direct naar inhoud van Artikel 17 Wonen - 2
Plan: Centraal Stadsgebied-zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.BP00004-0301

Artikel 17 Wonen - 2

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, met dien verstande dat:
    • 1. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
    • 2. het gebruik van de woning en de daarbij behorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
      • het woonkarakter van de woning;
      • de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
      • het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
      • het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.
    • 3. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
    • 4. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de daarbij behorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
    • 5. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
    • 6. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
    • 7. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
    • 8. geen buitenopslag plaatsvindt;
    • 9. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein.
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water;
  • d. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - sportcentrum" (sr-sprc) is een sportschool toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" (cw): de bescherming en instandhouding van de cultuurhistorische waarden;
  • f. garageboxen ter plaatse van de aanduiding "garage" (ga);

met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de Nota Parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.

17.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

17.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. de woningen mogen uitsluitend aaneen-, twee-aan-een-, of vrijstaand worden gebouwd, conform bestaande woningtypologie;
  • b. alleen toegestaan binnen het bouwvlak;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer zijn dan zoals aangegeven op de verbeelding;
  • d. kelders die zijn gelegen geheel onder het maaiveld zijn overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan, waarbij het bebouwingspercentage mag worden overschreden;
  • e. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - dakterras niet toegestaan', is het realiseren van een dakterras niet toegestaan.
17.2.2 bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat een bijbehorend bouwwerk op een afstand van niet minder dan 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan, dient te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerderd met 0,30 m;
  • c. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bijbehorende bouwwerken mogen plat worden afgedekt of met een dakhelling kleiner dan 45°; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45° mogen de bijbehorende bouwwerken een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag - mits stedenbouwkundig aanvaardbaar:
    • 1. voor percelen tussen de 0 m2 en 100 m2 bij elke woning niet meer bedragen dan 20% van de bij de woning behorende kavel, met een maximum van 20m2;
    • 2. voor percelen tussen de 100 m2 en 500 m2 bij elke woning niet meer bedragen dan 20 m2, vermeerderd met 14% van het meerdere van 100 m2 van de bij de woning behorende kavel, met een maximum van 75 m2;
    • 3. voor percelen groter dan 500 m2 bij elke woning niet meer bedragen dan 75 m2, vermeerderd met 2,5% van het meerdere van 500 m2 van de bij de woning behorende kavel, met een maximum van 100 m2;
  • f. bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte als bedoeld onder e wordt de oppervlakte van bijbehorende aangebouwde bouwwerken aan de voorzijde niet meegerekend;
  • g. het bouwen van bijbehorende bouwwerken mag niet tot gevolg hebben dat een stedenbouwkundig onaanvaardbare situatie ontstaat en/of dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd dan wel dat de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt met meer dan 50% wordt overschreden;
  • h. dakkapellen en/of dakopbouwen op vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan.

17.2.3 Bijbehorende bouwwerken in de voortuin

In afwijking van het bepaalde in 17.2.1 mag een bijbehorend bouwwerk in de voortuin worden gebouw wanneer het feitelijk onmogelijk is om een vanaf de openbare weg toegankelijke berging op het achter- of zijerf te realiseren. Daarbij dient voldaan te worden aan de volgende voorwaarden:

  • a. de hoogte mag niet meer bedragen dan 1,40 m;
  • b. de berging is slechts toegankelijk vanaf het eigen erf en wordt gebouwd op een afstand van niet minder dan 0,5 m vanuit de erfgrenzen met het openbaar gebied;
  • c. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 3 m2, mits de oppervlakte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde voortuin ten minste 2/3 van de voortuin bedraagt;
  • d. er is geen sprake van een gemeentelijk- of rijksmonument en/of een beschermd stadsgezicht.
17.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

bouwwerken   max. bouwhoogte  
pergola's   3 m  
palen en masten, zoals vlaggenmasten   8 m  
erfafscheidingen op het voorerf   1 m  
overige erfafscheidingen   2 m  
overige andere bouwwerken achter de voorgevelrooilijn   3 m  
17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  • a. het waarborgen van de diversiteit en afwisseling in bebouwingstypologie;
  • b. het behouden van de open ruimtes tussen de bouwblokken ter waarborging van de bebouwingsstructuur en ter voorkoming van het ontstaan van aaneengesloten straatwanden;
  • c. het waarborgen van het bestaande dakenlandschap, waarbij met de kapvorm aansluiting wordt gezocht bij de bestaande, meest voorkomende, kappen;
  • d. de breedte van de hoofdbebouwing bij vervangende nieuwbouw, waarbij de breedte van het bestaande hoofdgebouw uitgangspunt is;
  • e. de bouwdiepte van de hoofdbebouwing bij vervangende nieuwbouw of bij vergroting van de bestaande hoodfbebouwing;
  • f. de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken;

    voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken, de karakteristiek van het plangebied en van stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarden.
17.4 Afwijking van de bouwregels
  • a. burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2.4, ten behoeve van het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:
      • de erfafscheiding uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
      • de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 m bedraagt;
      • de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen;
  • b. burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2.2 voor het toestaan van 10 m2 extra aan bijbehorende bouwwerken bij woningen aan de Aldegondestraat en Bisschopsweg, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van het hoofdgebouw niet groter is dan 40 m2;
    • 2. de tuin voor niet meer dan 50% wordt bebouwd;
  • c. een omgevingsvergunning als bedoeld in dit artikel kan slechts worden verleend, mits:
    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
17.5 Specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt mede verstaan :

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als woonruimte;
  • b. het gebruik van garageboxen voor bedrijfsmatige opslag en overige activiteiten met een bedrijfsmatig karakter.
17.6 Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 17.5, onder b ten behoeve van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:

  • a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
  • b. wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen op al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;
  • c. voor het overige wordt voldaan aan de onder 17.1, onder b genoemde voorwaarden.
17.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is het verboden om zonder omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen en/of geheel of gedeeltelijk de voorgevel of dakconstructie te wijzigen. Dit verbod heeft geen betrekking op werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud dan wel werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
  • b. burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld onder 17.7.a, indien het belang van cultuurhistorie hierdoor niet nadelig wordt beïnvloed;
  • c. alvorens zij beslissen over een vergunning als bedoeld onder 17.7.a, vragen burgemeester en wethouders een schriftelijk advies aan de gemeentelijke monumentencommissie.
17.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het plan ter plaatse van de gebiedsaanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied A" wijzigen met inachtneming van de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen woningen in de vorm van grondgebonden woningen en/of appartementen worden gebouwd met de daarbij behorende bouwwerken, nutsgebouwen en andere bouwwerken die voor de woonfunctie noodzakelijk zijn;
  • b. op de beganegrondlaag bij appartementen mogen voorzieningen worden gerealiseerd in de vorm van medische voorzieningen, sociale- en culturele voorzieningen, administratieve, financiële en zakelijke dienstverlening en bedrijven die, in de bij de regels behorende Staat van bedrijfsactiviteit, zijn aangeduid als categorie A;
  • c. de rooilijn van de gebouwen moet in het verlengde van de rooilijn van de naastgelegen bebouwing liggen;
  • d. de gebouwen mogen worden gebouwd in 2 bouwlagen met een kap (de achterzijde van de gebouwen aan de Bekensteinselaan mogen uit drie volledige bouwlagen bestaan);
  • e. de bouwdiepte mag niet meer bedragen dan 10 m, waarbij aan de gebouwen aan de zijde van de Bekensteinselaan achterliggend nog 4 meter aan de hoofdbebouwing kan worden gebouwd in 2 bouwlagen en plat afgedekt;
  • f. de parcellering moet worden versterkt ten opzichte van de bestaande situatie;
  • g. de nokrichting moet passen in het straatbeeld;
  • h. de bouwhoogte en oppervlakte van bijbehorende bouwwerken moeten voldoen aan de regels in 17.2.2;
  • i. een ondergrondse parkeervoorziening moet worden gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de Nota Parkeernormen van 27 januari 2009, waarbij de ontsluiting van de parkeervoorziening moet plaatsvinden vanaf de Frederik van Blankenheymstraat;
  • j. bij de wijziging van het plan moet worden voldaan aan de ten hoogst toelaatbare geluidbelasting voor de woningen en andere geluidgevoelige gebouwen en terreinen;
  • k. aan de wijziging wordt slechts medewerking verleend nadat een integrale afweging heeft plaatsgevonden over een stedenbouwkundig plan voor dit gebied dat voldoet aan de in 17.8 genoemde regels.
17.9 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging wijzigen ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.