direct naar inhoud van Regels
Plan: Wezep, de Zeuven Heuvels
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0269.WZ114-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Wezep, de Zeuven Heuvels' met identificatienummer NL.IMRO.0269.WZ114-VG01 van de gemeente Oldebroek.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 verbeelding:

de verbeelding van het bestemmingsplan 'Wezep, de Zeuven Heuvels' waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteiten

het verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of overwegend geheel door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, waarvan de aard, de omvang en de uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of in de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend.

1.7 aan-huis-verbonden beroep

het in een woning en/of in de daarbij behorende bijgebouwen uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, kunstzinnig, maatschappelijk, medisch, ontwerptechnisch, paramedisch of zakelijk gebied dan wel een daarmee gelijk te stellen gebied, alsmede dienstverlenende bedrijven (waaronder niet wordt begrepen een escortbedrijf en/of een seksinrichting), waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.8 afwijking:

een afwijking als bedoeld in artikel 2.12 lid 1 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.9 andere bouwwerken:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11 bebouwingspercentage:

het percentage tot waar het bouwperceel mag worden bebouwd, waarbij alleen het hoofdgebouw tot de bebouwing wordt gerekend en niet de bijbehorende bouwwerken.

1.12 bed en breakfast:

een bedrijfsmatige voorziening die gericht is op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als een toeristische recreatieve activiteit aan maximaal acht personen en die ondergeschikt is aan de hoofdbestemming.

1.13 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.14 bedrijfswoning of dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) één persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw en/of het terrein noodzakelijk is voor beheer en toezicht.

1.15 bestaand:
  • a. voor bouwwerken die krachtens de Woningwet zijn toegestaan, andere werken geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden:
  • aanwezig zijn, in uitvoering zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een bouwvergunning, een omgevingsvergunning voor het bouwen of een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of van werkzaamheden, ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • b. voor het overige gebruik:
  • bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.16 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.19 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.20 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.21 bouwlaag:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.

1.22 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.23 bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.24 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.25 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.26 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.27 dove gevel:

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidwering (conform NEN5077) die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie, alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.28 erf:

al dan niet gebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van dat gebouw.

1.29 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30 gestapelde woning:

een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning, winkel of andere functie is gelegen.

1.31 gevellijn:

de op de verbeelding aangeduide lijn die de zijde van het bouwvlak aangeeft waar de voorgevel van de woningen is gesitueerd.

1.32 halfvrijstaande woning:

een woning die onderdeel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee hoofdgebouwen.

1.33 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk in gebruik is en/of als zodanig valt aan te merken.

1.34 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en/of het verstrekken van dranken en voedsel, overwegend ter plaatse te nuttigen en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.

1.35 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve voorzieningen, levensbeschouwelijke voorzieningen en uitvaart, sociaal-culturele en sociaal-medische voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening en voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, alsook ondergeschikte detailhandel en ondersteunende horeca ten dienste van deze voorzieningen,

één en ander met uitzondering van maatschappelijke voorzieningen uitgesloten ten behoeve van groepen van personen die verminderd zelfredzaam zijn, vanwege de beperkte bereikbaarheid van het plangebied bij calamiteiten.

1.36 meer aaneen gebouwde woningen

een woning die onderdeel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit meer dan twee hoofdgebouwen.

1.37 nutsvoorziening:

voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatiediensten, alsmede ten behoeve van riolering en afvalinzameling.

1.38 peil:
  • a. Indien op het land wordt gebouwd:
  • voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, geldt de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, geldt de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • b. indien in of op het water wordt gebouwd geldt:
  • het Normaal Amsterdams Peil.
1.39 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.40 raamprostitutie:

een seksinrichting in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere, voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.41 seksinrichting:

de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht.

1.42 vrijstaande woning:

een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw.

1.43 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede water aan- en/of afvoer, waterberging en waterkwaliteit.

1.44 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • bij onduidelijkheden of interpretatieverschillen betreffende de wijze van meten, is de uitleg van de NEN 2580 (geeft termen, definities en bepalingsmethoden voor de oppervlakte van terreinen met een bouwbestemming en voor de vloeroppervlakten en inhouden van gebouwen of delen daarvan) bepalend;
  • dakkapellen bij woningen en erkers worden buiten beschouwing gelaten;
  • op de verbeelding hart-op-hart ten opzichte van de grenzen;
  • voor het begrip peil wordt verwezen naar de begrippen.

afmetingen ander bouwwerk:

de grootste afmeting van een bouwwerk neerwaarts of zijdelings geprojecteerd op een aanzichtvlak;


de afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens:

de kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk of van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelgrens;


de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals antennes, schoorstenen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;


de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;


de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;


de horizontale diepte van een gebouw:

de afmeting van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de voorgevel;


de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer gerekend op 20 centimeter beneden de bovenzijde van de afgewerkte vloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;


de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;


de oppervlakte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde:

de projectie van de grootste afmeting neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;


de verticale diepte van een gebouw:

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer.


Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van de openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;
  • c. erven en terreinen;
  • d. groenvoorzieningen.
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van hekwerken en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Bevoegdheid

Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de verkeersveiligheid.

3.3.2 Procedure

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen op grond van 3.3.1 is de volgende procedure van toepassing:

  • a. een voorgenomen nadere eis ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;
  • b. het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
  • d. gedurende de in 3.3.2 vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. buitenopslag van goederen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
  • b. het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen, anders dan voor eigen gebruik gedurende een periode van maximaal zes weken per jaar;
  • c. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
  • d. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting of prostitutie;
  • e. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van niet-perceelgebonden handelsreclame;
  • f. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
  • g. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor andere bedrijven dan op grond van 3.1 zijn toegestaan;
  • h. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor de opslag en voor de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  • i. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en schroot anders dan krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  • j. het gebruik van de gronden voor het storten van afvalstoffen en van vuil;
  • k. het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen, anders dan krachtens de bestemming toegelaten verkoop;
  • l. het opdelen van een bestaand bedrijfsperceel in meerdere bedrijfspercelen.
  • m. bedrijven die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht zijn niet toegestaan.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. beplanting en bermen;
  • b. buitenspeelruimte;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. hondenuitlaatstrook;
  • e. wandel- en fietspaden;
  • f. in- en uitritten;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijk afval en tuinafval;
  • h. parkeren;
  • i. kunstwerken;
  • j. wadi’s/retentievijvers, waterberging en waterinfiltratie ten dienste van de waterhuishouding;

met de daarbij behorende:

  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
  • a. In of op deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,00 meter bedragen, met uitzondering van bouwwerken die benodigd zijn voor de beveiliging, voor de geleiding en voor de regeling van het verkeer, geluidsschermen en lichtmasten.
  • c. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,00 meter bedragen.
4.3 Nadere eisen
4.3.1 Bevoegdheid

Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen en aan de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de verkeersveiligheid.

4.3.2 Procedure

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen op grond van 4.3.1 is de volgende procedure van toepassing:

  • e. een voorgenomen nadere eis ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;
  • f. het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
  • g. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
  • h. gedurende de in 4.3.2 vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen;
  • b. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor de opslag en voor de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  • c. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • d. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van handelsreclame;
  • e. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor een seksinrichting of prostitutie;
  • f. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
  • g. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en schroot;
  • h. het gebruik van de gronden voor het storten van afvalstoffen en van vuil;
  • i. het gebruik van de gronden voor het tippelen van prostituees en het daaruit voortvloeiende contact tussen prostituees en weggebruikers;
  • j. het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen.

Artikel 5 Horeca

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een horecabedrijf, overeenkomstig categorie A en B zoals vermeld in Bijlage 1;

alsmede voor:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm', de ontwikkeling en instandhouding van een geluidscherm tegen spoorweglawaai.
5.2 Bouwregels

Op de voor aangewezen gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, met in achtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een geluidscherm mag niet meer dan 4 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer dan 10 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen achter de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 2,50 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen voor de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 1,50 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8 meter bedragen;
  • f. er mag geen niet-perceelgebonden handelsreclame worden aangebracht en/of worden geplaatst.
5.3 Nadere eisen
5.3.1 Bevoegdheid

Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de verkeersveiligheid.

5.3.2 Procedure

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen op grond van 5.3.1 is de volgende procedure van toepassing:

  • a. een voorgenomen nadere eis ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;
  • b. het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
  • d. gedurende de in 5.3.2 vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. buitenopslag van goederen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
  • b. het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen, anders dan voor eigen gebruik gedurende een periode van maximaal zes weken per jaar;
  • c. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
  • d. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting of prostitutie;
  • e. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van niet-perceelgebonden handelsreclame;
  • f. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
  • g. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor de opslag en voor de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  • h. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en schroot anders dan krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  • i. het gebruik van de gronden voor het storten van afvalstoffen en van vuil;
  • j. het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen, anders dan krachtens de bestemming toegelaten verkoop;
  • k. het opdelen van een bestaand bedrijfsperceel in meerdere bedrijfspercelen.
  • l. bedrijven die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht zijn niet toegestaan.

Artikel 6 Maatschappelijk

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;
  • c. erven, terreinen en tuinen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. paden en wegen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen.
6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

6.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' mogen de aangeduide hoogtes niet worden overschreden;
  • d. dienstwoningen zijn niet toegestaan.
6.2.2 Andere bouwwerken
  • a. andere bouwwerken, zijn ook buiten het bouwvlak toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
licht- en andere masten   6 m  
erf- en perceelsafscheidingen   2 m  
overige andere bouwwerken   5 m  

 

6.3 Nadere eisen
6.3.1 Bevoegdheid

Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de verkeersveiligheid.

6.3.2 Procedure

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen op grond van 6.3.1 is de volgende procedure van toepassing:

  • a. een voorgenomen nadere eis ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;
  • b. het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
  • d. gedurende de in 6.3.2 vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.
6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen;
  • b. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • c. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting of prostitutie;
  • d. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van niet-perceelgebonden handelsreclame;
  • e. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
  • f. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor bedrijvigheid anders dan ten behoeve van een maatschappelijke voorziening;
  • g. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor de opslag en voor de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  • h. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en schroot;
  • i. het gebruik van de gronden voor het storten van afvalstoffen en van vuil;
  • j. het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen. van goederen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan.

Artikel 7 Tuin

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (voor)tuinen, erven en verhardingen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. (delen van) overkappingen, erkers, balkons, galerijen of luifels behorende bij het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming;
  • c. parkeren;

met de daarbij behorende:

  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- of perceelafscheidingen en pergola's;
  • e. toegangspaden tot de gebouwen op het bijbehorende bouwperceel.
7.2 Bouwregels
  • a. In of op deze gronden mogen geen gebouwen of delen daarvan worden gebouwd, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, waaronder erkers en (delen van) overkappingen behorende bij het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming;
  • b. Voor het bouwen van de overkappingen gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van (delen van) overkappingen mag niet meer dan 3 meter bedragen;
    • 2. de in de aangrenzende bestemming toegelaten overkappingen mogen worden gebouwd tot 1 meter voor het verlengde van de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming, met een oppervlakte van niet meer dan 5 m².
  • c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen gelegen achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 2 meter bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen voor de achtergevel van het bijbehorende hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming en het verlengde daarvan, mag bij hoekwoningen niet meer dan 1,00 meter bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen voor de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 1 meter bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
    • 5. er mag geen niet-perceelgebonden handelsreclame worden geplaatst.
7.3 Nadere eisen
7.3.1 Bevoegdheid

Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de verkeersveiligheid.

7.3.2 Procedure

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen op grond van 7.3.1 is de volgende procedure van toepassing:

  • a. een voorgenomen nadere eis ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;
  • b. het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
  • d. gedurende de in 7.3.2 vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.
7.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2, onder a, en toestaan dat achter het verlengde van de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming overkappingen worden gebouwd, mits:

  • a. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m2;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. een goede woonsituatie;
  • e. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de verkeersveiligheid.
7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen;
  • b. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • c. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting of prostitutie;
  • d. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van niet-perceelgebonden handelsreclame;
  • e. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor de opslag en voor de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  • f. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en schroot;
  • g. het gebruik van de gronden voor het storten van afvalstoffen en van vuil;
  • h. het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen.

Artikel 8 Verkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. paden, pleinen, straten en wegen;
  • c. parkeervoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijk afval en tuinafval;
  • e. gebouwen ten behoeve van het openbaar vervoer, zoals een bushokje;
  • f. kunstwerken;
  • g. tuinen en terrassen;
  • h. voorzieningen ten dienste van de (boven- en de ondergrondse) waterhuishouding;

met de daarbij behorende:

  • i. andere werken, waaronder begrepen een geluidswal.
8.2 Bouwregels
  • a. In of op deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, met uitzondering van de in 8.2, onder f, vermelde gebouwen, waarvan de maatvoering dient te voldoen aan de eisen die in de onderstaande tabel zijn gesteld:
Maximale oppervlakte bushokje  
15 m²  

  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer dan 5,00 meter bedragen, met uitzondering van bouwwerken die benodigd zijn voor de beveiliging, voor de geleiding en voor de regeling van het verkeer, geluidsschermen en lichtmasten.
8.3 Nadere eisen
8.3.1 Bevoegdheid

Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de verkeersveiligheid.

8.3.2 Procedure

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen op grond van 8.3.1 is de volgende procedure van toepassing:

  • a. een voorgenomen nadere eis ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;
  • b. het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
  • d. gedurende de in 8.3.2 vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.
8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen;
  • b. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • c. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting of prostitutie;
  • d. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor de opslag en voor de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  • e. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en schroot;
  • f. het gebruik van de gronden voor het storten van afvalstoffen en van vuil;
  • g. het gebruik van de gronden voor het tippelen van prostituees en het daaruit voortvloeiende contact tussen prostituees en weggebruikers;
  • h. het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen.

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit;
  • b. bijbehorende bouwwerken;

met de daarbij behorende:

  • c. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;
  • d. erven, terreinen en tuinen;
  • e. parkeren.
9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

9.2.1 Algemeen
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd met inachtneming van de overige bouwregels.

9.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de aangeduide hoogtes niet worden overschreden.

9.2.3 Bijbehorende bouwwerken
  • a. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij vrijstaande, twee-aaneen en meer aaneen gebouwde woningen, mag bij elk hoofdgebouw niet meer dan 100 m² bedragen;
  • c. van bijgebouwen mag de goothoogte niet meer dan 3,5 meter bedragen, de bouwhoogte niet meer dan 5,5 meter;
  • d. van overkappingen mag de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedragen;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken op een bouwperceel bedraagt maximaal 100 m2.

9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

bouwwerken   max. bouwhoogte  
vlaggen- en andere masten   6 m  
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein met daarop een gebouw  
2 m  
overige erf- en perceelsafscheidingen   1 m  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   3 m  

9.3 Nadere eisen
9.3.1 Bevoegdheid

Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de verkeersveiligheid.

9.3.2 Procedure

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen op grond van 9.3.1 is de volgende procedure van toepassing:

  • a. een voorgenomen nadere eis ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;
  • b. het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
  • d. gedurende de in 9.3.2 vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.
9.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.1, onder a, en toestaan dat een bed en breakfast voorziening in een woning mag worden aangebracht, mits tevens de omgevingsvergunning in 9.5 is verleend.

9.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen, anders dan voor eigen gebruik gedurende een periode van maximaal zes weken per jaar;
  • c. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • d. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van niet-perceelgebonden handelsreclame;
  • e. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting of prostitutie;
  • f. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
  • g. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor bedrijvigheid anders dan voor een aan-huis-verbonden beroep en/of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit;
  • h. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor de opslag en voor de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  • i. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardenbak;
  • j. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep en/of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit, indien:
    • 1. het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning;
    • 2. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van de woning en van de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen en/of met een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 100 m2;
  • k. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en schroot;
  • l. het gebruik van een woning en van de daarbij behorende bebouwing door meer dan één afzonderlijk huishouden;
  • m. het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  • n. het storten van afvalstoffen en van vuil.

Artikel 10 Woongebied

10.1 Bestemmingsomschrijving

10.1.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • b. tuinen en groen- en speelvoorzieningen, zoals nader beschreven in 10.1.2;
  • c. verkeers-, verblijfs- en parkeervoorzieningen, zoals nader beschreven in 10.1.2;
  • d. waterberging en/of waterinfiltratievoorzieningen;
  • e. bij een en ander behorende overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen;

alsmede voor:

  • f. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' de ontwikkeling en instandhouding van een geluidscherm tegen spoorweglawaai;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', de ontwikkeling en instandhouding van een achterontsluiting van de woning Ruitersveldweg 73.

10.1.2 Nadere omschrijving van de bestemmingen
  • a. In de bestemming woongebied wordt tenminste 1 speelvoorziening gerealiseerd met een oppervlakte van tenminste 100m²;
  • b. In het woongebied dat grenst aan het spoor wordt voorzien in tenminste 2 verkeersveilige ontsluitingen op de weg Zeuven Heuvels, die op tenminste 100 meter afstand van elkaar zijn gesitueerd;
  • c. Voor wegen, voetpaden en parkeerplaatsen in het woongebied worden de volgende minimale breedtes/maatvoering aangehouden:
voorzieningen 10.1.1, onder c   minimale maatvoering  
breedte weg   tenminste 4500mm  
breedte voetpad   tenminste 1000mm  
maatvoering parkeerplaats   tenminste 2500x5000mm  

10.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

10.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 10.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. maximaal 61 woningen met bijbehorende bouwpercelen, verdeeld over twee bestemmingsvlakken, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aangeduide aantal wooneenheden niet mag worden overschreden;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;
  • d. andere bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen, tuinmeubilair, keerwanden en straatverlichting.

10.2.2 Algemeen
  • a. de woningen mogen vrijstaand, twee-aaneen, meer aaneen of gestapeld worden gebouwd, met inachtneming van de bouwregels hierna;
  • b. een éénmaal gebouwde woning mag niet meer worden omgezet naar een ander woningtype;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag een bouwperceel maximaal worden bebouwd tot het aangeduide percentage, waarbij alleen het hoofdgebouw tot de bebouwing wordt gerekend (en niet de bijbehorende bouwwerken);
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' mag de aangeduide gevellijn niet richting het spoor worden overschreden door de gevel van een verblijfsruimte van een woning;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - hoofdgebouwen', zijn geen hoofdgebouwen toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' dienen gevels van de derde bouwlaag aan de noordzijde (zijde van het spoor) te worden uitgevoerd als dove gevel, zoals omschreven in lid 1.27 van deze regels;
  • g. een omgevingsvergunning voor bouwen kan alleen worden verleend als voldoende zekerheid bestaat over de realisering van het geluidscherm dat nodig is voor een goed woon- en leefklimaat in de desbetreffende woning;
  • h. een omgevingsvergunning voor bouwen kan alleen worden verleend als ten behoeve van het woongebied dat grenst aan het spoor voldoende zekerheid bestaat over de realisering van tenminste 2 verkeersveilige ontsluitingen op de weg Zeuven Heuvels.

10.2.3 Vrijstaande woning
  • a. bij een vrijstaande woning mag het bouwperceel tot maximaal 45% worden bebouwd, waarbij alleen het hoofdgebouw tot de bebouwing wordt gerekend (en niet de bijbehorende bouwwerken), met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het aangeduide percentage geldt voor alle woningtypen;
  • b. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient tenminste 3 meter te bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)', mogen de aangeduide hoogtes niet worden overschreden.

10.2.4 Twee-aaneen gebouwde woningen
  • a. bij een twee-aaneen gebouwde woning mag het bouwperceel tot maximaal 32% worden bebouwd, waarbij alleen het hoofdgebouw tot de bebouwing wordt gerekend (en niet de bijbehorende bouwwerken), met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het aangeduide percentage geldt voor alle woningtypen;
  • b. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient aan de niet aaneen gebouwde zijde, ten minste 3 meter te bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de aangeduide hoogtes niet worden overschreden.

10.2.5 Meer aaneen gebouwde woningen
  • a. bij meer aaneen gebouwde woning mag het bouwperceel tot maximaal 43% worden bebouwd, waarbij alleen het hoofdgebouw tot de bebouwing wordt gerekend (en niet de bijbehorende bouwwerken), met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het aangeduide percentage geldt voor alle woningtypen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de aangeduide hoogtes niet worden overschreden.

10.2.6 Gestapelde woningen
  • a. bij een gestapelde woning mag het bouwperceel tot maximaal 60% worden bebouwd, waarbij alleen het hoofdgebouw tot de bebouwing wordt gerekend (en niet de bijbehorende bouwwerken), met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het aangeduide percentage geldt voor alle woningtypen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)', mogen de aangeduide hoogtes niet worden overschreden.

10.2.7 Bijbehorende bouwwerken
  • a. bijbehorende bouwwerken bij een vrijstaande woning dienen ten minste 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken bij een twee-aaneen of meer aaneen gebouwde woning dienen ten minste 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel hierna:

Woningtype   maximum m²  
Vrijstaand   50 m²  
Twee-aaneen   50 m²  
Rijen   24 m²  
Gestapeld   20 m²  

  • d. van bijgebouwen mag de goothoogte niet meer dan 3,5 meter bedragen, de bouwhoogte niet meer dan 5,5 meter.

10.2.8 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

bouwwerken   max. bouwhoogte  
vlaggen- en andere masten   6 m  
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein met daarop een gebouw  
2 m  
overige erf- en perceelsafscheidingen   1 m  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   3 m  

10.3 Nadere eisen
10.3.1 Bevoegdheid

Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de verkeersveiligheid.

10.3.2 Procedure

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen op grond van 10.3.1 is de volgende procedure van toepassing:

  • a. een voorgenomen nadere eis ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;
  • b. het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
  • d. gedurende de in 10.3.2 vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.
10.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.1.1, onder a, en toestaan dat een bed en breakfast voorziening in een woning mag worden aangebracht, mits tevens de omgevingsvergunning in 10.5 is verleend.

10.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:

(zie voor parkeren artikel 13.2 en artikel 14 van deze regels)

  • a. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen, anders dan voor eigen gebruik gedurende een periode van maximaal zes weken per jaar;
  • c. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • d. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van niet-perceelgebonden handelsreclame;
  • e. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting of prostitutie;
  • f. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
  • g. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor bedrijvigheid anders dan voor een aan-huis-verbonden beroep en/of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit;
  • h. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor de opslag en voor de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  • i. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardenbak;
  • j. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep en/of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit, indien:
    • 1. het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning;
    • 2. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van de woning en van de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen en/of met een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 100 m2;
  • k. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en schroot;
  • l. het gebruik van een woning en van de daarbij behorende bebouwing door meer dan één afzonderlijk huishouden;
  • m. het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  • n. het storten van afvalstoffen en van vuil.

Artikel 11 Leiding - Gas

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van hoge druk aardgastransportleidingen met de daarbij behorende voorzieningen en belemmeringenstroken, waarbij de bestemming 'Leiding - Gas' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemmingen.

11.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

11.2.1 Verbod

Het is verboden om te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Leiding - Gas' mede bestemde gronden.

11.2.2 Uitzonderingen

Het onder 11.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de hoge druk aardgastransportleiding met een maximale bouwhoogte van 4 meter.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan in de omgevingsvergunning afwijken van het verbod in 11.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:

  • a. geen kwetsbare objecten worden toegestaan;
  • b. de veiligheid van de gasleiding niet wordt geschaad;
  • c. vooraf advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.
11.4 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval aangemerkt het gebruik van de in lid 11.1 genoemde gronden voor het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen t.b.v. van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding.

11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.5.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
11.5.2 Uitzonderingen

Het in 11.5.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. die het normale onderhoud en beheer ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
11.5.3 Toetsingscriteria

De in 11.5.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien:

  • a. de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden;
  • b. alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in 11.5, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene bouwregels

13.1 Bestaande en afwijkende maatvoering
  • a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maatvoering van gebouwen gelden de bouwregels, zoals die onder de bestemmingen en algemene bouwregels zijn voorgeschreven, dan wel de bestaande overschrijding daarvan, zoals deze op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, of kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
  • b. Het bepaalde in artikel 13.1, onder a. geldt niet voor bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  • c. In geval van herbouw is het bepaalde onder a, uitsluitend van toepassing indien herbouw op dezelfde plaats geschiedt.
13.2 Parkeren
13.2.1 Parkeerbeleid

Een omgevingsvergunning voor bouwen wordt geweigerd als bij de nieuwbouw van gebouwen niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, volgens de 'Parkeernota Oldebroek' zoals vastgesteld door de raad op 2 oktober 2015. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging.

13.2.2 Afwijken van het parkeerbeleid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2.1 en toestaan dat in minder parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Artikel 14 Algemene gebruiksregels

14.1 Parkeren
14.1.1 Parkeerbeleid
  • a. Gerealiseerde parkeervoorzieningen mogen niet zodanig worden gewijzigd, dat hierdoor niet meer voldoende parkeergelegenheid aanwezig is, volgens de 'Parkeernota Oldebroek' zoals vastgesteld door de raad op 2 oktober 2015. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging.
  • b. Bij functiewijzigingen dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, volgens de 'Parkeernota Oldebroek' zoals vastgesteld door de raad op 2 oktober 2015. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging.

14.1.2 Afwijken van het parkeerbeleid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.1.1 en toestaan dat in minder parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Artikel 15 Algemene afwijkingsregels

15.1 Bevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersintensiteit en/of de verkeersveiligheid daartoe aanleiding geven;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en ten behoeve van ontvang-, sirene- en/of zendmasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 meter.
15.2 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in 15.1 kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de woonsituatie.

Artikel 16 Algemene aanduidingsregels

16.1 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn krachtens de Omgevingsverordening Gelderland beperkingen opgelegd aan het gebruik van de gronden en opstallen en voorzieningen, vanwege de bescherming van het grondwater.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Wezep, de Zeuven Heuvels'.

Aldus ongewijzigd vastgesteld in de raadsvergadering van 10 november 2016.

, voorzitter mr. A. Hoogendoorn

, griffier J. Tabak