direct naar inhoud van Regels
Plan: Hanzepoort
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0262.loHanzepoort-BP41

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Hanzepoort' met identificatienummer NL.IMRO.0262.loHanzepoort-BP41 van de gemeente Lochem.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

De overige begrippen in alfabetische volgorde:

1.3 aan- en uitbouw:

een gebouw dat aan het hoofdgebouw is aangebouwd, en daarmee in directe verbinding staat en welk gebouw door zijn vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 archeologisch deskundige:

de regionaal archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg.

1.7 archeologisch onderzoek:

het verrichten van werkzaamheden met als doel het verzamelen van kennis en wetenschap van bekende of verwachte overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.

1.8 archeologische verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische sporen en relicten.

1.9 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten.

1.10 atelier/studio:

werkplaats voor een kunstenaar, fotograaf of ontwerper, zulks met inbegrip van ruimten voor het geven van de met de activiteit samenhangende cursussen en workshops.

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.12 bebouwingspercentage:

het in de regels aangegeven percentage tot waar het bouwperceel maximaal mag worden bebouwd, of wanneer dat in deze regels uitdrukkelijk is bepaald, het percentage tot waar het bouwvlak maximaal mag worden bebouwd.

1.13 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, waaronder begrepen de uitoefening van een beroep aan huis of een atelier/studio.

1.14 bedrijfsruimte:

een ruimte die onderdeel is van een gebouw en die dient voor de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, waaronder begrepen de uitoefening van een beroep aan huis of een atelier/studio.

1.15 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.16 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico, c.q. een risicoafstand, is bepaald waarmee rekening moet worden gehouden.

1.17 beroep aan huis:

het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.

1.18 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.19 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.20 bijgebouw:

een niet voor bewoning bestemd vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.21 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.22 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.23 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.25 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.26 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.27 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.28 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair.

1.29 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek, waarbij een onderscheid kan worden gemaakt in:

  • a. administratieve, financiële en zakelijke dienstverlening en dergelijke: het verrichten van administratieve en daarmede gelijk te stellen werkzaamheden, al dan niet met daaraan ondergeschikte baliewerkzaamheden;
  • b. publieksgerichte dienstverlening: dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus en dergelijke, niet zijnde horeca of prostitutie.
1.30 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.31 geluidsgevoelige objecten:

woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.32 geluidszoneringsplichtige inrichtingen:

bedrijven die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken zoals bedoeld in bijlage I, onderdeel D van het Besluit Omgevingsrecht zoals deze luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan.

1.33 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk in gebruik is en/of als zodanig valt aan te merken.

1.34 horeca:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.35 kantoor:

een ruimte die door haar aard, indeling en inrichting is bedoeld voor het bedrijfsmatig uitoefenen van administratieve werkzaamheden ten behoeve van derden.

1.36 kap:

constructie ter afdekking van een gebouw waarop de dakbedekking rust en die bestaat uit tenminste twee hellende dakvlakken die elkaar snijden op het hoogste punt.

1.37 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico, c.q. een risicoafstand, tot een risicovolle inrichting is bepaald die in acht genomen moet worden.

1.38 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen ter zake van religie, verenigingsleven, onderwijs, opvoeding, kinderopvang, recreatie, gezondheidszorg, bejaardenzorg en andere openbare en bijzondere dienstverlening en voorzieningen.

1.39 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.

1.40 peil:

voor bouwwerken de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer.

1.41 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces.

1.42 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.43 raamprostitutie:

een seksinrichting in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere, voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.44 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke volgens het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.45 seksinrichting:

de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht.

1.46 staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging:

een lijst waarin bedrijven zijn gecategoriseerd op bedrijfstypen en milieubelasting, waarnaar in de regels wordt verwezen en die daarom deel uit maakt van deze regels.

1.47 voorgevel:

de naar de openbare weg gekeerde, èn op de openbare weg georiënteerde zijde van een gebouw, waarbij in een hoeksituatie de beide naar de weg gekeerde gevels als voorgevel worden aangemerkt.

1.48 voorgevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel van een gebouw, tot aan de perceelsgrenzen.

1.49 weg:

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

1.50 webwinkel:

het bedrijfsmatig verkopen van goederen via internet, waarbij de goederen elders worden bezorgd en er geen sprake is van een voor publiek toegankelijke winkelruimte of showroom.

1.51 woning:

een gebouw, bestaande uit een hoofdgebouw en bijgebouwen/aan- en uitbouwen, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Meetregels

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • a. de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
  • b. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. druiplijn, het boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  • c. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  • d. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  • e. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  • f. de bouwdiepte van een bouwwerk: vanaf de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend
  • g. het bebouwingspercentage: de som van de oppervlakten van alle bouwwerken binnen een vlak, uitgedrukt in een percentage van dat vlak.
2.2 Aanvullende meetregels

Bij het meten gelden de volgende aanvullende regels:

  • a. het peil voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: mag niet meer dan 20 centimeter boven de hoogte van de kruin van de openbare weg ter plaatse van die hoofdtoegang worden gesitueerd;
  • b. het peil in andere gevallen: mag niet meer dan 20 centimeter boven de gemiddelde hoogte van het rondom afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw, worden gesitueerd;
  • c. ondergeschikte bouwdelen: bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken met buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven in de categorieën A en B van de in bijlage 1 opgenomen 'Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging', dan wel de bestaande bedrijven;
  • b. kantoren;
  • c. maatschappelijke voorzieningen, met uitzondering van geluidsgevoelige objecten;
  • d. daarbij behorende voorzieningen, zoals erven en terreinen, (ontsluitings)wegen, paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en water;


met dien verstande dat:

  • e. risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • f. geluidszoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan.
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

3.2.1 Bedrijfsgebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwperceel mag voor maximaal 80% worden bebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn', dienen gebouwen met hun voorzijde (hoofdtoegang) te worden georiënteerd op de aangeduide gevellijn;
  • d. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrenzen dient tenminste 3 meter te bedragen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de aangeduide hoogtes niet worden overschreden;
  • f. de bouwdiepte van gebouwen (ondergronds of half-verdiept) mag niet meer dan 4 meter bedragen.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:

bouwwerken geen gebouw zijnde   maximale bouwhoogte  
vlaggenmasten   6 meter  
erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn   1 meter  
erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn   2 meter  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   4,50 meter  
3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de aangeduide goot- en bouwhoogtes, mits voor de goothoogte niet meer dan 12 meter en voor de bouwhoogte niet meer dan 16 meter wordt toegestaan en het gebruik op de aangrenzende gronden daardoor niet onevenredig wordt gehinderd.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.4.1 Strijdig gebruik

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden mogen niet worden gebruikt voor:

  • a. detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel;
  • b. bedrijfswoningen.

Artikel 4 Gemengd - Wonen met werken

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - Wonen met werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in combinatie met:
  • b. daarbij behorende voorzieningen, zoals erven en terreinen, tuinen, (ontsluitings)wegen, paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en water;


met dien verstande dat:

  • c. risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • d. geluidszoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

4.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwperceel mag voor maximaal 80% worden bebouwd;
  • c. de bouwdiepte van gebouwen (ondergronds of half-verdiept) mag niet meer dan 4 meter bedragen.

4.2.2 Bedrijfsgebouwen
  • a. bedrijfsgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bedrijfsruimte';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mogen de aangeduide hoogtes niet worden overschreden.
4.2.3 Woningen
  • a. woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan is aangeduid, waarbij geldt dat er maximaal 1 woning per bouwperceel is toegestaan;
  • c. de oppervlakte van een woning mag niet meer dan 100 m² bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn', dienen woningen met de representatieve zijde te worden georiënteerd op de aangeduide gevellijn;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de aangeduide bouwhoogte niet worden overschreden;
  • f. de dakhelling van een kap op een woning mag niet meer dan 60 graden bedragen;
  • g. uitsluitend de begane grond van een woning mag worden ingericht als bedrijfsruimte, met dien verstande dat de hoogte van deze ruimte niet meer mag bedragen dan 4 meter.

4.2.4 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de woning
  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de woning mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen' worden gebouwd;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de woning (hoofdgebouw) worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • e. per woning mag de gezamenlijke oppervlakte aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen en niet meer dan 50 m² bedragen.

4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:

bouwwerken geen gebouw zijnde   maximale bouwhoogte  
erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn   1 meter  
erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn   2 meter  
overkappingen   3 meter  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   4,50 meter  

  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. zijn erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn met een bouwhoogte van maximaal 4 meter toegestaan, mits deze als poort worden vormgegeven en in de architectuur van de bedrijfsgebouwen en/of bijgebouwen bij de woning worden geïntegreerd.
4.3 Afwijken van de bouwregels

4.3.1 Afwijkende hoogte

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwhoogte' door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde lid 4.2.3 onder e en f, ten behoeve van de bouw van een woning met een afwijkende hoogte, met dien verstande dat:

  • a. de goothoogte van een woning niet meer dan 12 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een woning niet meer dan 16 meter mag bedragen;
  • c. de afwijking uitsluitend wordt verleend indien het bouwplan in stedenbouwkundig opzicht past in de omgeving, daarbij onder meer lettend op de situering, de kapvorm en hoogtedifferentiatie.
4.3.2 Bedrijfsruimte op verdieping(en)

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde lid 4.2.3 onder g, om de realisatie van bedrijfsruimte op de verdieping(en) van een woning toe te staan, mits tevens de in lid 4.5.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend.

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.4.1 Strijdig gebruik

De voor 'Gemengd - Wonen met werken' aangewezen gronden mogen niet worden gebruikt voor:

  • a. detailhandel, met uitzondering van:
    • 1. productiegebonden detailhandel;
    • 2. webwinkels.
  • b. horeca;
  • c. buitenopslag.

4.4.2 Bedrijfsruimte

Voor bedrijfsruimten gelden de volgende gebruiksregels:

  • a. het gebruik van bedrijfsruimte(n) door anderen dan de bewoner van de bijbehorende woning is niet toegestaan;
  • b. uitsluitend de begane grond van een woning mag worden gebruikt als bedrijfsruimte.

4.4.3 Bewoning

Het gebruik van bedrijfsgebouwen of vrijstaande bijgebouwen voor bewoning is niet toegestaan.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.5.1 Bedrijfsruimte op verdieping(en)

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde lid 4.4.2 onder b, om het gebruik van de verdieping(en) van een woning als bedrijfsruimte toe te staan, mits bij de aangrenzende woningen sprake blijft van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen (waaronder begrepen water, waterberging en taluds);
  • b. extensief recreatief medegebruik;
  • c. beplanting;
  • d. bruggen, duikers en andere oeververbindingen en kunstwerken;
  • e. voet- en fietspaden;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. aanlegplaatsen voor recreatief waterverkeer;
  • h. voorzieningen ten behoeve van natuurlijke inrichting van de oevers en het water.
5.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan hieronder is aangegeven:

bouwwerken geen gebouw zijnde   maximale bouwhoogte  
verlichting   5 meter  
voorzieningen extensief recreatief medegebruik   3 meter  
hekwerken en andere bouwwerken   1 meter  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   2 meter  
5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 en voor de bouw van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde een bouwhoogte van maximaal 5 meter toestaan, mits het gebruik op de aangrenzende bestemmingen daardoor niet onevenredig wordt gehinderd.

5.4 Specifieke gebruiksregels

De voor 'Groen' aangewezen gronden mogen niet voor parkeren worden gebruikt.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en voet- en rijwielpaden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. bermen en beplanting (waaronder begrepen water en waterberging);
  • d. straatmeubilair.

met dien verstande dat:

  • e. ter plaatse van de aanduiding 'pad', uitsluitend wegen en paden voor langzaam verkeer in de vorm van fiets- en voetpaden zijn toegestaan.
6.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.

6.3 Specifieke gebruiksregels

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen niet worden gebruikt voor een motorbrandstofverkooppunt.

Artikel 7 Leiding - Gas

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een gasleiding met de daarbij behorende beschermingszone, waarbij de bestemming 'Leiding - Gas' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemmingen.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

7.2.1 Verbod

Het is verboden om te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Leiding - Gas' mede bestemde gronden.

7.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 7.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op bebouwing ten behoeve van de gasleiding met een maximale bouwhoogte van 3 meter.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in lid 7.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits de bouw verenigbaar is met de belangen van de gasleiding, de leidingbeheerder daarover heeft geadviseerd en er geen kwetsbaar object wordt toegelaten.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een 'Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden':

  • a. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
  • b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het verrichten van grondroeractiviteiten anders dan normaal spit- en ploegwerk (bijvoorbeeld het aanleggen van kabels, leidingen, riolering, drainage);
  • d. diepploegen (dieper dan 80 centimeter);
  • e. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • f. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • g. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • h. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • i. het indrijven van voorwerpen in de bodem.

7.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 7.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de realisering van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  • c. worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en);
  • d. voorkomen op de beplantingenlijst van de leidingbeheerder;
  • e. mechanisch worden uitgevoerd en daarmee vallen onder de werking van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
7.4.3 Toetsingscriteria

De in lid 7.4.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien de werken en/of werkzaamheden verenigbaar zijn met de belangen van de gasleiding en de leidingbeheerder daarover heeft geadviseerd.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 4

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische resten van historische stads- of dorpskernen, waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

8.2.1 Verbod

Het is verboden te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waarde - Archeologie 4' mede bestemde gronden.

8.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 8.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:

  • a. gronden waarvan uit documenten blijkt dat de archeologische waarden reeds eerder verstoord zijn op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld, hetgeen wordt getoetst door een archeologisch deskundige, of ;
  • b. bebouwing die nodig is voor het archeologisch onderzoek met een maximale bouwhoogte van 5 meter, of;
  • c. bebouwing waarvan de diepte niet meer bedraagt dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), of;
  • d. bebouwing waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 100 m² en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), of;
  • e. de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:
    • 1. de bestaande fundering wordt gebruikt;
    • 2. de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid.
8.3 Afwijken van de bouwregels

8.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in lid 8.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, of;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord, of;
  • c. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden afdoende kunnen worden beschermd middels het verbinden van voorschriften als bedoeld in lid 8.3.2 aan de vergunning.

8.3.2 Beperkingen

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.3.1 onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

8.3.3 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.3.1 wint zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag:

  • a. de bodem met meer dan 1 meter op te hogen boven het bestaande maaiveld;
  • b. het verwijderen van funderingen;
  • c. het aanleggen of uitbreiden van oppervlakteverhardingen zoals wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;
  • d. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, vijvers, sloten, greppels en andere wateren;
  • e. het aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • g. het aanbrengen van diepwortelende bomen en/of beplanting;
  • h. het vellen/rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • i. het veranderen van het grondwaterpeil;
  • j. het uitvoeren van andere grondbewerkingen, waartoe in ieder geval worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden.
8.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 8.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. worden uitgevoerd op gronden waarvan uit documenten blijkt dat de archeologische waarden reeds eerder verstoord zijn op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld, hetgeen wordt getoetst door een archeologisch deskundige, of;
  • b. het archeologisch onderzoek betreffen, of;
  • c. een diepte hebben van niet meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld, of;
  • d. een gezamenlijke oppervlakte hebben van niet meer dan 100 m², of;
  • e. het normale onderhoud en beheer betreffen, of;
  • f. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, of;
  • g. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

8.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.4.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, of;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden als gevolg van de werken of werkzaamheden niet worden verstoord, of;
  • c. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden afdoende kunnen worden beschermd middels het verbinden van voorschriften als bedoeld in lid 8.4.4 aan de vergunning.

8.4.4 Beperkingen

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.4.1 onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

8.4.5 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.4.1 wint zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.

8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Bestaande en afwijkende maatvoering
  • a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maatvoering en situering van gebouwen gelden de bouwregels, zoals die onder de bestemmingen en algemene bouwregels zijn voorgeschreven, dan wel de bestaande overschrijding daarvan, zoals deze op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, of kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
  • b. Het bepaalde in artikel 10.1, onder a. geldt niet voor bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
  • c. In geval van herbouw is het bepaalde onder a, uitsluitend van toepassing indien herbouw op dezelfde plaats geschiedt.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

Als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval aangemerkt:

  • a. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk;
  • b. het plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens;
  • c. het storten en/of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  • d. het gebruik of laten gebruiken van de gebouwen voor een seksinrichting;
  • e. (raam)prostitutie;
  • f. bewoning van vrijstaande bijgebouwen en/of bedrijfsgebouwen.

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

12.1 Geluidzone - industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone-industrie' geldt de geluidzone van het gezoneerde industrieterrein 'Kwinkweerd - Goorseweg' en zijn nieuwe geluidsgevoelige objecten uitsluitend toelaatbaar met inachtneming van de maximaal toelaatbare geluidwaarden volgens de Wet geluidhinder.

12.2 Veiligheidszone
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone' zijn geen kwetsbare objecten toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone' zijn beperkt kwetsbare objecten niet toegestaan binnen 4 meter van het gasontvangststation.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels of de aanwijzingen op de verbeelding:

  • a. voor het toestaan van bedrijfsactiviteiten die niet zijn genoemd in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging', of daarin zijn genoemd in een naast hogere categorie, maar die naar hun aard en invloed op de omgeving kunnen worden geacht te behoren tot een groep van rechtstreeks toegelaten gelijkwaardige bedrijfsactiviteiten;
  • b. voor een geringe overschrijding van de bestemmings- en/of bouwgrenzen en/of aanduidingsgrenzen, indien een meetverschil of de feitelijke toestand van het terrein daartoe aanleiding geeft, of indien een rationele verkaveling van de gronden een geringe overschrijding vergt, mits de grens of grenzen met niet meer dan 2 meter worden overschreden;
  • c. voor een geringe overschrijding van de voorgeschreven maatvoering, afmetingen en percentages, mits deze voorgeschreven maten, afmetingen en percentages met niet meer dan 10% worden overschreden;
  • d. voor het bouwen van sculpturen en andere kunstzinnige werken tot een bouwhoogte van maximaal 3 meter.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

14.1 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' de aldaar voorkomende bestemming(en), geheel of gedeeltelijk te wijzigen in de bestemming 'Gemengd - Wonen met werken' en/of 'Verkeer', ten behoeve van de realisatie woon-werkkavels - waarop woningen met bedrijfsruimten gerealiseerd kunnen worden - en ontsluitingswegen en -paden, mits:

  • a. er maximaal 2 blokken met in totaal gezamenlijk maximaal 16 woningen met bedrijfsruimten worden gerealiseerd;
  • b. in combinatie met wonen uitsluitend de volgende functies worden toegestaan:
  • c. de bouwhoogte van woningen niet meer bedraagt dan 12 meter en de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen niet meer dan 4 meter;
  • d. de ruimtelijke structuur van het gebied, alsmede de situering van de woningen en bedrijfsruimten, in overeenstemming is met de stedenbouwkundige randvoorwaarden uit in de stedenbouwkundige visie en beeldkwaliteitsplan 'Hanzepoort - Wonen en werken aan de Berkel', zoals opgenomen in Bijlage 2;
  • e. bij de bouw van woningen, bedrijfsgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt voldaan aan de bouwregels zoals opgenomen in artikel 4.2;
  • f. bij de meest oostelijke woning op de derde bouwlaag geen verblijfsruimte wordt gerealiseerd, tenzij uit akoestisch onderzoek is gebleken dat de realisatie van een verblijfsruimte vanuit akoestisch oogpunt aanvaardbaar is;
  • g. na wijziging de regels in respectievelijk artikel 4 en/of artikel 6 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • h. met akoestisch onderzoek is aangetoond dat kan worden voldaan aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;
  • i. bodemonderzoek heeft uitgewezen dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
  • j. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • k. er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de beoogde woningen;
  • l. de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven niet wordt belemmerd;
  • m. het verhaal van kosten van grondexploitatie voor de gemeente over de in het wijzigingsplan begrepen gronden via een exploitatieplan of anderszins is verzekerd.
14.2 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied 2' de aldaar voorkomende bestemming(en), geheel of gedeeltelijk te wijzigen, ten behoeve van de realisatie van werkkavels - waarop bedrijfsgebouwen met bedrijfswoningen gerealiseerd kunnen worden - en ontsluitingswegen en -paden, mits:

  • a. er uitsluitend bedrijfsactiviteiten in de categorieën A en B van de in Bijlage 1 opgenomen 'Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging' dan wel daarmee naar zijn aard en invloed op de omgeving daarmee vergelijkbare bedrijfsactiviteiten worden toegestaan alsmede kantoren, maatschappelijke voorzieningen (uitgezonderd geluidsgevoelige objecten), ateliers/studio's, dienstverlening en beroepen aan huis;
  • b. de ruimtelijke structuur van het gebied, alsmede de situering van de bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen, in overeenstemming is met de stedenbouwkundige randvoorwaarden uit in de stedenbouwkundige visie en beeldkwaliteitsplan 'Hanzepoort - Wonen en werken aan de Berkel', zoals opgenomen in Bijlage 2;
  • c. bij de bouw van bedrijfsgebouwen wordt voldaan aan de volgende bouwregels:
    • 1. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 11 meter;
    • 2. elk bouwperceel (kavel) mag voor maximaal 80% worden bebouwd;
    • 3. de bouwdiepte van gebouwen (ondergronds of half-verdiept) mag niet meer dan 4 meter bedragen;
    • 4. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen dient minimaal 3 meter te bedragen;
  • d. per bouwperceel (kavel) maximaal 1 bedrijfswoning wordt gerealiseerd, waarbij geldt dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer dan 100 m² mag bedragen;
    • 2. de goothoogte niet meer dan 6 meter mag bedragen;
    • 3. de bouwhoogte niet meer dan 11 meter mag bedragen;
    • 4. de dakhelling van een kap niet meer dan 60 graden mag bedragen;
    • 5. de bedrijfswoningen dienen te worden georiënteerd op de Hanzeweg of Holmerskamp;
    • 6. de gezamenlijke oppervlakte aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen per bedrijfswoning niet meer dan 50 m² bedraagt;
    • 7. aan- en uitbouwen en bijgebouwen uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning mogen worden gebouwd;
    • 8. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer dan 3 meter mag bedragen;
    • 9. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer dan 5 meter mag bedragen.
  • e. na wijziging voor de ontsluitingswegen en -paden de bestemming 'Verkeer' wordt opgenomen waarvoor de regels in artikel 6 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • f. met akoestisch onderzoek is aangetoond dat kan worden voldaan aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;
  • g. bodemonderzoek heeft uitgewezen dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
  • h. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • i. er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de beoogde bedrijfswoningen;
  • j. de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven niet wordt belemmerd;
  • k. het verhaal van kosten van grondexploitatie voor de gemeente over de in het wijzigingsplan begrepen gronden via een exploitatieplan of anderszins is verzekerd.

Artikel 15 Overige regels

15.1 Parkeren
  • a. een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, verandering van gebruik van een bouwwerk of van gronden - al dan niet gecombineerd - waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op eigen terrein niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
  • b. bij een omgevingsvergunning, dan wel bij de beoordeling of het gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan wordt aan de hand van de normen zoals opgenomen in CROW-Publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' van oktober 2012 bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, met dien verstande dat binnen de bestemming 'Gemengd - Wonen met werken' per bouwperceel (kavel) te allen tijde dient te worden voorzien in minimaal 3 parkeerplaatsen op eigen terrein. Indien de genoemde publicatie gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging;
  • c. het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid a en b, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Hanzepoort'.