direct naar inhoud van Regels
Plan: Laren Schoneveld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0262.laSchoneveldLaren-BP41

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Laren Schoneveld met identificatienummer NL.IMRO.0262.laSchoneveldLaren-BP41 van de gemeente Lochem.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan- of uitbouw:

een gebouw dat aan een woning is aangebouwd, en daarmee in directe verbinding staat en welk gebouw door zijn vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aaneengebouwde woning:

een woning die wordt gekenmerkt door aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen, niet zijnde gestapelde woningen.

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 begane grond:

de bouwlaag van een gebouw die ter hoogte van het maaiveld is gelegen, waarop in de meeste gevallen de hoofdtoegang van het gebouw is gesitueerd, en waaronder zich een kruipruimte, kelder of souterrain kunnen bevinden.

1.9 beroep aan huis:

een dienstverlenend beroep, dat in een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bijgebouw:

een gebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw.

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.14 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.15 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.16 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.17 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.18 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.19 eerste verdieping:

de verdieping van een gebouw die gelijk boven de begane grond-verdieping is gebouwd.

1.20 erker:

uitbouw aan de voor- of de zijgevel van het hoofdgebouw.

1.21 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.22 gestapelde woning:

een woning waarboven en/of waaronder een andere woning is gebouwd of andere woningen zijn gebouwd.

1.23 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.24 hoofdverblijf:

het adres dat fungeert als het centrum van iemands sociale en maatschappelijke activiteiten en dat ingevolge de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens noopt tot inschrijving als woonadres.

1.25 huishouden:

onder een huishouden wordt verstaan een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren.

1.26 kap:

constructie ter afdekking van een gebouw waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een muur, met tenminste 1 hellend vlak.

1.27 kleinschalige bedrijvigheid aan huis:

de uitoefening aan huis van bedrijfsactiviteiten die vanwege hun kleinschalige omvang en geringe invloed op de omgeving kunnen worden uitgeoefend in een gedeelte van de woning, door de gebruik(st)er van die woning, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.28 meer aaneengebouwde woning:

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van drie of meer aaneengebouwde woningen.

1.29 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.30 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een wand.

1.31 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.32 peil:

voor bouwwerken is dit de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer.

1.33 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.34 raamprostitutie:

een seksinrichting in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere, voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.35 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht.

1.36 twee-aaneengebouwde woning:

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen.

1.37 voorgevel:

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.38 vrijstaande woning:

een woning waarvan het hoofdgebouw niet is aangebouwd aan een andere woning.

1.39 woning:

een gebouw dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden.

1.40 wooneenheid:

een gebouw of deel van een gebouw, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Meetregels

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • a. de afstand van een bijgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens: de kortste afstand van het bijgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens;
  • b. de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
  • c. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  • d. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  • e. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  • f. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  • g. de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk: vanaf de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2.2 Aanvullende meetregels

Bij het meten gelden de volgende aanvullende regels:

  • a. het peil voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: mag niet meer dan 20 centimeter boven de hoogte van de kruin van de openbare weg ter plaatse van die hoofdtoegang, worden gesitueerd;
  • b. het peil in andere gevallen: mag niet meer dan 20 centimeter boven de gemiddelde hoogte van het rondom afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw, worden gesitueerd;
  • c. ondergeschikte bouwdelen: bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken met buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. straatmeubilair;
  • d. fiets- en voetpaden;
  • e. het aanbrengen en in stand houden van beplanting ter landschappelijke inpassing van gebouwen, erven en verhardingen;
  • f. waterberging, watergangen, waterpartijen, oevers, taluds, onderhoudspaden en kaden;
  • g. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen;

met dien verstande dat:

  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer uitgesloten - fietspad', geen fietspaden zijn toegestaan.
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden zijn uitsluitend met de bestemming verband houdende bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 3 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van speelvoorzieningen maximaal 5 meter mag bedragen en de bouwhoogte voor palen ten behoeve van nestkasten maximaal 6 meter.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
  • b. de ontsluiting van op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen.

alsmede voor:

  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing', het aanbrengen en instandhouden van beplanting ter landschappelijke inpassing van gebouwen, erven en verhardingen.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 1 meter, met dien verstande dat achter de voorgevellijn erfafscheidingen en pergola's zijn toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 2 meter.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.3.1 Verbod

Het is verboden om ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' zonder of in afwijking van een 'Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' van het bevoegde gezag houtgewas te vellen of te rooien.

4.3.2 Uitzonderingen op het verbod

Het in lid 4.3.1 genoemde verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden:

  • a. die tot het normale onderhoud en beheer worden gerekend;
  • b. die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan in uitvoering waren of waarvoor op dat tijdstip reeds een vergunning was verleend.

4.3.3 Toetsingscriteria

De in lid 4.3.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien door de werken en/of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de landschappelijke inpassing, niet onevenredig wordt of kan worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die inpassing niet onevenredig wordt of kan worden verkleind.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. bermen en beplanting (waaronder begrepen water en waterberging);
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. straatmeubilair.
5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn uitsluitend met de bestemming verband houdende bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.

5.3 Specifieke gebruiksregels

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen niet worden gebruikt voor een motorbrandstofverkooppunt.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. al dan niet in combinatie met een beroep of kleinschalige bedrijvigheid aan huis volgens lid 6.4;
  • c. met de bijbehorende tuinen en erven.

alsmede voor:

  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing', het aanbrengen en instandhouden van beplanting ter landschappelijke inpassing van gebouwen, erven en verhardingen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - boomgaard', het behoud en de instandhouding van een boomgaard.
6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

6.2.1 Algemeen
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' zijn uitsluitend meer aaneengebouwde en twee-aaneen gebouwde woningen toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' zijn uitsluitend twee aaneengebouwde en vrijstaande woningen toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
  • d. gestapelde woningen zijn niet toegestaan;
  • e. binnen alle bestemmingsvlakken 'Wonen' gezamenlijk, zijn in totaal niet meer dan 85 woningen toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bestaand' maximaal 1 vrijstaande woning is toegestaan, of maximaal 2 aaneengebouwde woningen waarbij de voorgevels van de twee aaneengebouwde woningen tenminste 2 meter verspringen ten opzichte van elkaar;
  • f. per bouwperceel is maximaal 1 woning toegestaan;
  • g. een eenmaal gebouwde woning mag niet in een ander woningtype worden omgezet waardoor er in totaal meer dan 85 woningen in het plangebied worden gerealiseerd.

6.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer dan 8 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer dan 12 meter bedragen;
  • d. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag bij:
    • 1. vrijstaande woningen aan beide zijden niet minder dan 3 meter bedragen;
    • 2. twee aaneengebouwde woningen aan één zijde niet minder dan 1 meter bedragen;
  • e. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens met een naburig woonerf, mag bij de eindwoning van een rij met meer aaneengebouwde woningen niet minder dan 1 meter bedragen.

6.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn ook buiten het bouwvlak toegestaan;
  • b. binnen het bouwvlak dienen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op een afstand van tenminste 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden geplaatst;
  • c. een aangebouwd bijgebouw bij een vrijstaande woning dient ten minste 1 meter van de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd, waarbij de bebouwing aan de andere zijde niet minder dan 3 meter van de zijdelingseperceelsgrens wordt gebouwd;
  • d. indien een aangebouwd bijgebouw bij een vrijstaande woning in de erfgrens wordt gebouwd dient de bebouwing aan de andere zijde tenminst 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd;
  • e. buiten het bouwvlak mag de gezamenlijke oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per woning niet meer dan 75 m² bedragen;
  • f. de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 3 meter bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter, mits deze op ten minste 2 meter van de zijdelingse en/of achtergrenzen van het bouwperceel zijn gesitueerd;
  • g. op een afstand van 2 meter of minder van de zijdelingse en achtergrenzen van het bouwperceel mag de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen maximaal 3 meter bedragen (behoudens afwijking);
  • h. de dakhelling van een kap op een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping mag niet meer dan 60 graden bedragen;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder 6.2.3, onder f, g en h, is voor een aangebouwd bijgebouw meer bouwhoogte toegestaan indien dat noodzakelijk is om dakhelling van de kap op het aangebouwde bijgebouw gelijk te trekken met de dakhelling van de kap op het bijbehorende hoofdgebouw, mits de bouwhoogte van de kap op het bijgebouw tenminst 2 meter lager is dan de bouwhoogte van de kap op het bijbehorende hoofdgebouw.

6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. voor het bouwen van overkappingen gelden de onder 6.2.3 opgenomen bouwregels;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag voor de voorgevellijn van het hoofdgebouw niet meer dan 1 meter bedragen en achter deze voorgevellijn niet meer dan 2 meter;
  • c. de oppervlakte van een zwembad mag maximaal 50 m² bedragen;
  • d. zwembaden dienen op een afstand van tenminste 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden geplaatst.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 6.2.1, onder c, en ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' ook twee aaneengebouwde woningen toestaan, mits de bebouwing (hoofd- en bijgebouwen) aan de niet geschakelde zijde ten minste 3,5 meter van de zijdelingse perceelsgrens wordt gesitueerd;
  • b. lid 6.2.2, onder e, en toestaan dat het hoofdgebouw van een eindwoning van een rij meer aaneengebouwde woningen in de zijdelingse perceelsgrens van het naburige woonerf wordt gebouwd, mits dat noodzakelijk is voor een optimale verkaveling van het betreffende bouwvlak in zijn geheel;
  • c. lid 6.2.3, onder d, voor een kap op aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op een afstand van 2 meter of minder van de zijdelingse en achtergrenzen van het perceel, mits:
    • 1. de dakhelling vanaf de zijdelingse en achtergrenzen van het bouwperceel oploopt met een helling van maximaal 60 graden, en;
    • 2. de nok van de kap ten minste 2 meter uit de zijdelingse en achtergrenzen van het bouwperceel is gesitueerd;
    • 3. de bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedraagt.
6.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. een woning mag niet worden gebruikt voor de (tijdelijke) huisvesting van meer dan één huishouden;
  • b. vrijstaande bijgebouwen mogen niet worden gebruikt voor (zelfstandige) bewoning;
  • c. een woning mag worden gebruikt voor de uitoefening van een beroep aan huis/kleinschalige bedrijvigheid aan huis, mits:
    • 1. wonen de hoofdfunctie blijft in de woning;
    • 2. het ruimtebeslag van ondergeschikte betekenis is, met dien verstande dat ten hoogste 30% van de aanwezige vloeroppervlakte van de gebouwen daarvoor mag worden aangewend tot een maximum van 100 m2 per beroepsuitoefening aan huis en maximaal 50 m² per kleinschalige bedrijvigheid aan huis;
    • 3. de beroeps- of kleinschalige bedrijvigheid aan huis wordt uitgeoefend door degene die in de desbetreffende woning zijn hoofdverblijf heeft;
    • 4. er uitsluitend activiteiten plaatsvinden van bedrijfstypen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis';
    • 5. parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein wordt opgelost en er ter plaatse geen onevenredige aantasting van de parkeer- en/of verkeerssituatie optreedt;
    • 6. geen buitenopslag plaatsvindt.
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.5.1 Verbod

Het is verboden om ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' en de aanduiding 'specifieke vorm van groen - boomgaard' zonder of in afwijking van een 'Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' van het bevoegde gezag houtgewas te vellen of te rooien.

6.5.2 Uitzonderingen op het verbod

Het in lid 6.5.1 genoemde verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden:

  • a. die tot het normale onderhoud en beheer worden gerekend;
  • b. die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan in uitvoering waren of waarvoor op dat tijdstip reeds een vergunning was verleend.

6.5.3 Toetsingscriteria

De in lid 6.5.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien door de werken en/of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de landschappelijke inpassing, niet onevenredig wordt of kan worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die inpassing niet onevenredig wordt of kan worden verkleind.

Artikel 7 Waterstaat - Waterstaatkundige functies

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functies' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor onderhoud, beheer en instandhouding van de aangrenzende waterkering, waterberging en afvoer van hoogwater, sediment en ijs, de zorg voor de waterhuishouding en de daarvoor noodzakelijke werken.

7.2 Bouwregels

Op de voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functies' aangewezen gronden is uitsluitend bebouwing ten dienste van de waterhuishouding en de waterstaatkundige functies toegestaan.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.3.1 Verbod:

Het is verboden om de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren op de in lid 7.1 bedoelde gronden zonder een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  • a. het afgraven of ophogen van gronden;
  • b. het dempen van watergangen en/of waterpartijen;
  • c. het aanbrengen/vervangen van beschoeiingen;
  • d. aanleggen van onder- en/of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en de daarmee verband houdende constructies en/of installaties.

7.3.2 Uitzondering op het verbod:

Het in 7.3.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden;
  • b. noodzakelijk zijn voor de realisering van een bouwwerk waarvoor de aanvraag tot een omgevingsvergunning voor bouwen is gehonoreerd;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

7.3.3 Criteria voor verlening:

De in 7.3.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien:

  • a. de werken en/of werkzaamheden nodig zijn voor de realisering of handhaving van de aan de gronden gegeven bestemming, functies of waarden;
  • b. de belangen van de waterstaat en de waterkering daardoor niet onevenredig worden aangetast en de waterbeheerder daar positief over heeft geadviseerd.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Onderkeldering van gebouwen

Voor het bouwen onder een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. de ondergrondse bouwdiepte mag maximaal 4 meter bedragen;
  • b. de ondergrondse bebouwing of halfverdiepte bebouwing mag uitsluitend onder het gebouw worden gerealiseerd, met uitzondering van ingangspartijen en voorzieningen voor de toetreding van daglicht;
  • c. de bouwhoogte van keermuren ten behoeve van ingangspartijen mag niet meer dan 1,20 meter bedraagt;
  • d. de voorzieningen voor de toetreding van daglicht mogen maximaal 1 meter uit de gevel worden gebouwd.
9.2 Parkeernorm

In aanvulling op het bepaalde in artikel 6.2 geldt dat woningen alleen mogen worden gebouwd als er in het plangebied voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

Als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval aangemerkt:

  • a. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het onder de bestemming toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk;
  • b. het gebruik en/of laten gebruiken van bouwwerken voor een seksinrichting;
  • c. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van (raam)prostitutie;
  • d. het plaatsen, laten plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens in strijd met de gegeven bestemming;
  • e. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en wateren als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken vaar- of voertuigen, arken of andere objecten;
  • f. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden voor het storten en/of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels of de aanwijzingen op de verbeelding, voor:

  • a. de vestiging van een bedrijfsactiviteit aan huis die niet is genoemd in de bij deze regels behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis', maar die naar aard en invloed op de omgeving kan worden geacht te behoren tot een groep van rechtstreeks toegelaten gelijkwaardige bedrijven;
  • b. afwijkingen ten aanzien van de voorgeschreven maatvoering, afmetingen en percentages, met dien verstande dat de afwijkingen niet meer dan 10% mogen bedragen van de in deze regels genoemde, dan wel op de verbeelding aangegeven afmetingen;
  • c. het in geringe mate overschrijden van bestemmings- en/of bouwgrenzen en/of aanduidingsgrenzen met ten hoogste 2 meter, indien dat nodig is voor een optimale verkaveling van het betreffende bouwvlak in zijn geheel;
  • d. de bouw van een erker, mits:
    • 1. de diepte van de erker, gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw, niet meer dan 1,50 meter bedraagt;
    • 2. de erker niet meer dan 60% van de voorgevel beslaat en/of maximaal 40% van de zijgevel, van het gebouw waaraan wordt gebouwd;
    • 3. de erker in maximaal 1 bouwlaag op de begane grond wordt gebouwd;
    • 4. de bouwhoogte van een erker niet meer bedraagt dan 25 centimeter boven de vloer van de eerste verdieping van het gebouw waaraan wordt aangebouwd.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Laren Schoneveld'.