gronden als terrassen bij een horecagelegenheid.
10.6 Afwijken van de gebruiksregels
10.6.1 Toestaan vergelijkbare bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1 onder a voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, met uitzondering van nutsvoorzieningen, met dien verstande dat:

  • a. het bedrijf voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de categorieën of A of B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging, die als bijlage (1) bij deze regels is gevoegd;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen.

10.6.2 Toestaan zwaardere categorie bedrijvigheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1 onder a voor het toestaan van bedrijven uit categorie C van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging, dan wel bedrijven die daarmee vergelijkbaar zijn voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder, met dien verstande dat:

  • a. er geen onevenredige toename van de aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat ter plaatse en de verkeersveiligheid;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen.

10.6.3 Gemengde doeleinden op eerste verdieping

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1 ten behoeve van het gebruiken en inrichten van ruimten op de eerste verdieping voor gemengde doeleinden zoals genoemd in lid 10.1 met dien verstande dat:

  • a. het gebruik van deze ruimten ten dienste staat van de op de begane grond aanwezige functie;
  • b. minimaal 1 bovenwoning gehandhaafd blijft voor zover in de bestaande situatie (een) bovenwoning(en) in het pand aanwezig is;
  • c. hierdoor geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende hoofdgebouwen en erven plaatsvindt.

10.6.4 Terrassen bij horeca

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.5.3 onder b voor het toestaan van terrassen, met dien verstande dat:

  • a. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat ter plaatse;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende hoofdgebouwen en erven;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse.
10.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening de aanduiding 'horeca van categorie 2' (h=2) schrappen indien het gebruik ten behoeve van de functie horeca definitief is beëindigd.

Artikel 11 Groen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen, gazons en beplantingen;
  • b. parken en plantsoenen;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen, watergangen en -partijen inclusief de daarbij behorende onderhoudspaden en/of -stroken;
  • d. voetpaden;
  • e. bestaande ondergrondse parkeergarages en/of ondergrondse fietsenstallingen;
  • f. behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden ten behoeve van ecologische verbindingen;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen, kunstobjecten en kunstwerken (waaronder duikers, bruggen en faunapassages) en ondergrondse afvalinzamelingsvoorzieningen;

en tevens voor:

  • h. een bergbezinkbassin ter plaatse van de aanduiding "bergbezinkbassin" (bbb);
  • i. het behoud, beheer en herstel van de historische muren en poorten ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding muur" (sba-mu);
  • j. het behoud, beheer en herstel van historische hekwerken en poorten ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding hekwerk" (sba-hw);
  • k. het behoud, beheer en herstel van bruggen met voorzieningen ten dienste van een (langzaam)verkeersroute ter plaatse van de aanduiding ''brug" (br);
  • l. speelvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding "speelvoorziening" (sz).

11.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend toegestaan niet voor bewoning bestemde gebouwen die ten dienste staan van de bestemming, nutsvoorzieningen, bestaande ondergrondse parkeergarages en/of ondergrondse fietsenstallingen en een bergbezinkbassin.

11.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bruto-inhoud en bouwhoogte van gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen ten hoogste respectievelijk 50 m3 en 3,5 meter bedragen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "bergbezinkbassin" (sb-bbb) mag uitsluitend ondergronds worden gebouwd;
  • c. bestaande ondergrondse parkeergarages en/of ondergrondse fietsenstalling mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet vergroot.

11.2.2 Andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals palen, masten, verlichtingsmasten, informatieborden, wegwijzers, verkeerstekens, schakelkasten, pergola's, straat- en pleinmeubilair, afvalinzamelcontainers, (beeldende) kunstwerken, kleine speeltoestellen, hekwerken, muren en kunstwerken ten behoeve van de waterhuishouding en de voetpaden;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
- palen en masten
- verlichtingsmasten
- informatieborden
- wegwijzers en verkeerstekens
- schakelkasten
- pergola's
- straat- en pleinmeubilair
- afvalinzamelcontainers  
6 m
6 m
3 m
4 m
1,5 m
3 m
2 m
2 m  
- beeldende kunstwerken
- kunstwerken
- speeltoestellen  
2 m
5 m
3 m  
- hekwerken. muren en overige andere bouwwerken   1 m  
   

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en omvang van gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde indien de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse, zulks vereisen.

11.4 Afwijken
11.4.1 Speelvoorzieningen op andere locatie

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.1 onder l voor het toestaan van speelvoorzieningen op een locatie waar geen aanduiding “speelvoorziening (sz)" is opgenomen, met dien verstande dat:

  • a. de verkeersveiligheid niet in het gedrang mag komen;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse.

11.4.2 Wegen, fietspaden en parkeervoorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.1 teneinde wegen, fietspaden en parkeervoorzieningen toe te staan, met dien verstande dat:

  • a. de afwijking noodzakelijk is ten behoeve van een optimale verkeersafwikkeling dan wel in verband met de parkeerbehoefte binnen het gebied;
  • b. de verkeersveiligheid in het gebied niet in het gedrang mag komen;
  • c. geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ontstaat;
  • d. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het ruimtelijk beeld van het openbaar (groen)gebied of een onevenredige aantasting plaatsvindt van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse;
  • e. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gebouwen en erven;
  • f. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van debelangen van de ecologische verbindingszones.

Artikel 12 Horeca - 1

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  • a. horeca van categorie 1, waaronder begrepen het bedrijfsmatig exploiteren van zaal- en vergaderaccommodaties;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, water, groenvoorzieningen, terrassen, parkeer- en laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en ondergrondse afvalinzamelvoorzieningen;

met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen, zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

12.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend hoofdgebouwen, overkappingen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

12.2.1 Hoofdgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. voor het bouwen van hoofdgebouwen geldt het bepaalde in artikel 28 (Waarde-Beschermd Stadsgezicht);
  • b. overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen;
  • d. de overkappingen mogen plat worden afgedekt en/of met een dakhelling van maximaal 45 graden; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45 graden mogen overkappingen een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben.

12.2.2 Andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde
  • a. Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
- palen en masten
- reclame-uitingen  
6 m
3 m  
- verlichtingsmasten   6 m  
- erf- en terreinafscheidingen, hekwerken en muren op erven grenzend aan het openbare gebied   1 m  
- overige erf- en terreinafscheidingen, hekwerken en muren
- overige andere bouwwerken  
2 m
2 m  

 

  • b. legale andere bouwwerken, die bestaan ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan en die niet voldoen aan het bepaalde in lid a. mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet vergroot.

12.2.3 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen, waaronder begrepen parkeervoorzieningen en fietsenstallingen, gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse gebouwen, die geheel onder het maaiveld zijn gelegen, zijn overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan;
  • b. uit onderzoek moet blijken dat het realiseren van ondergrondse gebouwen geen nadelige invloed heeft op de bodem- en waterhuishouding en op de eventueel aanwezige archeologische waarden;
  • c. voor het bouwen van parkeervoorzieningen en fietsenstallingen geldt, indien van toepassing, het bepaalde in artikel 28 (Waarde Beschermd Stadsgezicht).

Artikel 13 Horeca - 2

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  • a. horeca van categorie 1, waaronder begrepen het bedrijfsmatig exploiteren van zaal- en vergaderaccommodatie, in de kelder en op de begane grond;
  • b. hotel- en/of vergaderfaciliteiten op de verdiepingen;
  • c. terrassen ten dienste van horeca van categorie 1 en hotel= en/of vergaderfaciliteiten ter plaatse van de aanduiding "terras" (tr);
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, water, groenvoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en ondergrondse afvalinzamelvoorzieningen;

met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen, zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

13.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend hoofdgebouwen, overkappingen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

13.2.1 Hoofdgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. voor het bouwen van hoofdgebouwen geldt het bepaalde in artikel 28 (Waarde-Beschermd Stadsgezicht);
  • b. overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen;
  • d. de overkappingen mogen plat worden afgedekt en/of met een dakhelling van maximaal 45 graden; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45 graden mogen overkappingen een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben.

13.2.2 Andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde
  • a. Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
- palen en masten
- reclame-uitingen  
6 m
3 m  
- verlichtingsmasten   6 m  
- erf- en terreinafscheidingen, hekwerken en muren op erven grenzend aan het openbare gebied   1 m  
- overige erf- en terreinafscheidingen, hekwerken en muren
- overige andere bouwwerken  
2 m
2 m  

 

  • b. legale andere bouwwerken, die bestaan ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan en die niet voldoen aan het bepaalde in lid a. mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet vergroot.

13.2.3 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen, waaronder begrepen parkeervoorzieningen en fietsenstallingen, gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse gebouwen, die geheel onder het maaiveld zijn gelegen, zijn overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan;
  • b. uit onderzoek moet blijken dat het realiseren van ondergrondse gebouwen geen nadelige invloed heeft op de bodem- en waterhuishouding en op de eventueel aanwezige archeologische waarden;
  • c. voor het bouwen van parkeervoorzieningen en fietsenstallingen geldt, indien van toepassing, het bepaalde in artikel 28 (Waarde Beschermd Stadsgezicht).

13.3 Specifieke bouwregels
  • a. Onder zaal- en vergaderaccommodatie als bedoeld in artikel 13, lid 1 onder a wordt verstaan: een vorm van horeca die bestaat uit het gelegenheid geven tot het houden van congres- en partycentrumachtige activiteiten, vergaderingen, productpresentaties, besloten diners, recepties en (huwelijks)feesten;
  • b. De gronden met de aanduiding "terras" (tr) mogen als zodanig uiterlijk tot 23.00 uur worden gebruikt, behoudens het terras aan de zijde van de Kleine Haag, dat uiterlijk tot 22.00 uur mag worden gebruikt;
  • c. Het bepaalde onder b. is niet van toepassing voor zover de terrassen na 23.00 uur respectievelijk 22.00 uur worden gebruikt als rokersruimte;
  • d. Op de gronden met de aanduiding "terras" (tr) mag geen mechanisch versterkt geluid worden voortgebracht, uitgezonderd beperkte mechanische versterking van tokkelinstrumenten.

Artikel 14 Horeca - 3

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca van categorie 1, waaronder begrepen het gebruik ten dienste van vergaderingen en huwelijksvoltrekkingen;
  • b. zaalaccommodatie uitsluitend in de dagperiode (07.00 - 19.00 uur);
  • c. uitsluitend een ijssalon in de toren linksboven (gezien vanaf de Stadsring);
  • d. uitsluitend opslag ten dienste van horeca van categorie 1 en zaalaccommodatie in de toren rechtsboven (gezien vanaf de Stadsring);
  • e. terrassen ten dienste van horeca van categorie 1 en zaalaccommodatie in de dagperiode ter plaatse van de aanduiding "terras" (tr); de terrassen bij de waterpoort omvatten uitsluitend de drie nissen onder de torens;
  • f. het behoud, beheer en herstel van historische muren en poorten ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding muur" (sba-mu);
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, water, groenvoorzieningen en opslagfaciliteiten;

met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen, zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

14.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend hoofdgebouwen, overkappingen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

14.2.1 Hoofdgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. voor het bouwen van hoofdgebouwen geldt het bepaalde in artikel 28 (Waarde-Beschermd Stadsgezicht);
  • b. overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen;
  • d. de overkappingen mogen plat worden afgedekt en/of met een dakhelling van maximaal 45 graden; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45 graden mogen overkappingen een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben.

14.2.2 Andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde
  • a. Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
- palen en masten
- reclame-uitingen  
6 m
3 m  
- verlichtingsmasten   6 m  
- erf- en terreinafscheidingen, hekwerken en muren op erven grenzend aan het openbare gebied   1 m  
- overige erf- en terreinafscheidingen, hekwerken en muren
- overige andere bouwwerken  
2 m
2 m  

 

  • b. legale andere bouwwerken, die bestaan ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan en die niet voldoen aan het bepaalde in lid a. mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet vergroot.

14.2.3 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen, waaronder begrepen parkeervoorzieningen en fietsenstallingen, gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse gebouwen, die geheel onder het maaiveld zijn gelegen, zijn overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan;
  • b. uit onderzoek moet blijken dat het realiseren van ondergrondse gebouwen geen nadelige invloed heeft op de bodem- en waterhuishouding en op de eventueel aanwezige archeologische waarden;
  • c. voor het bouwen van parkeervoorzieningen en fietsenstallingen geldt, indien van toepassing, het bepaalde in artikel 28 (Waarde Beschermd Stadsgezicht).

14.3 Specifieke bouwregels
  • a. Onder zaalaccommodatie als bedoeld in artikel 14.1 wordt verstaan: een vorm van horeca die bestaat uit het gelegenheid geven tot het houden van (huwelijks)feesten, partijen, recepties, besloten diners, evenementen en andere daarmee gelijk te stellen activiteiten;
  • b. Muziekgeluid ten dienste van zaalaccommodatie is uitsluitend in de dagperiode en in de gebouwen (en niet op de terrassen) toegestaan met dien verstande dat alle deuren en ramen gesloten blijven en het muziekgeluid binnen niet meer mag bedragen dan 90 dB(A);
  • c. Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken voor zaalaccommodatie in avondperiode (19.00 - 23.00 uur) en in de nachtperiode (23.00-07.00 uur).

Artikel 15 Kantoor

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. zakelijke dienstverlening, waaronder begrepen congres- en vergaderaccommodatie;
  • b. kantoren;
  • c. bestaande ondergrondse parkeergarages en ondergrondse fietsenstallingen;
  • d. ter plaatse van de bouwaanduiding "onderdoorgang" (ond) een onderdoorgang;
  • e. het behoud, beheer en herstel van de historische muren en poorten ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding muur" (sba-mu);
  • f. de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, water, erven, groenvoorzieningen parkeer- en laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en ondergrondse afvalinzamelvoorzieningen;

en tevens voor :

  • g. horeca van categorie 2 ter plaatse van de aanduiding “horeca van categorie 2” (h=2);
  • h. gemengd (uitsluitend op de begane grond, de eerste verdieping en de vide) ter plaatse van de aanduiding "gemengd" (gd) in de vorm van:
    • 1. detailhandel met horeca van categorie 3;
    • 2. publieksgerichte dienstverlening;
    • 3. maatschappelijke voorzieningen, met uitzondering van woonzorginstellingen, met horeca van categorie 3;
    • 4. culturele voorzieningen met horeca van categorie 3;
    • 5. voorzieningen gericht op ontspanning in de vorm van leisure, sauna's, yogastudio's, wellness, badhuizen, creativiteitscentra en daarmee gelijk te stellen voorzieningen met horeca van categorie 3;
    • 6. horeca van categorie 1;
    • 7. bedrijven uit de categorie A en B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging, die als bijlage (1) bij deze regels is gevoegd;

met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen, zoals die geldt ten tijde van de aanvraag.

15.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend hoofdgebouwen, overkappingen, bestaande ondergrondse parkeergarages en ondergrondse fietsenstallingen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

15.2.1 Hoofdgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. voor het bouwen van hoofdgebouwen geldt het bepaalde in artikel 28 (Waarde-Beschermd Stadsgezicht);
  • b. overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen;
  • d. de overkappingen mogen plat worden afgedekt en/of met een dakhelling van maximaal 45 graden; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45 graden mogen overkappingen een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben;
  • e. bestaande ondergrondse parkeergarages en ondergrondse fietsenstallingen mogen worden gehandhaafd en vernieuwd maar niet vergroot.

15.2.2 Andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde
  • a. Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
- palen en masten
- reclame-uitingen  
6 m
3 m  
- verlichtingsmasten   6 m  
- erf- en terreinafscheidingen, hekwerken en muren op erven grenzend aan het openbare gebied   1 m  
- overige erf- en terreinafscheidingen, hekwerken en muren
- overige andere bouwwerken  
2 m
2 m  

 

  • b. legale andere bouwwerken, die bestaan ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan en die niet voldoen aan het bepaalde in lid a. mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet vergroot.

15.2.3 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen, waaronder begrepen parkeervoorzieningen en fietsenstallingen, gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse gebouwen, die geheel onder het maaiveld zijn gelegen, zijn overal toegestaan waar gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
  • b. uit onderzoek moet blijken dat het realiseren van ondergrondse gebouwen geen nadelige invloed heeft op de bodem- en waterhuishouding en op de eventueel aanwezige archeologische waarden;
  • c. voor het bouwen van parkeervoorzieningen en fietsenstallingen geldt, indien van toepassing, het bepaalde in artikel 28 (Waarde Beschermd Stadsgezicht).

15.2.4 Onderdoorgang

Ter plaatse van de bouwaanduiding "onderdoorgang" (ond) dienen de gronden te worden ingericht als onderdoorgang waarbij de minimale vrije doorgangshoogte 2.20 meter dient te zijn.

15.3 Afwijken van de gebruiksregels
15.3.1 Verhuur van ruimten

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van horeca-verhuur" (sh-vhr) bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.1 voor het commercieel verhuren en/of in gebruik geven van ruimten ten behoeve van zakelijke bijeenkomsten alsmede vergaderingen, presentaties, modeshows, diners, recepties, concerten en andere kleinschalige particuliere bijeenkomsten in besloten kring, met dien verstande dat:

  • a. daarmee (al dan niet door het stellen van voorwaarden aan de omgevingsvergunning) het woon- en leefklimaat in de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. wordt voldaan aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, zoals deze gelden ten tijde van de aanvraag.

15.3.2 Toestaan vergelijkbare bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.1 onder h voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, met uitzondering van nutsvoorzieningen, met dien verstande dat:

  • a. het bedrijf voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de categorieën of A of B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging, die als bijlage (1) bij deze regels is gevoegd;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen.

15.3.3 Toestaan zwaardere categorie bedrijvigheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.1 onder h voor het toestaan van bedrijven uit categorie C van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging, dan wel bedrijven die daarmee vergelijkbaar zijn voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder, met dien verstande dat:

  • a. er geen onevenredige toename van de aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat en de verkeersveiligheid ter plaatse;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen.

Artikel 16 Maatschappelijk

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van voorzieningen inzake welzijn, zorg, onderwijs, woonzorginstellingen, religie, openbare dienstverlening, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen voorzieningen met horeca van categorie 3, ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte kantoren en andere nevenfuncties;
  • b. culturele voorzieningen in de vorm van musea, ateliers, galeries, bibliotheken, muziek-, dans- en toneelscholen en andere daarmee vergelijkbare kunst- en cultuur- gerelateerde instellingen met horeca van categorie 3, ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte kantoren en nevenfuncties;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "begraafplaats" (bg) een begraafplaats;
  • d. ter plaatse van de aanduiding "'drugsopvang" (do) een opvang voor alcoholverslaafden;
  • e. de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, water, erven, groenvoorzieningen parkeer- en laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en ondergrondse afvalinzamelvoorzieningen;

en tevens voor:

  • f. dak- en thuislozenopvang ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk-opvang" (sm-opv);
  • g. het behoud, beheer en herstel van de historische muren en poorten ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding muur" (sba-mu);
  • h. het behoud, beheer en herstel van historische hekwerken en poorten ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding hekwerk" (sba-hw);

met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen, zoals die geldt ten tijde van de aanvraag.

16.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend hoofdgebouwen, overkappingen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

16.2.1 Hoofdgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. voor het bouwen van hoofdgebouwen geldt het bepaalde in artikel 28 (Waarde-Beschermd Stadsgezicht);
  • b. overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen;
  • d. de overkappingen mogen plat worden afgedekt en/of met een dakhelling van maximaal 45 graden; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45 graden mogen overkappingen een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben.

16.2.2 Andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde
  • a. Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
- palen en masten
- reclame-uitingen  
6 m
3 m  
- verlichtingsmasten   6 m  
- erf- en terreinafscheidingen, hekwerken en muren op erven grenzend aan het openbare gebied   1 m  
- overige erf- en terreinafscheidingen, hekwerken en muren
- overige andere bouwwerken  
2 m
2 m  

 

  • b. legale andere bouwwerken, die bestaan ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan en die niet voldoen aan het bepaalde in lid a. mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet vergroot.

16.2.3 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen, waaronder begrepen parkeervoorzieningen en fietsenstallingen, gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse gebouwen, die geheel onder het maaiveld zijn gelegen, zijn overal toegestaan waar gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
  • b. uit onderzoek moet blijken dat het realiseren van ondergrondse gebouwen geen nadelige invloed heeft op de bodem- en waterhuishouding en op de eventueel aanwezige archeologische waarden;
  • c. voor het bouwen van parkeervoorzieningen en fietsenstallingen geldt indien van toepassing het bepaalde in artikel 28 (Waarde Beschermd Stadsgezicht).

16.3 Specifieke gebruiksregels
16.3.1 Ondergeschikte detailhandel

Detailhandel als ondergeschikte activiteit is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de detailhandelsactiviteiten passen bij de hoofdfunctie qua uitstraling, dienen ter ondersteuning van de hoofdfunctie en niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie;
  • b. de omvang van de onder a bedoelde detailhandelsactiviteiten niet meer mag bedragen dan 10% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de ter plaatse aanwezige bebouwing.

16.3.2 Voorwaardelijke verplichting Kleine Haag 1-3

Het gebruik van de buitenruimte voor de opvang van alcoholverslaafden van de gronden met de bestemming Maatschappelijk ter plaatse van de aanduiding "drugsopvang" (do), is alleen dan toegestaan indien het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van die ruimte op de gevels en daken van de omliggende woningen niet meer bedraagt dan 50 dB(A) tussen 07.00 en 19.00 uur, 45 dB(A) tussen 19.00 en 23.00 uur en 40 dB(A) tussen 23.00 en 07.00 uur, bepaald conform de Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999.

16.4 Afwijken van de gebruiksregels
16.4.1 Verhuur van ruimten

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van horeca-verhuur" (sh-vhr) bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.1 voor het commercieel verhuren en/of in gebruik geven van ruimten ten behoeve van zakelijke bijeenkomsten alsmede vergaderingen, presentaties, modeshows, diners, recepties, concerten en andere kleinschalige particuliere bijeenkomsten in besloten kring, met dien verstande dat:

  • a. daarmee (al dan niet door het stellen van voorwaarden aan de omgevingsvergunning) het woon- en leefklimaat in de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. wordt voldaan aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, zoals deze gelden ten tijde van de aanvraag.

Artikel 17 Tuin - 1

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. bestaande ondergrondse parkeergarages en/of ondergrondse fietsenstallingen;
  • c. met de bijbehorende toegangen en ondergrondse afvalinzamelvoorzieningen;

en tevens voor:

  • d. parkeren ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein" (p);
  • e. terrassen ter plaatse van de aanduiding "terras" (tr);
  • f. het behoud, beheer en herstel van de historische muren en poorten ter plaatse van de aanduiding "'specifieke bouwaanduiding muur" (sba-mu);
  • g. behoud, beheer en herstel van historische hekwerken en poorten ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding hekwerk" (sba-hw).

17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen
  • a. binnen deze bestemming mogen behoudens de bestaande ondergrondse parkeergarages en/of ondergrondse fietsenstallingen geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. bestaande ondergrondse parkeergarages en/of ondergrondse fietsenstallingen mogen worden gehandhaafd en vernieuwd maar niet vergroot;
  • c. legale gebouwen die bestaan ten tijde van het ter inzage leggen van het bestemmingsplan en die niet voldoen aan hetgeen hier is bepaald, mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet vergroot.

17.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen
  • a. binnen deze bestemming mogen geen bijbehorende bouwwerken en/of overkappingen worden gebouwd;
  • b. legale bijbehorende bouwwerken en/of overkappingen die bestaan ten tijde van het ter inzage leggen van het bestemmingsplan en die niet voldoen aan hetgeen hier is bepaald, mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet vergroot.

17.2.3 Andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde, ten dienste van deze bestemming geldt dat:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op erven grenzend aan het openbare gebied ten hoogste 1,2 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 2 meter;
  • c. legale andere bouwwerken, die bestaan ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan en niet voldoen aan hetgeen hier is bepaald, mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet vergroot.

17.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2.3:

  • a. ten behoeve van het bouwen van palen en masten, zoals vlaggenmasten, tot een hoogte van ten hoogste 6 meter;
  • b. ten behoeve van het bouwen van overige andere bouwwerken tot een hoogte van ten hoogste 2 meter;
  • c. een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 17.3 kan slechts worden verleend, indien:
    • 1. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gebouwen en erven;
    • 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse.

17.4 Specifieke gebruiksregels
17.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden:

  • a. voor parkeren van auto's behoudens de gebieden met de aanduiding "parkeerterrein" (p);
  • b. ten dienste van terrassen bij horeca, behoudens de gronden met de aanduiding "terras" (tr).

17.4.2 Verharding

Het is verboden, behoudens de gronden met de aanduiding "parkeerterrein" (p) en "terras" (tr), de gronden te verharden voor meer dan maximaal 1/3 deel van de tuin, na aftrek van de oppervlakte van de aanwezige bebouwing, met dien verstande dat legale verhardingen, die bestaan ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan en die niet voldoen aan hetgeen hier is bepaald, mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet vergroot.

17.5 Afwijken van de gebruiksregels
17.5.1 Terrassen bij horeca

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.4.1 onder b voor het toestaan van een terras ten dienste van horeca met dien verstande dat:

  • a. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat ter plaatse;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse.

17.5.2 Parkeren in tuinen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.4.1 onder a voor het toestaan van parkeren van auto's, met dien verstande dat:

  • a. daarmee wordt voorzien in de parkeerbehoefte ten dienste van de functie die op de aangrenzende gronden is toegestaan;
  • b. de voor parkeren bestemde ruimte niet meer dan 1/3 deel van de tuin omvat;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse.

Artikel 18 Tuin - 2

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. bestaande ondergrondse parkeergarages en/of ondergrondse fietsenstallingen;
  • c. met de bijbehorende toegangen en ondergrondse afvalinzamelvoorzieningen;

en tevens voor:

  • d. parkeren ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein" (p);
  • e. terrassen ter plaatse van de aanduiding "terras" (tr);
  • f. het behoud, beheer en herstel van de historische muren en poorten ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding muur" (sba-mu);
  • g. behoud, beheer en herstel van historische hekwerken en poorten ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding hekwerk" (sba-hw).

18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen
  • a. binnen deze bestemming mogen behoudens de bestaande ondergrondse parkeergarages en/of ondergrondse fietsenstallingen geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. bestaande ondergrondse parkeergarages en/of ondergrondse fietsenstallingen mogen worden gehandhaafd en vernieuwd maar niet vergroot;
  • c. legale gebouwen die bestaan ten tijde van het ter inzage leggen van het bestemmingsplan en die niet voldoen aan hetgeen hier is bepaald, mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet vergroot.

18.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen
  • a. binnen deze bestemming mogen geen bijbehorende bouwwerken en/of overkappingen worden gebouwd;
  • b. legale bijbehorende bouwwerken en/of overkappingen die bestaan ten tijde van het ter inzage leggen van het bestemmingsplan mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet vergroot.

18.2.3 Andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde, ten dienste van deze bestemming geldt dat:

  • a. erf- en terreinafscheidingen uitsluitend mogen worden gebouwd op de erfgrens van percelen met aaneengebouwde panden;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 1,2 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 1,2 meter;
  • d. legale erf- en terreinafscheidingen en andere bouwwerken, die bestaan ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan en niet voldoen aan hetgeen hier is bepaald, mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet vergroot.

18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het gestelde in de cultuurhistorische analyse bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2.2 voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en/of overkappingen, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik van bijbehorende bouwwerken en/of overkappingen ondersteunend is aan de hoofdfunctie Tuin;
  • b. bijbehorende bouwwerken en/of overkappingen uitsluitend mogelijk zijn in de vorm van vrijstaande en/of tegen het hoofdgebouw aangebouwde schuren, bergingen en overkappingen;
  • c. het gezamenlijke aantal bijbehorende bouwwerken en/of overkappingen, daaronder begrepen de bestaande bijbehorende bouwwerken en/of overkappingen, niet meer mag bedragen dan één per tuin;
  • d. de oppervlakte van een bijbehorend bouwwerk en/of overkapping niet meer mag bedragen dan 10% van de oppervlakte van de tuin met een maximum van 8 m2;
  • e. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk en/of overkapping niet meer mag bedragen dan 2,20 meter en de nokhoogte niet meer dan 4 meter;
  • f. een bijbehorend bouwwerk en/of overkapping dienen te worden afgedekt met een kap;
  • g. de breedte van een bijbehorend bouwwerk en/of overkapping niet meer mag bedragen dan 25% van de tuinbreedte tot een maximum van 3 meter;
  • h. een bijbehorend bouwwerk en/of overkappingen niet mag worden gebouwd binnen een afstand van 3 meter van de kademuur;
  • i. een tegen het hoofdgebouw aangebouwd bijbehorende bouwwerk en/of overkapping de architectuurhistorische of bouwhistorische waarden van het hoofdgebouw niet mogen aantasten;
  • j. de situering, vormgeving, maatvoering en de architectonische uitstraling van een bijbehorend bouwwerk en/of overkapping in overeenstemming dienen te zijn met de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse.
  • k. aan de omgevingsvergunning met inachtneming van de onder j. genoemde cultuurhistorische analyse en/of voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken, voorwaarden kunnen worden verbonden aan de situering, vormgeving, maatvoering en de architectonische uitstraling van het bijbehorende bouwwerk en/of de overkapping.

18.3.2 Andere bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2.3:

  • a. ten behoeve van het bouwen van palen en masten, zoals vlaggenmasten, tot een hoogte van ten hoogste 6 meter;
  • b. ten behoeve van het bouwen van overige andere bouwwerken op de erfgrens van percelen met aaneengebouwde panden tot een hoogte van ten hoogste 2 meter;
  • c. ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen tot een hoogte van 1,2 meter op andere dan de in artikel 18.2.3 onder a aangegeven plaatsen;
  • d. een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 18.3.2 kan slechts worden verleend, met dien verstande dat:
    • 1. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gebouwen en erven;
    • 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse.

18.4 Specifieke gebruiksregels
18.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden:

  • a. voor het parkeren van auto's behoudens de gebieden met de aanduiding “parkeerterrein” (p);
  • b. ten dienste van terrassen bij horeca, behoudens de gronden met de aanduiding “terras" (tr).

18.4.2 Verharding

Het is verboden, behoudens de gronden met de aanduiding "parkeerterrein" (p) en 'terras'(tr), de gronden te verharden voor meer dan maximaal 1/3 deel van de tuin, na aftrek van de oppervlakte van de aanwezige bebouwing, met dien verstande dat legale verhardingen, die bestaan ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan en die niet voldoen aan hetgeen hier is bepaald, mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet vergroot.

18.5 Afwijken van de gebruiksregels
18.5.1 Parkeren in tuinen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.4.1 onder a voor het toestaan van parkeren van auto's, met dien verstande dat:

  • a. daarmee wordt voorzien in de parkeerbehoefte ten dienste van de functie die op de aangrenzende gronden is toegestaan;
  • b. de voor parkeren bestemde ruimte niet meer dan 1/3 deel van de tuin omvat;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse.

Artikel 19 Verkeer

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (hoofd)ontsluitingswegen bestaande uit ten hoogste 4 rijstroken;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. in- en uitritten;
  • e. bermen, groenvoorzieningen en water;
  • f. bestaande ondergrondse parkeergarages en ondergrondse fietsenstallingen;
  • g. overbouwingen en onderdoorgangen ten behoeve van het railverkeer;
  • h. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen en kunstwerken.

 

19.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 19.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals nutsgebouwen en fietsenstallingen, niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen, met een maximale bruto-inhoud van 50 m3 en een maximale bouwhoogte van 3,5 meter;
  • b. bestaande ondergrondse parkeergarages en ondergrondse fietsenstallingen;
  • c. andere bouwwerken, niet zijnde overkappingen, ten dienste van de bestemming, zoals palen, masten, reclame-uitingen, lichtmasten, wegwijzers, verkeerstekens en -regelinstallaties, bovengeleidingsportalen, schakelkasten, straatmeubilair, afvalinzamelcontainers, (beeldende) kunstwerken, hekwerken en muren, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

bouwwerken   max. bouwhoogte  
- palen en masten
- reclame-uitingen
- lichtmasten
- wegwijzers, verkeerstekens en regelinstallaties
- schakelkasten
- straatmeubilair
- (beeldende) kunstwerken
- overige andere bouwwerken  
6 m
3 m
6 m
5 m
1,5 m
2 m
4 m
2 m
 

19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en omvang van gebouwen en andere bouwwerken indien de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals deze beschreven in de cultuurhistorische analyse, zulks vereisen.

Artikel 20 Verkeer - Garagebox

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Garagebox' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de stalling van personenauto's, motorrijwielen en (brom)fietsen;
  • b. de berging van huishoudelijke artikelen, caravans en aanhangwagens;
  • c. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen en fietsenstallingen.

20.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 20.1, zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

20.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt het bepaalde in artikel 28 (Waarde-Beschermd stadsgezicht).

20.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken ten dienste van deze bestemming geldt dat de bouwhoogte ten hoogste 2 meter mag bedragen.  

20.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik ten behoeve van detailhandel en andere activiteiten met een bedrijfsmatig karakter, waaronder opslag.

Artikel 21 Verkeer - Parkeergarage

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Parkeergarage' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ondergrondse en bovengrondse parkeervoorzieningen en/of fietsenstallingen;
  • b. bij een en ander behorende andere voorzieningen, zoals hellingbanen en entreegebouwen, alsmede nutsvoorzieningen.

21.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 21.1 zijn uitsluitend gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

21.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt het bepaalde in artikel 28 (Waarde-Beschermd stadsgezicht).

21.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde, ten dienste van deze bestemming geldt dat de bouwhoogte ten hoogste 2 meter mag bedragen.

Artikel 22 Verkeer - Railverkeer

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. railverkeer;
  • b. overbouwingen en onderdoorgangen ten behoeve van het weg- en langzaamverkeer;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. in- en uitritten;
  • f. bermen, water en groenvoorzieningen;
  • g. geluidwerende voorzieningen;
  • h. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.
22.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 22.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals nutsgebouwen en fietsenstallingen, niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen met een maximale bruto-inhoud van ten hoogste 50 m3 en een maximale bouwhoogte van 3,5 meter;
  • b. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, informatieborden, wegwijzers, verkeerstekens en regelinstallaties, bovengeleidingsportalen, schakelkasten, straatmeubilair en (beeldende) kunstwerken, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

bouwwerken   max. bouwhoogte  
- palen, masten en reclame- en andere tekens   8 m  
- verlichtingsmasten en antenne-installaties   10 m  
- ander straatmeubilair   4 m  
- verkeerstekens en -regelinstallaties, (beeldende) kunstwerken en geluidwerende voorzieningen   8 m  
- erf- en perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken   4 m  

 

Artikel 23 Verkeer - Verblijfsgebied

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsgebied voor gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer;
  • b. ontsluitingswegen, bestaande uit ten hoogste twee rijstroken;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. water en kruisingen met water;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. in- en uitritten;
  • g. bermen en groenvoorzieningen;
  • h. geluidwerende voorzieningen;
  • i. bestaande ondergrondse parkeergarages en/of ondergrondse fietsenstallingen;
  • j. terrassen bij horecagelegenheden;
  • k. evenementen;
  • l. markten en standplaatsen;
  • m. (ondergrondse) afvalinzamelvoorzieningen;
  • n. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen, fietsenstallingen, kunstobjecten, kunstwerken en kademuren;

en tevens voor:

  • o. het behoud, beheer en herstel van de historische muren en poorten ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - muur" (sba-mu);
  • p. het behoud, beheer en herstel van historische hekwerken en poorten ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - hekwerk" (sba-hw);
  • q. behoud, beheer en herstel van de historische bruggen ter plaatse van de aanduiding "brug" (br);
  • r. behoud, beheer en herstel van historische stuwen ter plaatse van de aanduiding "stuw" (stw);
  • s. een bergbezinkbassin ter plaatse van de aanduiding "bergbezinkbassin" (bbb);
  • t. een urilift ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - urilift" (sba-u);
  • u. een overkapping voor de doeleinden die in deze of de aangrenzende bestemming zijn toegelaten ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - overkapping" (sba-o);
  • v. een speelvoorziening ter plaatse van de aanduiding "speelvoorziening" (sz).

23.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 23.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals nutsgebouwen en fietsenstallingen, niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen, met een maximale bruto-inhoud van ten hoogste 50 m3 en een maximale bouwhoogte van 3,5 meter;
  • b. ondergrondse bouwwerken in de vorm van een bergbezinkbassin ter plaatse van de aanduiding "bergbezinkbassin" (bbb);
  • c. bestaande ondergrondse parkeergarages en/of ondergrondse fietsenstallingen;
  • d. overkappingen ter plaatse van de"specifieke bouwaanduiding - overkapping" (sba-o) volgens de bestaande hoogte en omvang;
  • e. uriliften ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - urilift" (sba-u) volgens de bestaande hoogte en omvang;
  • f. andere bouwwerken, niet zijnde overkappingen, ten dienste van de bestemming, zoals palen, masten, reclame-uitingen, lichtmasten, informatieborden, wegwijzers, verkeerstekens en regelinstallaties, schakelkasten, straatmeubilair, afvalinzamelcontainers, (beeldende) kunstwerken, kleine speeltoestellen, (multi)parasols op terrassen en terrasschermen ten dienste van de horeca, hekwerken en muren, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

bouwwerken   max. bouwhoogte  
palen en masten
reclame-uitingen
lichtmasten
informatieborden
wegwijzers,verkeerstekens en regelinstallaties
schakelkasten
straat- en pleinmeubilair
afvalinzamelcontainers
(beeldende) kunstwerken
speeltoestellen
hekwerken en muren
terrasschermen direct aan de gevel
overige terrasschermen  
6 m
3 m
6 m
3 m
4 m
1,5 m
2 m
2 m
5 m
3 m
1 m
1,5 m
1 m  
(multi)parasols
hekwerken en muren
overige andere bouwwerken  
3 m
1 m
2 m  

23.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, omvang en vormgeving van gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde indien de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse, zulks vereisen.

23.4 Afwijken
23.4.1 Speelvoorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.1 onder v voor het toestaan van speelvoorzieningen op een locatie waar geen aanduiding "speelvoorziening (sz)" is opgenomen, met dien verstande dat:

  • a. de verkeersveiligheid niet in het gedrang mag komen;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse.
23.4.2 Kiosken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.1 ten behoeve van het bouwen van kiosken, met dien verstande dat:

  • a. de verkeersveiligheid niet in het gedrang mag komen;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse.
  • c. de bouwhoogte ten hoogste 3 meter bedraagt en de oppervlakte ten hoogste 20 m2.

Artikel 24 Water

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. waterhuishouding en waterkering;
  • c. waterbeheer en waterberging;
  • d. groenvoorzieningen en bermen;
  • e. kruisingen met wegverkeer en langzaam verkeer;
  • f. kunstwerken;
  • g. behoud, beheer en herstel van kademuren;
  • h. behoud, beheer en versterking van natuurwaarden op de kademuren;
  • i. behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden ten behoeve van ecologische verbindingen;

en tevens voor:

  • j. behoud, beheer en herstel van de historische bruggen ter plaatse van de aanduiding "brug" (br);
  • k. behoud, beheer en herstel van historische stuwen ter plaatse van de aanduiding "stuw" (stw);
  • l. behoud, beheer en herstel van de historische sluizen ter plaatse van de aanduiding "sluis" (sba-sl);
  • m. steigers voor het aanleggen van passagiersvaartuigen ter plaatse van de aanduiding "steiger" (ste);

24.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend toegestaan andere bouwwerken ten dienste van de bestemming.

24.2.1 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. op en in de gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bij de bestemming behorende andere bouwwerken, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 meter, met dien verstande dat de beheerder bij het beoordelen van een aanvraag wordt geraadpleegd omtrent de voorwaarden die, gelet op het waterschapsbelang, aan de uitvoering van de bouwwerken moeten worden gesteld;
  • b. er mogen geen steigers, anders dan ter plaatse van de aanduiding "steiger" worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van de toegestane steigers mag ten hoogste 2 meter bedragen.

24.3 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.2.1 onder b voor het bouwen van steigers ten behoeve van de aanleg van passagiersvaartuigen, met dien verstande dat:

  • a. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse.
  • b. de veiligheid, de bereikbaarheid over water en het beheer van watergangen en oevers niet worden aangetast;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de ecologische verbindingszone;
  • d. alvorens burgemeester en wethouders besluiten omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning raadplegen zij de waterbeheerder.

Artikel 25 Wonen

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. uitsluitend bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen ter plaatse van de bouwaanduiding "bijgebouwen" (bg);
  • c. een onderdoorgang ter plaatse van de bouwaanduiding "onderdoorgang" (ond);
  • d. bestaande ondergrondse parkeergarages en/of ondergrondse fietsenstallingen;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals, zoals tuinen, water, erven, groenvoorzieningen, parkeer- en laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en ondergrondse afvalinzamelvoorzieningen;

en tevens voor:

  • f. detailhandel en publieksgerichte dienstverlening ter plaatse van de aanduiding "detailhandel" (dh);
  • g. publieksgerichte dienstverlening ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van dienstverlening - publieksgerichte dienstverlening (sdv-pdv)";
  • h. kantoren ter plaatse van de aanduiding "kantoor" (k);
  • i. een atelier ter plaatse van de aanduiding "atelier" (at);
  • j. religieuze voorzieningen ter plaatse van de aanduiding "religie" (re);
  • k. een creativiteitscentrum ter plaatse van de aanduiding 'creativiteitscentrum" (cc);
  • l. een theater ter plaatse van de aanduiding "theater" (th);
  • m. een welzijninstelling ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk" (m);
  • n. gezondheidszorg ter plaatse van de aanduiding "gezondheidszorg" (gz);
  • o. een multimediabedrijf ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf-multimediabedrijf" (sb-mm);
  • p. een badhuis ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van cultuur en ontspanning - badhuis" (sco-bh);
  • q. bedrijven, die in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangeduid als categorie A en B in de bijlage (1) die bij deze regels is gevoegd, ter plaatse van de aanduiding "bedrijf" (bd);
  • r. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van horeca-verhuur" (sh-vhr) het commercieel verhuren en/of in gebruik geven van ruimten ten behoeve van zakelijke bijeenkomsten alsmede vergaderingen, trainingen, presentaties, tentoonstellingen, diners, lunches en andere kleinschalige particuliere bijeenkomsten in besloten kring, met dien verstande dat deze activiteiten uitsluitend zijn toegestaan in het souterrain en tot een maximum oppervlakte van 130 m2;
  • s. het behoud, beheer en herstel van de historische muren en poorten ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding muur" (sba-mu);
  • t. het behoud, beheer en herstel van historische hekwerken en poorten ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding hekwerk" (sba-hw);

met dien verstande dat per toegelaten functie voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid, zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort, zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

25.2 Bouwregels


Op en in deze gronden zijn uitsluitend hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken, overkappingen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

25.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen geldt het bepaalde in artikel 28 (Waarde-Beschermd Stadsgezicht).

25.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken en overkappingen zijn toegestaan binnen het bestemmingsvlak en mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat bijbehorende bouwwerken en overkappingen op een afstand van niet minder dan 1 meter achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw dienen te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken en aangebouwde overkappingen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerderd met 0,30 meter;
  • c. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. de bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden afgedekt met een kap met een dakhelling en dakvorm overeenkomstig het hoofdgebouw; indien het hoofdgebouw plat is afgedekt, worden de bijbehorende bouwwerken en overkappingen afgedekt met een kap van minimaal 45 graden en maximaal 60 graden;
  • e. schijnkappen zijn niet toegestaan;
  • f. het bebouwingspercentage van de gronden buiten het bouwvlak mag ten behoeve van bijbehorende bouwwerken en overkappingen niet meer bedragen dan 50%, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen op die gronden niet meer mag bedragen 45 m2;
  • g. in afwijking van het bepaalde in lid f mag ter plaatse van de aanduiding ''maximum bebouwingspercentage 100%" het bebouwingspercentage van de gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van bijbehorende bouwwerken en overkappingen 100% bedragen;
  • h. legale bijbehorende bouwwerken en overkappingen, die bestaan ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan en die niet voldoen aan het bepaalde onder a tot en met g mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet vergroot.

25.2.3 Andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde
  • a. Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
- palen en masten
- reclame-uitingen  
6 m
3 m  
- verlichtingsmasten   6 m  
- erf- en terreinafscheidingen, hekwerken en muren op erven grenzend aan het openbare gebied   1 m  
- overige erf- en terreinafscheidingen, hekwerken en muren
- overige andere bouwwerken  
2 m
2 m  

 

  • b. legale andere bouwwerken, die bestaan ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan en die niet voldoen aan het bepaalde in lid a. mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet vergroot.

25.2.4 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen, waaronder begrepen parkeervoorzieningen en fietsenstallingen, gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse gebouwen, die geheel onder het maaiveld zijn gelegen, zijn overal toegestaan waar gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
  • b. indien ondergrondse gebouwen worden gerealiseerd buiten het bouwvlak, dan mag het in lid 25.2.2 onder f toegestane bebouwingspercentage voor bijbehorende bouwwerken en overkappingen niet worden overschreden;
  • c. uit onderzoek moet blijken dat het realiseren van ondergrondse gebouwen geen nadelige invloed heeft op de bodem- en waterhuishouding en op de eventueel aanwezige archeologische waarden;
  • d. voor het bouwen van parkeervoorzieningen en fietsenstallingen geldt, indien van toepassing, het bepaalde in artikel 28 (Waarde Beschermd Stadsgezicht).

25.2.5 Onderdoorgang

Ter plaatse van de bouwaanduiding "onderdoorgang" (ond) dienen de gronden te worden ingericht als onderdoorgang waarbij de vrije hoogte niet minder dan 2.20 meter mag bedragen en niet meer mag bedragen dan het vloerpeil van de eerste verdieping.

25.2.6 Dakterrassen op aangebouwde bijbehorende bouwwerken

Dakterrassen zijn toegestaan op aangebouwde bijbehorende bouwwerken aan de achtergevel, met dien verstande dat:

  • a. de dakterrassen worden gerealiseerd op een plat dak;
  • b. de hekwerken een hoogte hebben van maximaal 1,10 meter, gemeten vanaf het dakvlak;
  • c. de hekwerken minimaal 1,50 meter vanaf de dakrand, die grenst aan lager gelegen openbare ruimte of aan lager gelegen erf dat grenst aan de openbare ruimte, zijn gesitueerd;
  • d. de toegang tot het dakterras uitsluitend bestaat uit een dakluik, een dakkoepel of een deur in de gevel van de eerste verdieping van het hoofdgebouw, mits daarmee de cultuurhistorische en de architectuurhistorische waarden van de gevel van het hoofdgebouw niet onevenredig worden aangetast.

25.3 Nadere eisen
25.3.1 Nadere eisen bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de dakhelling en dakvorm van een bijbehorend bouwwerk en/of overkapping dan wel met betrekking tot het (gedeeltelijk) ontbreken van een kap, indien:

  • a. de cultuurhistorische en/of stedenbouwkundige waarden van het betreffende erf met aansluitende erven zulks vereisen.
  • b. de cultuurhistorische en architectuurhistorische waarden van de achtergevel van het hoofdgebouw een geringere helling van de kap van of het (gedeeltelijk) ontbreken van een kap op een aangebouwd bijbehorend bouwwerk en/of een aangebouwde overkapping vereisen;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van het hoofdgebouw of de aangrenzende hoofdgebouwen zulks vereisen.

25.3.2 Nadere eisen dakterrassen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de positie van de hekwerken ten opzichte van de dakrand bij dakterrassen op aangebouwde bijbehorende bouwwerken die grenzen aan de lager gelegen openbare ruimte of aan lager gelegen erven die grenzen aan de openbare ruimte, indien de gebruiksmogelijkheden van het hoofdgebouw en de aangrenzende hoofdgebouwen en erven zulks vereisen.
 

25.4 Afwijken van de bouwregels
25.4.1 Dakterrassen op aangebouwde bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.2.6 onder d ten behoeve van een toegang tot een dakterras in de vorm van een dakkapel in het dakvlak van het hoofdgebouw, met dien verstande dat:

  • a. de uitsparing van het dakvlak in verband met de dakkapel maximaal de breedte heeft die nodig is voor de toegang van het dakterras;
  • b. de kwaliteit van het dakenlandschap, zoals die is beschreven in de cultuurhistorische analyse niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. de cultuurhistorische, architectuurhistorische en bouwhistorische waarden van de kap niet onevenredig worden aangetast.
25.4.2 Afdekking aangebouwde bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.2.2 onder d en h ten behoeve van aangebouwde bijbehorende bouwwerken en aangebouwde overkappingen met een (gedeeltelijk) plat dak, met dien verstande dat de cultuurhistorische en architectuurhistorische waarden van de achtergevel van het hoofdgebouw en het erf niet onevenredig worden aangetast.

25.4.3 Afdekkking vrijstaande bijbehorende bouwwerken en aangebouwde bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.2.2 onder d en h ten behoeve van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en/of vrijstaande overkappingen en aangebouwde bijbehorende bouwwerken met een andere dakhelling of dakvorm, met dien verstande dat:

  • a. de kwaliteit van het dakenlandschap, zoals die is beschreven in de cultuurhistorische analyse niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende hoofdgebouwen en erven niet onevenredig worden aangetast.

25.4.4 Oppervlakte bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.2.2 onder f voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen met een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 75 m2, met dien verstande dat:

  • a. het bebouwingspercentage buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 50%;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende hoofdgebouwen en erven.
25.5 Specifieke gebruiksregels

25.5.1 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in woningen zijn toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
  • b. het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
    • 1. het woonkarakter van de woning;
    • 2. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
    • 4. het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
    • 5. het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.
  • c. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
  • d. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
  • e. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
  • f. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging (ten behoeve van regeling beroep of bedrijf aan huis) zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
  • g. geen buitenopslag plaatsvindt;


met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort, zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

25.5.2 Bed & breakfast in woningen

De uitoefening van een bed & breakfast in samenhang met wonen is uitsluitend toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. ten hoogste vijf bedden in ten hoogste twee kamers worden gebruikt ten behoeve van de bed & breakfast;
  • b. de hoofdbewoner minimaal 60% van de woning in gebruik houdt voor het wonen;
  • c. de uitoefening van bed & breakfast niet is toegestaan in vrijstaande bijbehorende bouwwerken.

25.5.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als woonruimte.

25.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging wijzigen ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

Artikel 26 Leiding - Riool (dubbelbestemming)

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het transport van (riool)water door een rioolpersleiding.

26.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 26.1, mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken ten dienste van de bestemming waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 meter.

26.3 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.1 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken overeenkomstig de regels van de daarvoor aangewezen andere bestemming, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding en de veiligheid daarvan;
  • b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leidingen omtrent het onder a gestelde.

 

Artikel 27 Waarde - Archeologie categorie 1 (dubbelbestemming)

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - archeologie categorie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. het behoud en bescherming van de archeologische waarden;
  • b. de regels van deze bestemming hebben, bij strijdigheid met de andere daar voorkomende bestemmingen, voorrang.

27.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 27.1 mogen ten dienste van de bestemming 'Waarde - archeologie categorie 1' uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.

27.2.1 Archeologisch onderzoeksrapport

Op en in de gronden als bedoeld in lid 27.1 mag ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

27.2.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 27.2.1 met betrekking tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
  • b. de met de oprichting van een bouwwerk samenhangende bodemingrepen niet dieper zijn dan 30 centimeter;
  • c. indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

27.2.3 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de in lid 27.2.1 bedoelde vergunning indien naar hun oordeel uit het daar genoemde rapport genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of
  • b. schade door de met de oprichting van het bouwwerk samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.
27.2.4 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

27.2.5 Weigering

De in lid 27.2.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 centimeter, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 30 centimeter;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30 centimeter;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of
    parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30 centimeter bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 centimeter;
  • f. het aanleggen of rooien van houtopstanden waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 30 centimeter en het aanleggen van diepwortelende beplanting;
  • g. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een
    grotere diepte dan 30 centimeter.

27.3.1 Archeologisch onderzoeksrapport
  • a. De aanvrager van de vergunning als bedoeld in lid 27.3 legt een archeologisch onderzoeksrapport over waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. De in lid 27.3.1 onder a beschreven verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport geldt niet indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
27.3.2 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in lid 27.3.1 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of
  • b. schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

27.3.3 Voorwaarden verlening vergunning

Door burgemeester en wethouders kunnen aan de vergunning voorwaarden worden verbonden zoals:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

27.3.4 Weigering

De in lid 27.3 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

27.3.5 Uitzondering

Het in lid 27.3 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop lid 27.2 van toepassing is;
  • b. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

 

Artikel 28 Waarde - Beschermd stadsgezicht (dubbelbestemming)

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden. Deze waarden zijn beschreven in de cultuurhistorische analyse en de daarbij behorende kaartbeelden;
  • b. de regels van deze bestemming hebben, bij strijdigheid met de andere daar voorkomende bestemmingen, voorrang.

28.2 Bouwregels

28.2.1 Bouwregels samenhangend met op de gevelbeelden en de kappenkaart opgenomen hoofdgebouwen


Voor hoofdgebouwen, die zijn opgenomen op de gevelbeelden en de kappenkaart, gelden op en in de gronden als bedoeld in lid 1 de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de voorgevels van hoofdgebouwen dienen in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
  • d. de achtergevels van hoofdgebouwen dienen in de van de weg afgekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
  • e. de goothoogte en bouwhoogte van hoofdgebouwen dienen te worden gehandhaafd conform de gevelbeelden, voor zover die de situatie aangeeft zoals die ten tijde van de inwerkingtreding van het plan rechtmatig was gerealiseerd, met dien verstande dat ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-achterhuis' (sba-ah) de goot- en bouwhoogte niet meer en niet minder mogen bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;
  • f. de gevelbreedte en pandbreedte van hoofdgebouwen dienen te worden gehandhaafd conform de gevelbeelden, voor zover die de situatie aangeeft zoals die ten tijde van de inwerkingtreding van het plan rechtmatig was gerealiseerd;
  • g. het samenvoegen van hoofdgebouwen is niet toegestaan;
  • h. de karakteristieken van de voorgevel van hoofdgebouwen (gevelvorm, gevelindeling, vensterindeling, gevelbeëindiging, geveldetaillering, ornamentiek en materialisering) dienen te worden gehandhaafd conform de gevelbeelden, voor zover die de situatie aangeeft zoals die ten tijde van de inwerkingtreding van het plan rechtmatig was gerealiseerd;
  • i. de karakteristieken van de zij- en achtergevel van hoofdgebouwen (gevelvorm, gevelindeling, vensterindeling, gevelbeëindiging, geveldetaillering, ornamentiek en materialisering) die gericht zijn naar de openbare ruimte, dienen te worden gehandhaafd conform de gevelbeelden, voor zover die de situatie aangeeft zoals die ten tijde van de inwerkingtreding van het plan rechtmatig was gerealiseerd;
  • j. de karakteristieken van de kap van (de samenstellende delen van) hoofdgebouwen (nokrichting, nokbeloop, dakhelling, dakvorm, dakvlakindeling, dakafwerking en dakopbouwen) dienen te worden gehandhaafd conform de kappenkaart en/of de bestaande situatie;
  • k. de karakteristieken van winkelonderpuien (hoofdvorm, indeling, beëindiging, detaillering, ornamentiek en materialisering), dienen te worden gehandhaafd conform de gevelbeelden, voor zover die de situatie aangeeft zoals die ten tijde van de inwerkingtreding van het plan rechtmatig was gerealiseerd;
  • l. de karakteristieken van zijgevels van hoofdgebouwen die niet grenzen aan de openbare ruimte (gevelvorm, gevelindeling, vensterindeling, gevelbeëindiging, geveldetaillering, ornamentiek en materialisering) dienen te worden gehandhaafd conform de bestaande situatie.

28.2.2 Bouwregels samenhangend met niet op de gevelbeelden en de kappenkaart opgenomen hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen, die niet zijn opgenomen op gevelbeelden en de kappenkaart, gelden op en in de gronden als bedoeld in lid 1 de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de goothoogte en bouwhoogte van hoofdgebouwen mogen niet meer en niet minder bedragen dan op de verbeelding, met inachtneming van de hoogtescheidingslijnen, is aangegeven;
  • d. dakterrassen zijn toegestaan mits:
  • de kwaliteit van het dakenlandschap en de architectuur- en bouwhistorische en stedenbouwkundige waarden, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse, niet onevenredig wordt aangetast;
  • de dakterrassen worden gebouwd op een bestaand plat dak;
  • er een terrasafscheiding wordt gerealiseerd met een hoogte van maximaal 1,10 meter, gemeten vanaf het dak;
  • de terrasafscheiding transparant is en 1.50 meter wordt gesitueerd vanaf de dakrand, die grenst aan lager gelegen openbare ruimte dan wel op de dakrand wordt geplaatst voor zover dat aansluit bij de architectuur van de gevel.

28.2.3 Bouwregels samenhangend met hoofdgebouwen op invullocaties

Voor het bouwen van hoofdgebouwen ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - invullocatie" (sba-il), gelden op en in de gronden als bedoeld in lid 1 de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de voorgevels van hoofdgebouwen dienen in de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd;
  • d. de achtergevels van hoofdgebouwen dienen in de van de weg afgekeerde bouwgrens worden gebouwd;
  • e. de hoofdgebouwen dienen aaneen te worden gebouwd met de aangrenzende hoofdgebouwen, tenzij de bouwvlakken niet rechtstreeks op aangrenzende bouwvlakken aansluiten;
  • f. de goothoogte en bouwhoogte van hoofdgebouwen mogen niet meer en niet minder bedragen dan op de verbeelding, met inachtneming van de hoogtescheidingslijnen, is aangegeven;
  • g. de hoofdgebouwen dan wel de afzonderlijke eenheden binnen een project dienen te worden voorzien van een kap met een dakhelling groter dan 45 graden en kleiner dan 60 graden, waarbij schijnkappen niet zijn toegestaan;
  • h. de hoofdgebouwen dan wel de afzonderlijke eenheden binnen een project dienen individueel vanaf de straat te worden ontsloten; hoofdontsluiting (mede) vanaf de achterkant is niet toegestaan;
  • i. de hoofdgebouwen dan wel de afzonderlijke eenheden binnen een project dienen zowel in het gevelbeeld c.q. het aanzicht vanaf de straat als in het daklandschap individueel herkenbaar te worden gemaakt;
  • j. bij de vormgeving van de hoofdgebouwen worden de basisprincipes van historische architectuur, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse, toegepast;
  • k. bij de vormgeving van de hoofdgebouwen wordt de “schaalladder van gevelelementen”, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse, toegepast, met inachtneming van de gebiedsspecificatie volgens de in die analyse opgenomen cultuurhistorische beleidskaart.

28.2.4 Bouwregels samenhangend met vervangende nieuwbouw van hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen, bij vervangende nieuwbouw van een gesloopt hoofdgebouw, gelden op en in de gronden als bedoeld in lid 1, de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de voorgevels van hoofdgebouwen dienen in de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd;
  • d. de achtergevels van hoofdgebouwen dienen in de van de weg afgekeerde bouwgrens worden gebouwd;
  • e. de hoofdgebouwen dienen aaneen te worden gebouwd met de aangrenzende hoofdgebouwen;
  • f. de goothoogte en bouwhoogte van hoofdgebouwen dienen te worden gehandhaafd conform de gevelbeelden;
  • g. de gevelbreedte en pandbreedte van hoofdgebouwen dan wel de gevelbreedte en pandbreedte van de afzonderlijke eenheden binnen een project dienen te worden gehandhaafd conform de gevelbeelden; indien in de gevelbeelden sprake is van een van de gebiedskenmerken afwijkende gevel- of pandbreedte bedraagt de gevel- of pandbreedte bij nieuwbouw minimaal 5 meter en maximaal 8 meter.
  • h. de nokrichting, dakhelling en dakvorm dienen te worden gebouwd conform de kappenkaart; indien op de kappenkaart sprake is van een plat dak bedraagt de dakhelling bij nieuwbouw minimaal 45 graden en maximaal 60 graden, waarbij schijnkappen niet zijn toegestaan;
  • i. de hoofdgebouwen dan wel de afzonderlijke eenheden binnen een project dienen individueel vanaf de straat te worden ontsloten; hoofdontsluiting (mede) vanaf de achterkant is niet toegestaan;
  • j. de hoofdgebouwen dan wel de afzonderlijke eenheden binnen een project dienen zowel in het gevelbeeld als in het daklandschap individueel herkenbaar te worden gemaakt;
  • k. bij de vormgeving van de hoofdgebouwen worden de basisprincipes van historische architectuur, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse, toegepast;
  • l. bij de vormgeving van de hoofdgebouwen wordt de “schaalladder van gevelelementen”, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse, toegepast, met inachtneming van de gebiedsspecificatie volgens de in die analyse opgenomen cultuurhistorische beleidskaart.

28.2.5 Bouwregels voor ondergeschikte bouwdelen

In uitzondering op het bepaalde in artikel 28.2.1.a, 28.2.1.c, 28.2.2.a, 28.2.3.a, 28.2.3.c, 28.2.4.a en 28.2.4.c mogen ondergeschikte bouwdelen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. reclame-uitingen de bestemmingsgrenzen en de bouwgrenzen met ten hoogste 0,2 meter mogen overschrijden;
  • b. plinten, pilasters, kozijnen, lijstwerk, hemelwaterafvoeren, hekken, stoepen, luiken en gevelverlichting de bestemmingsgrenzen en de bouwgrenzen met ten hoogste 0,3 meter mogen overschrijden;
  • c. bij bouwwerken die boven een trottoir worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 2,2 meter dient te worden aangehouden;
  • d. bij bouwwerken die boven een rijbaan worden aangebracht een minimale doorgangshoogte van 4,2 meter dient te worden aangehouden.

28.3 Nadere eisen

28.3.1 Nadere eisen bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot het gestelde in artikel 28.2.1, 28.2.2, 28.2.3 en 28.2.4 betreffende:

  • a. plaats en afmetingen van bouwwerken;
  • b. nokrichting, nokbeloop, dakhelling, dakvorm, dakvlakindeling en dakafwerking van bouwwerken;
  • c. gevelvorm en gevelindeling van bouwwerken;
  • d. gevelbreedte en pandbreedte van bouwwerken;
  • e. materiaal- en kleurgebruik van bouwwerken


voor zover noodzakelijk, ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken en/of in verband met de instandhouding van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse.

28.3.2 Nadere eisen openbare ruimte

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de inrichting van de openbare ruimte, voor zover noodzakelijk, ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken en/of in verband met de instandhouding van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse.

28.4 Afwijken van de bouwregels

28.4.1 Afwijken van de bouwregels samenhangend met op de gevelbeelden en op de kappenkaart opgenomen hoofdgebouwen


Onverminderd het bepaalde in artikel 28.7 kunnen burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in artikel 28.2.1 lid e voor het wijzigen van de goothoogte en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen;
  • b. het bepaalde in artikel 28.2.1. lid f en g voor het samenvoegen van hoofdgebouwen door het verbouwen van twee aan elkaar grenzende hoofdgebouwen, op geen van welke deze afwijking eerder is toegepast, tot één geheel;
  • c. het bepaalde in artikel 28.2.1 lid h voor het wijzigen van de karakteristieken van de voorgevel van hoofdgebouwen (gevelvorm, gevelindeling, vensterindeling, gevelbeëindiging, geveldetaillering, ornamentiek en materialisering);
  • d. het bepaalde in artikel 28.2.1 lid i voor het wijzigen van de karakteristieken van de zij- en achtergevel van hoofdgebouwen (gevelvorm, gevelindeling, vensterindeling, gevelbeëindiging, geveldetaillering, ornamentiek en materialisering) die grenzen aan de openbare ruimte;
  • e. het bepaalde in artikel 28.2.1. lid j voor het wijzigen van de karakteristieken van de kap van (de samenstellende delen van) hoofdgebouwen (nokrichting, nokbeloop, dakhelling, dakvorm, dakvlakindeling en dakafwerking) onverminderd het bepaalde in artikel 28.4.5;
  • f. het bepaalde in artikel 28.2.1. lid k voor het wijzigen van de karakteristieken van winkelonderpuien (hoofdvorm, indeling, beëindiging, detaillering, ornamentiek en materialisering);
  • g. het bepaalde in artikel 28.2.1 lid l voor het wijzigen van de karakteristieken van zijgevels van hoofdgebouwen die niet grenzen aan de openbare ruimte (gevelvorm, gevelindeling, vensterindeling, gevelbeëindiging, geveldetaillering, ornamentiek en materialisering);

    met dien verstande dat:
  • 1. voor zover het hoofdgebouwen betreft die als 'orde 1-monument' zijn opgenomen op de ordekaart, de daarvoor noodzakelijke goedkeuring, vergunning of ontheffing op grond van een wet, een algemene maatregel van bestuur of een gemeentelijke of provinciale verordening, waarbij de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht mede zijn betrokken, is of kan worden afgegeven;
  • 2. voor zover het hoofdgebouwen betreft die als 'orde 2-beeldbepalend' zijn opgenomen op de ordekaart:
    • a. er gekozen wordt voor restauratieve aanpak met behoud en herstel van de architectuur-, bouw- en cultuurhistorische waarden van de gevels en de kap van het hoofdgebouw;
    • b. aanwezige waarden in stand blijven of worden hersteld, waarbij rekening wordt gehouden met de oorspronkelijke vorm, kleur en materialisering;
    • c. bij herstel en/of wijziging van gevels en de kap het gebruik van niet-authentieke materialen niet is toegestaan, tenzij deze visueel volledig overeenkomen met de oorspronkelijke vorm, kleur en detaillering;
    • d. bij herstel en/of wijziging van de bij de gevelbeelden als waardevol aangemerkte winkelonderpuien gekozen wordt voor een restauratieve aanpak met behoud en herstel van architectuur-, bouw- en cultuurhistorische waarden van de winkelonderpui, waarbij de basiskarakteristieken van historische onderpuien, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse, het uitgangspunt voor het ontwerp vormen;
    • e. bij herstel en/of wijziging van de overige winkelonderpuien gekozen wordt voor een transformatie van de winkelonderpui naar een situatie die meer in overeenstemming is met de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht en de specifieke locatie, waarbij de basiskarakteristieken van historische onderpuien, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse, het uitgangspunt voor het ontwerp vormen;
    • f. bij het plaatsen van de nieuwe winkelonderpuien geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de architectuur-, bouw- en cultuurhistorische waarden van de gevel, waarin de pui wordt geplaatst, en zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de basiskarakteristieken van historische onderpuien, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse.
  • 3. voor zover het hoofdgebouwen betreft die als 'orde 3-beeldondersteunend' zijn opgenomen op de ordekaart:
    • a. er gekozen wordt voor behoud en herstel van de architectuur-, bouw- en cultuurhistorische waarden van de gevelsen de kap van het hoofdgebouw;
    • b. veranderingen in de architectuur kunnen worden toegestaan, mits deze de oorspronkelijke karakteristieken van het hoofdgebouw niet verstoren en/of het uiterlijk van het hoofdgebouw verbeteren;
    • c. bij herstel en/of wijziging van gevels en de kap veranderingen in materialisering, maatvoering en detaillering kunnen worden toegestaan, mits deze de oorspronkelijke karakteristieken van het hoofdgebouw niet verstoren;
    • d. indien en voor zover de oorspronkelijke kapvorm nog aanwezig is, deze dient te worden behouden;
    • e. bij herstel en/of wijziging van de bij de gevelbeelden als waardevol aangemerkte winkelonderpuien gekozen wordt voor een restauratieve aanpak met behoud en herstel van architectuur-, bouw- en cultuurhistorische waarden van de winkelonderpui, waarbij de basiskarakteristieken van historische onderpuien, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse, het uitgangspunt voor het ontwerp vormen;
    • f. bij herstel en/of wijziging van de overige winkelonderpuien gekozen wordt voor een transformatie van de winkelonderpui naar een situatie die meer in overeenstemming is met de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht en de specifieke locatie, waarbij zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de basiskarakteristieken van historische onderpuien, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse;
    • g. bij het plaatsen van de nieuwe winkelonderpuien geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de architectuur-, bouw- en cultuurhistorische waarden van de gevel, waarin de pui wordt geplaatst, en zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de basiskarakteristieken van historische onderpuien, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse;
  • 4. zover het hoofdgebouwen betreft die als 'orde 4-indifferent/afwijkend van de gebiedskarakteristieken' zijn opgenomen op de ordekaart:
    • a. bij herstel en/of wijziging van gevels of kappen het uitgangspunt is instandhouding van de architectuurhistorische waarden van het hoofdgebouw en/of transformatie van de gevels en de kap naar een situatie die meer in overeenstemming is met de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht en van de specifieke locatie;
    • b. bij gebouwen waarvoor bij de gevelbeelden de aanduiding "bouwhistorische verwachting" is opgenomen het uitgangspunt tevens behoud en herstel van de bouwhistorische waarden van de gevels en de kap van het hoofdgebouw is;
    • c. bij herstel en/of wijziging van de bij de gevelbeelden als waardevol aangemerkte winkelonderpuien gekozen wordt voor een restauratieve aanpak met behoud en herstel van architectuur-, bouw- en cultuurhistorische waarden van de winkelonderpui, waarbij de basiskarakteristieken van historische onderpuien, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse, het uitgangspunt voor het ontwerp vormen;
    • d. bij herstel en/of wijziging van de overige winkelonderpuien gekozen wordt voor een transformatie van de winkelonderpui naar een situatie die meer in overeenstemming is met de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht en de specifieke locatie, waarbij zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de basiskarakteristieken van historische onderpuien, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse;
    • e. bij het plaatsen van de nieuwe winkelonderpuien geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de architectuur-, bouw- en cultuurhistorische waarden van de gevel, waarin de pui wordt geplaatst, en zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de basiskarakteristieken van historische onderpuien, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse.
a Bouwhistorisch onderzoek

De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 28.4.1 overlegt een bouwhistorisch onderzoeksrapport, waarin de bouwhistorische waarden van de gebouwdelen, die zijn betrokken de bij de aanvraag naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld, voor zover het betreft:

  • hoofdgebouwen, die als 'orde 2-beeldbepalend' op de ordekaart zijn opgenomen en/of voor zover het betreft bij de gevelbeelden als waardevol aangemerkte winkelonderpuien;
  • hoofdgebouwen, die als 'orde 3-beeldondersteunend' op de ordekaart zijn opgenomen;
  • hoofdgebouwen, die als 'orde 4-indifferent/afwijkend van de gebiedskarakteristieken' op de ordekaart zijn opgenomen en waarvoor bovendien bij de gevelbeelden de aanduiding 'bouwhistorische verwachting' is opgenomen.

b Uitzondering

De onder a beschreven verplichting tot het overleggen van een bouwhistorisch onderzoeksrapport geldt niet, indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders op voorhand is vastgesteld dat dergelijke waarden niet aanwezig zijn of voldoende gedocumenteerd zijn.

28.4.2 Afwijken van de bouwregels samenhangend met niet op de gevelbeelden en kappenkaart opgenomen hoofdgebouwen

Onverminderd het bepaalde in artikel 28.7 kunnen burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in artikel 28.2.2 lid a voor het bouwen van hoofdgebouwen in afwijking van het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  • b. het bepaalde in artikel 28.2.2 lid c voor het bouwen van hoofdgebouwen met een grotere of kleinere goothoogte en bouwhoogte dan op de verbeelding is aangegeven.

28.4.3 Afwijken van de bouwregels samenhangend met hoofdgebouwen op invullocaties

Onverminderd het bepaalde in artikel 28.7 kunnen burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in artikel 28.2.3 lid a voor het bouwen van hoofdgebouwen in afwijking van het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  • b. het bepaalde in artikel 28.2.3 lid c voor het bouwen van de voorgevel van hoofdgebouwen in afwijking van de op de verbeelding aangegeven naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • c. het bepaalde in artikel 28.2.3 lid d voor het bouwen van de achtergevel van hoofdgebouwen in afwijking van de op de verbeelding aangegeven van de weg afgekeerde bouwgrens;
  • d. het bepaalde in artikel 28.2.3 lid f voor het bouwen van hoofdgebouwen met een grotere en/of kleinere goothoogte en/of bouwhoogte dan op de verbeelding is aangegeven;
  • e. het bepaalde in artikel 28.2.3 lid g voor het bouwen van hoofdgebouwen met een dakhelling kleiner dan 45 graden en/of met een dakhelling groter dan 60 graden;
  • f. het bepaalde in artikel 28.2.3 lid h voor het ontsluiten van hoofdgebouwen dan wel afzonderlijke eenheden binnen een project (mede) aan de achterkant, indien dit het gebruik van de verdiepingen ten behoeve van de woonfunctie mogelijk maakt, mits aangetoond wordt dat andere opties financieel en/of bouwtechnisch niet haalbaar zijn en de vormgeving, materialisering en kleur van de bouwwerken die nodig zijn voor de ontsluiting overeenstemmen met hetgeen ter zake is opgenomen in de cultuurhistorische analyse.

28.4.4 Afwijken van bouwregels samenhangend met vervangende nieuwbouw van hoofdgebouwen

Onverminderd het bepaalde in artikel 28.7 kunnen burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in artikel 28.2.4 lid a voor het bouwen van hoofdgebouwen in afwijking van het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  • b. het bepaalde in artikel 28.2.4 lid c voor het bouwen van de voorgevel van hoofdgebouwen in afwijking van de op de verbeelding aangegeven naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • c. het bepaalde in artikel 28.2.4 lid d voor het bouwen van de achtergevel van hoofdgebouwen in afwijking van de op de verbeelding aangegeven van de weg afgekeerde bouwgrens;
  • d. het bepaalde in artikel 28.2.4 lid f voor het bouwen van hoofdgebouwen met een grotere of kleinere goothoogte en/of bouwhoogte dan ter zake in de van deze regels deel uitmakende gevelbeelden is opgenomen;
  • e. het bepaalde in artikel 28.2.4 lid g voor het bouwen van hoofdgebouwen met een gevel- of pandbreedte van maximaal 12 meter;
  • f. het bepaalde in artikel 28.2.4 lid h voor het bouwen van hoofdgebouwen met een afwijkende nokrichting, dakhelling, dakvorm;
  • g. het bepaalde in artikel 28.2.4 lid i voor het ontsluiten van hoofdgebouwen dan wel afzonderlijke eenheden binnen een project (mede) aan de achterkant, indien dit het gebruik van de verdiepingen ten behoeve van de woonfunctie mogelijk maakt, mits aangetoond wordt dat andere opties financieel en/of bouwtechnisch niet haalbaar zijn en de vormgeving, materialisering en kleur van de bouwwerken in de cultuurhistorische analyse.

28.4.5 Afwijken van bouwregels ten behoeve van toegevoegde elementen op daken en kappen van hoofdgebouwen

Onverminderd het bepaalde in artikel 28.7 kunnen burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 28.2.1 lid j voor het wijzigen van de karakteristieken van de kap van (de samenstellende delen van) hoofdgebouwen (nokrichting, nokbeloop, dakhelling, dakvorm, dakvlakindeling en dakafwerking) ten behoeve van:

  • a. het voorzien van hoofdgebouwen met een plat dak van een kap, voor zover het hoofdgebouwen betreft die als 'orde 3-beeldondersteunend' of 'orde 4-indifferent/afwijkend van de gebiedskarakteristieken' op de ordekaart zijn opgenomen, mits:
  • dit in overeenstemming is met de bouwhistorie van het hoofdgebouw;
  • dit aansluit bij de specifieke karakteristieken van de architectuur en/of de bouwgeschiedenis van het hoofdgebouw;
  • de dakhelling ten minste 45 graden en ten hoogste 60 graden bedraagt, tenzij sprake is van een bij de architectuur passende mansardekap, waarbij de dakhelling van de onderste dakschilden tussen 60 graden en 70 graden bedraagt en de dakhelling van bovenste dakschilden tussen 15 graden en 45 graden bedraagt.

b. het bouwen van dakkapellen op hoofdgebouwen, mits:

  • de hoogte van de dakkapellen groter is dan de breedte van de dakkapellen (staand), waarbij de hoogte in ieder geval niet meer bedraagt dan 1,50 meter, tenzij:
  • 1. er sprake is van aangekapte dakkapellen;
  • 2. de specifieke karakteristieken van de architectuur van het hoofdgebouw of de aansluiting op reeds gebouwde dakkapellen in hetzelfde dakvlak aanleiding geeft om dakkapellen te schakelen;
  • 3. de hoofdgebouwen als 'orde 4-indifferent/afwijkend van de gebiedskarakteristieken' op de ordekaart zijn opgenomen, in welk geval de breedte van de dakkapellen groter mag zijn dan de hoogte van de dakkapellen (liggend) met een breedte van in ieder geval ten hoogste 3 meter;
  • aantal, grootte, vorm en positie van de dakkapellen worden afgestemd op reeds gebouwde dakkapellen in hetzelfde dakvlak, mits deze voldoen aan aan de hier gestelde criteria;
  • de dakkapellen niet boven elkaar worden gebouwd;
  • de dakkapellen grotendeels in de onderste helft van het dakvlak worden gebouwd, tenzij de maat van het dakvlak dit niet toelaat;
  • de gezamenlijke breedte van de dakkapellen binnen hetzelfde dakvlak in ieder geval niet meer dan 1/3 van de breedte van het dakvlak bedraagt;
  • de afstand van de dakkapellen tot de dakvoet ten minste 2 dakpannen bedraagt, tenzij sprake is van een bestaande borstwering of daklijst, waarbij de onderdorpel van het kozijn van de dakkapellen aansluit op het schuine dakvlak en de goot of daklijst doorloopt ter plaatse van de dakkapellen, in welk geval de dakkapel vanuit de dakvoet mag worden gebouwd;
  • de afstand van de dakkapellen tot de nok ten minste 0,5 meter bedraagt;
  • de kleinste afstand van de dakkapellen tot de haaks erop staande gevel, de scheidingsmuur tussen panden en/of de zijkant van het dakvlak, ten minste 1/5 van de breedte van het dakvlak bedraagt met een minimum van 1 meter;
  • de bouwhistorische waarden van de kappen van hoofdgebouwen die als orde 1, 2 en 3, of orde 4 met de aanduiding 'bouwhistorische verwachting' op de ordekaart zijn opgenomen, niet of zo min mogelijk worden aangetast.


c. het plaatsen van dakramen op niet naar de openbare ruimte gekeerde dakvlakken van hoofdgebouwen, mits:

  • aantal, grootte, vorm en positie van de dakramen worden afgestemd op reeds geplaatste dakramen, mits deze voldoen aan de hier gestelde criteria;
  • de dakramen niet boven elkaar worden geplaatst met dien verstande dat:
  • 1. in het geval van een extra kapverdieping op hoofdgebouwen die als orde 1, orde 2 of orde 3 op de ordekaart zijn opgenomen een dakraam in klein formaat (4 of 6 pans) boven een bestaand dakraam of een bestaande dakkapel is toegestaan;
  • 2. in het geval van een extra kapverdieping op hoofdgebouwen die als orde 4 op de ordekaart zijn opgenomen een dakraam boven een bestaand dakraam mogelijk is volgens dezelfde afmetingen als het bestaande dakraam;  
  • 3. in het geval van een extra kapverdieping op hoofdgebouwen die als orde 4 op de ordekaart zijn opgenomen een dakraam boven een bestaande dakkapel mogelijk is, in welk geval de breedte van het dakraam niet meer bedraagt dan de breedte van de dakkapel;   
  • de gezamenlijke breedte van de dakramen binnen hetzelfde dakvlak in ieder geval niet meer dan 1/3 van de breedte van het dakvlak bedraagt;
  • de afstand tussen de dakramen in hetzelfde dakvlak ten minste 2 dakpannen bedraagt;
  • de afstand van de dakramen tot de dakvoet, de nok en de zijkant van het dakvlak ten minste 0,5 meter bedraagt;
  • de kleinste afstand van de dakramen tot de haaks erop staande gevel, de scheidingsmuur tussen panden en/of de zijkant van het dakvlak, ten minste 1/5 van de breedte van het dakvlak bedraagt met een minimum van 1 meter;
  • de dakramen in het dakvlak en met dezelfde hellingshoek als het dakvlak worden geplaatst.

d. het plaatsen van dakramen op naar de openbare ruimte gekeerde dakvlakken van hoofdgebouwern, mits,

  • dat noodzakelijk is ter bevordering van de woonfunctie op de verdiepingen en andere mogelijkheden voor de toetreding van daglicht ontbreken;
  • aantal, grootte, vorm en positie van de dakramen worden afgestemd op reeds geplaatste dakramen, mits deze voldoen aan de hier gestelde criteria;
  • de dakramen niet boven elkaar worden geplaatst, met dien verstande dat:
  • 1. in het geval van een extra kapverdieping op hoofdgebouwen die als orde 4 op de ordekaart zijn opgenomen een dakraam boven een bestaand dakraam is toegestaan volgens dezelfde afmetingen als het bestaande dakraam;  
  • 2. in het het geval van een extra kapverdieping op hoofdgebouwen die als orde 4 op de ordekaart zijn opgenomen een dakraam boven een bestaande dakkapel mogelijk is, in welk geval de breedte van het dakraam niet meer bedraagt dan de breedte van de dakkapel;   
  • de dakramen in uitvoering en vormgeving aansluiten bij de historische karakteristieken en beeldkwaliteit van de binnenstad;
  • de dakramen op hoofdgebouwen die als orde 1 en orde 2 op de ordekaart zijn opgenomen worden uitgevoerd in klein formaat (4 of 6 pans);
  • maximaal 1 dakraam per 5 meter breedte van het dakvlak wordt geplaatst op hoofdgebouwen die als orde 1 en orde 2 op de ordekaart zijn opgenomen;
  • de gezamenlijke breedte van de dakramen binnen hetzelfde dakvlak op hoofdgebouwen die als orde 3 en orde 4 op de ordekaart zijn opgenomen, in ieder geval niet meer dan 1/3 van de breedte van het dakvlak bedraagt;
  • de afstand tussen de dakramen in hetzelfde dakvlak ten minste 2 dakpannen bedraagt;
  • de afstand van de dakramen tot de dakvoet, de nok en de zijkant van het dakvlak ten minste 0,5 meter bedraagt;
  • de kleinste afstand van de dakramen tot de haaks erop staande gevel, de scheidingsmuur tussen panden en/of de zijkant van het dakvlak, ten minste 1/5 van de breedte van het dakvlak bedraagt met een minimum van 1 meter;
  • de dakramen in het dakvlak en met dezelfde hellingshoek als het dakvlak worden geplaatst.

e. het bouwen van dakloggia's op hoofdgebouwen, mits:

  • de dakloggia's worden gebouwd op hoofdgebouwen die als 'orde 4-indifferent/afwijkend van de gebiedscriteria' op de ordekaart is opgenomen;
  • de dakloggia's in een niet vanuit de openbare ruimte zichtbaar achterdakvlak of zijdakvlak worden gebouwd;
  • ten hoogste 1 dakloggia per dakvlak van een hoofdgebouw wordt gebouwd;
  • de breedte van de dakloggia's binnen hetzelfde dakvlak niet meer dan de helft van het dakvlak bedraagt en de hoogte niet meer dan de helft van de hoogte van het dakvlak;
  • de afstand van de dakloggia's tot de dakvoet ten minste 2 dakpannen bedraagt;
  • de afstand van de dakloggia's tot de nok ten minste 0,5 meter bedraagt;
  • de kleinste afstand van de dakloggia's tot de haaks erop staande gevel, de scheidingsmuur tussen panden en/of de zijkant van het dakvlak, ten minste 1/5 van de breedte van het dakvlak bedraagt met een minimum van 1 meter;
  • de dakloggia's centraal in het dakvlak worden gebouwd, tenzij de indeling van de gevel, de zichtbaarheid vanuit het openbare gebied en/of de positie van al eerder gebouwde dakloggia's of dakkapellen in hetzelfde bouwblok of in een vergelijkbare situatie aanleiding geven tot een andere positie;
  • de plaatsing van de dakloggia's zodanig is dat er geen elementen van de dakloggia's (zoals borstweringen of balkonhekken) buiten het dakvlak uitsteken.

f. het bouwen van dakterrassen op hoofdgebouwen, mits:

  • de dakterrassen worden gebouwd op hoofdgebouwen die als 'orde 2- beeldbepalend', 'orde 3-beeldondersteunend' en 'orde 4-indifferent/afwijkend van de gebiedskarakteristieken' op de ordekaart zijn opgenomen;
  • de kwaliteit van het dakenlandschap en de architectuur- en bouwhistorische en stedenbouwkundige waarden, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse, niet onevenredig worden aangetast;
  • de woonfunctie op de verdiepingen hierdoor wordt bevorderd;
  • de dakterrassen worden gebouwd op een plat dak;
  • er een hekwerk wordt gerealiseerd met een hoogte van maximaal 1,00 meter, gemeten vanaf het dakvlak;
  • het hekwerk transparant is en op tenminste 1.50 meter wordt gesitueerd vanaf de dakrand, die grenst aan lager gelegen openbare ruimte;
  • de toegang tot het dakterras uitsluitend bestaat uit een dakluik, dakkoepel of een dakhuis;
  • het dakhuis niet meer ruimte biedt dan nodig is voor de trap naar het terras, een maximale hoogte heeft van 1,5 meter en een driehoekig volume heeft;
  • het dakhuis op de achterste helft, gezien vanuit de openbare ruimte, van het dak wordt gerealiseerd, op een afstand van tenminste 2 meter uit de dakrand.

28.4.6 Afwijken van bouwregels ten behoeve van andere ondergeschikte bouwdelen

Onverminderd het bepaalde in artikel 28.7 kunnen burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 28.2 ten behoeve van:

  • a. het bouwen van plinten, pilasters, kozijnen, hemelwaterafvoeren, rolluiken en -hekken, hekken, stoepen, hellingbanen, vluchttrappen, trappen, entreeportalen, erkers, veranda's, bordessen, luiken, overstekende daken,afdaken, balkons, galerijen, luifels, zonneschermen, markiezen, lichtbakken, reclametoestellen en -uitingen, draagconstructies voor reclame, antennes en antenneinstallaties en andere daarmee gelijk te stellen bouwdelen, met dien verstande dat:
  • de bouwgrenzen en/of bestemmingsgrenzen met niet meer dan 1,5 meter worden overschreden;
  • de bouwgrenzen en/of bestemmingsgrenzen voor zonneschermen en -markiezen met niet meer dan 2,5 meter worden overschreden;
  • voor zover het betreft overstekende daken, afdaken, balkons, galerijen, luifels, zonneschermen, markiezen, lichtbakken, reclametoestellen en -uitingen, draagconstructies voor reclame, antennes en antenneinstallaties de bouwwerken niet lager worden aangebracht dan 4,20 meter boven een rijbaan en niet lager dan 2,20 meter boven een trottoir;
  • b. het bouwen van ventilatiekanalen, rookkanalen, vluchttrappen en/of trappenhuizen, liftkokers, lichtkoepels en -kappen, antennes en antenne-installaties, luchtbehandelingskasten, afvoerpijpen, schoorstenen, zonnepanelen en -collectoren en andere daarmee gelijk te stellen bouwdelen.

28.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

28.5.1 Werken en werkzaamheden

Onverminderd het bepaalde in artikel 28.7 is het verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verharden of wijzigen van het profiel en/of reliëf van wegen en paden;
  • b. het verlagen van de bodem en het afgraven van gronden;
  • c. het ophogen en egaliseren van de bodem;
  • d. het aanleggen en dempen van watergangen, grachten, singels en andere waterpartijen;
  • e. het verhogen en verlagen van grondwaterstanden en/of het vergroten van de toe- en afvoer van water;
  • f. het draineren van gronden;
  • g. het vernieuwen en reconstrueren van de openbare groenstructuur op de gronden als bedoeld in artikel 11 (Groen);
  • h. het aanbrengen van verharding op de gronden als bedoeld in artikel 11 (Groen);
  • i. het wijzigen van de aard van bestratingen op gronden als bedoeld in artikelen 11 (Groen), 19 (Verkeer) en 23 (Verkeer-Verblijfsgebied);
  • j. het herinrichten of anderszins wijzigen van de openbare ruimte.

28.5.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in artikel 28.5.1 vervatte verbod geldt niet voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;
  • c. werken en werkzaamheden die behoud, herstel of versterking van de cultuurhistorische, natuur- of landschapswaarden tot doel hebben.

28.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

28.6.1 Omgevingsvergunningplicht

Onverminderd het bepaalde in artikel 28.7 is het verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders geheel of gedeeltelijk te slopen:

  • a. hoofdgebouwen, die als 'orde 2-beeldbepalend', 'orde 3-beeldondersteunend' of 'orde 4-indifferent/afwijkend van de gebiedskarakteristieken' op de ordekaart zijn opgenomen;
  • b. de interne structuur van hoofdgebouwen, die als 'orde 2-beeldbepalend', 'orde 3-beeldondersteunend' of 'orde 4-indifferent/afwijkend van de gebiedskarakteristieken' (en waarvoor bovendien bij de gevelbeelden de aanduiding "bouwhistorische verwachting" is opgenomen) op de ordekaart zijn opgenomen; .
  • c. bijbehorende bouwwerken die zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte en/of liggen in het bouwvlak;
  • d. kademuren op de gronden als bedoeld in artikel 24 (Water);
  • e. muren en poorten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding muur' (sba-mu);
  • f. hekwerken en poorten ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding "hekwerk" (sba-hw);
  • g. sluizen ter plaatse van de aanduiding "sluis" (sl);
  • h. bruggen ter plaatse van de aanduiding "brug" (br);
  • i. stuwen ter plaatse van de aanduiding "stuw" (st);
  • j. stoepen en/of bordessen, kolenhokken, poorten, sprengels, bronnen en washokken alsmede overige kleine historische elementen, die als zodanig zijn aangegeven op de kaart 'Kleine historische elementen'.

28.6.2 Bouwhistorisch onderzoek

De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 28.6.1 onder a. en b. overlegt een bouwhistorisch onderzoeksrapport, waarin de bouwhistorische waarden van de gebouwdelen, die zijn betrokken de bij de aanvraag naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld, voor zover het betreft:

  • a. hoofdgebouwen, die als 'orde 2-beeldbepalend' op de ordekaart zijn opgenomen;
  • b. hoofdgebouwen, die als 'orde 3-beeldondersteunend' op de ordekaart zijn opgenomen;
  • c. hoofdgebouwen, die als 'orde 4-indifferent/afwijkend van de gebiedskarakteristieken' op de ordekaart zijn opgenomen en waarvoor bovendien bij de gevelbeelden de aanduiding 'bouwhistorische verwachting' is opgenomen.

28.6.3 Uitzondering bouwhistorisch onderzoek

De in artikel 28.6.2 beschreven verplichting tot het overleggen van een bouwhistorisch onderzoeksrapport geldt niet, indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders op voorhand is vastgesteld dat dergelijke waarden niet aanwezig zijn of voldoende gedocumenteerd zijn.

28.6.4 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in artikel 28.6.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. het geheel of gedeeltelijk slopen van de interne structuur van hoofdgebouwen, die als 'orde 2-beeldbepalend', 'orde 3-beeldondersteunend' of 'orde 4-indifferent/afwijkend van de gebiedskarakteristieken' (en waarvoor bovendien bij de gevelbeelden de aanduiding "bouwhistorische verwachting" is opgenomen) op de ordekaart zijn opgenomen, indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders op voorhand is vastgesteld dat bouwhistorische waarden niet aanwezig zijn of door de sloopwerkzaamheden niet onevenredig worden aangetast.  
  • b. sloopwerkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • c. sloopwerkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;
  • d. sloopwerkzaamheden waarvoor al goedkeuring, vergunning of ontheffing op grond van een wet, een algemene maatregel van bestuur of een gemeentelijke of provinciale verordening, waarbij de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht mede zijn betrokken, is afgegeven.

28.6.5 Verlening vergunning

Onverminderd het bepaalde in artikel 28.7 verlenen burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 28.6.1 onder a voor het geheel slopen van hoofdgebouwen uitsluitend, mits:

  • a. de sloopwerkzaamheden betrekking hebben op hoofdgebouwen, die als 'orde 2-beeldbepalend' in de ordekaart zijn opgenomen en die in een dusdanig slechte bouwkundige staat verkeren dat herstel redelijkerwijs niet meer mogelijk is en voldoende aannemelijk is gemaakt dat er een ander bouwwerk wordt gebouwd dat in overeenstemming is met de regels van dit bestemmingsplan en de cultuurhistorische analyse, waarbij de gevel, kap en interne structuur naar het origineel worden teruggebouwd en oorspronkelijke elementen zoveel als mogelijk worden hergebruikt en teruggeplaatst;
  • b. de sloopwerkzaamheden betrekking hebben op hoofdgebouwen, die als 'orde 3-beeldondersteunend' in de ordekaart zijn opgenomen en die in een dusdanig slechte bouwkundige staat verkeren dat herstel redelijkerwijs niet meer mogelijk is en voldoende aannemelijk is gemaakt dat er een ander bouwwerk wordt gebouwd dat in overeenstemming is met de regels van dit bestemmingsplan en de cultuurhistorische analyse;
  • c. de sloopwerkzaamheden betrekking hebben op hoofdgebouwen, die als 'orde 4-indifferent/afwijkend van de gebiedskarakteristieken' in de ordekaart zijn opgenomen en voldoende aannemelijk is gemaakt dat er een ander bouwwerk wordt gebouwd dat in overeenstemming is met de regels van dit bestemmingsplan en de cultuurhistorische analyse.
28.7 Algemene voorwaarden voor afwijken en omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden en voor het slopen van een bouwwerk

28.7.1 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 28.4 t/m 28.6 uitsluitend, mits:

  • a. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de architectuur, bouw- en cultuurhistorische en stedenbouwkundige waarden die zijn verbonden aan de panden die op de ordekaart zijn aangeduid als 'orde 1-monument', 'orde 2-beeldbepalend' en 'orde 3-beeldondersteunend', of 'orde 4-indifferent/afwijkend van de gebiedskarakteristieken' met de aanduiding 'bouwhistorische verwachting', hetgeen kan blijken uit een bouwhistorisch onderzoeksrapport;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen;
  • d. er vanuit milieuhygiënisch en ecologisch oogpunt geen belemmeringen bestaan, waaronder in ieder geval worden begrepen belemmeringen in verband met geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit en het functioneren van de ecologische verbindingszone voor plant- en doersoorten;
  • e. er een positief schriftelijk advies is uitgebracht van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit, dat mede is gebaseerd op de in de vorige leden genoemde cultuurhistorische analyse en bouwhistorisch onderzoeksrapport.

28.7.2 Voorwaarden

Indien uit het bouwhistorisch onderzoeksrapport blijkt dat als gevolg van het afwijken van de bouwregels, het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden en het slopen van een bouwwerk aantasting van bouwhistorische waarden ontstaat, kunnen burgemeester en wethouders voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbinden met betrekking tot:

  • a. het treffen van maatregelen waardoor bouwhistorische elementen bij (gedeeltelijke) wijziging en/of sloop in het gebouw kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting de bouw- en/of sloopwerkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van bouwhistorie, die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties voldoet.

28.7.3 Weigering vergunning

Burgemeester en wethouders weigeren de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 28.4, 28.5 en 28.6 indien de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht en/of de architectuur, bouw- en cultuurhistorische en stedenbouwkundige waarden van de panden, zoals deze blijken uit de cultuurhistorische analyse en/of een bouwhistorisch onderzoeksrapport, onevenredig worden aangetast.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 29 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 30 Algemene bouwregels

30.1 Ondergeschikte bouwdelen

In uitzondering op het bepaalde in hoofdstuk 2 (Bestemmingsregels) en met overschrijding van bouwgrenzen en bestemmingsgrenzen mogen ondergeschikte bouwdelen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. plinten, pilasters, kozijnen, lijstwerk, hemelwaterafvoeren,stoepen, luiken, overstekende daken, afdaken, luifels en gevelverlichting de bouwgrens met ten hoogste 0,3 meter mogen overschrijden;
  • b. bij bouwwerken die boven een trottoir worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 2,2 meter dient te worden aangehouden;
  • c. bij bouwwerken die boven een rijbaan worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 4,2 meter dient te worden aangehouden.

Artikel 31 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik:

  • a. van onbebouwde gronden:
    • 1. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    • 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    • 3. als plaats voor sloop-, reparatie- of andere werkzaamheden aan auto's, anders dan incidentele, reguliere onderhoudswerkzaamheden op beperkte schaal;
    • 4. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen en LPG;
  • b. van gebouwen en onbebouwde gronden als seksinrichting tenzij de gronden als zodanig zijn aangeduid.

Artikel 32 Algemene afwijkingsregels

32.1 Afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan:

  • a. voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, abri's, telefooncellen, fietsenstallingen, en dienstgebouwtjes voor onderhoud of gebruik van openbaar groen, wegen of speelplaatsen, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de goothoogte niet meer dan 3 meter en de inhoud niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
  • b. voor het in geringe mate overschrijden van de bestemmings- of bouwgrenzen met ten hoogste 3 meter, mits dit noodzakelijk is voor de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of bebouwing, mits daardoor de geldende oppervlakte van de bij de afwijking betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt vergroot;
  • c. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten, afmetingen en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten, afmetingen en percentages;

met dien verstande dat afwijkingen als bedoeld in lid 32.1, onder a tot en met c worden geweigerd indien door het verlenen daarvan:

  • 1. onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende hoofdgebouwen en erven;
  • 2. de verkeersveiligheidsbelangen onevenredig worden geschaad;
  • 3. een onevenredige aantasting plaatsvindt van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse.

Alvorens zij beslissen over een vergunning als bedoeld in lid 32.1 vragen burgemeester en wethouders een schriftelijk advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit.

32.2 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan voor het gebruik van bijbehorende bouwwerken bij woningen als afhankelijke woonruimte in combinatie met de noodzakelijke verbouw daarvan voor mantelzorg of een mantelzorgwoning, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. door een deskundige is aangetoond dat de afwijking noodzakelijk is in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden;
  • b. door de vestiging van extra woonruimte mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • c. de maximale toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag niet worden overschreden;
  • d. daardoor geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse.

32.2.1 Intrekking omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders trekken de in lid 32.2 bedoelde omgevingsvergunning in als de bij het verlenen bestaande noodzaak vanuit oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

32.3 Afhaalpunt

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan voor het gebruiken van hoofdgebouwen als afhaalpunt, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gebouwen en erven;
  • b. een afhaalpunt mag geen onevenredig nadelige effecten hebben ten aanzien van de verkeersafwikkeling en -doorstroming;
  • c. de maximale oppervlakte van een afhaalpunt mag niet meer bedragen dan 25 m2.
32.4 Gebouwde fietsenstallingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan voor het gebruiken van hoofdgebouwen voor het stallen van fietsen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gebouwen en erven;
  • b. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse.

Artikel 33 Algemene wijzigingsregels

33.1 Wijzigingsbevoegdheid

33.1.1 Wijziging in verband met ondergrondse stallingsmogelijkheden

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het bouwen van ondergrondse parkeergarages en ondergrondse fietsenstallingen met de daarmee samenhangende bovengrondse bouwwerken met dien verstande dat:

  • a. op enig aangrenzend terrein de realisering van de bestemming niet wordt belemmerd;
  • b. daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende hoofdgebouwen en erven;
  • c. daardoor het realiseren van de bovenliggende bestemming niet wordt belemmerd of aangetast;
  • d. daardoor de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • e. daardoor niet een onevenredige verslechtering van de grondwatersituatie ontstaat of een nadelige invloed ontstaat op de eventueel aanwezige archeologische waarden;
  • f. daardoor geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse.

33.1.2 Wijziging in verband met uitbreiding hotels

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van de vestiging van nieuwe en de uitbreiding van bestaande hotels in het plangebied, met dien verstande dat deze vestiging en/of uitbreiding een meerwaarde heeft op het bestaande aanbod van hotels.

33.1.3 Wijziging in verband met het beeindigen horeca van categorie 2

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, het bestemmingsplan wijzigen door de aanduiding "horeca van categorie 2" te verwijderen indien het gebruik ten behoeve van de functie "horeca van categorie 2" definitief is beëindigd.

33.1.4 Wijziging ordekaart

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de ordekaart wijzigen in een andere dan de toegekende orde indien daartoe op grond van (bouwhistorisch) onderzoek, nieuwbouw en/of sloop van gebouwen of in verband met de desbetreffende monumentale kwaliteiten van het pand op zichzelf of voor het stadsgezicht aanleiding bestaat.

33.1.5 Wijziging gevelbeelden en/of kappenkaart

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de gevelbeelden en/of de kappenkaart wijzigen, indien daartoe op grond van (bouwhistorisch) onderzoek, nieuwbouw en/of sloop van gebouwen of in verband met de desbetreffende monumentale kwaliteiten van het pand op zichzelf of voor het stadsgezicht aanleiding bestaat.

33.1.6 Gebiedsaanduiding wetgevingszone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, voor met “Gebiedsaanduiding wetgevingszone - wijzigingsgebied 1 aangewezen gronden, de bestemming wijzigen in de bestemming wonen en de bestemming Verkeer-Parkeergarage ten behoeve van:

  • a. het gebruiken van de bestaande gebouwen voor wonen als bedoeld in artikel 25;
  • b. het bouwen van een ondergrondse parkeergarage ten dienste van het onder a. genoemde wonen;

met dien verstande dat :

1. voor het gebruiken van de bestaande gebouwen voor wonen geldt, dat:

  • wonen uitsluitend is toegestaan binnen de bestaande gebouwafmetingen van de panden aan de Zuidsingel, de Herenstraat en de kapel;
  • wonen, in de vorm van één bouwlaag met een kap, bovendien is toegestaan ter plaatse van de bestaande bijgebouwen, grenzend aan de Herenstraat en Plantsoen-Noord;
  • bouwkundige consequenties ten dienste van het wonen aantoonbaar geen onevenredige aantasting betekenen van de monumentale waarden van de bij de wijziging betrokken gebouwen;
  • op geen van de gevels van woningen, de geluidbelasting een overschrijding inhoudt van de ter plaatse maximaal toegestane grenswaarden krachtens de Wet geluidhinder, tenzij de woningen worden voorzien van dove gevels, in welk geval geen beperkingen uit hoofde van de Wet geluidhinder van toepassing zijn.

2. voor het bouwen van een ondergrondse parkeergarage ten dienste van wonen geldt, dat:

  • in voldoende mate is voorzien in de ruimte ten behoeve van het parkeren ten dienste van het wonen, zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen, zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;
  • heet parkeren of het stallen van auto uitsluitend is toegestaan in een volledig onder het maaiveld gelegen parkeergarage in de binnentuin achter de gebouwen aan de Zuidsingel 40 en 41, de Herenstraat en Plantsoen-Noord;
  • met de bouw van een parkeergarage geen onevenredige aantasting en/of verslechtering plaatsvindt van:

- de verkeersveiligheidsbelangen;

- de grondwatersituatie;

- de eventueel aanwezige archeologische waarden;

- de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse;

  • een plan wordt overgelegd dat is gericht op een kwalitatief hoogwaardige en cultuurhistorisch verantwoorde inrichting van de tuin en de overige onbebouwde gronden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 34 Overgangsrecht

34.1 Overgangsrecht bouwwerken

  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a, voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

34.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
  • e.

Artikel 35 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Binnenstad”.