direct naar inhoud van Regels
Plan: Bijsteren 2015
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0273.BPBKbijsteren-OH01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Bijsteren 2015 met identificatienummer NL.IMRO.0273.BPBKbijsteren-OH01 van de gemeente Putten;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan- en uitbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bebouwingspercentage:

de in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de toegestane bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per bouwperceel gemeten;

1.8 bedrijf aan huis:

het bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijfsactiviteiten:

  • die in de van deze regels deel uitmakende bijlage 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' zijn aangeduid als categorie 1, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving;
  • die geen horeca of detailhandel zijn, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit,

door de bewoner in de woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie;

1.9 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.10 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, welke woning slechts bestemd is voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, die duurzaam bij de dagelijkse bedrijfsvoering is betrokken, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein;

1.11 beroep aan huis:

het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk en daarmee gelijk te stellen gebied, door de bewoner in de woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie;

1.12 bestaande bebouwing:

legale bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;

1.13 bestaand gebruik:

het legale gebruik van gronden en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogten liggende vloeren of balklagen is begrensd, onder welk gedeelte niet is begrepen een vliering;

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.24 bruto vloeroppervlak:

de som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren;

1.25 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde internethandel;

1.26 dienstverlening:

het op het publiek gerichte aanbieden, verkopen en/of leveren van commerciële en/of maatschappelijke diensten, zoals reisbureaus, kapsalons, uitzendbureaus, bankfilialen en makelaarskantoren;

1.27 gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.28 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.29 internethandel:

elektronische handel, oftewel het uitvoeren van commerciële activiteiten via het internet;

1.30 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.31 ondergeschikte detailhandel:

detailhandel als activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de volgens het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang, dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;

1.32 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.33 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.34 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    • 1. de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    • 1. de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.35 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces;

1.36 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.37 standplaats:

een kavel bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven of op andere instellingen van de gemeente kunnen worden aangesloten;

1.38 voorgevelbouwgrens:

de langs de weg gelegen bouwgrens, waarin of waarachter zich de voorgevel van de woning bevindt;

1.39 wonen:

het gehuisvest zijn in een woning;

1.40 woning:

één complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, niet zijnde een bijzondere woonvorm, en/of voor de huisvesting van maximaal vier personen wanneer er daarnaast geen huishouding in het gebouw is ondergebracht;

1.41 woonwagen:

voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of delen kan worden verplaatst.

1.42 zorgwonen/-woning:

Een woning die bedoeld is voor mensen die, met ondersteuning, zelfstandig kunnen wonen. Het betreft een zelfstandige woning die eventueel voorzien is van extra voorzieningen, zoals domotica (huisautomatisering), tillift en dergelijke.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 lengte/breedte/diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren;

2.7 afstanden:

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot (zijdelingse) bouwperceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1 m wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij;
  • b. het behoud en herstel van beplantingselementen, zoals houtwallen, kleine bosperceeltjes, hakhoutbosjes, erfbeplanting, oude laanbeplanting en solitaire bomen;
  • c. het behoud van onverharde wegen en paden;
  • d. extensieve dagrecreatie en hobbymatig medegebruik;
  • e. de bestaande wandel-, fiets- en ruiterpaden;
  • f. de aanleg van nieuwe wandel-, fiets- en ruiterpaden voor zover gelegen binnen een afstand van 30 m uit de as van een bestaande weg;
  • g. water, waterberging en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;

met de daarbij behorende:

  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • i. tuinen en erven;
  • j. parkeer- en groenvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend erf- en terreinafscheidingen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van hekwerken ten behoeve van buitenrijbakken maximaal 2 m mag bedragen.

Artikel 4 Gemengd

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven van categorie 1 zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 1 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving, uitgezonderd horeca en detailhandel, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit;
  • b. internethandel zonder bezoekers en/of afhaalfunctie;
  • c. maatschappelijke voorzieningen;
  • d. wonen, uitsluitend aan de van de Nijkerkerstraat afgekeerde zijde van het bouwvlak;

met de daarbij behorende:

  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. parkeervoorzieningen.

Buitenopslag is niet toegestaan.

4.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de in lid 4.1 genoemde doeleinden.

Voor het bouwen van gebouwen/bouwwerken gelden per afzonderlijk bouwperceel de volgende regels:

4.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd in het bouwvlak;
  • b. gebouwen mogen uitsluitend zodanig worden gebouwd dat in de naar de Nijkerkerstraat gekeerde bouwgrens een aaneengesloten gevelwand ontstaat met een bouwhoogte van ten minste 6 m;
  • c. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal;
  • d. het bebouwingspercentage mag binnen het aangegeven bouwvlak niet meer bedragen dan aangegeven;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven.
4.2.2 Bijgebouwen, carports, aan- en uitbouwen:
  • a. ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ mogen bijgebouwen, carports, aan- en uitbouwen worden gebouwd;
  • b. het maximale bebouwingpercentage aan bijgebouwen, carports, aan- en uitbouwen ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ bedraagt niet meer dan 50%, zulks met een maximaal oppervlak van 45 m² per bouwperceel;
  • c. indien het bestaande bebouwingspercentage en/of de bestaande oppervlakte op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan meer bedraagt dan is aangegeven in sub b dan is het bestaande bebouwingspercentage en/of de bestaande oppervlakte toegestaan, met dien verstande dat de inhoud van de bijgebouwen, carports, aan- en uitbouwen niet meer mag bedragen dan de bestaande inhoud op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • d. bijgebouwen, carports, aan- en uitbouwen dienen ten minste 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de bijbehorende woning te worden gesitueerd;
  • e. de bouwhoogte van carports mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • f. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 5 m;
  • g. voor de voorgevelbouwgrens van een bestaand gebouw is uitsluitend en ten hoogste één uitbouw toegestaan, met dien verstande dat deze:
    • 1. geen grotere (bouw)diepte mag hebben dan 1,5 m;
    • 2. geen grotere goothoogte mag hebben dan 3 m;
    • 3. geen grotere breedte mag hebben dan 45% van de voorgevelbreedte van het gebouw waartoe het behoort.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. voor het bouwen van erfscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevelbouwgrens en/of het gedeelte van het bestemmingsvlak dat niet is voorzien van de aanduiding 'bijgebouwen', geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • c. de bouwhoogte van pergola's niet meer bedragen dan 3 m
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden ten behoeve van:

  • a. bedrijven welke niet zijn genoemd in lid 4.1 sub a.
  • b. detailhandel, met uitzondering van ondergeschikte en/of productiegebonden detailhandel.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.1 onder b toegestane bedrijven, ten behoeve van een afhaalpunt, mits de afhaalfunctie niet meer bedraagt dan 15% van het bruto vloeroppervlak tot een maximum van 50 m2 en voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. het pand van waaruit de internetverkoop plaatsvindt en waar de artikelen zijn opgeslagen, mag niet de uitstraling van een winkel krijgen (ook geen reclame-uitingen);
    • 2. de te verkopen artikelen mogen niet worden uitgestald, dus een showroom of buitenruimte waar artikelen bekeken of getest kunnen worden, is niet toegestaan;
    • 3. op de bij de woning behorende gronden mag geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het bedrijf plaatsvinden;
    • 4. voor zover de verkochte artikelen niet worden bezorgd, maar opgehaald worden, is er alleen een beperkte afhaal- en afrekenfunctie toegestaan;
    • 5. de openingstijden voor het afhalen van de goederen dienen beperkt te blijven tot maximaal acht vastgestelde uren, evenredig verdeeld over de week en niet tussen 19.00 uur en 9.00 uur;
    • 6. de vastgestelde afhaaltijden dienen duidelijk gepubliceerd te worden op de website van het bedrijf, met de toevoeging dat artikelen uitsluitend via internet besteld kunnen worden, en daarnaast ook bij het pand zelf worden aangegeven;
    • 7. er mogen geen inloop- of kijkdagen plaatsvinden;
    • 8. het parkeren ten behoeve van het bedrijf dient op eigen terrein plaats te vinden;
    • 9. behoudens in- en uitladen mogen geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning plaatsvinden;
    • 10. er kunnen nadere eisen worden gesteld aan de tijdstippen en het aantal laad- en losactiviteiten.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, waaronder zijn begrepen natuurvriendelijke oevers en voorzieningen voor waterhuishouding, waterberging en infiltratie van regenwater;
  • b. aanleg, behoud en herstel van houtwallen;
  • c. hondenuitlaatplaatsen;
  • d. voet- en fietspaden;
  • e. sport- en speelvoorzieningen;
  • f. in- en uitritten;
  • g. waterlopen en -partijen.
5.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de in lid 5.1 genoemde doeleinden, zoals zitbanken, speeltoestellen en bruggen;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • c. de bouwhoogte van ballenvangers mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2 onder c ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van niet meer dan 6 m.

Artikel 6 Maatschappelijk

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. zorgwonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';
  • c. onderwijsvoorzieningen, buitenschoolse opvang en een kinderdagverblijf, zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs' toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf' is uitsluitend een kinderdagverblijf toegestaan;
  • e. het behoud, de bescherming of het herstel van de cultuurhistorische waarden indien en voorzover de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;

met de daarbij behorende:

  • f. wegen en paden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen
  • i. speelvoorzieningen
  • j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. tuinen en erven.

Buitenopslag is niet toegestaan.

6.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de in lid 6.1 genoemde doeleinden.

Voor het bouwen van gebouwen/bouwwerken gelden per afzonderlijk bouwperceel de volgende regels:

6.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. indien de goothoogte is aangegeven, mag de goothoogte niet meer bedragen dan aangegeven;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van palen en masten niet meer dan 10 m mag bedragen.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de verschijningsvorm van de hoofdgebouwen op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’, nadere eisen stellen aan de goot- en bouwhoogte, nokrichting, dakvorm, dakhelling en gevelindeling van de betrokken hoofdgebouwen.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen en water.
7.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de in lid 7.1 genoemde doeleinden;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2 onder c ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van niet meer dan 6 m.

Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen en water;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. bruggen, ter plaatse van de aanduiding 'brug'.
8.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de in lid 8.1 genoemde doeleinden;
  • b. de bouwhoogte van bruggen mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • c. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid,

van het bepaalde in lid 8.2 onder d ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van niet meer dan 6 m.

Artikel 9 Water

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterpartijen met daarbij behorende taluds en oeverstroken;
  • b. bruggen, ter plaatse van de aanduiding 'brug'.
9.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 9.1, mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals bruggen, steigers, duikers en beschoeiingen, waarvan de hoogte niet meer dan 4 m mag bedragen

Artikel 10 Wonen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met een beroep aan huis, waarvan de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte met een maximum van 45 m² van de desbetreffende woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen;
  • b. het behoud, de bescherming of het herstel van de cultuurhistorische waarden indien en voorzover de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;
  • c. uitsluitend de aanleg, behoud en herstel van een beukenhaag, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - beukenhaag';
  • d. uitsluitend de aanleg, behoud en herstel van een houtwal, ter plaatse van de aanduiding 'houtwal';

met de daarbij behorende:

  • e. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. tuinen en erven;

alsmede voor:

  • g. een bovengrondse verbinding tussen twee gebouwen met daaronder groenvoorzieningen, fiets- en voetpaden, ter plaatse van de aanduiding 'brug'.
10.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de in lid 10.1 genoemde doeleinden.

Voor het bouwen van gebouwen/bouwwerken gelden per afzonderlijk bouwperceel de volgende regels:

10.2.1 Hoofdgebouwen:
  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd in het bouwvlak en met hun voorgevel in de aangegeven voorgevelbouwgrens;
  • b. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal, dan wel het aangegeven aantal;
  • c. de afstand van de niet aangebouwde zijgevel(s) van hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens dient ten minste 3 m te bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt;
  • d. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan aangegeven.
10.2.2 Bijgebouwen, carports, aan- en uitbouwen:
  • a. ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ mogen bijgebouwen, carports, aan- en uitbouwen worden gebouwd;
  • b. het maximale bebouwingpercentage aan bijgebouwen, carports, aan- en uitbouwen ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ bedraagt niet meer dan 50%, zulks met een maximaal oppervlak van 45 m² per bouwperceel;
  • c. indien het bestaande bebouwingspercentage en/of de bestaande oppervlakte op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan meer bedraagt dan is aangegeven in sub b dan is het bestaande bebouwingspercentage en/of de bestaande oppervlakte toegestaan, met dien verstande dat de inhoud van de bijgebouwen, carports, aan- en uitbouwen niet meer mag bedragen dan de bestaande inhoud op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • d. bijgebouwen, carports, aan- en uitbouwen dienen achter (het verlengde van) de voorgevel van de bijbehorende woning te worden gesitueerd;
  • e. de bouwhoogte van carports mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • f. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 5 m;
  • g. voor de voorgevelbouwgrens van een bestaande woning is uitsluitend en ten hoogste één uitbouw toegestaan, met dien verstande dat deze:
    • 1. geen grotere (bouw)diepte mag hebben dan 1,5 m;
    • 2. geen grotere goothoogte mag hebben dan 3 m;
    • 3. geen grotere breedte mag hebben dan 45% van de voorgevelbreedte van de woning waartoe het behoort;
  • h. ter plaatse van aanduidingen 'specifieke vorm van groen – beukenhaag' en 'houtwal' mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
  • a. voor het bouwen van erfscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevelbouwgrens en/of het gedeelte van het bestemmingsvlak dat niet is voorzien van de aanduiding 'bijgebouwen', geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • b. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m;
  • c. ter plaatse van aanduidingen 'specifieke vorm van groen – beukenhaag' en 'houtwal' mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de verschijningsvorm van de hoofdgebouwen op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’, nadere eisen stellen aan de goot- en bouwhoogte, nokrichting, dakvorm, dakhelling en gevelindeling van de betrokken hoofdgebouwen.

10.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid,

van het bepaalde in:

  • 1. lid 10.2.1 onder a:
    ten behoeve van het bouwen met de voorgevel op ten hoogste 3 m achter de aangegeven voorgevelbouwgrens;
  • 2. lid 10.2.1 onder c:
    ten behoeve van het bouwen op een afstand van ten minste 1 m tot de zijdelingse bouwperceelgrens, mits de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde woningen ten minste 2 m bedraagt;
  • 3. lid 10.2.1 onder d:
    voor een grotere goot- en/of bouwhoogte tot maximaal 6 m respectievelijk 11 m;
  • 4. lid 10.2.2 onder a:
    voor het bouwen van bijgebouwen, carports en aan- en uitbouwen op de gronden welke niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', mits het bebouwingspercentage niet meer bedraagt als is aangegeven in lid 10.2.2 onder b;
  • 5. lid 10.2.2 onder b:
    voor het vergroten van de bebouwde oppervlakte tot maximaal 60 m², mits het bebouwingspercentage niet meer bedraagt dan 50%.
10.5 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden ten behoeve:

  • a. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
  • b. de uitoefening van bedrijf aan huis;
  • c. het gebruik van een groter vloeroppervlak in het hoofdgebouw, alsmede aan- en uitbouwen en bijgebouwen, dan 45 m2 ten behoeve van de uitoefening van beroep aan huis.
10.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 10.5 onder b ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis, mits:
    • 1. de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van een bedrijf aan huis, in voorkomend geval samen met de bruto vloeroppervlakte als bedoeld onder b, niet meer bedraagt dan 30% van de totale bruto vloeroppervlakte van de desbetreffende woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen;
    • 2. op de bij de desbetreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt;
    • 3. in de omgeving van de desbetreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande, dat:
      • het parkeren ten behoeve van het bedrijf zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden, en
      • behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de desbetreffende woning mogen plaatsvinden;
    • 4. de bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het woonkarakter van de woning en de omgeving niet onevenredig aantasten en daardoor geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen;
  • b. lid 10.5 onder c ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf tot een gezamenlijke vloeroppervlakte in het hoofdgebouw alsmede aan- en uitbouwen en bijgebouwen van niet meer dan 60 m² en mits dit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt.
10.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de in lid 10.1 onder c en d bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. rooien van de haag, dan wel het rooien van de houtwal;
    • 2. het vergraven en egaliseren van gronden;
  • b. Een vergunning als bedoeld onder a mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de haag dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
  • c. Geen vergunning als bedoeld onder a is vereist voor:
    • 1. werken en werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer van de haag;
    • 2. werken en werkzaamheden welke op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;
    • 3. werken en werkzaamheden, die gelet op de in lid 10.1 onder c en d opgenomen doeleinden, kunnen worden beschouwd als zijnde van ondergeschikte betekenis.

Artikel 11 Leiding - Gas

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding - Gas’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van een (ondergrondse) aardgasleiding.

11.2 Bouwregels

Op de in lid 11.1 bedoelde gronden mag, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, niet worden gebouwd met uitzondering van bebouwing ten behoeve van het leidingenbeheer, met, indien het een gebouw betreft, een maximale bebouwde oppervlakte van 30 m².

11.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken, nadat de leidingbeheerder is gehoord, van het bepaalde in lid 11.2 ten behoeve van bebouwing, die op grond van hetgeen elders in deze regels is bepaald is toegestaan, indien en voor zover dit uit oogpunt veiligheidsoverwegingen aanvaardbaar is.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de in lid 11.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het vergraven en egaliseren van gronden;
    • 2. werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstanden beogen of ten gevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en het slaan van putten;
    • 3. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 4. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen en kolken;
    • 5. het aanbrengen van leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
    • 6. het ophogen van gronden en aanleggen van (geluids)wallen;
    • 7. het aanbrengen en/of rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
    • 8. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
    • 9. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    • 10. het permanent opslaan van goederen.
  • b. Een vergunning als bedoeld onder a mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen ten behoeve waarvan de bestemming 'Leiding - Gas’ aan de in lid 11.1 bedoelde gronden is gegeven, dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
  • c. Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld onder a. wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.
  • d. Een vergunning als bedoeld onder a is niet vereist voor:
    • 1. werken en werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    • 2. werken en werkzaamheden welke op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;
    • 3. werken en werkzaamheden, die gelet op de in lid 11.1 opgenomen doeleinden, kunnen worden beschouwd als zijnde van ondergeschikte betekenis.

Artikel 12 Leiding - Hoogspanningsverbinding

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. voor zover de breedte van het bestemmingsvlak 35 m bedraagt een 50 kV bovengrondse hoogspanningsleiding met het hart van de leiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding';
  • b. voor zover de breedte van het bestemmingsvlak 45 m bedraagt een 150 kV bovengrondse hoogspanningsleiding met het hart van de leiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding';
  • c. het beheer en onderhoud van de leiding;
  • d. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

met de daarbij behorende:

  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels

Op de in lid 12.1 bedoelde gronden mogen, in afwijking van de andere ter plaatse geldende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken in de vorm van hoogspanningsmasten worden gebouwd.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2 ten behoeve van bebouwing die op grond van de andere ter plaatse geldende bestemming(en) is toegestaan, met uitzondering van (bedrijfs)woningen, mits dit vanuit veiligheidsoverwegingen aanvaardbaar is en vooraf advies is verkregen van de leidingbeheerder.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de in lid 12.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
    • 2. het aanleggen van landschapselementen;
    • 3. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen;
    • 4. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
  • b. Een vergunning als bedoeld onder a mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen ten behoeve waarvan de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding’ aan de in lid 12.1 bedoelde gronden is gegeven, dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
  • c. Een vergunning als bedoeld onder a is niet vereist voor:
    • 1. werken en werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    • 2. werken en werkzaamheden welke op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;
    • 3. werken en werkzaamheden, die gelet op de in lid 12.1 opgenomen doeleinden, kunnen worden beschouwd als zijnde van ondergeschikte betekenis.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene bouwregels

14.1 Vervangende bouwregel

Indien de bestaande bebouwing afwijkt van de in de bestemmingsregels gegeven regels ten aanzien van de:

  • goot- en bouwhoogte;
  • oppervlakte;
  • inhoud;
  • afstanden,

zijn de bestaande maten dan wel afstanden eveneens toegestaan.

14.2 Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen

De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen voor (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw niet meer dan 1 m mag bedragen.

14.3 Onderkeldering

Onderkeldering is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en in maximaal één laag waarvan de diepte niet meer dan 3 m mag bedragen.

14.4 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behalve ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer;
  • b. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • c. ruimte tussen bouwwerken;
  • d. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Artikel 15 Algemene gebruiksregels

15.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen ten behoeve van (zelfstandige) bewoning.

Artikel 16 Algemene aanduidingsregels

16.1 geluidzone - bedrijf

Op gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - bedrijf' zijn geen geluidgevoelige objecten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, toegestaan.

16.2 veilgheidszone - lpg

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘veilgheidszone - lpg’ is geen nieuwbouw van (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, toegestaan.

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels

  • a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
    • 1. de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
    • 2. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
    • 3. het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwgrenzen met maximaal 1.5 m worden overschreden indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
    • 4. het bepaalde in het plan voor het bouwen van bouwwerken ten algemene nutte, zoals telefooncellen, wachthuisjes voor verkeersdiensten, schuilgelegenheden en schaftlokalen, alsmede van kleine utilitaire gebouwen, zoals transformatorstations, gemalen en gasdrukregel- en meetstations, mits de oppervlakte niet meer zal bedragen dan 25 m² en de bouwhoogte niet meer dan 4 m;
    • 5. het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennes, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 10 m mag bedragen.
  • b. De onder 1 bedoelde afwijking bij een omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 2. het bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeersveiligheid.
  • c. Bij de toepassing van deze vergunningverlening dienen de effecten op het woongenot van aangrenzende percelen, de milieuhinder, de mate van verkeersaantrekking, eventuele parkeeroverlast, buitenopslag van goederen en reclame-uitingen bij de beoordeling te worden betrokken.

Artikel 18 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, voor zover daaraan behoefte bestaat en zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt, de ligging van bestemmingsvlakken en bouwvlakken en aanduidingen te wijzigen, zodanig dat:

  • a. de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot, en
  • b. geen van de grenzen met meer dan 10 m wordt verschoven.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a, een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
19.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 20 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Bijsteren 2015.